'ahes> rubriek™
w
BAL-MASQUé COSTUUMS.
Carnaval, bal-masqué, Pierrots, Pier
rettes. Een dag en een halve nacht
van dwaasheid. Waar talloozen hun
vreugde aan hebben en anderen ver
achtelijk hun schouders voor ophalen.
Waar velen diep in onderduikelen en
spoedig weer bovenspartelen en en
kelen wel eens nooit weer van aan de
oppervlakte komen.... vandaar de
verachtelijk hun-schouders-ophalen-
den
Ondertusschen, en los van alle zede-
preekjes, zijn Pierrots en Pierrettes
eigenlijk stom-vervelende personages.
Jaar in, jaar uit treft men ze aan en
altijd weer in wit en zwart en altijd
weer met een zwart calotje op het
hoofd, en altijd weer met een breeden
geplooiden kraag, wijde broekspijpen
of een wel wat erg pikant kort rokje.
Dat wordt vervelend; en getuigt niet
van de vindingrijkheid van den drager
of de draagster. Wenden we ons hier
dus van af. Maar we kunnen ons wen
den zooveel we willen, een werkelijk
origineel costuum zien we niet. Het is
alles haremdames, misses 1930, hou-
pettes, Chineezen en Volendammers,
nu nog maar niet gesproken van de
apaches en hun „meiden" en de ultra-
vervelende domino's. Wel ziet men
warenhuizen in de groote steden po
gingen wagen met iets anders voor den
dag te komen, maar meestal blijken,
dat niet meer dan kwistig met kleuren
opgetuigde variaties op bekende voor
stellingen te zijn. Een Mexicaansche
broek met een ingezette punt van een
andere kleur, een geweldig groote
hoed of een onsymetrische rok met
veel linten, belletjes of paillettes En
vooral lage decolleté's, korte rokken
een een maskerEn ondertusschen
blijven Pierrots en Pierrettes, los van
alle zedepreekjes, eigenlijk stomverve
lende personages en de laaggedecolle-
teerde juffrouwen met korte rokken en
een masker niet minder.
■mmmam
DAMES-HANDWERKJES.
In vroeger jaren deed bijna iedere
dame een handwerkje, zij borduurde,
zij haakte of breide.
De laatste jaren strekt zich het be
grip van dames-handwerken veel ver
der uit. Tot de vrouwelijke arbeid be
hoort niet uitsluitend meer het haken
van kleedjes het borduren van „slui-
mer-rollen", er is veel meer perspec
tief in gekomen. We verfraaien ons
meubilair, we overtrekken zelf onze
stoelzittingen, ja we beschilderen onze
meubelen! We lakken en vernissen er
lustig op los tot we vroolijke, kleurig»
meubels hebben staan, tusschen de
meer stemmige van donker hout.
Laatst kwam ik ergens op bezoek en
wonderlijk gezellig en origineel deed
me de inrichting der voorkamer aan.
De theetafel vroeg door haar knal
roode kleur dadelijk mijn aandacht.
Het ding stond daar zoo gezellig in
de middagzon, dat ik vol verrukking
er naar toeliep. Een gezellig geel thee
servies, van Engelsch model, (wijde
koppen en groote, versierde ooren)
vormde een levendig contrast in kleur,
't Was een vroolijk en uitbundig geheel!
Daarna werden mijn oogen met mag
netische kracht getrokken naar een
kast.
De gastvrouw zei: ,,'t Was oorspron
kelijk een leelijke, greenenhouten kast
met afschuwelijk gedraaide knoppen.
De kast had al jaren ergens op den
rommelzolder gestaan, totdat de aan
stekelijke lust tot vervangen en moder-
niseeren me aanstak en ik met het kar
weitje begon. De „mooie" knoppen
werden weggenomen en vervangen
door een smalle reep glad-geschaafd
hout. De leelijke gedraaide pooten
werden onzichtbaar gemaakt door zoo'n
dito reep hout onder aan de kast te be
vestigen door middel van spijker en
lijm.
Nu was de vorm der kast verbeterd,
maar de leelijke, gele kleur was ge
bleven. Ik begon te schilderen met
groen, mooi diep gropn en zie het resul
taat! Over de verf kwam een dun
laagje vernis, zoodat deze niet glom,
maar een matte glans vertoonde!!
Wie voelt iets voor dergelijke ge
daanteverwisselingen?
MEISJESMANTEL.
No. 435.
DRIE MANTELS.
No. 432.
Een zeer elegante mantel van don
kerblauw laken. De voorpanden heb
ben een gewonen kraag en revers. Hel
overslaand pand sluit op drie stofóver-
trokken knoopen. Een merkwaardige
vorm van garneering zijn de banen van
zwarte soutache, die we op den rug en
in de zijden kunnen opmerken. Ze
komen tevens voor langs den zoom der
mouwen, vlak onder de bontmanchet
ten. Deze laatste, evenals de garnee
ring van den kraag, bestaan uit beige
caracul. Voor de voering kieze men
licht beige of grijs satijn.
No. 433.
Zwart zibeline laken werd als stof
voor dezen mantel gekozen, waarop
als garneering het kortharig grijs bont
het uitstekend doet. Zooals op de tee-
kening te zien is, zijn in de zijden van
het onderste gedeelte van den mantel,
groote godets gezet. Nervures geven
eenige levendigheid aan den rug. De
mantel sluit van voren op een grooten
knoop die met de stof overtrokken is.
Wit satijn diende voor de voering.
No. 434.
Een eenigszins getailleerde mantel
van cacaokleurig zibelinelaken, ge
garneerd met een kraag en manchet
ten van blauwe vos. Op zeer orginieele
wijze heeft de ontwerper een losse
strook in het rugpand geplaatst, waar
van men met recht zou kunnen zeggen:
„tres parisien". Het onderste gedeelte
is verwijd door godets, die reeds in den
heupnaad beginnen (men merke den
eigenaardigen kegelsnedevorm van
dezen heupnaad op). Van voren sluit
de mantel op een stofovertrokken
'cnoop. De voering bestaat uit beige
satijn.
Mantels voor heel jonge meisjes mo
gen in geen geval opvallen door een
njzondere opschik. Daarom vooral
kozen wij dit model ter plaatsing. Als
stof werd een roodbruine velours de
laine genomen, een tint die heel don
kerblonde of zwarte meisjes goed staat.
Opossum diende voor den kraag en de
manchetten. Op de beide voorpanden
zien we een eenvoudige garneering van
tres in de zelfde kleur als de stof van
Jen mantel. Men kieze bij dit model
:en roodbruin vilthoedje, waarop een
-andje geborduurd is in de zelfde kleur
•:;de.
LEKKERBEKJES.
Lekkerbekjesis een nieuwigheid je,
dat men tegenwoordig in enkele visch-
winkels toebereid kan koopen, maar dat
men ook zeer goed zelf kan klaar
maken.
Men neme filet van vooraf goed
schoon gemaakte schelvisch, haalt deze
door wat meel, dat men te dien einde
op een plat bord heeft uitgestroo:d, en
bakt ze vervolgens aan beide zijden
bruin in kokende slaolie of ander
frituutvet.
Zoo toebereid is de visch heel sma
kelijk samen met diverse koolsoorten
en vooral bij Indische rijsttafel.
CABINETPUDDING.
ons brood een eetlepel bloem
de helft van een halve liter melk
een ei rozijnen een eetlepel
suiker 2 druppels vruchtenessence,
klop het ei samen met de suiker en
Snijdt het brood in kleine stukjes,
meng daarna alles, behalve de rozij
nen, goed door elkaar. Een half uur
laten staan. Bestrijk nu een pudding
vorm met boter en beleg den bodem
en de wanden met razijnen. Nadat het
beslag overgegoten is dekt men het af
met een geboterd papier, waarna men
den vorm een half uur in een stoom
ketel doet.
WIE IS ER ALTIJD GEHEEL OP
RECHT EN HEEFT NOCH NIMMER
EEN LEUGEN GEZEGD?
Zouden er onder ons wel zijn, die
nooit, nooit een onwaarheid hebben ge
zegd, nooit eens hebben getornd of
gerukt aan het koninklijk kleed der
waarheid?
Minstens hebben wij allen wel eens
een beetje gefantaseerd, de sobere,
eenvoudige waarheid wat aangedikt,
wat opgesmukt om er onszelf mee te
bevoordeelen, om onszelf op een mooier
standpunt te plaatsen of ons een eere
of gloriekroon te geven, welke ons niet
toekomt. We zouden schrikken en ver
slagen toezien als we eens alle onwaar
heden aan het licht gebracht zagen;
kleine onoprechtheden van onze beste
vrienden, leugentjes van onze kinderen,
groote levensleugens van hen, die ons
het dierbaarst zijn en die we meenden
te mogen vertrouwen meer dan onszelf
Nooit stompt ons geweten zoo vlug
af als op het punt van liegen. Het be
gint met een kleinigheid; het zooge
naamde leugentje om bestwil en hel
eindigt met groote, absurde onwaarhe
den in ernstige zaken.
De verleiding is zoo groot, om in
plaats van de volle waarheid, in allerlei
omstandigheden maar het eerste het
beste te zeggen wat ons invalt en wat
ons een gemakkelijke, bevredigende
oplossing lijkt. Soms is het lafheid,
soms gemakzucht, ook wel zucht naar
het avontuurlijke. We draaien er om
heen, als men onzen leeftijd vraagt en
als we er niet aan ontkomen kunnen
liegen we er om. We jokken om de
orijs van onze kleeren, de positie, welke
we bekleeden, de financiëele omstan
digheden onzer familieleden, enz.
En nog verwonderen de opvoeders
der kinderen zich erover, dat dezen
een uitgesproken neiging tot liegen aan
den dag leggen. Zij bedenken niet, dat
zij zelf, die het met de waarheid niet
al te nauw nemen, oorzaak zijn, dat
kinderen er lustig op los gaan jokken,
zoo vaak en zoo uitvoerig als °t in hun
kraam te pas komt. Liegen leert een
kind bijna altijd van den volwassene.
Het kind neemt aan, dat het doen mag
wat grooteren doen.
Nemen nu de ouders of opvoeders
bij 't minste of geringste hun toevlucht
tot een leugentje, dan zal een kind de
ernst en de noodzakelijkheid van het
waarheid-spreken nooit inzien. In ieder
gezin komen van die oogenblikken voor,
dat een noodleugentje niet te vermei
den schijnt.
Er wordt gebeld: „Is mijnheer thuis",
wordt er gevraagd. „Neen", antwoordt
het dienstmeisje, „hij is niet thuis". Ze
heeft zoo juist de opdracht gekregen
niemand meer toe te laten, mijnheer
wil nu met rust gelaten worden.
En 't kleine dochtertje staat er bij
en ze begrijpt niet hoe Martha, het
dienstmeisje, dat zeggen kan, terwijl ze
weet, dat Pappie in de huiskamer zijn
'rant zit te lezen. En als ze beweert,
dat Martha er niets van weet, want dat
ze Pappie eens gauw zal roepen, krijgt
ze èn van Pappie èn van Martha grom
men en blijkt het, dat ze haar erg stout
vinden. En 't kind begrijpt niet, wat
ze misdaan heeft, maar voelt zich ver
drietig en te kort gedaan. Maar als ze
eens gaat begrijpen, dat het leugentjes
zijn, waaraan ze gerust mee mag hei-
Den, zal ze zich te meer verwenderen
als men haar zoo streng bestraffen wil,
als ze eens terwille van haar eigen
belangen, een leugen verzint. Laat hr-
ind het vertrouwen in ons, volwasse
nen, behouden. Wij letten er soms niet
eens op, dat het kind door onze leugens
sirn grootste illusie inboet. Wat ouders
of opvoeders zegden, moet voor het
kind rotsvaste waarheid zün.
Onder de heldere, eerlijke oogen
van het kind, zullen wij onszelf ook
beter in bedwang kunnen houden en
hebben we ons weer aangewend strikt
eerlijk te zijn in alles, dan valt het ons
voortdurend gemakkelijker waarheids-
lievend te zijn.
schwantz, het dure modebont bij uit-
'emendheid. De groote soepelheid van
dit bont gedoogde, dat men in bet
voorpand van den rok een door godets
verwijd paneel heeft kunnen zetten.
)e kraag en de zoom van mouwen en
mantel zijn gegarneerd door marter
bont. De blouse is van ivoorkleurig
crepe de chine, heeft een smal staand
kraagje en een rij stofovertrokken
knoopen langs de naden van het schui
ne borstpaneel, benevens een .aantal
bolle knoopjes als sluiting der mouwen.
EEN COMPLET No. 436.
In den regel bestaat een complet uit
een japon met een mantel, maar af en
toe wijkt men wel eens van deze ge
woonte af en vervangt men de japon
door een rok met een blouse, zooals
met het hier afgebeeld model het geval
is. Een tweede bijzonderheid is het
materiaal waaruit mantel en rok ge
maakt zijn: havannabruine breit -
Het onderste gedeelte is licht gedra
peerd en in de linkerheup voorzien van
een strik. Ten slotte merke men op, hoe
een groote overeenkomst tusschen
japon, mantel en blouse is verkregen
door de schuine naden der paneelen op
alle drie onderdeelen te herhalen.
Door ook den hoed van breitschwantz
te nemen heeft men wel een zeer „com
pleet", maar vooral ook uiterst chic
complet gekregen.
öp
jL 'y
y\ ,VlT5
i 1 ju
:-;\V Mj
r*
\v."*V«i v
LVV.0ȟrf u
IN«4yo] j f
MEISJESJURKJE No. 440.
Een frisch, eenvoudig jurkje voor
een meisje van ongeveer 7 jaar. Als
stof werd fluweel genomen, fluweel in
een mosgroene tint voor het rokge-
deelte en de strook over de borst en
de polsen en een zelfde stof, maar
in zacht grijs met mosgroene pastilles,
voor het lijfje met de mouwen. Het
ceintuurtje is van groen leer, en juist
boven, in de zijden, zien we twee
verticale zakjes.