KERKNIEUWS RECHTZAKEN ONDERWIJS De Wenteltrap ZATERDAG 8 FEBRUARI 1930 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 5 INGEZONDEN MEDEDEELING. ONZE LIEVE VROUW TER NOOD TE HEILOO. 1905 1930 Een afscheid. Op Dinsdag, den 11 den Februari a.s., op den schoonen feestdag van de verschijning van onze Lieve Vrouw van Lourdes, zal in het Heiligdom van O, L. Vr. ter Nood te Heiloo, 's morgens te 9 uur, een treffende plechtigheid plaats grijpen. Voor de laatste maal zal dan daar, op de plaats waar volgens de eeuwen-oude overle vering de H. Maagd ook eens verschenen zou zijn tusschen de ruïne van haar, in 1573, ver woeste Heiligdom, door pastoor van Meeu wen, geassisteerd door de beide priesterleden der Bisschoppelijke Commissie O. L. Vr. ter Nood, op plechtige wijze de H. Offerande wor den opgedragen en met het feestelijk Te Deum worden besloten, aldus op de meest waardige wijze het binnen enkele weken ein digend vijf en twintig-jarig tijdperk der zoo heerlijk herleefde Devotie afsluitend. Onder deze H. Mis van dankbaarheid zal de voorzitter der Bissch. Commissie, de zeer- eerw. hooggel. heer prof. Nolet, de af- scheidspredikatie houden. Dan zal enkele da gen daarna het bestaande, intiem-devote nood kapelletje worden afgebroken en begonnen met den bouw der nieuwe „Kapel van eerherstel en dankbaarheid", op de fundeering welke daarvoor reeds twintig jaar geleden gelegd is er. waarop de noodkapel was gebouwd. Niet zonder weemoed zuilen wij van dat on dierbaar geworden kapelletje scheiden, dat zoo één was geworden met de gezegende plaats, waar, even als voor eeuwen, zooals 't oude lied ons verhaalt, zoo menig ziel haar droeve klachten heeft uitgestort, maar ook ondervon den heeft, met hoeveel waarheid ons een an der oud lied verhaalt, dat zij die daar zich tot de H. Maagd wenden kunnen getuigen.: „Hare hulp is groot, op deze heilige Stede". Die verklaarbare weemoed door het schei den opgewekt zal echter gelenigd worden door de gedachte, dat nu eindelijk aan onze lieve Moeder de „Kapel van eerherstel en dank" zal worden geschonken, welke de Bisschoppe lijke Commissie vanaf het begin harer werk zaamheid voor oogen heeft gestaan, maar vcorloopig niet mocht bouwen en dat deze nieuwe kapel, niet minder devoot, meer eer en glorie zal geven aan Onze Lieve Vrouw ter Nood en door Haar aan haar goddelijken Zoon Geen schooner tijdstip om dien bouw te be ginnen en te be'iin.digen, kon worden .gekozen dan het eerste jaar. waarin ae treffende Hei- loo'er Devotie een nieuw tijdperk gaat aan vangen. Binnen zeer korten tijd hoopt de Bissch. Commissie haar plannen om onze Lieve Vr. ter Nood's zilveren feest te vieren aan hare tal rijke vereerders te ontvouwen en mede te dee- len welke groote verwachtingen zij koestert van hunne liefde tot de H. Maagd. Inmiddels spreekt zij hierbij haar vertrouwen uit, dat zeer velen, die nabij „Kapel" wonen, bij de laatste H. Mis tegenwoordig zullen zijn er. dat alle Maria-vereerders en zijn dit niet alle Katholieken? zich in den gee.st met dit heilig Offer zullen vereenigen, om den Ge ver aller gaven te danken voor den onmetelij- ken vloed van zegeningen, welke Hij door de H. Maagd, als O. L. Vrouw ter Nood in het oude Heilig Loo vereerd, aan ons volk heeft geschonken en dat zij vurig zullen bidden, dat deze de schoone Devotie tot deze Troost der Bedrukten steeds grooter moge worden, opdat meer en meer moge blijken met hoeveel recht wij die heilige plaats mogen noemen, zooals onze voorouders deden: „Capelle Soet". W. NOLET, professor Gr. Seminarie te Warmond, Voorzitter. A. J. M. VAN MEEUWEN, pastoor te Heiloo. C. N. J. MEIJSING, pastoor te Wasse- JAN STUYT, architect, Bezuidenhout 195, Den Haag. G. TH. M. VAN DEN BOSCH. „Duin- rust", Overveen, Secr.-Penningm. LIEBERMANN VOOR HET AMSTERDAMSCHE HOF. De tiende dag van het strafproces tegen Salomon Liebermann, dienende voor het Ge rechtshof te Amsterdam ving gisteren, alsof er geen requisitoir en geen pleidooien geweest zijn, aan met het verhoor van den accountant R A. Dyker te Den Haag. Get. heeft op 8 Januari 1^19 op verzoek van de justitie te Den Haag een onderzoek inge steld naar den financieelen toestand van de Holland Amerika Levensverzekering-maat schappij. bij welke instelling Liebermann direc teur was. Het beheer van Liebermann was slecht. Get. kan zich dan ook niet voorstellen, hoe men aan het accountantsrapport eenige voor Liebermann gunstige beteekenis kan toe kennen. Omstreeks October 1924 werd get. door Lie bermann verzocht een onderzoek in te stellen naar de balans van de Gooische Hypotheek bank. Bij deze controle bleek get. dat de Gooi sche in nauwe relatie stond met de Disconto- bank, zoo zelfs, dat de Discontobank de kas sier was. van de „Gooische". Bij de controle bemerkte get. aldra dat hij de balans niet zou kunnen teekenen. „De Veendammer" op het tapijt. In. de tweede helft van Mei 1927 of in de eerste dagen van Juni kwam Möhring op get.'s kantoor. Hij vroeg get. namens Liebermann of get. principieel bereid zou zijn de waarde van de aandeelen in een hypotheekbank, welke Liebermann wilde koopen, te bepalen en daar toe een boekenonderzoek in te stellen. Toen Möhring vroeg op bij de bepaling van de waarde van aandeelen de schuld aan pand briefhouders zou kunnen worden gesteld op den beurskoers van de pandbrieven, heeft get. die vraag ontkennend beantwoord en uitdruk kelijk gesteld, dat de schuld voor de volle no minale waarde in rekening moest worden ge- biacht. Toen gel. vervolgens uitdrukkelijk vroeg waarom Möhring de schuld lager wilde stellen dan ze werkelijk is, antwoordde Möh ring zoo verward dat de zaak, die get. reeds vreemd voorkwam, gel. niet duidelijk gemaakt kon worden. Get. heeft, na dit korte onderhoud met Möh ring, bij welk onderhoud get. blijkbaar is ge polst of hij de digagiolheorie zou willen slik ken, geen enkele bemoeiing meer met de Veendammergeschiedenis gehad. Pres.: Hoe is uw oordeel over Liebermann? Get.: Ik beschouw hem als een buitengewoon moeilijk te beoordeelen mensch, vol van fan tastische, financieele plannen Ik heb er nooit achter kunnen komen of hij werkelijk in die plannen geloofde. Een goed advies. Get. doet dan mededeeling van een gesprek, dat hij mét Liebermann heeft gehad, waarbij Liebermann een verhaal deed c-er zijn plan nen betreffende een zaak, welke veel punten van overeenkomst vertoonde met die van de „Veendaromer". Toen gat. Liebermann had aangehoord, wees hij verd. er op dat voor uit voering dezer plannen hel bezit van den ver zekerde onder geen beding mocht worden aan gesproken, waarop Liebermann hem uitbundig bedankt heeft voor zijn goed advies. Pres.: „Geloofde u, dat hij te goeder trouw was?" Get.: „Ik kan. u nogmaals zeggen, dat ik dc\aromtrent nooit zekerheid heb kunnen krij gen'. Pres. „Hoe is uw oordeel over Möhring?" Get.: „Een zwakke naiuur, die langzamer hand geheel onder invloed van Liebermann is gekomen". Pres.: „En, Möhring. bent u het eens met de verklaringen van den heer Dijker?" Möhring (voor het hekje komend)„Getuige heeft mij in 1928 gezegd, dat hetgeen ik voor stelde misschien niet honderd procent moreel was, maar tócr gebruikelijk is in de geld- wereld". Getuige Dijker (met slemverheffing): „Ab soluut onwaar, meneer de president". De „Atlas"-plannen op het podium. Pres.: „Heeft Möhrin.g bij u de „Atlas'-plan- nen ter sprake gebracht?" Get.: „Daar is niet over gesproken, Möh ring sprak slechts van „een combinatie" Möhring: „Ik heb wel degelijk met den heer Dijker over de „Atlas"-plannen gesproken: meneer Dijker heeft nog zijn handen in elkaar geslagen, toen ik de namen van mr. Patijn en mr. Limburg noemde". Get.: ""Dat lijkt me niet mogelijk". Mr. Kokosby: „U hebt, toen Möhring bij u is geweest, hem niet definitief afgewezen, maar u hebt gezegd: „kom maar eens terug en breng een voorschot mee. Staat u er nu niet omheen te draaien!" Get.: „Ik heb in ieder geval te kennen ge geven, dat ik niets met de zaak te maken wil de hebben". Mr. Kokosky (boos): „Daarom hebt u zeker een bedrag van 1000 a f 1200 als voorschot genoemd. Uw verklaringen zijn al net als die van. de meeste anderen. Nu zijn alle menscben bang voor hun naam!" Pres.: „Mijnheer Dijker bedoelde het voor schot ironisch; accountants vragen dat nooit". Get.: „Zóó is het". Liebermann: „Laat mij het eens uiteenzet ten!" Pres.: „Wat weet u er nu van, het was een onderhoud tusschen de heeren Dijker en Möh ring alleen". Mr. Kokosky overweegt schorsing. Mr. Kokosky: „Ik overweeg schorsing van de zaak te vragen, om tegen de verklaringen van den heer Dijker, verklaringen van andere getuigen naar voren te brengen! Het is jam mer, dat mr. Duys er niet is, dan zou ik de zaak met hem overleggen", Pres,: „Mr. Duys komt iets later, dat heeft hij getelefoneerd. U hebt alle gelegenheid nog nieuwe getuigen te deen hooren; daarvoor is toch geen schorsing noodig". Mr. Kokosby: „Ik kan de getuigen toch niet uit mijn mouw schudden". De volgende getuige is de heer A. van Dam, directeur van de Bank voor Onroerende Goe deren te Amsterdam. De president vraagt hem waarvoor hij bij de aflossing van de Asta-hypotheek 69.000 ontvangen heeft. Get.: „Na de aflossing van de Asta-hypo theek, die 6 pCt. rente deed wilde de geld- neemster niet meer dan. 5 5 pCt. geven. Wij berekenden steeds 7 pCt, Pres. „Het kwam er dus op neer, dat de Vcendammer die 1,5 pCt. moest bijbetalen". Gel.: „Ja, dat is zoo". Mr. Kokosky: „Had mr. van Gigch hierin ock geadviseerd?" Get. kan zich dat niet herinneren; Lieber mann zegt te weten, dat dit wèl het geval is geweest. De twee millioen van Liebermann. In den breede bespreekt de president dan met Liebermann, waarom hij zooveel geld noo dig had; hij zocht twee millioen en kwam daar toe ook bij den' heer Van. Dam, die toen de „Maraboe"-transactie heeft geadviseerd. Als de president dan aan get. v. Dam vraagt of hij de 69.000 uit de „Asta" aan curatoren heeft teruggegeven, antwoordt get., dat zulks alleen het geval rs geweest met de winst van 5000.— Pres.: „Dus de rest was geen winst?" Get.: „Neen, dat waren renteverschi! en kosten". De president laat dan getuige L. W. S. Paardekooper voor het hekje komen en deelt hem mede, dat hij, in verband met hel feit, dat mr. Duys eerst des middags aanwezig kan zijn, in het middaguur zal worden verhoord. Hierna wordt gepauzeerd. Na herooening der zitting blijkt, dat mr. Duys inmiddels is gearriveerd. De president roept dan. Liebermann naar voren en rekent hem voor, dat hij bij elkaar J 1.942 000 uit de kas der .Veendamraer" ont vangen heeft. Als ik dus gesproken heb van twee mil lioen was ik er niet ver af, aldus de president. De president begrijpt het niet. Liebermann protesteert en tracht voor te re kenen, dat het niet zoo vee! is geweest, hij heeft bovendien kosten gemaakt, de salarissen van mr. Schürman en Van Gigch.... Pres.: Maar dat mocht de „Veendammer" tcch niet betalen! Liebermann: Meneer de president, wat jam mer toch, dat u het niet begrijpt- Pres.: O jawel, ik begrijp het heusch wel. Nadat u uw heele belang verkocht had aan Paardenkooper, kreeg u nog gelden. U had tcch de betalingen van Kok en de „Maraboe" niet mogen ontvangen, u hebt steeds gedacht, dat u zich met activa van de „Veendammer" kon laten betalen, 't Komt er feitelijk op neer. dat de twee millioen, van de „Veendammer" geleend, eerst gingen naar de Discontobank, die door de „Veendammer" werd gedechar geerd en toen naar u, waaron u werd gedechar geerd door de Discontobank, die inmiddels in handen was van mr. Denekamp. Liebermann: 't Is heusch nooit mijn bedoe ling geweest om van deze decharge gebruik te maken. Mr. Duys: Alles is verklaarbaar, mits de goede trouw van Liebermann wordt aangeno men. Vervolgens treedt de heer L. W. S. Paar- derkooper als getuige naar voren. Bij het verhoor van den heer Paardekooper herhaalt deze als zijn overtuiging, dat Lieber mann veel en veel meer voor de „Veendammer" zou hebben gedaan als hij niet altijd die sa menscholing van juristen om zich heen had gehad, die hem in anderen zin. adviseerden, Pres.; Hadden zij daar dan belang bij? Get.: Ik heb eens tegen mr. van Gigch ge zegd, dat het er op leek, dat hij het op een strafzaak aanstuurde om daar ook nog eenige tonnen uit te halen! Mr. Duys: Hij kan een strafzaak krijgen, maar dan als verdachte! (Vroolijkheid). Nadat tenslotte Möhring nog op enkele pun ten is gehoord, waarbij Paardenkooper toelich tingen geeft, wordt te half vijf de zitting ver daagd tot Vrijdag 14 dezer. Dien dag is be stemd voor de re- en duplieken en voor Lie- bermann's laatste woord. Mocht men niet ge reed komen, dan zal zoo mogelijk ook Zater dag 15 dezer nog een zitting worden gehouden. Een driftige directeur. Voor de Rotterdamsche Rechtbank heeft te recht moeten staan een directeur van een in formatie- en recherchebureau wegens mishan deling van zijn kantoorbediende, op wien hij kwaad geworden was over de vraag, of de praatjes, die over den directeur liepen, waar waren. Deze vraag had de jongman gesteld aan een ook op het kantoor werkzame juf- ftouw, die, zooals bij vrouwen meer voorkomt, haar mond niet hield en de brutale vraag over briefde. De zeer vertoornde directeur, wiens boosheid bovendien werd aangewakkerd door het gebruik van een „glaasje", had allerlei bedreigingen geuit aan het adres van den jon geman, dien hij op zijn privé-kantoor opwacht te. Zoo gauw de jongeling daar verscheen werd hij onthaald op stompen, een lamp werd stukgegooid en de booze baas had geschreeuwd En nou mijn revolver!" en zijn bediende in een kamer opgesloten. Door een ruit stuk te slaan, had de jongeman zich eindelijk zijn vrijheid weten te heroveren. De als getuige optredende kantoorjuffrouw was niet erg standvastig geweest in haar verklaringen. Eerst had zij de schuld geworpen op den bediende, later had zij zich minder vleiend over den directeur uitgelaten en tenslotte had zij weer verklaard in een, naar thans bleek, door den directeur gedicteerden brief, dat wat zij v^n haar patroon had gezegd, onder pressie van de politie uit haar praatgraag mondje was ge komen. Het O. M. eischte drie maanden gevange nisstraf. De verdediger vroeg of niet met een geld boete kon worden volstaan. De roofoverval op de Bloemgracht te Amsterdam. De Amsterdainsche Rechtbank veroordeelde P V., los-werkman, recidivist, een der ver dachten van den gemaskerden overval op een winkelier op de Bloemgracht, tot een gevange nisstraf van één paar en zes maanden met af trek van 3 maanden voorarrest. De eisch luidde 5 jaar gevangenisstraf. Verd. was in gezelschap van een tweeden persoon een winkel aan de Bloemgracht bin- .ttengedrongen. Zij hadden den winkelier on der bedreiging gedwongen hun geld te geven. De mededader werd reeds veroordeeld, doch naar de geestvermogens van P. V. was eerst een psychiatrisch onderzoek ingesteld. De inbraak in een bontwinkel, te Amsterdam. De Amsterdamsche Rechtbank deed uit spraak in de zaak tegen den los-werkman J. H. v. B., verdacht van inbraak en poging tot diefstal in de bontzaak Lichtenstein, in de Kalverstraat te Amsterdam Verd. was door een nachtwaker betrapt, en was gevlucht. Hij werd echter later gegrepen in de nabijheid van het Spui. De rechtbank veoordeelde v. B., wegens po ging tot diefstal met braak, tot een gevange nisstraf van één jaar en zes maanden. EINDEXAMENREGELING VOOR DE H. B. S. Afronding van het eindcijfer 51/? naar boven. Minder invloed aan de de:kundigen toegekond. Staatsblad No. 35 bevat oen Kon. Besluit waarbij eenige veranderingen worden aan gebracht in de examenregeling voor de H. B. S.-scho!en met 5-j. c., zooals d eze bij Kon. Besluit van 8 Juni 1920 door m'nister Waszink was vastgesteld. Zooals men zich herinneren zal, heeft minister Terpslra do inwerking treding van deze examenrege ling, waarschijnlijk in verband met de daartegen gerezen bezwaren, bij K. B. van 20 November j.l. opgeschort tot 1031. .De toen gekoesterde verwachting, dat met- name ten aanzrnn van het „cijfer 5" een wijziging zon worden aangebracht, is juist gebleken. ..Indien de lceraar en de deskundige bij de bepaling van het eindcijfer niet tot overeenstemming komen, dan wordt, het definitieve cijfer, zoo was door oud-m:nis ter Waszink bepaald, verkregen door het gemiddelde te nemen van de cijfers, onder scheidenlijk door examinator en deskun- dige toegekend, met. dien verstande, dat bij gemengde getallen het naaslbijliggend geheel gefal geldt. Gemengde getallen met do breuk worden naar benoden afge rond. Het thans afgekomen Kon. Besluit voegt aan dezen zin toe: „met uitzondering van het getal 5'/j, hetwelk Lot zes wordt afgerond". De verzwaring van hot eindexumen door oud-minister Waszink aangebracht, door wijziging van de waarde van het. cijfer 5 'van „even voldoende'' in „bijna voldoende", is dus gebleven. Verlichting van deze be paling komt er slechts in zooverre, dat de 5'/a thans voor een 6 geldt in plaats van voor een 5. Een ander bolangriik punt is, da! minis- tor Terpstra de bepaling van zijn voorgan ger, luidende: „Bij 't mondeling examen hebben de deskundigen het recht, na over leg met den examinator, vragen to stollen", heeft teruggenomen en daarvoor in de plaats heeft gesteld: „Bij het mondeling examen is do examinator verpFcht. over een bepaald onderdeel der examenstof eenige vragen aan den Candida at tc stel len» indien do deskundige daartoe den wensch te kennen geeft". Dit betcekent een aanzienlijke beperking van do door oud- minister Waszink aan de deskund:gen toe gedachte bevoegdheid. Ze'.f zullen de des kundigen geen vragen aan de candidaten mogen stellen. De wijze van examineeren blijft den leeraar toevertrouwd; op de te vrager# examenstof behoudt de deskundige echter wel invloed. „Tel." FEUILLETON. Uit het Amerikaansch vau MARY ROBERTS RINEHART. 20) Uitstekend, meneer Innis, zei ze kort af, draaide zich om en liep langzaam de wen te'trap op. Wij bleven met zijn drieën naar die witte wollen deken staren. Waarachtig, viel Halsey uit, dit huis is een wandelende nachtmerrie en ik heb het gevoel dat wij met zijn drieën „buitenstaanders", die ons goede geld be taald hebben voor het voorrecht in deze spookfabriek te mogen wonen, alles uit de eerste hand krijgen Geloof jij, vroeg Gertrude met een stem waarin twijfel klonk, dat zij die de ken werkelijk naar Thomas wilde bren gen i Thomas stond achter die magnolia, antwoordde Halsey, teen ik achter juf frouw Watson aanliepDe zaak komt mijns inziens hierop neer dat jufrouw Wat son's deken en Rosie's mand maar een ding kunnen bet eekenen: namelijk dat er iemand verborgen gehouden wordt in de tuinmanswoning. Het zou mij niet verba zen als dat de sleutel tot het raadsel ble^k. In ieder geval ga ik er heen om het te onderzoeken. Gertrude wilde ook mee gaan, maar zij zag er zoo ontdaan uit, dat ik het beter vond dat ze thuisbleef. Ik riep Liddy om haar naar bed te helpen en toen gingeu Halsey en ik er samen, op uit. Het gras was nat van dauw; Halsey nam na melijk den korsten weg over het grasveld. Halverwege bleef hij staan. We kunnen toch beter de oprijlaan gaan, zei hij, dit is geen grasveld, het lijkt wel een wei. Waar is de tuinman toch? Er is er geen. We mogen al dank baar zijn dat er gekookt wordt <en dat de bcel wordt schoongehouden. De tuinman van de Armstrongs werkt op de club. Helpt, u me herinneren, dat ik mor gen iemand uit de stad laat komen, ik weet er wel een. Ik geef dit gesprek weer omdat de tuinman dien Halsey den volgenden dag stuurde, een belangrijke rol zou spelen in de gebeurtenissen van de volgende we ken. In de oprijlaan wees ik Halsey de plaats waar ik Rosie's mand gevonden had met het gebroken porcelein er in. Hij nam het geval nogal nuchter op. Dal zal Warner wel geweest zijn, zei 'hij toen ik met mijn verhaal klaar was. Hij heeft zeker gekheid gemaakt met Rosie en daarna de scherven opgenomen, omdat hij bang is voor zijn banden. Uil welke opmerking blijkt, dat men dicht bij de waarheid kan zijn en toch veraf! Bij de portierswonig was alles rustig. Er was licht in de zitkamer beneden en een zwak schijnsel, als van een omkapte lamp, in een van de bovenkamers. Ik liep over het kleine bordes, dat hee- lemaal begreeid was met kamperfoelie en bewoog den klopper van de buitendeur op en neer. Thomas deed zelf open. Thomas, ge heel gekleed en gezond als een visch. Ik had de deken over mijn arm. Ik kom je de deken brengen, Thomas, zei ik. Het spijt me dat je zoo ziek bent. De oude man staarde onthutat van do deken naar mij en zijn verlegenheid zou onder ander omstandigheden bepaald grap pig geweest zijn. Wat? Niet ziek? zei Halsey, die zich bij mij had gevoegd. Thomas,, ik geloof, dat die ziekte van jou raanr een praatje is. Thomas scheen iets met zichzelf te over leggen. Teen kwam hij in dp portiek en deed do deur zacht achter zich dicht. Ik geloof, dat. het beter is, dat u bin nenkomt, juffrouw Innes, zei hij op fluis terenden toon. Ik weet niet meer wat ik doen moet en vroeg af laat komt het toef» uit. Hij duwde de deur weer open en ging naar binnenHalsey kwam vlak achter mij aan. In de zitkamer keerde de oude neger zich met rustige waardigheid naar Halsey. Blijft u zoolang hier meneer, zei bij, ik kan alleen de juffrouw maar mee naar boven nemen. Het was niet zooals Halsey verwacht had. Hij ging op de middentafel zitten met de handen in de zakken en keek mij na toen ik achter Thcmas aan de nauwe trap opging. Boven aan de trap stond een vrouw en toen ik goed keek zag ik dat het Rosie was. Zij deed verschrikt een stap achteruit, maar ik zei niets. Thcmas wenk te mij naar een halfopenstaande deur en ik ging naar binnen. Er waren boven drie slaapkamers, alle maal gezellig gemeubeld. In de kamer die ik binnenging, de grootste en luchtigste van de drie, brandde een nachtlamp en ik ontdekte een wil-ge'.akt ijzeren ledikant. Er lag een meisje in slapend of in een soort verdooving, want zij mompelde zoo nu en dan in zichze'f. Rosie scheen al haar moed weer bij elkaar geraapt te heb ben ze kwam weer binnen en draaide het licht op. Toen begreep is het. In het koortsige, zieke meisje in bed, herkende ik Louise Armstrong. Stom van verbazing keek ik op haar neer. Louise, die zich ziek en alleen schuil hield in do portierswonigRosie kwam naar het bed en streek de dekens glad. Ik ben bang, dat ze vanavond erger is, zei hel meisje. Ik legde mijn hand op hot voorhoofd van de zieke. Het brandde van koorts en ik keerde me naar Thomas die op de gang was blijven staan wachten. Vertel me eens Thomas, hoe hei komt, dat ik hiervan iets geweten heb? vroeg ik verontwaardigd. Thomas was onder een hoedje te van gen. Juffrouw Louise wilde het niet, zei hij deemoedig, ik had het u graag ge zegd; Ze had den avond dat ze kwam ul een dokter moeten hebben, maar ze wilde er niets van hooren. Is ze.... is ze erg ziek, juffrouw Innes Heel erg, zei ik koel, vraag of meneer Innes boven komt. Halsey kwam en bleef nieuwsgierig- rondkijkend in de deur staan hij keek naar Rosie en naar mij cn toen viel pa- zijn blik op het rusteloozc meisjehmoofd op het kusen. Met een paar passen was hii de kamer door en boog zich over het bed. Louise I zei hij zacht, maar zij gaf geen antwoord en scheen hem niet tc kennen. Halsey was jong en ziekte was iets nieuws voor hem. Hij kwam lang zaam overeind en terwijl hij voortdurend naar haar bleef kijken, j>akte hij mij bij den arm. Zo is doodziek, tante Ray! zei hij heesch. Misschien wel stervende. Zr kent mij niet eens meer! Onzin beet ik hem toe, daar is geen sprake van, knijp mijn arm niet zoo. De vreemde ontdekking had mij prikkelbaar gemaakt. Op dat oogen blik ontwaakte Louise uit haar verdooving en begon hevig te hoes fen. Toen de hoestbui bedaard was, legde Rosio het meisje weer neer: ze was uitge put, maar ze herkende ons thans. D.it was wat Halsey wenschtevoor heiu was hel terugkomen van het bewustzijn het begin van herstel. Hij liet zich op dc knieën naast het bed vallen en probeerde haar te verzekeren dat alles in orde was en dat zij gauw heter zou worden en dat hij haar nog altijd even mooi en lief vond, maar hij was zoo ontroerd, da! hij niet uit zijn woorden kon komen. Ik vond dat hel zoo welletjes was en zei hem de lcamcr te gaan. Onmiddellijk beyal ik, toen hij aar zelde, en laat Rosie hier komen. Hij ging niet ver weg. Hij zette zich bo ven aan den trap nadat hij eerst, den dok ter getelefoneerd hud en zat iedereen in den weg. Eindelijk stuurde ik hem naar huis om dc auto tc halen voor het geval dat de dokter zou toestaan om het meisje naar de villa tc vervccren. Hij stuurde Gertrude naar de portierswoning, belader met allerlei onmogelijke en overbodige din gen, zooals een arm vol badhanddoeken en een doos mosterdp'eisters. Dc twee meisjes kenden elkaar en Louise was zichtbaar blij met Gertrude's komst. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 5