KERKNIEUWS
RECHTZAKEN
ONDERWIJS
De Wenteltrap
ZATERDAG 8 FEBRUARI 1930
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 5
INGEZONDEN MEDEDEELING.
ONZE LIEVE VROUW TER NOOD TE
HEILOO.
1905 1930
Een afscheid.
Op Dinsdag, den 11 den Februari a.s., op den
schoonen feestdag van de verschijning van
onze Lieve Vrouw van Lourdes, zal in het
Heiligdom van O, L. Vr. ter Nood te Heiloo,
's morgens te 9 uur, een treffende plechtigheid
plaats grijpen.
Voor de laatste maal zal dan daar, op de
plaats waar volgens de eeuwen-oude overle
vering de H. Maagd ook eens verschenen zou
zijn tusschen de ruïne van haar, in 1573, ver
woeste Heiligdom, door pastoor van Meeu
wen, geassisteerd door de beide priesterleden
der Bisschoppelijke Commissie O. L. Vr. ter
Nood, op plechtige wijze de H. Offerande wor
den opgedragen en met het feestelijk Te
Deum worden besloten, aldus op de meest
waardige wijze het binnen enkele weken ein
digend vijf en twintig-jarig tijdperk der zoo
heerlijk herleefde Devotie afsluitend.
Onder deze H. Mis van dankbaarheid zal
de voorzitter der Bissch. Commissie, de zeer-
eerw. hooggel. heer prof. Nolet, de af-
scheidspredikatie houden. Dan zal enkele da
gen daarna het bestaande, intiem-devote nood
kapelletje worden afgebroken en begonnen met
den bouw der nieuwe „Kapel van eerherstel
en dankbaarheid", op de fundeering welke
daarvoor reeds twintig jaar geleden gelegd is
er. waarop de noodkapel was gebouwd.
Niet zonder weemoed zuilen wij van dat on
dierbaar geworden kapelletje scheiden, dat
zoo één was geworden met de gezegende plaats,
waar, even als voor eeuwen, zooals 't oude
lied ons verhaalt, zoo menig ziel haar droeve
klachten heeft uitgestort, maar ook ondervon
den heeft, met hoeveel waarheid ons een an
der oud lied verhaalt, dat zij die daar zich
tot de H. Maagd wenden kunnen getuigen.:
„Hare hulp is groot, op deze heilige Stede".
Die verklaarbare weemoed door het schei
den opgewekt zal echter gelenigd worden door
de gedachte, dat nu eindelijk aan onze lieve
Moeder de „Kapel van eerherstel en dank"
zal worden geschonken, welke de Bisschoppe
lijke Commissie vanaf het begin harer werk
zaamheid voor oogen heeft gestaan, maar
vcorloopig niet mocht bouwen en dat deze
nieuwe kapel, niet minder devoot, meer eer en
glorie zal geven aan Onze Lieve Vrouw ter
Nood en door Haar aan haar goddelijken Zoon
Geen schooner tijdstip om dien bouw te be
ginnen en te be'iin.digen, kon worden .gekozen
dan het eerste jaar. waarin ae treffende Hei-
loo'er Devotie een nieuw tijdperk gaat aan
vangen.
Binnen zeer korten tijd hoopt de Bissch.
Commissie haar plannen om onze Lieve Vr. ter
Nood's zilveren feest te vieren aan hare tal
rijke vereerders te ontvouwen en mede te dee-
len welke groote verwachtingen zij koestert
van hunne liefde tot de H. Maagd.
Inmiddels spreekt zij hierbij haar vertrouwen
uit, dat zeer velen, die nabij „Kapel" wonen,
bij de laatste H. Mis tegenwoordig zullen zijn
er. dat alle Maria-vereerders en zijn dit niet
alle Katholieken? zich in den gee.st met
dit heilig Offer zullen vereenigen, om den Ge
ver aller gaven te danken voor den onmetelij-
ken vloed van zegeningen, welke Hij door de
H. Maagd, als O. L. Vrouw ter Nood in het
oude Heilig Loo vereerd, aan ons volk heeft
geschonken en dat zij vurig zullen bidden, dat
deze de schoone Devotie tot deze Troost der
Bedrukten steeds grooter moge worden, opdat
meer en meer moge blijken met hoeveel recht
wij die heilige plaats mogen noemen, zooals
onze voorouders deden:
„Capelle Soet".
W. NOLET, professor Gr. Seminarie te
Warmond, Voorzitter.
A. J. M. VAN MEEUWEN, pastoor te
Heiloo.
C. N. J. MEIJSING, pastoor te Wasse-
JAN STUYT, architect, Bezuidenhout
195, Den Haag.
G. TH. M. VAN DEN BOSCH. „Duin-
rust", Overveen, Secr.-Penningm.
LIEBERMANN
VOOR HET AMSTERDAMSCHE HOF.
De tiende dag van het strafproces tegen
Salomon Liebermann, dienende voor het Ge
rechtshof te Amsterdam ving gisteren, alsof er
geen requisitoir en geen pleidooien geweest
zijn, aan met het verhoor van den accountant
R A. Dyker te Den Haag.
Get. heeft op 8 Januari 1^19 op verzoek van
de justitie te Den Haag een onderzoek inge
steld naar den financieelen toestand van de
Holland Amerika Levensverzekering-maat
schappij. bij welke instelling Liebermann direc
teur was. Het beheer van Liebermann was
slecht. Get. kan zich dan ook niet voorstellen,
hoe men aan het accountantsrapport eenige
voor Liebermann gunstige beteekenis kan toe
kennen.
Omstreeks October 1924 werd get. door Lie
bermann verzocht een onderzoek in te stellen
naar de balans van de Gooische Hypotheek
bank. Bij deze controle bleek get. dat de Gooi
sche in nauwe relatie stond met de Disconto-
bank, zoo zelfs, dat de Discontobank de kas
sier was. van de „Gooische". Bij de controle
bemerkte get. aldra dat hij de balans niet zou
kunnen teekenen.
„De Veendammer" op het tapijt.
In. de tweede helft van Mei 1927 of in de
eerste dagen van Juni kwam Möhring op get.'s
kantoor. Hij vroeg get. namens Liebermann of
get. principieel bereid zou zijn de waarde van
de aandeelen in een hypotheekbank, welke
Liebermann wilde koopen, te bepalen en daar
toe een boekenonderzoek in te stellen.
Toen Möhring vroeg op bij de bepaling van
de waarde van aandeelen de schuld aan pand
briefhouders zou kunnen worden gesteld op
den beurskoers van de pandbrieven, heeft get.
die vraag ontkennend beantwoord en uitdruk
kelijk gesteld, dat de schuld voor de volle no
minale waarde in rekening moest worden ge-
biacht. Toen gel. vervolgens uitdrukkelijk
vroeg waarom Möhring de schuld lager wilde
stellen dan ze werkelijk is, antwoordde Möh
ring zoo verward dat de zaak, die get. reeds
vreemd voorkwam, gel. niet duidelijk gemaakt
kon worden.
Get. heeft, na dit korte onderhoud met Möh
ring, bij welk onderhoud get. blijkbaar is ge
polst of hij de digagiolheorie zou willen slik
ken, geen enkele bemoeiing meer met de
Veendammergeschiedenis gehad.
Pres.: Hoe is uw oordeel over Liebermann?
Get.: Ik beschouw hem als een buitengewoon
moeilijk te beoordeelen mensch, vol van fan
tastische, financieele plannen
Ik heb er nooit achter kunnen komen of hij
werkelijk in die plannen geloofde.
Een goed advies.
Get. doet dan mededeeling van een gesprek,
dat hij mét Liebermann heeft gehad, waarbij
Liebermann een verhaal deed c-er zijn plan
nen betreffende een zaak, welke veel punten
van overeenkomst vertoonde met die van de
„Veendaromer". Toen gat. Liebermann had
aangehoord, wees hij verd. er op dat voor uit
voering dezer plannen hel bezit van den ver
zekerde onder geen beding mocht worden aan
gesproken, waarop Liebermann hem uitbundig
bedankt heeft voor zijn goed advies.
Pres.: „Geloofde u, dat hij te goeder trouw
was?"
Get.: „Ik kan. u nogmaals zeggen, dat ik
dc\aromtrent nooit zekerheid heb kunnen krij
gen'.
Pres. „Hoe is uw oordeel over Möhring?"
Get.: „Een zwakke naiuur, die langzamer
hand geheel onder invloed van Liebermann is
gekomen".
Pres.: „En, Möhring. bent u het eens met de
verklaringen van den heer Dijker?"
Möhring (voor het hekje komend)„Getuige
heeft mij in 1928 gezegd, dat hetgeen ik voor
stelde misschien niet honderd procent moreel
was, maar tócr gebruikelijk is in de geld-
wereld".
Getuige Dijker (met slemverheffing): „Ab
soluut onwaar, meneer de president".
De „Atlas"-plannen op het podium.
Pres.: „Heeft Möhrin.g bij u de „Atlas'-plan-
nen ter sprake gebracht?"
Get.: „Daar is niet over gesproken, Möh
ring sprak slechts van „een combinatie"
Möhring: „Ik heb wel degelijk met den heer
Dijker over de „Atlas"-plannen gesproken:
meneer Dijker heeft nog zijn handen in elkaar
geslagen, toen ik de namen van mr. Patijn en
mr. Limburg noemde".
Get.: ""Dat lijkt me niet mogelijk".
Mr. Kokosby: „U hebt, toen Möhring bij u
is geweest, hem niet definitief afgewezen, maar
u hebt gezegd: „kom maar eens terug en breng
een voorschot mee. Staat u er nu niet omheen
te draaien!"
Get.: „Ik heb in ieder geval te kennen ge
geven, dat ik niets met de zaak te maken wil
de hebben".
Mr. Kokosky (boos): „Daarom hebt u zeker
een bedrag van 1000 a f 1200 als voorschot
genoemd. Uw verklaringen zijn al net als die
van. de meeste anderen. Nu zijn alle menscben
bang voor hun naam!"
Pres.: „Mijnheer Dijker bedoelde het voor
schot ironisch; accountants vragen dat nooit".
Get.: „Zóó is het".
Liebermann: „Laat mij het eens uiteenzet
ten!"
Pres.: „Wat weet u er nu van, het was een
onderhoud tusschen de heeren Dijker en Möh
ring alleen".
Mr. Kokosky overweegt schorsing.
Mr. Kokosky: „Ik overweeg schorsing van
de zaak te vragen, om tegen de verklaringen
van den heer Dijker, verklaringen van andere
getuigen naar voren te brengen! Het is jam
mer, dat mr. Duys er niet is, dan zou ik de
zaak met hem overleggen",
Pres,: „Mr. Duys komt iets later, dat heeft
hij getelefoneerd. U hebt alle gelegenheid nog
nieuwe getuigen te deen hooren; daarvoor
is toch geen schorsing noodig".
Mr. Kokosby: „Ik kan de getuigen toch niet
uit mijn mouw schudden".
De volgende getuige is de heer A. van Dam,
directeur van de Bank voor Onroerende Goe
deren te Amsterdam.
De president vraagt hem waarvoor hij bij
de aflossing van de Asta-hypotheek 69.000
ontvangen heeft.
Get.: „Na de aflossing van de Asta-hypo
theek, die 6 pCt. rente deed wilde de geld-
neemster niet meer dan. 5 5 pCt. geven. Wij
berekenden steeds 7 pCt,
Pres. „Het kwam er dus op neer, dat de
Vcendammer die 1,5 pCt. moest bijbetalen".
Gel.: „Ja, dat is zoo".
Mr. Kokosky: „Had mr. van Gigch hierin
ock geadviseerd?"
Get. kan zich dat niet herinneren; Lieber
mann zegt te weten, dat dit wèl het geval is
geweest.
De twee millioen van Liebermann.
In den breede bespreekt de president dan
met Liebermann, waarom hij zooveel geld noo
dig had; hij zocht twee millioen en kwam daar
toe ook bij den' heer Van. Dam, die toen de
„Maraboe"-transactie heeft geadviseerd.
Als de president dan aan get. v. Dam vraagt
of hij de 69.000 uit de „Asta" aan curatoren
heeft teruggegeven, antwoordt get., dat zulks
alleen het geval rs geweest met de winst van
5000.—
Pres.: „Dus de rest was geen winst?"
Get.: „Neen, dat waren renteverschi! en
kosten".
De president laat dan getuige L. W. S.
Paardekooper voor het hekje komen en deelt
hem mede, dat hij, in verband met hel feit,
dat mr. Duys eerst des middags aanwezig kan
zijn, in het middaguur zal worden verhoord.
Hierna wordt gepauzeerd.
Na herooening der zitting blijkt, dat mr.
Duys inmiddels is gearriveerd.
De president roept dan. Liebermann naar
voren en rekent hem voor, dat hij bij elkaar
J 1.942 000 uit de kas der .Veendamraer" ont
vangen heeft.
Als ik dus gesproken heb van twee mil
lioen was ik er niet ver af, aldus de president.
De president begrijpt het niet.
Liebermann protesteert en tracht voor te re
kenen, dat het niet zoo vee! is geweest, hij
heeft bovendien kosten gemaakt, de salarissen
van mr. Schürman en Van Gigch....
Pres.: Maar dat mocht de „Veendammer"
tcch niet betalen!
Liebermann: Meneer de president, wat jam
mer toch, dat u het niet begrijpt-
Pres.: O jawel, ik begrijp het heusch wel.
Nadat u uw heele belang verkocht had aan
Paardenkooper, kreeg u nog gelden. U had
tcch de betalingen van Kok en de „Maraboe"
niet mogen ontvangen, u hebt steeds gedacht,
dat u zich met activa van de „Veendammer"
kon laten betalen, 't Komt er feitelijk op neer.
dat de twee millioen, van de „Veendammer"
geleend, eerst gingen naar de Discontobank,
die door de „Veendammer" werd gedechar
geerd en toen naar u, waaron u werd gedechar
geerd door de Discontobank, die inmiddels in
handen was van mr. Denekamp.
Liebermann: 't Is heusch nooit mijn bedoe
ling geweest om van deze decharge gebruik te
maken.
Mr. Duys: Alles is verklaarbaar, mits de
goede trouw van Liebermann wordt aangeno
men.
Vervolgens treedt de heer L. W. S. Paar-
derkooper als getuige naar voren.
Bij het verhoor van den heer Paardekooper
herhaalt deze als zijn overtuiging, dat Lieber
mann veel en veel meer voor de „Veendammer"
zou hebben gedaan als hij niet altijd die sa
menscholing van juristen om zich heen had
gehad, die hem in anderen zin. adviseerden,
Pres.; Hadden zij daar dan belang bij?
Get.: Ik heb eens tegen mr. van Gigch ge
zegd, dat het er op leek, dat hij het op een
strafzaak aanstuurde om daar ook nog eenige
tonnen uit te halen!
Mr. Duys: Hij kan een strafzaak krijgen,
maar dan als verdachte! (Vroolijkheid).
Nadat tenslotte Möhring nog op enkele pun
ten is gehoord, waarbij Paardenkooper toelich
tingen geeft, wordt te half vijf de zitting ver
daagd tot Vrijdag 14 dezer. Dien dag is be
stemd voor de re- en duplieken en voor Lie-
bermann's laatste woord. Mocht men niet ge
reed komen, dan zal zoo mogelijk ook Zater
dag 15 dezer nog een zitting worden gehouden.
Een driftige directeur.
Voor de Rotterdamsche Rechtbank heeft te
recht moeten staan een directeur van een in
formatie- en recherchebureau wegens mishan
deling van zijn kantoorbediende, op wien hij
kwaad geworden was over de vraag, of de
praatjes, die over den directeur liepen, waar
waren. Deze vraag had de jongman gesteld
aan een ook op het kantoor werkzame juf-
ftouw, die, zooals bij vrouwen meer voorkomt,
haar mond niet hield en de brutale vraag over
briefde. De zeer vertoornde directeur, wiens
boosheid bovendien werd aangewakkerd door
het gebruik van een „glaasje", had allerlei
bedreigingen geuit aan het adres van den jon
geman, dien hij op zijn privé-kantoor opwacht
te. Zoo gauw de jongeling daar verscheen
werd hij onthaald op stompen, een lamp werd
stukgegooid en de booze baas had geschreeuwd
En nou mijn revolver!" en zijn bediende in
een kamer opgesloten. Door een ruit stuk te
slaan, had de jongeman zich eindelijk zijn
vrijheid weten te heroveren. De als getuige
optredende kantoorjuffrouw was niet erg
standvastig geweest in haar verklaringen. Eerst
had zij de schuld geworpen op den bediende,
later had zij zich minder vleiend over den
directeur uitgelaten en tenslotte had zij weer
verklaard in een, naar thans bleek, door den
directeur gedicteerden brief, dat wat zij v^n
haar patroon had gezegd, onder pressie van
de politie uit haar praatgraag mondje was ge
komen.
Het O. M. eischte drie maanden gevange
nisstraf.
De verdediger vroeg of niet met een geld
boete kon worden volstaan.
De roofoverval op de Bloemgracht te
Amsterdam.
De Amsterdainsche Rechtbank veroordeelde
P V., los-werkman, recidivist, een der ver
dachten van den gemaskerden overval op een
winkelier op de Bloemgracht, tot een gevange
nisstraf van één paar en zes maanden met af
trek van 3 maanden voorarrest.
De eisch luidde 5 jaar gevangenisstraf.
Verd. was in gezelschap van een tweeden
persoon een winkel aan de Bloemgracht bin-
.ttengedrongen. Zij hadden den winkelier on
der bedreiging gedwongen hun geld te geven.
De mededader werd reeds veroordeeld, doch
naar de geestvermogens van P. V. was eerst
een psychiatrisch onderzoek ingesteld.
De inbraak in een bontwinkel,
te Amsterdam.
De Amsterdamsche Rechtbank deed uit
spraak in de zaak tegen den los-werkman J.
H. v. B., verdacht van inbraak en poging tot
diefstal in de bontzaak Lichtenstein, in de
Kalverstraat te Amsterdam Verd. was door
een nachtwaker betrapt, en was gevlucht. Hij
werd echter later gegrepen in de nabijheid van
het Spui.
De rechtbank veoordeelde v. B., wegens po
ging tot diefstal met braak, tot een gevange
nisstraf van één jaar en zes maanden.
EINDEXAMENREGELING VOOR
DE H. B. S.
Afronding van het eindcijfer 51/?
naar boven. Minder invloed aan
de de:kundigen toegekond.
Staatsblad No. 35 bevat oen Kon. Besluit
waarbij eenige veranderingen worden aan
gebracht in de examenregeling voor de H.
B. S.-scho!en met 5-j. c., zooals d eze bij
Kon. Besluit van 8 Juni 1920 door m'nister
Waszink was vastgesteld. Zooals men zich
herinneren zal, heeft minister Terpslra do
inwerking treding van deze examenrege
ling, waarschijnlijk in verband met de
daartegen gerezen bezwaren, bij K. B. van
20 November j.l. opgeschort tot 1031. .De
toen gekoesterde verwachting, dat met-
name ten aanzrnn van het „cijfer 5" een
wijziging zon worden aangebracht, is juist
gebleken.
..Indien de lceraar en de deskundige bij
de bepaling van het eindcijfer niet tot
overeenstemming komen, dan wordt, het
definitieve cijfer, zoo was door oud-m:nis
ter Waszink bepaald, verkregen door het
gemiddelde te nemen van de cijfers, onder
scheidenlijk door examinator en deskun-
dige toegekend, met. dien verstande, dat
bij gemengde getallen het naaslbijliggend
geheel gefal geldt. Gemengde getallen met
do breuk worden naar benoden afge
rond. Het thans afgekomen Kon. Besluit
voegt aan dezen zin toe: „met uitzondering
van het getal 5'/j, hetwelk Lot zes wordt
afgerond".
De verzwaring van hot eindexumen door
oud-minister Waszink aangebracht, door
wijziging van de waarde van het. cijfer 5
'van „even voldoende'' in „bijna voldoende",
is dus gebleven. Verlichting van deze be
paling komt er slechts in zooverre, dat de
5'/a thans voor een 6 geldt in plaats van
voor een 5.
Een ander bolangriik punt is, da! minis-
tor Terpstra de bepaling van zijn voorgan
ger, luidende: „Bij 't mondeling examen
hebben de deskundigen het recht, na over
leg met den examinator, vragen to stollen",
heeft teruggenomen en daarvoor in de
plaats heeft gesteld: „Bij het mondeling
examen is do examinator verpFcht. over
een bepaald onderdeel der examenstof
eenige vragen aan den Candida at tc stel
len» indien do deskundige daartoe den
wensch te kennen geeft". Dit betcekent een
aanzienlijke beperking van do door oud-
minister Waszink aan de deskund:gen toe
gedachte bevoegdheid. Ze'.f zullen de des
kundigen geen vragen aan de candidaten
mogen stellen. De wijze van examineeren
blijft den leeraar toevertrouwd; op de te
vrager# examenstof behoudt de deskundige
echter wel invloed. „Tel."
FEUILLETON.
Uit het Amerikaansch vau
MARY ROBERTS RINEHART.
20)
Uitstekend, meneer Innis, zei ze kort
af, draaide zich om en liep langzaam de
wen te'trap op. Wij bleven met zijn drieën
naar die witte wollen deken staren.
Waarachtig, viel Halsey uit, dit
huis is een wandelende nachtmerrie en ik
heb het gevoel dat wij met zijn drieën
„buitenstaanders", die ons goede geld be
taald hebben voor het voorrecht in deze
spookfabriek te mogen wonen, alles uit de
eerste hand krijgen
Geloof jij, vroeg Gertrude met een
stem waarin twijfel klonk, dat zij die de
ken werkelijk naar Thomas wilde bren
gen i
Thomas stond achter die magnolia,
antwoordde Halsey, teen ik achter juf
frouw Watson aanliepDe zaak komt
mijns inziens hierop neer dat jufrouw Wat
son's deken en Rosie's mand maar een ding
kunnen bet eekenen: namelijk dat er
iemand verborgen gehouden wordt in de
tuinmanswoning. Het zou mij niet verba
zen als dat de sleutel tot het raadsel
ble^k. In ieder geval ga ik er heen om het
te onderzoeken. Gertrude wilde ook mee
gaan, maar zij zag er zoo ontdaan uit, dat
ik het beter vond dat ze thuisbleef. Ik riep
Liddy om haar naar bed te helpen en toen
gingeu Halsey en ik er samen, op uit. Het
gras was nat van dauw; Halsey nam na
melijk den korsten weg over het grasveld.
Halverwege bleef hij staan.
We kunnen toch beter de oprijlaan
gaan, zei hij, dit is geen grasveld, het
lijkt wel een wei. Waar is de tuinman
toch?
Er is er geen. We mogen al dank
baar zijn dat er gekookt wordt <en dat de
bcel wordt schoongehouden. De tuinman
van de Armstrongs werkt op de club.
Helpt, u me herinneren, dat ik mor
gen iemand uit de stad laat komen, ik
weet er wel een.
Ik geef dit gesprek weer omdat de
tuinman dien Halsey den volgenden dag
stuurde, een belangrijke rol zou spelen in
de gebeurtenissen van de volgende we
ken.
In de oprijlaan wees ik Halsey de
plaats waar ik Rosie's mand gevonden had
met het gebroken porcelein er in. Hij nam
het geval nogal nuchter op.
Dal zal Warner wel geweest zijn, zei
'hij toen ik met mijn verhaal klaar was.
Hij heeft zeker gekheid gemaakt met
Rosie en daarna de scherven opgenomen,
omdat hij bang is voor zijn banden. Uil
welke opmerking blijkt, dat men dicht bij
de waarheid kan zijn en toch veraf!
Bij de portierswonig was alles rustig. Er
was licht in de zitkamer beneden en een
zwak schijnsel, als van een omkapte lamp,
in een van de bovenkamers.
Ik liep over het kleine bordes, dat hee-
lemaal begreeid was met kamperfoelie en
bewoog den klopper van de buitendeur op
en neer.
Thomas deed zelf open. Thomas, ge
heel gekleed en gezond als een visch. Ik
had de deken over mijn arm.
Ik kom je de deken brengen, Thomas,
zei ik. Het spijt me dat je zoo ziek
bent.
De oude man staarde onthutat van do
deken naar mij en zijn verlegenheid zou
onder ander omstandigheden bepaald grap
pig geweest zijn.
Wat? Niet ziek? zei Halsey, die zich
bij mij had gevoegd. Thomas,, ik geloof,
dat die ziekte van jou raanr een praatje is.
Thomas scheen iets met zichzelf te over
leggen. Teen kwam hij in dp portiek en
deed do deur zacht achter zich dicht.
Ik geloof, dat. het beter is, dat u bin
nenkomt, juffrouw Innes, zei hij op fluis
terenden toon. Ik weet niet meer wat ik
doen moet en vroeg af laat komt het toef»
uit.
Hij duwde de deur weer open en ging
naar binnenHalsey kwam vlak achter
mij aan. In de zitkamer keerde de oude
neger zich met rustige waardigheid naar
Halsey.
Blijft u zoolang hier meneer, zei bij,
ik kan alleen de juffrouw maar mee naar
boven nemen.
Het was niet zooals Halsey verwacht
had. Hij ging op de middentafel zitten met
de handen in de zakken en keek mij na
toen ik achter Thcmas aan de nauwe
trap opging. Boven aan de trap stond een
vrouw en toen ik goed keek zag ik dat het
Rosie was. Zij deed verschrikt een stap
achteruit, maar ik zei niets. Thcmas wenk
te mij naar een halfopenstaande deur en
ik ging naar binnen.
Er waren boven drie slaapkamers, alle
maal gezellig gemeubeld. In de kamer die
ik binnenging, de grootste en luchtigste
van de drie, brandde een nachtlamp en ik
ontdekte een wil-ge'.akt ijzeren ledikant.
Er lag een meisje in slapend of in een
soort verdooving, want zij mompelde zoo
nu en dan in zichze'f. Rosie scheen al
haar moed weer bij elkaar geraapt te heb
ben ze kwam weer binnen en draaide het
licht op. Toen begreep is het. In het
koortsige, zieke meisje in bed, herkende ik
Louise Armstrong.
Stom van verbazing keek ik op haar
neer. Louise, die zich ziek en alleen schuil
hield in do portierswonigRosie kwam
naar het bed en streek de dekens glad.
Ik ben bang, dat ze vanavond erger is,
zei hel meisje.
Ik legde mijn hand op hot voorhoofd
van de zieke. Het brandde van koorts en
ik keerde me naar Thomas die op de gang
was blijven staan wachten.
Vertel me eens Thomas, hoe hei komt,
dat ik hiervan iets geweten heb? vroeg ik
verontwaardigd.
Thomas was onder een hoedje te van
gen.
Juffrouw Louise wilde het niet, zei
hij deemoedig, ik had het u graag ge
zegd; Ze had den avond dat ze kwam ul
een dokter moeten hebben, maar ze wilde
er niets van hooren. Is ze.... is ze erg
ziek, juffrouw Innes
Heel erg, zei ik koel, vraag of
meneer Innes boven komt.
Halsey kwam en bleef nieuwsgierig-
rondkijkend in de deur staan hij keek
naar Rosie en naar mij cn toen viel pa-
zijn blik op het rusteloozc meisjehmoofd
op het kusen. Met een paar passen was hii
de kamer door en boog zich over het bed.
Louise I zei hij zacht, maar zij gaf
geen antwoord en scheen hem niet tc
kennen. Halsey was jong en ziekte was
iets nieuws voor hem. Hij kwam lang
zaam overeind en terwijl hij voortdurend
naar haar bleef kijken, j>akte hij mij bij
den arm.
Zo is doodziek, tante Ray! zei hij
heesch. Misschien wel stervende. Zr
kent mij niet eens meer!
Onzin beet ik hem toe, daar is
geen sprake van, knijp mijn arm niet
zoo. De vreemde ontdekking had mij
prikkelbaar gemaakt.
Op dat oogen blik ontwaakte Louise uit
haar verdooving en begon hevig te hoes
fen. Toen de hoestbui bedaard was, legde
Rosio het meisje weer neer: ze was uitge
put, maar ze herkende ons thans. D.it was
wat Halsey wenschtevoor heiu was hel
terugkomen van het bewustzijn het begin
van herstel. Hij liet zich op dc knieën
naast het bed vallen en probeerde haar te
verzekeren dat alles in orde was en dat
zij gauw heter zou worden en dat hij haar
nog altijd even mooi en lief vond, maar hij
was zoo ontroerd, da! hij niet uit zijn
woorden kon komen. Ik vond dat hel zoo
welletjes was en zei hem de lcamcr te
gaan.
Onmiddellijk beyal ik, toen hij aar
zelde, en laat Rosie hier komen.
Hij ging niet ver weg. Hij zette zich bo
ven aan den trap nadat hij eerst, den dok
ter getelefoneerd hud en zat iedereen in
den weg. Eindelijk stuurde ik hem naar
huis om dc auto tc halen voor het geval
dat de dokter zou toestaan om het meisje
naar de villa tc vervccren. Hij stuurde
Gertrude naar de portierswoning, belader
met allerlei onmogelijke en overbodige din
gen, zooals een arm vol badhanddoeken en
een doos mosterdp'eisters. Dc twee meisjes
kenden elkaar en Louise was zichtbaar blij
met Gertrude's komst.
(Wordt vervolgd).