BIJ D'UITVAART VAN HET OUDE JAAR RIJMKRONIEK 1929 Is u verheugd of niet, nu 't oude jaar gaat scheiden En weer 'n nieuw u komt bedroeven of verblijden? Als u mijn meening vraagt bij dezen droeven dood, Dan haal 'k mijn schouders op. Oud ijzer is 't om lood. Wat zou het nieuwe jaar voor nieuws ons moeten geven? 't Is immers toch oud-nieuws wat wij weer gaan beleven. Wat ongelukken, brand, beroovingen en zoo, Wat heibel op den grond en in de radio. Neen, hem alleen wellicht lacht 't nieuwe jaar nu tegen, Die in het oude jaar een drieling heeft gekregen. Voor hem is 't rampen jaar gelukkig maar geschied, Wat 't nieuwe jaar ook breng, beroerder kan het niet. Maar het is ernst nu, alle gekheid op een stokkie, Wélk jaar wij ook betreên, het blijft altoos een gokkie. Want had u een jaar t'rug, maar één moment gedacht, Dat er geschieden zou wat 't oude jaar u bracht? Nu viert u wéér en knus't vergaan des ouden jare Met kout, gezelligheid en volop ouwe klare. Nu hoopt u weer opnieuw op vreugd in 't nieuwe jaar, U wordt in tegendeel misschien wel de sigaar. Dies lust het mij weerom d' historie op te wekken, U kunt daaruit wellicht dan nog wat leering trekken. En 'k geef d' historie u van ied're maand apart. Komt, luistert allen toe, naar wat mij leit op 't hart. JANUARI Nauw was het oude jaar in stilte overleden, Of 't Nieuwjaar kwam vanuit de Noordpool aangegleden. U hoopte op veel vreugd, op warmte en geluk, 'l Was allerijzigst koud, de ramen vroren stuk. De tweede tegenslag, die ik u moet vertellen, Is, dat wij nu al candidaten moesten stellen Voor de bevolking straks van 't nieuwe parlement, Dat was een slecht begin, ik huiverde voor 't end. Maar ook wat vreugdevols was er nog wel^ te vinden, Het telefoonverkeer met 't verre Insulinde. Een vader, die zijn zoon zoolang reeds had verbeid Heeft aan de telefoon nu van geluk geschreid. Temidden van veel dood en droefenis en rouwe, Kwam blijde het geschenk der Nederlandsche Vrouwen, Bij 't gouden feest van onze Moeder Koningin, Een prachtig huldeblijk en heusch nog niet zoo min. Daar strandd' in Vlissingen de „Prins der Nederlanden". Vijf menschen spoelden aan op onze Noorder- stranden En Liebermann, wien 't geld zoo lang had toegelacht, Werd door twee rechercheurs nauwkeurig thuis gebracht. Het een kwam na het aar, het kon niet slechter treffen, Nu gaf dees' maand ons weer een overval bij Geffen. Ten laatste zaten wij in de ellende vast, Door de vier-dubb'le moord, begaan in Grootegast. En eindelijk ook bleek Minister van der Vegte Van plan het radiogeschil te gaan beslechten. Hij zag geen uitkomst meer, de toestand was te raar, En hij dacht bij zichzelf: doen jullie het nu maar. Maar 't slot van deze maand was toch nog heel bijzonder; Bij 't zien van Buziau in „Wonder boven Wonder" Werd na een „feesf'-diner de helft plots ongesteld. 't Diner begon opnieuw, zij 't dan ook met geweld. FEBRUARI Ook deze maand was rijk aan rampspoed en ellende. 't Was overal in 't land beroerdigheid en bende, Eerst wilden aan de grens zigeuners ons te lijf, 't Was ruzie in lucht en in het bouwbedrijf. De zon van het geluk bleek hopeloos gezonken. Groot was 't getal van hen, die door het ijs verdronken, 't Was koud, 't vroor meters dik en er kwam ramp na ramp, Vergiftiging door gas ofwel door kolendamp. Dan hitte weer en vuur alomme in den lande, Het werd een brandpaniek: op één dag sloeg aan 't branden In Gouda 't brandweerhuis, „Flora" in Amsterdam Terwijl in Leiden het Stadhuis in vlammen kwam. Het slot van deze maand was hevig'lijk en schokkend, Het zette veel kwaad bloed en heeft veel scha berokkend Aan d' oude amitié met onzen Zuiderbuur. Het Nederlandsche volk was danig overstuur. De Belgen wilden ons, zoo zei men, gaan bevechten, Om ons en heel het volk met ketenen te knechten. Het Utrechtsch Dagblad had het stuk bekend gemaakt, 't Liep met een sisser af, wij zijn niet slaags geraakt. Dat was van deze maand zoo ongeveer d' historie, Kraai over deze maand dus ook maar geen victorie. MAART Maart toont een kentering. We zijn op 't goede pad, Want Gouda staakt niet meer, dus dat karwei is plat. En ijv'rig trok men in de Kamer reeds te velde Voor 't nieuwe wetsontwerp van de gemeente gelden. Op 't land was,alles goed; men raakte van de wijs Op 't water, want men had veel last van kruiend ijs. Toch ging het op het land soms ook niet naar believen. 't Kwam door de wijziging der telefoontarieven. Er kwam weer veel rumoer in dorp en land en stad, De Kamer-jagers gingen allemaal op pad. In Best een overval, die daarmee geen verband houdt, De politiek liet toen het volk en 't heele land koud. Vermeldenswaardig is dat Padereswki kwam En d' eerste mooie reis yan 't stoomschip „Statendam". We hadden nog wat pech bij onze overwegen En hebben in Zaandam een houtconflict gekregen. Dat was zoo ongeveer d' historie der maand Maart. Een zeer rumoerig end maar verder toch bedaard APRIL April dat was weer mis, die wou ons weer bedotten Het Zaansche houtconflict, dat wou al niet goed vlotten. En Willem Mengelberg beloofde rijke buit, Maar zei'k betaal het niet, ik knijp er tusschen uit De fiscus is toen zoete broodjes weer gaan bakken, En Wim, die goeie vent, is maar weer blijven plakken. 't Paleis voor Volksvlijt ging ook nog door brand verdwijnen. In Rotterdam een straat met meubelmagazijnen. Wel schonk een wijs besluit het volk nog heel veel lol, Het was d' opheffing van de Koudekerksche tol. De Haagsche Raad besloot aan Drente 't vuil te gunnen. Zou Drente echter wel dat vuil bevatten kunnen? Toen vierde Huygens Chris, de uitvinder, zijn feest, Want leefde hij, hij was drie eeuwen oud geweest. En Ye Wijkstra werd als afschuwwekkend voorbeeld. Tot levenslange strafgevangenis veroordeeld. Tenslotte legd' April de vinger op een dwaling In een rapport over verkoop op afbetaling. MEI De milde maand, de Mei, zoo lieflijk van natuur, Bezorgde ons dit jaar nog menig angstig uur. 'k Begrijp niet, dat de Mei zoo lieflijk wordt geheeten, We hebben deze maand toch heel wat afgezweten. Herinner u slechts, dat afwijzend werd beschikt Op de bemiddeling in 't Zaansche houtconflict. Voorts hoef ik enkel maar de treurmarsch te gaan zingen Der haringstaking aan het strand in Scheveningen. Dan: branden bij de vleet, in Zelhem was 't een bosch, Fabrieken brandden er dees' maand geducht op los Toen kwam 't rapport der onbewaakte overwegen, Wij waren reeds verblijd, wat zonneschijn na regen. Maar ziet, toen men 't rapport nauw overwogen had, Toen greep de trein er een, alwéér bij Rilland Bath. Van 't moeizame rapport was dit de antipode, Een auto door den trein gegrepen envier dooden. En 't vliegtuigongeluk word' ook besproken hier. Te Bagdad sneuvelde een dapper vliegenier, 't Was luifnant Everts, die op weg naar Insulinde Per vliegboot, doch helaas het einddoel niet mocht vinden. En nog steeds was de maat der rampen niet genoeg, Daar in een voetbalmatch België ons versloeg. Dozijnen rampen dus, een gros, een heele kudde, 't Was wel heel aardig weer, maar verder was het knudde. JUNI De barometer van den tijd gaat wat omhoog, Maar 't was beroerd slecht weer, niet één dag was het droog. Kreeg Drente 't Haagsche vuil, zooals ik zei voor deze, Het vuil uit Leiden werd aan Nieuwkoop toegewezen. 't Was brand en weer brand, wat men in de krant ook las, Men werd zelfs bang, dat er niet genoeg water was. In Praag sloeg men toen eind'lijk aan het golf verdeelen Een halve golf voor ons, voor anderen een heele. Toen heeft in Curasao, in 't oude Willemstad, De inval der Venezolanen plaats gehad. De gouverneur, hij heeft daarmee zeer wijs gehandeld, Is met die schoffies toen heel netjes meegewandeld Zoo kostte het geen bloed, maar toch groef hij zijn graf, Hij kwam naar Holland t'rug, men zette hem toen af. En elk, die op een Kamer-zetel zat te loeren, Begon toen door de lucht tot ons te redevoeren. En ieder was het best, dat was de mooiste pret. Ik heb mijn radio tenslotte afgezet. Zoowat zeshonderdvierenveertig candidaten, Zijn niet gauw uitgepraat, die blijven aan het praten. En voorts kwam deze maand, het zij tot slot gezegd Vriend Liebermann in Amsterdam voor het gerecht. JULI Dit was de groote maand van de verkiezingsleuzen. Wij werden opgewekt tot Tweede-Kamer keuze, Het was in één dag klaar, 't ging nogal vlot en vlug. Toen keerde ook de rust in Nederland weer t'rug. De Tweede Kamer kreeg opnieuw weer honderd leden Die voor vier jaren hun entrée joyeuse deden. Zij gingen vóór hun keuze vreeselijk te keer, Nu zijn ze Kamerlid. Je hoort ze nu niet meer. De honderdduizendste een allerliefste dame Beproefde haar geluk op 't auto-rij-examen, Zij slaagde, wantzij was heel lief en heel coquet En werd daarbij nog in de bloemetjes gezet. Terwijl in Rotterdam er iemand brand ging stichten, Zoo uit de aardigheid, vervulde Ruys zijn plichten. En door de Koningin werd hij aan 't werk gezet. „Minister Ruys, u zorgt wel voor een kabinet". Den eersten keer wou het niet zoo heel spoedig lukken, De menschen hebben toch, net als een dier hun nukken. Duw je een kalf vooruit, dan gaat hij achteruit. Maar eindelijk dan toch kwam het tot een besluit: Dan moest het ma)ar een extra-parlement je wezen. Zoo is het kabinet toen plotseling verrezen. In Helmond was er brand en in Nieuw-Lekkerland Nou, lekker was 't daar niet, d'r is heel wat afgebrand. Tenslotte waren er, die het gevaar niet wisten Van 't baden, plus de actie van de communisten. AUGUSTUS Een nieuw, versch ongeluk, alweer bij Rilland Bath, Liep deze keer goed af. Een wonder noem ik dat. De „Plasmolen" bij Mook ging in Augustus branden. En toch was deze maand een om te watertanden: Vooreerst, 'l was prachtig weer, dat komt hier niet veel voor. In 't Oosten ging een trein er met een bus vandoor. 't Gebeurde in één minuut, ja slechts in één seconde. 't Liep prachtig af, er waren twaalf lichtgewonden. En ook gaf deze maand het glorieus begin Der groote wereldvlucht van de „Graf Zeppelin". En in Den Haag begon met maximum-pretentie Het praten van herstel op d' Haagsche conferentie. Daar werd de vrede haast weer uit elkaar gerukt, De conferentie was zoowat weer misgelukt. Toen kwam weer rampspoed ons in angst en vreeze zetten, Een moord in Waddinxveen en doodslag onder Etten. Aanvaringen genoeg te water en te land, Een doode in Geleen, in Helmond groote brand, Bij 'n demonstratie was 't met brandblusch- apparaten, Dat 's goed dus bij een brand, die u wilt branden laten. En 'k meld dan nog aan 't end, dat in de zomerzon Gunther het Europeesch skiff kampioenschap won. 0, ja, 't Alastrim ook begon zich uit te breiden, En velen werden weer koninklijk onderscheiden. SEPTEMBER September, 't woord alleen klink droevig al en hol, De wolken drijven aan, 't is uit weer met de lol. In Brabant heel zwaar weer, met onweer, bliksem, regen, Daar hebben ze direct d'r portie al gekregen. In 's Gravenhage werd de rust ook weer verstoord, Een oude dame werd daar met een mes vermoord. Een scheepsramp was er ook nog op de Westerschelde En een in Rotterdam, tien dooden te vermelden. In Amsterdam werd ook 'n nieuwe zucht geslaakt De houders van de wet, die hebben daar gestaakt. Toch zijn z' in Holland nog niet heeleraaal mesjokke, Het eerste postvliegtuig voor Indië is vertrokken. En nog wel voor een vlucht er heen en weer retour Dat 's Holland's heldenmoed, dat is heel flink en stoer. Het hof in Amsterdam herstelde nog een blunder Door vrijspraak na vier jaar van Theunissen en Klunder. En, zooals ieder jaar, was er ook nu kabaal Bij d' opening, op straat, der Staten-Generaal. En in Zaandam besloot men maar weer te gaan werken, Ze zijn nu uitgerust, de baas zal 't kunnen merken. Daar de Alastrim zich nog steeds verspreiden gaat, Wordt ieder, die maar wil, nu ingeënt op straat. OCTOBER Dees' maand begon nu met een aardige tractatie: De Kamer schafte af verplichte vaccinatie, En wonder boven wonder, deze maand geen brand, Wel vloog de Zeppelin hier boven Nederland. lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllW door TROUBADOUR. 't Was prachtig weer, maar wat ons leven nu weer-stoorde Dat was in Rotterdam, wat akelige moorden. Vooral die in den polder Blijdorp is geschied, Is afschuwwekkend slecht. Zijn weerga kent men niet, De dader, als 't hem is, is dan voor goed verkouden, Hij werd in een café in Heerlen aangehouden. Dan relletjes in 't Zuiden, in de stad Maastricht: Men doodde een agent bij 't doen van zijne plicht, 't Alastrim werd nog steeds met man en macht bestreden. In Leiden is Professor Blok toen overleden, Een pracht-historicus en wijd en zijd bekend, Hij kreeg de hulde van het heele continent, 't Verdeelen van den zendtijd gaf weer strijd en ruzie, Elkeen behagen geeft nog altijd desillusie, Een deed er onverwacht van de verdeeling kond, Toen zei de P. T. T.: „mijnheer hou jij je mond". De nieuwe radiobaas, die staakte het gemijmer, 't Is mijn collega nog, mijnheer is óók een R(e)ymer. En toen verduisterde de mooie Octoberzon. Want men verduisterde 'n millioentje en een ton, Een ton effecten en 'n millioen aan diamanten. Maar nu genoeg hiervan, U las het in de kranten. NOVEMBER iiiiiiiiiiuii i iiiiiiuiii ii in i in j li ii mi iiiii riiiiiiiiiiiiiu November gaf 't bericht geen nieuws was 't in de krant: In Amsterdam, Abcou en Zaandam groote brand. Wat ongelukken ook, den lezers ten gerieve, En, o, verheugend feit, verlaging posttarieven. Roofovervallen waren ook weer aan de beurt, Natuurlijk wordt zoo iets ten strengste afgekeurd. De krach in New-York bracht hier daling der effecten, Die in veel port'monnaies beroeringen verwekte. Een moordaanslag werd er gepleegd nog in Schiebroek, Was 't in Den Haag geweest, dan bleef de dader zoek. Twee menschen in Oegstgeest ten doode opgeschreven, De goede moordenaar benam hen van het leven. Die oude hobbeltram, die altijd nog maar rijdt, Wanneer toch raken wij, dat stooramachien eens kwijt. In Leiden kon men bet nog altijd maar niet laten Om over het stadhuis, een nieuw dan, wat te praten. Maar 't kwam toch voor elkaar, eerst zei men A, toén B En na heel veel gepraat, precies als B. en W. Een crisis in de politiek van 's Gravenhage, Daar zijn we aan gewend, da's mode dezer dagen. DECEMBER De laatste maand van 't jaar. Hoe komt het aan zijn end, We zijn dit jaar toch heusch met boffies niet verwend. Ook deze maand begon met brokken en met stukken. We kregen eerst op straat een grosje ongelukken. Een nieuwe gouverneur kwam er in Cura9ao. Plus nog de opening van 't K.R.O.-gebouw. Een nieuw rapport der Kamer stelde voor, op straffe, Het geven van cadeaux bij koopen af te schaffen. Ook vierde deze maand, de groote N. V. B., De Voetbalbond, zijn veertig-jarig jubilé. En deze Voetbalbond, verkeeg de hoogste orde, Zij is zoo maar in eens nu Koninklijk geworden. Toen kwam de storm op zee en land met woeste kracht, In menig huisgezin werd droefenis gebracht. De zeeman was in nood en vele schepen zonken, Veel zeelui zijn er in dat stormweer toen verdronken. De wind gierde over land, om huis en hof te kraken De pannen sloegen los en vlogen van de daken, 't Was onheilspellend weer en hooger steeg de nood. Zoo vond er menigeen in deze storm de dood. In Middelburg begón op eens het vuur te woeden Acht huizen in de asch, men was daar droef te moede. Dan nog wat rampspoed bij zoo'n naar stuk overweg En 't oude jaar was dood. Nou, 'k noem het heusch geen pech. Zoo is het oude jaar met lief en leed gescheiden, Bedroeft het u of kan het enkel u verblijden? Bedenk-maar altijd dat men niets zou gauw vergeet, Als rampspoed, droefenis, beroerdigheid en leed. Onthoud van 't oude jaar alleen de mooie dingen Om later nog eens weer en luid zijn lof te zingen. Want nu op 't oogenblik van scheiden deze nacht, Erken ik, dat dit jaar veel moois ook heeft gebracht. ïn zulk een grooten stond, als men de tijd hoort loopen Dan voelen wij ons klein, dan gaan de oogen open, Want hoe de tijd ook is, zij gaat te vlug voorbij, Bij liefde èn bij leed, voor u en ook voor mij. Wat er ook is geschied en wat u ook zou willen, Het nu voorbije leed zal 't nieuwe jaar wel stillen. En wacht dan verder af, heel netjes en beleefd, Wat of het nieuwe jaar voor u in petto heeft. Wees met het oude jaar dus allen maar tevreden, Wie weet wat anderen dit jaar hebben geleden. Wacht dus 't geluk maar af, als 't komt is 't nooit te laat. Toch wensch ik u oprecht, dat 't u voorspoedig gaat, Dat u na 't komend jaar een villa zult bewonen, En dat u een verheugd en blij gelaat kunt toonen. Vooruit, al ligt het leed soms ook weer op de loer, Mijn zegen hebt u al. Veel voorspoed. TROUBADOUR,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 18