Nieuw werk van twee Kath. Jongeren Het Gezellen-Leven UIT DE OMGEVING UIT DE RIJNSTREEK KALENDER DER WEEK ZATERDAG 21 DECEMBER 1929 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 Bij een bespreking van scheppingen der moderne Nederlandsche literatuur komt steeds een verlangen bij mij op naar de 80er beweging. Niet dat ik zou wenschen een kunstexpressie als in die dagen, hoe louterend deze ook op de dorre geest der 19e eeuw mag hebben ingewerkt. Neen, mijn verlangen gaat uit naar de schep pingsdrang der kunstenaars uit die jaren en naar de belangstelling voor hun werk. Wanneer wij het geringe medeleven be schouwen dat momenteel in ï^ederland bestaat voor de ongetwijfeld moeizame ar beid onzer jonge literatoren en daarna'ast bezien de geweldige oplagen der vertalin gen van Engelache en Amerikaansche trein lectuur, dan krijgen wij een troosteloos beeld van onzen tijdgeest ten opzichte der literatuur. En toch, de scheppingen der modernen, waaronder de Katholieke een zeer belang rijke plaats innemen, zijn waardevol, om dat zij, geschreven tijdens een kentering der tijden, ons doen ervaren de lichtende schoonheid die komen moet, als een over winning op de nu geldende levensverwor- ding wordt bevochten. De geest van eenvoud en soberheid die langen tijd, maar in verhoogde mate na den oorlog, in de meest verscheidene kunst uitingen tot het te bereiken probleem is geworden, heeft ook in de literatuur aan leiding gegeven tot een breuk met het psychologisch rafelsysteem waarin de 80er beweging was verloopen. Niet met 'ontledingen^ doch met simpele zinnen en woorden den men6ch en natuur peilen en doorvoelen, dat is het wat de modernen ons o.a. hebben gebracht. Hier door is de woordkunst op een hooger plan gebracht en geleid in banen, die volkomen h^rmonieeren met de onder de huidige menschheid levende geest. Volmaaktheid is nog lang niet bereikt, zoomin ala de strijd der geesten reeds een zeker ver schiet opent. De plaats die door Katholieke kunste naars in deze verwikkeling moet worden ingenomen is een zeer moeilijke. Zij 'weten dat hun werk, gesproten uit een intense liefde voor het volle leven, uiteindelijk moet ademen de geest van het eeuwig heidsbeginsel belichaamd in de Katholie ke Kerk. Wanneer ik dan ook overga tot een be spreking der laatste boeken van twee jon geren uit het Katholieke kamp, dan is het omdat ik hierin de vermelde feiten vaak op wonderlijke wijze verwezenlijkt zie. Het reeds geru men tijd verschenen werk van Albert Kuyle „De Bries", is één van deze openbaringen. Deze schrijver levert hier een 6-tal korte verhalen en huldigt hiermede een in de moderne literatuur reeds gevolgde wijze van publiciteit. Meer malen verschenen bundels korte verhalen, die het voordeel hebben onze, door de mo derne jachting aan het genot van grootere werken ontwende omgeving, in beperkte vorm toch nog van schoonheid te laten ge nieten. Dat de toekomst echter, ook voor de jongeren, het lange verhaal moet bren gen, acht ik echter van groote beteekenis. Eenige schetsen nit „De Bries" zijn in derdaad als een zuiverende wind in onze van perversiteit bezwangerde samenleving. Het eerste „Aquarium" is een liefdesidylle uitrde visschenwereld ergens in een Indi sche zee. Het simpele feit dat het uit de handen van den slapenden zeeman gegle den boek „Tales ofin zee valt en doordat bet „stond schrijkngs met de handhoeken in de modder", gaat dienen als echtelijke woning van twee geliefden is ontroerend van schoonheid. Kuyle toovert voor onzen geest onge zien leven uit een onbekende wereld en maakt het tot een eenvoudige waarheid. Het beste verhaal in dezen bundel is „Meisjesdag" waarin Kuyle ons de boven natuur laat zren door kinderoogen. Hier geeft de schrijver bladzijden waar het ge wone leven vervloeit in een heilige sfeer van kinderlijke godsvrucht. Maria, de Moeder Gods, nadert tot het kleine men- schenkind zooals ieder onzer zou naderen, en toch weet de schrijver dit te doen zon der eenige afbreuk aan haar Goddelijk Moederschap. Inderdaad, een bewijs van groot kunnen. Met uitzondering van „Huwelijk", ©en mooi geschreven verhaal van een jongen boer der uitgestrekte prairiën, die zijn bruid gaat halen, hebben de overige ver tellingen niet die groote fijnheid kunnen bereiken die mij bij de anderen zoo trof. „De honden huilen" was voor mij een te banale vergelijking tu&schen mensch en dier en in „Krassin 78" verloopt het onge twijfeld schitterend uitgewerkte zieleleed van den Rus over dc moord begaan aan zijn jonge vrouw in een te romantisch ein de in de sneeuw. Ip dit verhaal heeft Kuy le de noodige sfeer van het verlangen naar vereeniging met zijn geliefde niet volledig harmonisch kunnen oplossen. „Poëzie" laat zien dat Kuyle ook aar dige kleine verhalen kan schrijven, waar over wij even genoegalijk glimlachen doch die verder niets achterlaten. Kuyle heeft desondanks met dit boek getoond, zooals hij trouwens ook reeds in zijn vorig werk had bewezen, ons iets te kunnen geven dat een verrijking beteekent voor de moderne Nederlandsche litera tuur. Hoewel beide menschen van „De Ge meenschap" is het toch een groote stap van Albert Kuyle naar Albert Helman. Kuyle is in zijn werk Hollandsch, Helman is onbestemd. In zijn werk ondergaan wij een bekoring van verre landen, is het de geheimnisvolle sfeer der tropen, die ons gaat bezielen. Wij kunnen dan ook duide lijk den invloed bemerken die heb land zijner jeugd, West-Indië, nog uitoefent. Dit is in sterke mate het geval in de voor kort verschenen verhalenreeks van Albert Helman, uitgegeven onder den ti tel „Hart zonder Land". Ik acht Helman een sterker kunstenaar dan Kuyle, omdat de eerste in zijn eenvoudig, haast primi tief vertellen het proza tot poëzie kan doen overgaan. Van de modernen heb ik tot dus verre de mooiste bladzijden in dit boek gelezen. De verscheidenheid van onder werpen die Helman in dit werk behandelt, geeft een denkbeeld van zijn geweldige visie op verschillende levensmomenten, een visie die vaak verbijsterend is door de schoonheid, waarmede zij is geuit maar soms ook een schijnende teleurstelling bij ons opwekt door de banaalheid van ge dachten- De inleiding „de Queeste naar het hart" behoort direct reeds tot één van de sterkst geschreven schetsen, die sfeer schept voor een bovennatuurlijke gedachtengang en heerlijk uitloopt in een bewonderenswaar dige zelfopoffering van een jong meisje. Och, als ik denk aan het moment dat Helman mij omklemd hield in de greep van 'zijn kunstenaarschap en mij dwong mijn nuchter denkend verstand te gebrui ken om nog te onderscheiden. Het was bij het verhaal „Naar het behuud der wereld", waarin het ontzaggelijk verlangen naar het moederschap van een jong meisje wordt bevredigd door een louter „bedrog" van een student. En Groucha, voelende dat een verre droom, reejls gezien als kind bij het spel met de pop, zou 'worden verwezen lijkt, gaf toe in haar onbewustheid, niet om hem maar haar kind dat zou komen. En als de Moeder jammert, de student luchthartig verantwoording afwijst, dan bestaat voor Groucha niets meer dan het leven dat in haar groe t. Zij sterft bij de geboorte van haar kind. Prachtig is het meisje in haar ontzettend verlangen, aanvaardbaar desnoods haar voorbijzien van het kwaad. Doch hier had Helman rekening moeten houden met hen die het boek zouden lezen en niet onder scheiden. Dit gedeelte, hoe ontroerend mooi overigens, dwingt tot het maken van een voorbehoud. Toen ik later las „Het wonderbaar Na- bijzijn", machtig schoon door de gedach tengang van een -zeeman, die zijn geliefde vrouw weet met een kind dat komen moet en schrijft van hun wonderbaar nabijzijn, ondanks de groote afstand, teen merkte ik dat Helman een dergelijk gegeven ook kan schrijven in een zuivere atmosfeer voor iedereen. Mysterieus in gedachtengang zijn „Co- lumbaan" en „Ik ben Lindor". Het eerste was een verhaal gesponnen om de kinder lijke argelooshe'd, het ongeloofelijk ver trouwen. Het tweede, zuiver tropisch door de opgeroepen verbeeldingen bij de mono tone stem van een inboorling. Er zijn eenige schetsen waarin Helman aan het slot tot een kleine bespiegeling overgaat, zooais in „Henders" en „Twee Moeders". Uit literair oogpunt bezien kun nen wij dan gerust zeggen, dat na een knap begin, het geheel uitloopt op een journalis tieke (desnoods knap-journalistieke) mede- deeling. „Ixoye" is in opzet niet tot de sterkste verhalen in deze bundel te rekenen. Ik las in verband met strenge ascese wel beter werk. Maar subtiel en wonder-schoon wordt Helman weer in de verhalen „Het Nieuwe Leven", „Nachtwake" en „Slotcadans" die de schrijver weer plaatsen boven allen welke momenteel in Nederland scheppend werk verrichten. Na hier op de beste en meest eigenaardige verhalen te hebben ge wezen, moet ik toch bekennen dat in deze bundel ook schetsen staan (gelukkig maar twee) die Helman zeer zeker bij nadere beschouwing er liever n et in had gezien. Is „Tristan und Isolde" als overspelscène zonder oplossing in harmonie met de Ka tholieke levensbeschouwing, al moeilijk te aanvaarden, de schets „Othello-bar" had beter thuis behoord in de 100.1-Nachtru briek van „De Telegraaf", als verhaal met onverwacht slot. Dit ware beter geweest dan het verschijnen in een bundel d'e re presentatief moet zijn voor onze moderne Nederlandsche literatuur. Echter is het mijn plicht, ondanks ge maakte voorbehouden te zeggen, dat in dit boek een lid der Katholieke Jóngeren aan het woord is die bewijst als scheppend kunstenaar een plaats in te nemen in ons cultureel leven en zoodoende recht heeft op onze belangstelling. Juist omdat hij ons de rijkheid van het leven in droefenis of vreugde zoo diep laat'voelen met "zijn mo dern, eenvoudig proza, behoort hij onder de meestbelovenden voor de toekomst. Aan het einde van deze beschouwing wil ik, evenals in den aanvang, een verlangen uitspreken. Er moesten in de moderne lite ratuur kenteekenen zijn, die wijzen op een mogelijk te verwachten schepping, voort komend uit het intens-schrijnende leed der wereld. Ik denk hierbij aan datgene wat dagelijks is te constateeren als sexueele verwording, echtscheiding, in het algemeen afstomping der moreele waarden. Dat is een leed dat individueel in de eerst§ plaats om uitkomst vraagt, want wij zien de schreeuwende leegheid der zielen door on bewuste afdwaling. Een boek hierover zou vaak moeten af dalen tot „doodgewoon" leven, maar toch, wanneer één onzer modernen in een ont zaggelijke liefdedrang voor het mensch- dom, dat gebukt gaat onder de valsche grootheid der moderne beschaving, in dat korte, krachtige proza kan aanvoelbaar maken de leegheid van dat leven en heen- wijzen, zonder zedepreeken, doch waar, intens \yaar, naar het geluk dat wacht aan iedereen, dan zou misschien iets voor de massa" zijn geschapen. Maar och, het is zoo moeilijk een der gelijke taak te volbrengen in volslagen harmonie met een modern scheppend kun stenaarsvermogen. Laten wij heden vreug de he'oben over de mogelijkheded van men schen als Kuyle en in het bijzonder als Helman. Misschien brengen latere jaren hen tot die groote liefdedaad. P. A. VAN DER VALK. DE GESCHIEDENIS DER LEIDSCHE ST. JOSEPH-GEZELLEN-VEREEN. Inleiding. Het kan niet ontkend.worden dat het samenstellen eener geschiedenis, omvat tende meer dan veertig jaren vereénigings- leven, een veel moeite en zorg dragende taak is. Tot groote voldoening stemt het echter dat deze taak het schoone doel heeft een geschiedenis te belichten zoo rijk aan ze gen en verdienstelijke arbeid, dat het in derdaad erkend mag worden als de vruch ten van het heerlijk mooie Kolpingswerk. Onze Leidsche St. Joseph Gezellen Ver eeniging mag een terugblik slaan in het verleden, zij mag een blik slaan in het he den, beiden zullen stemmen tot groote vol doening. Het Katholieke Vereenigingsleven heeft zich steeds mogen verheugen in aller be langstelling; in den loop der jaren zich uitbreidend en opbouwend tot een machti gen hefboom welke de vorming van brave, verdienstelijke burgers voor Kerk en Staat tot krachtig doel had. Onze St. Joseph Gezellen Vereeniging onder de schutse van onzen roem/ijken Patroon St. Joseph heeft den weg gevon den naar vele harten én ons vurig streven moge gericht zijn op een nog immer aan wassende groei en bloei van het vereeni gingsleven. Dat leden, begunstigers en vrienden steeds uiting mogen blijven geven van hun ne bijzondere belangstelling en nimmer verflauwende medewerking zal den schrij ver dezer geschiedenis in ruime mate tot genoogdoening en dankbaarheid stemmen. (Wordt voortgezet). DE SOCIALE CURSUS. De Sociale Cursus, deze week gehouden, is een groot succes geweest. Aan de op roep van het bestuur der Studieclub, van wien deze avonden uitgingen, hebben Zon dag, Dinsdag en Donderdag telkens een ongeveer 120 jonge mannen gevolg gegeven. En er is veel geleerd. Want echt les werd er gegeven, laat het dan zijn, dat de in zich dorre stof aangenaam gemaakt werd door vele pakkende voorbeeldjes. De 2de voorzitter, S, Menken opende telkens met een passend woord. Dan begon Professor J. Niekel zijn inleiding. Den eersten avond -werd behandeld het maatschappelijk karakter van den mensch Uiteengezet werd wat we onder een maat schappij hebben te verstaan. Een maat schappij is een verzameling van menschen, die zich voor een gemeenschappelijk doel bij elkander voegen. Voegen de menschen zich nu bij elkan der uit vrije wil of uit natuurdrang? Hier over zijn de meeningen verdeeld. De inlei der geeft dan de leer van Rousseau en de meening van Thomas van Aquino en Aris- toteles. Het verstand zegt ons, dat de menschen op elkander zijn aangewezen. Als twee natuurnoodzakelijke maatschap pijen worden genoemd het gezin en de staat. Voor allerlei behoeften heeft do mensch dan nog de vrije maatschappijen. Van de gelegenheid voor gedachten wis seling wordt door eenige leden gebruik ge maakt. Dinsdagavond behandelde Prof. Niekel „Dwalingen op maatschappelijk gebied." Na een korte repetitie van het uiteen gezette op den eersten cursusavond liet de inleider zien dat in een maatschappij noodzakelijk is een gezag. Waar komt nu dit gezag vandaan? Inleider gaf een en ander uit de leer van Rousseau. De eenige maatschappij die mocht blijven voortbestaan, was de staat. En de burgers zouden het gezag in de staat vrij op een door hen gekozene over dragen. Deze vorm van maatschappij noe men wij de individualistische. Een tweede groep van dwaalleeren werd behandeld. Om de afstamming van den mensch van dieren, die in greepen leven is de mensch een maatschappelijk wezen, in hun oogen is er slechts één Maatschappij en dat is de Staat. De Staat moet voor alls zorgen, de Staat moet zorgen voor voedsel, voor de opvoeding der kinderen, voor goede woningen, kortom de Staat moet het heele leven doordringen. Zijn le den zullen evenwel alles moeten afstaan aan de Staat. Het geld dat zij bezitten, net huis dat zij bewonen, de vrucht van hun arbeid moet kómen aan de Staat, die op haar beurt moet zorgen dat alles gelij kelijk onder haar leden wordt verdeeld. Daartoe moeten de kapitalisten en zij die bezittingen hebben uit de Maatschappij verdwijnen. Allen moeten gelijk worden, het moet worden een klasselooze Maat schappij. Ziehier twee richtingen die beide afwijken van de door God gewilde natuur lijke orde. Wat de juiste positie is van de Katholieke Maatschappij zal ik u Donder dagavond uiteenzetten, zoo eindigde Prof. NickeL Donderdag, de laatste avond van den Socialen Cursus, gaf Prof. Niekel de Chris telijke opvatting van de taak vau de maat schappij de Staat. Laten er tendenzen zijn, aldus spreker, om een groot deel van de taak van de maatschappij het gezin op een ander te schuiven „het gezin is zoozeer een natuurnoodzakelijke maatschappij, dat van die zijde niet zoo'n groot gevaar voor af dwaling dreigt. Anders is het met de maatschappij de staat. Nemen wij onze so ciale wetgeving. Veel te veel wordt nog door de staat gedaan, wat eigenlijk gedaan moest worden door de vereenigde standen of groepen. Het particulier initiatief moet veel meer worden overgelaten. Maar daar toe is dan noodig, dat de verschillende standen zijn georganiseerd. En een warm pleidooi hield de professor nu voor de vakbeweging, waarin elkeen thuis hoort, die niet alleen zijn taak als individu, maar ook als maatschappelijk wezen wil vervullen. Een aangename gedachtenwisseling volgde nu. Verschillende zeer goede vragen die van begrip getuigden, werden gesteld en naar genoegen beantwoord. De 2de voorzitter der Studieclub en de Praeses dankte. En na het zingen van een „Aan U, o Koning der Eeuwen" onder be geleiding der Symphonie, werd de zoo wel geslaagde 2de Sociale Cursus met gebrui kelijk gebed gesloten. MEDEDEELINGEN. Alle plaatsen voor de retraite met Kerst mis a.s. zijn bezet. Niet minder dan zes en veertig onzer leden vertrekken Maan dag a.s. naar Noordwijkerhout. De deelnemers verzamelen zich Maan dagmiddag te 5 uur in het Gezellenhuis. Voor verdere mededeelingen zie men het aankondigingenbord in de Groote Zaal. DAMCLUB „DE TWEE SLEUTELS". De uitslagen der jl. Maandag gespeelde wedstrijden zijn als volgt: J. AlkemadeA. Smal 02 NijhnisW. Develing 20 Fr. UphoffCh. Uphoff 20 A. Smal—Ch. Uphoff 20 F. UphoffDe Winter 02 DevelingCh. Uphoff 02 BilderbeekCh. Uphoff 20 H. UphoffBilderbeek 20 Ch. UphoffP. Brouwer 02 De WinterSlewe 02 W. DevelingA. Smal 02 F. OphoffW. Develing 20 A. Smalde Winter 20 A. SleweSneeboer 20 H. UphoffW. Develing 20 Ch. 'Uphoff—Nyhuis 02 SleweNyhuis 20 a.s. Maandag worden de laatste veertien wedstrijden gespeeld, allen dus tegenwoor dig. WOUBRUGGE. De geschiedenis van de brug, Dezer dagen zal het 60 jaren zijn geleden, dat ons dorp een brug verkreeg. De opening ge schiedde met veel ceremonieel. Op voor stel van Comelis van Dam, werd in de vergadering van 16 Juli 1868, een commis sie benoemd om de Woudwatering te over bruggen. Den 18en October d.a.v. werd be sloten een draaibrug, doch voor de sier lijkheid van het dorp, werd dit gewijzigd in een dubbelen wipbrug. Aan Z. M. den Koning werd verzocht 5 cent van de scheepvaart te mogen eischen boven de 20 ton. Den 20e Juli 1869, deelde de Minister mede, dat de Koning afwij zend had beschikt, dat de brug de scheep vaart meer be'emmerde, dan bevorderde. De pont werd steeds door het mannelijk personeel van het. Weeshuis bediend, on der toezicht van den veerman Arie Kel derman. Ook het doodgraven gesclredde door dat personeel. B. en W. noodigden de regenten van het Weeshuis uit in hun vergadering, ter be spreking van de bediening van de brug met den veerman Kelderman, doch de re genten zeiden, dat zij geen geschikt per soneel meer hadden om dat werk te doen; ook voor doodgraver. De veerman heeft nog korten tijd de brug bediend, doch met ingang van 1 Jan. 1870 werd als vaste brugwachter benoemd Corn. Hoogeveen, na hem L. Reijneveld 1881, Dirk van der Laan 1884 en thans den chef-brugwachter, de heer H. Schijf in 1909. Hondenkeuring. Bij de herkeuring van trekhonden, karren en tuigen waren verschenen 6 karren en 6 honden. Afge- kaurd werden één hond, één kar on eén tuig. De keuring werd bijgewoond door den 'inspecteur van de dierenbescherming. VOORSCHOTEN. Geboren: Jacob Frederik, z. van F. van Griethuizen en T. Ch. van Sprengen. Geboren: Hermanus Josef Maria, z. van L. J. van Aken en A. Knura. Sophia Maria Leentje, d. van A. van der Marei en M. Doeleman. Marian, d. van M. Smits en J. H. de Bruin. Ondertrouwd: A. C. van Horsscn 30 j. en W. H. Schulte 29 j. Overleden: L. J. Wiekhart 46 j. ALPHEN AAN DEN RIJN. Gevestigd: J. Mooij en gezin van Oudewater B. J. Nagengast van Sap penneer Maria J. van Eijk van Laren (N.-H.) Wilhelmina J. V. van der Peet van Boskoop Agatha Rijsdam van Arn hem P. Kempen van Zoeterwoude Kinderen Hemelop van Leiderdorp H. Laermann en gezin van Dusseldorf (Dl.) E. A. Halm van Nieuwveen A. W. Kleijn van Amsterdam Kinderen Scher- penzeel van België. V ertrokken: Adriana van Gent, echtg. van H. van Oorschot, naar Ridder kerk Gijberta M. J. van der Spek naar Gouda Maria J. van Eijk naar Bussum Cornelia K. van der Vis, wed. L. Jon- geneel, naar Nreuwveen Teunisje Kam- pert naar Weesp I. J. Kuijf naar Lisse Jannetje van Wely naar Amsterdam J. M. Kleijnjan naar Bodegraven Aafje Buitelaar naar Stompwijk J. H. Kroon naar Rijnsburg Hasina Uithol naar Rijnsburg Geertrui M. Krumpclman en Klaartje M. Krumpelman naar Noordwij- kerhout R. de Jong naar Amsterdam. N.B. Vanaf Woensdag dagelijks Gloria (behalve Vrijdag) en Credo. Do Prefatie van Kerstmis. Vanaf Donderdag het 2e gebed v. h. Kerstoctaaf (uit de dagmis). ZONDAG 22 Dec. Vierde Zondag v. d. Advent Mis: Rorate. Geen Gloria. 2e ge bed v. d. H. Hunger, Bisschop en Belijder; 3e ter eere va,n Maria. Credo. Prefatie v. d. Allerh. Drieëenheid. Kleur: Paars. „Dauwt Hemelen van boven en dat de wolken den Gerechte (Christus) afzenden. (Infcroitus). Kom, Heer en wacht niet lan ger; ontbind den zondelast van Uw volk". (Communio). MAANDAG 23 Dec. Mis v. d. vorïgen Zondag: Rorate. Geen Gloria, 2e gebed ber ecre van Maria; 3e voor alle Overlede nen (Fidelium); zie eorste Formulier der Missen voor de Overledenen); 4o voor Kerk of Paus. Na het Graduale wordt het Alle luja met vers niet gebeden. Geen Credo. De gewone Prefatie. Kleur: Paars. DINSDAG 24 Dec. Vigiliedag voor het Kerstfeest Geboden Vasten en Oniihou- dingsdag. Mis: Hodie. Geen Gloria. Geen Credo. De gewone Prefatie. Kleur: Paars. WOENSDAG 25 Dec. Kerstmis. Hoog feest van Christus' Geboorte. Geboden te vieren als Zondag. De Nachtmis: Dominus. Do Dageraadsmis: Lux fulgobit. 2e gebed v. d. H. Anastasia. De Dagmis: Puer. Laat ste Evangelie als op Driekoningen. Kleur: Wit. N.B. Men lette gedurende het Kerst- octaaf op de verandering in heb gebed Comm uni cantes". Op diit Hoogfeest laat de H. Kerk hare priesters drie H.H. Missen opdragen ter viering van Christus' geboorte in de stal van Bethlehem (Nachtmis); in de harten der menschen (Dageraadsmis); en van de geboorte van alle eeuwigheid van den Zoon uit don Vader (Dagmis). Heden is de Zaligmaker geboren, die Christus de Heer is, in de stad van David (Evangelie v. d. Nachtmis). Laten wij op deze aarde ons verheugen met de heme lingen (Offertorium). Maar ook: zien wij met de oogen des geloofs in dat machte- looze, hulpbehoevende Kind den Almaeh- tigen en Allerheiligsten God. Aanbidden wij Het met de Engelen: „Eere zij God in den Hooge". Aanbidden wij dat Kind in ons hart en vragen wij met het nieuwe Licht van het Menschgewordon Woord de ge nade, te mogen worden verlicht en dat het nieuwe Licht moge uitstralen in onze wer ken. (Gebed uit de Dageraadsmis). Want dan alleen is ons Kerstfeest vruchtbaar als het een verandering en bekeering van leven teweegbrengt Immers: „De genade van God, onzen Zaligmaker, is ons verschenen om ons te leeren, dat wij aan de goddeloos heid en de begeerlijkheid dér wereld moe ten verzaken en zedig, rechtvaardig en god vruchtig moeton leven in deze wereld". (Epistel v. d. Nachtmis). DONDERDAG 26 Dec. Tweeden Kerst dag. Feestdag v. d. H. Stephanus, eerste martelaar. Dag van devotie. Mis: Sederunt. Kleur: Rood. Gisteren beleed de H. Kerk voortdurend de Godheid van Christus in de kribbe. Vandaag viert zij het feest van den eersten Martelaar, die do Godheid van Christus met zijn bloed en leven zoo schitterend be tuigd heeft Om zijn prediking van den Christus is de H. Stephanus ge-steenigd. VRIJDAG 27 Dec. Feestdag v. d. H, Joannes, Apostel en Evangelist. Mis: In medio. Kleur: Wit In de vreugde van het Kerstfeest viert de H. Kerk ook het feest v. d. H. Joannes, den meest beminden leerling des" Hecren. Na zijne uitverkiezing zien wij Joannes steeds in de innigste gemeenschap met Christus. Hij stond ook onder het kruis, hij, die gerust had aan 's Keeren borst bij het laatste Avondmaal. Joannes stond aan het hoofd der Kerk in Kl.-Azië en werd onder keizer Diocletiaan (81—96) gevangen genomen en in een ketel met kokende olie geworpen, waar hij ech ter ongedeerd uittrad. Als balling op heb eiland Patmos schreef hij zijn „Boek der Openbaring" het laatste der boeken v. d. H. Schrift. Van zijn hand hebben wij ook een Evangelie (n.l. dat volgens den TT, Joannes) en drie brieven. In zeer hoogen ouderdom is de H. Joannes overleden te Ephese (KL-Azië). ZATERDAG 28 Dec. Feestdag v, d. H.H. Onnoozcle kinderen. Mis: Ex ore. Na het Graduale wordt het Alleluja met vers niet gebeden, maar de Ttractus. Kleur: Paarse „Heden vieren wij den feestdag der kin deren, die, volgens het Evangelieverhaal, door den allerwreedsten koning Herodes vermoord zijn. Ziet, de aardsche vijand zou door eerbetuigingen die gelukkige kleinen nooit zóóveel voordeel hebben kunnen brengen, als hij nu gedaan heeft door zijn haat". St. Augustinua. IN DE KERKEN DER E.E. P.P. FRANCISCANEN. Alles als in bovenstaande kalender, be halve: MAANDAG. Mis v. d. Z. Nicolaas Factor, Belijder: Os Justi. Gloria. 2e gebed v. d. vorigen Zondag. Geen Credo, De gewone Prefatie. Kleur: Wit Amsterdam. ALB. M. KOK. Pu,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9