r /{AaL
DONDERDAG 28 NOVEMBER 1929
DERDE BLAD
PAGINA 1
De voordracht van B. en W. inzake
den Stadhuisbouw
J!
Wie zich aan Rotterdam spiegelt, spiegelt zich zacht
Zoo is dan, negen maanden na den
brand, de voordracht van B. en W. aan
den Raad verschenen: de Raad wordt uiï-
genoodigd, den Hilversumschen Gemeente-
Architect W. M. Dudok, opdracht te ver-
leenen tot het indienen van twee ontwer
pen, een met en een zonder behoud van
den gespaarden govel.
Men moet het in B. en W. bewonderen,
dat zij tot een eigen oordeel gekomen zijn,
en alle tusschenstadia van meervoudige op
drachten van zich af gewezen hebben. Dit
is een fiere magi-strataire houding, die
hulde verdient.
Maar verder dan deze hulde, die uitslui
tend de geste betreft, kunnen wij helaas
niet gaan. Want over do keuzo van den
architect, wien deze groote eer te beuvt
viel, verheugen wij ons in 't geheel niet,
evenmin, we halen de analogie er direct
maar bij, Dr. Jan Vefch zich verheugde, over
do grove wijze, waarop indertijd, bij den
bouw van het Rotterdamsche Stadhuis, i-?
omgesprongen met het plan van wijlen de
Bazelen over de krenkende passeering
van Dr. Berlage, die toendertijd nog in.
voile dadenkracht was. Er is toen, door
lieden van zeer uiteenloopendé richting,
luide geprotesteerd, eerstens tegen het dic
tatoriale optreden van Burgemeester Zim
merman, twee-dens tegen liet onder geheim
houding der plannen voor pers en publiek,
bewerkstelligde „scheve" raadsbesluit.
Het Rotterdamsche voorbeeld.
Het heeft niet mogen baten: op de Cool-
singel „prijkt" thans het suikerbakkerspro
duct der tamheid; en heden, een tiental
jaren na de feestelijke opening ervan, i s
cr onder bevoegden geen
B^crsc'hil van meening meer
dat Stadhuis is een abomina
bel wangedrocht, opgedroa-
;en door een onbevoegde.
Moet het in Leiden, óók zoo gaan? Het
denkbeeld er aan. stemt tot groote droe
fenis. Maar wij hebben nog hoop, want in
derdaadde omstandigheden zijn radi
caal anders dan toen in Rotterdam.
Daar een Burgemeester, die tevoren ha l
uitgemaakt, dat z ij n smaak, en welk e®n-
smaak, triompheeren moest, in Leiden een
Burgemeester, die op onderzoek uittrekt en
zich voorlichten laat, om uiteindelijk tot
een oordeel te komen. In Rotterdam licht
schuwheid (het wegstoppen der plannen
voor publiek en pers); in Leiden openbaar
heid.
Maar toch spreken wc van een analogie.
Want ondanks de goede zorgen van het
Leidsche Dagelijksche Bestuur,' ondanks
het nauwgezette onderzoek, dat maanden
en maanden in beslag nam, is er in beide
.gevallen sprake van een persoonskeu-
ze, die bedenkelijk geacht moet worden.
De persoonskeuze van wijlen den trouw-
hartigem knappen docent Prof. Evers, dia
echter zelf geen scheppend kunstenaar van
beteeken-is was, is een onvergeeflijke dom
heid geweest. Het passeeren van Dr. Ber
lage was, het is door tientallen bevoegde
publicisten aangetoond, e-en onbegrijpe
lijke lompheid, hét wegwerken van do
Bazel en Kromhout was een uiting van on
begrip.... alles goed en welmaar wat
Dr. Zimmerman wilde*, geschiedde: Rot
terdam kreeg dat zoetig monument van
suikerbakkerskunst. Niets kon dat nood
lot. afwenden; de bevoegdste critici zelfs
niet.
Een betreurenswaardige keuze.
En nu hier. Ook de keuze Dudok is door
mij hierboven gewraakt. Het komt den
Leidenaars toe, dat zij terdege weten, op
welke gronden deze keuze betreurd wordt.
Hier volgen ze, in zakformaat.
Dudok is de architect der veelvuldige
ommezwaaien. Wie zich de moeite ge
troost, het boekje te lezen, dat Ir. G. Friod-
hoff over dezen bouwmeester schreef en-
wie daarbij meer let op de foto's, dan op
do begeleidende text, merkt tot zijn ver
bazing op, .dat deze architect begonnen is
als een trouw adept van Dr. Berlage, ge
tuige zijn ontwerp voor een Geniekazerne
(1912), vervolgens omgezwaaid is van het
rationeel beginsel dat Berlage hem leer
de, tot een ongebreidelde malle fantasie.
De beide bouwwerken die hij in die jaren,
rond 1916/17 in Leiden bouwde, zijn daar
bedroevende stalen van.
Hoe nieuwerwetsch, hoe modern, mo
dieus, waren deze twee gebouwen in da
gen van huai ontstaan. En hoe verouderd
zijn ze heden, twaalf zegge twaalf ja
ren nadien.
Ook dit standpunt van de ongebreidel
de fantasie is door Dudok verlaten. Hij
Friedhoff „W. M. Dudok, Serie „Ned.
Bouwmeesters". TJitg. van Muster's M.
A'dam:
kenterde weer, nu tot een zelfbeperking,
tot een inkeer, die naar onze vaste over
tuiging maar schijnbaar is, en slechts een
verhulling van de voortwoekerende fan-
tasterij. Dudok helde dus weer tot een
nieuwen stijl over, te weten.het liori-
zontalisme. Meen echter niet, dat de char
mante lange lijnen, waaraan hij van
toen af, heel zijn werk doordrong,
een eigen uitvinding was. Geenszins.
Is Dudok eensdeels een rasechte ge
vel decorateur van de Amster d a m-
s c h e-S c h o o 1 richting, die als variant
op de gebogen gevellijn, dc strakke
creëerde, in zijn kubiek-vorming en schijti-
baar-rationeele is hij een adept van dc
N e u e-S a c h 1 i c h k e 11, de richting van
Bauhaus Dessau. Alzoo zweefde deze on
vaste architect tusschen twee richtingen,
zich nergens bepalende. Maar vast staat,
dat zijn inderdaad verblindend charmante
ontwerpen een zakelijkheid suggereeren,
die niet aanwezig is. Grondig is dit
aangetoond door den architect B. J. Kol-
d-ewey in een artikel in „De Nieuwe
Eeuw" van 11 April 1929, over Berlage en
Dudok. Reeds eerder had deze architect,
bij de bèoordeeling van' een school van Du
dok, aangetoond, dat deze archticct
s c h ij n b a r e redelijke vormgeviugen
creëert, wier uitsluitelijke deel liet is, aau-
gena-me sensatie's van fraai lijnenspel op
te wekken. In andere woorden dus: ook
in Dudok herleeft de aesthetische barock
van voor Berlage, hier echter in een zeer
verhulden vorm. Niet het d o e 1 is uitgangs
idee van deze architectuur, maar de
schijneen aardige verschijning.
Aan deze doelstelling: een aardige
v e r s c h ijn i n g, wordt ook het nut op
geofferd, zoo dat moet-. Bewijzen ervoor
vond de architect Ivoldewey bij legio.
Nu is het, na- den titanischen strijd van
de vernieuwers onzer architectuur, naar'
wezenlijke zuiverheid, wèl heel tragisch,
dat desondanks tal van barock-vormen te
rug zijn gekomen, maar het miserabelst is,
dat er in Dudok e>en zinledigheid tot uiting
komt, die zich achter schijnbare be
zinning verhult.
De diepste verwarring wordt gesticht,
als het verkeerde zich bcdi,en-en gaat met
de termen van het goede. En dat gecahicdt
hier.'
Het bewijs ervoor is gemakkelijk te le-
vqren. Nimmer heeft de architect Dudok de
oereisch van iedere goede bouwkunst, dat
deze 'kunst aanvang vinder moet in de
bouweischen, wezenlijk beleden. Want toen
hij een navolger van Berlage's zuiverheid
was, was hij oen zeer gebrekkig navolgen,
een, die alleen de uiterlijke stijldetails van
zijn redelijken leermeester zag. De genie-
kazerne is daar het sprekend bewijs v-oor.
Het dienend inzicht lag er dus maar
als een lastig vernisje bovenop. Toen de
bouwkunsta-narchie der „Amsterdammers
dan ook losbrak, was Dudok één der eer
sten, om de Berlaagsohe ballast van zich'
af te werpen. Hij kon óók „zwiorig" bou
wen; dc Leidsche tijd be wijt hét. Men be
merkt in dezen Tuschinski-achbigen wa-n-
stijl-bravour de rechte weesjongens vreugde
van eindelijk losgelaten te zijn.. De gebon-
hei-d in zedelijken zin, van Berlage's on
wrikbare wetten, was hem een last ge
weest.
Toen eohter de Amsterdamsche School
meer en meer verzet ontmoette, vooral van
internatiohale zijde, was Dudok een der
eersben, die de geonduleerde-geveltjes-
methode verliet en bijtijds1 de strakke lijn
adopteerde. Wat moeten we echter wel den
ken, van deze talrijke ommezwaaien, tel
kens als de beleden stijlvorm dreigt impo
pulair te worden'? Het antwoord is duide
lijk:
le. dat er slechts in zeer geringe mate
sprake is van een eigen architectonisch
inzicht;
2e. dat de kans verbijsterend groot is,
dat hier sprake is van mod e-architec-
tiuir;
?e. dat een gebouw, heden door Dudok
gebouwd, angstig veel kans maakt, over
tien jaar per sé verouderd te zijn.
Want lezer, er is geen enkel architec-
ton'sck verband aan te wijzen, tusschen de
drie stadia van Dudok. Als hij, in zijn
derde stadium, een stadhuis voor Leiden
bouwt-, is de kans zeer groot, dat hij dit
stadium weer verlaten gaat, voor andere
onredelijke bouwvormen, en Leiden over
laat met de droeve last: een schielijk-ver-
ouderd bouwmonument, ter bespotting der
tijden.
Ware liij nu, in de twee voorgaande sta
dia een kracht'ge persoonlijkheid geweest-,
men zou hem een genie met vele facetten
durven noemen (ook Berlage is van vorm
geving veranderd) maar, in die twee voor
gaande stadia was hij een amateur. Dat-
in o e t 'erkend worden.
ONTWERP VOOR EEN GENIJ^KAZERNE. 1912.
Dudok als functionalist.
Nimmer heeft hij het wezen van Ber
lage's functionalisme begrepen.... toch
was hij een Berlage-adept.
Nooit heeft hij, in zijn bizarren tijd,
grootsche visies verwerkelijkt, gelijk een
vervoerd fantast als de Klerk inderdaad
geluktehij was slechts een navolger
in nevelige verten.
En nu hij de fantasterij, wier belijder
hij in al deze gedaanten geweest is, in een
zeer onvast stadium heeft gevoerd (de ho
rizontale lijn tout court en de charme van
elegante kubiekvorming) en daarmede een
uiterst tamme navolger van de internatio
nalistische richting is geworden, nu zou hij
gepromoveerd zijn, tot den architect, op
wiens werk de natie haar roem zal stellen
door de eeuwen Wij gelooven het niet.
Wij gelooven daarentegen, dat de roem
van Dudok, algelijk de roem van de wis
selvallige Amsterdammers, die jaar op jaar
van vormgeving wisselen, een quaestie is
van handige organisatie -en deugdelijke
berichtgeving in den B. X. A: (Bond van
Ncch Architecten).
Is het inzicht van den B. N. A.
dat der Nedcrandsche archi
tecten?
Deze B. N. A., die de organisatie h e e t
t-e zijn van de Nederlandsche Architecten,
is in feite een club, ter behartiging van
de belangen van een zeer afgebakende
groep: dc Amsterdamsche school. Het is
hier en elders al eerder betoogd, en met
bewijzen door mij gestaafd.
Wie dus zijn architectonisch oordeel
(gelijk B. en W. van Leiden een'gszins
deen) laat berusten op het inzicht in dezen
B. N. A., bekomt een zeer subjectief oor
deel, een groepsoordeel. Het is daar, in
de hoogero regionen van deze architecten
een misselijk spel van elkander het bal
letje toegooien, dat weerzin verwekt en
dat allerongelukkigste gevolgen heeft ge
had.
Tengevolge van dat systeem, elkander
wederzijdsch tot- beroemdheid te bombar
deeren, zit Amsterdam nu opgescheept
met een lachwekkende schijn-architectuur,
wier verouderdheid ook al
reeds ingezien wordt door
de bedrijvers zelf, want- d c
Amsterdamsche s t ij 1 is be
zig weer om te zwenken
naar een nieuwe v o r m g e-
v i n g. 't Is droevig maar waarde
heeren zijn weer met het- ruzterdak begon
nen en met het aantoonen van de innerlijke
functie van het gebouw in den uiterlijken
verschijningsvorm en erkennen dus, dat
hun geonduleerde gevels (die een 'pompeu
ze verhulling waren van een gewoon wo
ningtype daarachter) een misvatting zijn
geweest.
Wij hebben dat jaren lang op wanhopige
wijze beweerd. De B. N. A. gebaarde niet;
wij waren domme leeken en men ging on
gestoord zijn gang. Het dwaze mocht- vrije
lijk ontbloeien.' Nu, na jaren, krijgen wij
van de heeren zélf gelijk; maar meen nu
niet, dat zo bescheiden zijn. geworden, ten
gevolge van hun onverantwoordelijke mis
vatting. Neen, alsof zo het altijd met ons -
eenp geweest zijn, zoo doodleuk gaan ze
voort. nu weer met een andere hobby der
njode.
En wij „leeken" blijven worstelen tegen
een stroom; tegen de organisatie van han
dige lieden, die hun aesthetisch inzicht
wisselen, naarmate de omstandigheden dat
vorderen, wij zijn niet tot oordeelen be
voegd, want kanteeren zelf niet passer en
teekenhaak
En het lustig balspel, zeer ten ondienste
van een gezonden opbloei onzer architec
tuur, gaat ongestoord verder.
In Amsterdam hebben B. en W. (lees de
dienst der Stadsarchitecten, die roerend
einverstarfden is met de richting der bon
zen in den B.N.A.) een der architecten van
de groep „De 8" uitgesloten van mededin
ging naar de prijsvraag voor de bebouwing
van het- Allebé-plein. Waarom? Het ant
woord is simpel. De kongsi was bevreesd,
dat haar invloed tanen zou. Want 't staat
vast, dat- tal van denkbeelden, door de
groep „De 8" geopperd, in de evolutie der
z.g. Amsterdammers verwerkt zijn. En deze
miserabele karakterlooze houding zou blij
ken, als deze last'gc jongeren ook toege
laten werden tot de prijsvraag.
Inderdaad, het is een onfrisch spel van
machtsbehoud, daar in die kringen.
En B. en W. van Leiden kwam dan ook
bij den duivel te biecht, toen de meeiiing
van den B. N. A. gevraagd werd. Dit
moeten we als vaststaand aannemen: het
advies van den B. N. A. anno 1929 is geen
advies, onze geheelo arch'tectuur betref
fende, maar uitsluitend het inzicht der
officieele bonz-en, die, de feiten wijzen
het uit, hun hart verpand heben aan het
bialspel-systeem t. o. v, de Amsterdam
sche richting, met uitsluiting van a 1 het
andere.
En van dit advies is de beroemd.
Ii e i d dezer fantasten het organisa
torisch, niet hot aesthe
tisch gewettigd, resultaat. En
van d;t systeem is ook de voordracht van
B. en W. van Leiden het resultaat.
De gevolgen voor Leiden.
Gaan wij nu eens na, wat het gevolg
zou zijn, als B. en W. dit inzicht hand
haaft, en de Raad het- accepteert. Dan ont
staat in Leiden een bouwwerk (tenzij Du
dok wéér eens wentelt) dat volstrekt in
tegenspraak zal zijn met de bestaande
stadssfeer, van voorname ingetogenheid.
Dan ontstaat een elegant modieus stad
huis, dat zich verhouden zal tot die stads
sfeer. als een mondain juffertje tegenover
een bezonken hoogleeraar. Dat stadhuis
zal stellig een zekere charme bezitten,
maar 't zal een oppervlakkige snel-vcr-
vlictende bekoriug zijn, want dat is de
eigenschap van alle schponheidsuitingen,
die geen ".icpere fundeering hebben, dan
het mode-inzicht.
Het is in dit verband nuttig, er op te
wijzen, hoe Ir. Friedhoff zelf, die een
groote bewondering voor het- werk van
Dudok koestert, toch zelf erkennen moet,
dat zijn werk iets demonstratiefs
vertoont. Koldewey gaat op deze gedachte
BAmtUlÖ AAN DE BOSCHDRIFT TE HILVERSUM. 1921
Het „cubisti sclv' inzicht.
in en neemt haar over en concludeert:
dit is tentoonstell i n g s a r-
e hi I- e c t u u r die ur!t den aard der
zaak snel vermoeit, snel ver
veelt. Dit werk is kunstmati g.
Zie, als een teeken van dc geforceerdheid
rijst aan elk zijner gebouwen een toren
omhoog, of dat nu een crematorium of. een
badhuis, een raadhuis of een abattoir, een
school cf pen modemagazijn is.
Wat komt er, op deze w ij z e
terecht, van de uitgespr o-
k c n volkswil, die zich geuit
heeft in een stroom van
adressen aan den Raad?
Niets! Dat de Leidsche burger dan
weto, dat- deze keuze zou beteêkenen een
volstrekte breuk met de traditie van in
getogen deftigheid, die Leiden door do
eeuwen sierde, en haar maakte, tot een
van Hollands karakteristiekste steden.
Wat moet er nu gebeuren?
In dit erlikel is het bezwaar tegen de
voordracht van B. en W. uiteengezet. Maar
wegen tot verbetering van den nu ge
schapen toestand, waren nog niet aange
geven.
Grondig zien wij in, dat het B. en W.
zeer moeilijk vallen zal, deze voordracht-
in te trekken, ook al zou er een sterk ver
zet tegen ontstaan. Nochtans adviseeren
wij zulks, om straks 'n afwijzend besl. van
den Raad te. voorkomen. Dat Dudok rela
ties had met Leiden, mag geen motief
wezen; Evers had óók al relaties met Rot
terdam.
Maar voor het geval, dat deze voor
dracht in den Raad ter behandeling komt,
en da-ar verworpen wordt, op grond van
de eenzijdige voorlichting die B. en W.
van den B. N. 'A. heeft ontvangen; en de
daaruit voortgekomen -betremenswaa-rdigo
persoonskeuzc, adviseeren wij de volgen
de oplossing:
Er zijn in ons 'land een viertal archi
tectuur-richtingen, te weten: le. „de Am
sterdamsche school" met- haar nasleep;
2c. „de Opbouw"; 3e. „De 'traditioneel
functionalisten"; 4e. „De 8". Een van deze
richtingen, en wel de eerstgenoemde, heeft
■bestuursmeerderheid in den B. N. A.,
waardoor deze richting, met uitsluiting
der andere, altijddoor officieel gepropa
geerd wordt. Dat is schromelijk onbil
lijk en leidde ^steeds tot pijnlijke flaters,
o.a. do Amsterdamsche geveltjes-acroba-
tiek, het maltentige Parijsche tentoonstel
lingsgebouw en het niet minder zotte
voor die van Antwerpen in 1930.
B. en W. stellen dan voor, voor het te
verhopen geval, dat deze voorbarig voor
dracht (vruoht van eenzijdige propaganda),
geen meerderheid in den Raad vinden kan,
dat een competent woordvoerder uit. deze
vier groepen, zullen worden uitgenoodigd,
ieder een rapport in te zenden over zijn
groep. Dit rapport zal moeten behelzen:
le. Verantwoording van het architecto
nisch standpunt van de groep;
2e. Aanwijzing van den belangrijksten
figuur uit deze groep en motiveering
van deze keuze.
Do vier rapporten w orden
dan gebundeld en -gedrukt en
in 'het openbaar verkrijgbaar
gesteld, opdat het inzicht der
bevoegden zich er over uiten
k a n,
Na verschijning van dezen, bundel rap
porten, zijn dc Raadsleden grondig over
do strevingen op architectonisch gebied in
den lande ingelicht en kunnen zij een
keuze doen, uit dc gebleken inzichten en
bouwvoorbeeklen uit het verleden der ge
noemden.
Dezo Raadskeuzc zou heel wat beter
gefundeerd zijn, dan het besluit, dat nu
genomen zou worden, en dat vertroebeld
kan worden door bijkomstigheden, als
daar zijn, de faam van Dudok (men weet
nu echter hoc bouwineestcrsfaam in ouzo
dagen ontstaat), of het feit, dat zulk een
vermaard -man eens stads-architect in Lei
den is geweest.
Nu is de kans groot, dat tal van
Raadsleden, in arren moede, het advies
van B. en W. dan maar opvolgen
want zij konden zich niet grondig infor-
meeren. Ook bestaat de kans, dat, ver
schillende Raadsleden op par t i o c 1 o
wijze cii niet overzichtelijk zijn.
ingelicht en met andere, neven de hoofd
zaak liggende figuren zullen/komen aan
dragen/Uit de veelheid der verwarringen
rijst dan, zoo gaat het doorgaans, het
voorstel van B. en W. ongerept op, in
zich vereenigend de meest aanknoopin-' -
punten van een versnipperden tegenstand,
al was die tegenstand in dc meerder
heid. En men kiest dan van zestien
kwaaie kansen de minst kwaaiemaar
een kwaaie.
De kwestie van een besloten
prijsvraag.
Ons is bekend, dat een minderheid in
de fabrikatic-comanissie enn besloten
prijsvraag acceptabeler achtte, da-n oen
opdracht aan Dudok.
Persoonlijk bewonderen we net systeem
der besloten prijsvragen niet, ook al, om
dat de aanwijzing der .mededingers, en
dc aard der jury, tol zooveel kansen van
kwakkelachtige inzendingen aanleiding ge
ven.
Maar wc geven tenslotte de voorkeur
aau een 'bosloten prijsvraag boven dezo
porsoonskeuze. Dan «echter een prijsvraag,
niet, onder directoraat van den oenzijdi-
gen B. N. A., maar als logisch uitvloeisel
van de vier rapporten en als mededingers
de daarin aanbevolen persoonlij'khcd-en.
D a 'L z o u d c o e r s to waarl ij k
b i 11 ij k e p r ij v r a a g in o n s 1 a n d
'7. ij n, waarin alle r i c hit, i >11 g e n
h u n voorman kon d o n a I v a a ï-
d i g n.
En de jury denk ik me als volgt De.
Burgemeester als voorzitter; voorts do
Wethouder van F abri kalleeen commissie
van 3 uit den Raad; dc vier woordvoer
ders der 4 onderscheiden architectuur-
riohtingen en een Hooglecraar uit Delft
als bouwtechnisch adviseur.
Echter gelooven wij, dat, hoe objectief
een dergelijke prijsvraag ook zijn zou,
en hoe zeer ze zou zijn toe te juichen
als verbeterde editie van het fameuze
balspel uit het nabije verleden, de Raa I
alreeds tot ©en objectief oordeel bevoegd
zal zijn, als het eerstgeopperde plan (het
rapport der vier) wordt overgenomen. Het
onmiskenbaar voordeel aan dit plan ver-
bond_en is dat mocht bet falen, en daarna
nog verschil van inzicht overblijven, hot de
logisohe inleiding 'kan zijn van het p ij -
vraagplan, dafc in tweede instantie liicr
werd uiteen gezet.
Eerst in tweede - instantie, omdat heel
het prijsvraag-wezen onze bewondering
niet heeft. Maar, gereinigd van de on
zuivere proctijken, die hot door den l ijl
liier ten lande heeft vorkregen, en op
gezet naar hot, hier gebóden scheino, moet
het althans' eerlijk genoemd worden.
Wie, door de lectuur van dit artikel,
lot 'het, inzicht mocht gekomen zijn, dat
er ^mogelijk", „misschien", „men-kan-j)io;-
weten", wel wat ontbreekt, aan dc voor
lichting, die B. cn W, van den B. X. A.
mochten ontvangen, leze als waarschu
wing, aleer hij zijn mecning grondvest,
eens na „De. voorgesdhiodenis van den
Rotte rdamschen Stadhuisbouw beoor
deeld" uitg. Brusse, Rotterdam 1911.
Leiden wil immers niet, in navolging
van Rotterdam cn Hannover, de risé wor
den van liet latere, op rustig inzicht ge
fundeerde, oordeel?!
HERMAN DE MAN.
J
- - - tcry
«-■», «i
RAADHUiS DER GEMEENTE HILVERSUM. 1925.
Dc triumph van liet „ingetogen" horizontalisme.