ZATERDAG 23 NOVEMBER 1929
DERDE BLAD.
aniiiiüTTTimni'-iiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiHiiiiiiimiiiin
iimmnnmic
5i;HllHHIIllllll!llllllll>lll.l..lunu....
CORRESPONDENTIE.
Marie v. d. Bo'sch, S a s s e n li o i m
Dacht je nu heus'ch, dat ik die mooie
versjes met-zou plaatsen? Als ze uit eigen
pen gevloeid waren, dan kwamen ze direct
aan de beurt. Maar nu? Neen, wat inge
stuurd wordt, moet eigen werk zijn of het
gaat de papiermand in. Zoo ook nu! Dag
Marietje! Probeer nu zelf eens iets te
maken!
Truusje de Haas, Leiden. Ik
vind het best. Hier is mijn hand. Blijf
voortaan trouw meedoenEn wat inge
stuurd wordt (zie boven) moet zelf ge
maakt en „bedacht" werk zijn!
Nelly H u y t s, Leiden. Daar
niemand der Neefjes en Nichtjes eraan ge
dacht heeft, om iets te schrijven over
„Graaf Zeppelin boven ons land" dan jij
Nelly, wil ik, hoe kort je opstelletje ook
is, het. eens laten hooren, ten voorbeeld
voor de anderen, die niets gaven. Nelly
schrijft:
Graaf Zeppelin boven ons land!
Vol nieuwsgierigheid wachtte ik Zondag
morgen op Graaf Zeppelin, het groote
luchtschip. Ik kon maar niet begrijpen hoe
groot dc Zeppelin zou zijn. Van 's morgens
uur stond ik voor het raam te kijken of
hot luchtschip nog niet in zicht was. Vele
vliegmachines zag ik gaan in de richting
vanwaar het luchtschip zeker zou komen.
Ha, daar kwam het aan. Wat 'n gevaarte.
Het kwam steeds naderbij en leek steeds
grooter. Door de zon leek het luchtschip
wel van zilver. Jammer dat het zoo snel
ging en daardoor zoo spoedig uit het ge
zicht was. Wat had ik toch gaarne zoo'n
reisje meegemaakt! Ik was echter toch al
blij nu eens een luchtreus gezien te hclS-
ben, en dat zullen allen met roij geweest
zijn, want zoo iets grootsch ziet men mis
schien hier te lande nooit meer.
Nelly van R ij n, W a s s e n a a r.
Ik ook ben blij, dat je zoo'n schik hebt met
liet prijsje. En dat je „dank" brengt, vind
ik flink. Je krijgt een goede opvoeding
Nelly. Geloof je wel, dat er sdechts zes
van de dertien bedankt hebben! Onnoo-
dig te zeggen, dat ik dat allesbehalve vind,
zoo het hoort. Dag Xclly! Veel groeten aan
alle huisgenooten en aan Gorry vooral!
C o r r i e v. d. Voort, Leiden.
Zoo Corrie, zie ik jou ook weer eens! En
hoe maakt het moeder en groote broer? Die
maakt ons zeker ook eens een lang ver
haal, is wel. Hij heeft het me tenminste be
loofd of zou ik me vergissen? Dag Corret.je
Zie dc volgende week eens of.... nu:
Groet moeder en broer van me!
J o s. S c li e r in e rV oest^ Leiden.
Eindelijk! Ik zag al zoo vaak uit, maar.
er kwam niets.. Nu is het in orde Jose
phine. Van booszijn is geen sprake. Leve
do vrijheid.
De volgende week wordt je mooie bij-
«liage geplaatst! Begin aan iets nieuws.
.Met. hand en groet en dank. Veel groeten
thuis.
Met het oog op do veie copy die te wach
ten ligt, wil ik voor vandaag de correspon
dentie staken, al liggen nog stapels te
wachten. Wie nog geen antwoord heeft,
denkc maar, dat ik nog niet aan zijn brief
je gekomen ben. Maar dit zeg ik wel: Ik
vergeet niemand. De volgende week ga ik
door. Dustot Zaterdag.
O o m W i m.
NIEUWE RAADSELS
irgestuurd deer Jan Duindam, Noordwijk.
(De volgende week geef ik do oplossin
gen zelf).
Raadsel 1. Men kookt het, men braadt
het en eet liet toch niet op. Wat is dat?
Raadsel 2. Het ziet er uit als een kat en
't is er toch geen.
Raadsel 3. Waarom hebben bij de Hol-
landsche infantorie de soldaten zeven
knoopen aan hun tuniek.
Raadsel 4. Hoe kan men iemand iets in
de handen geven, dat hij voelen en vast
houden kan. heen en weer bewegen en
toch niet zien?
Raadsel 5. Hoeveel kanten heeft een
Protestantsche kerk?
Raadsel (i. Wat is de overeenkomst tus-
schen een geneesheer, oen voddenraper en
oen struikroover?
Raadsel 7. 11-: keu 'n ding dat korter
wordt als men het langer maakt.
Raadsel -S. Wat is langdradig en toch
vlug
Raadsel 0. Waaruit, blijkt, dal 'n snoek
verstand heeft van kaartspelen?
Raadsel 10. Wélke mcnschen zitten bij
na altijd met de handen in het haar?
Raadsel 11. Aan welke zijde van de Ark
zat Noë gedurende den zondvloed?
Raadsel 12. Hoeveel is ongeveer 2 pond
en anderhalf cl tezamen?
Raadsel 13. Wanneer kan men geen
Westphaalsche ham in den schoorsteen
hangen
Raadsel 14. Wat wordt kleiner met
groeien?
Raadsel 15. Welke zijn do langste dagen
in de week?
Raadsel 1(3. Met welke boog kan men
niet schieten?
Raadsel 17. Welke appel is het nuttigst?
Raadsel 18. Welke stallen zijn heel
slecht?
Raadsel 19. Welke bode is geen mensch?
Raadsel 20. Welke stoel is geen meubel
stuk?
OPLOSSINGEN
der raadsels van de vorige week
door Chris v. a. Ploeg.
1. Bedelaars want die hebben nooit
gasten.
2. Met de Aarde meedraaien.
3. Een doode.
4. De Hoed.
5. Berg, greb.
6. Oogappel.
7. Dc doodkist.
8. Niets.
9. Gootsteen.
10. Beschuiten.
DE SNUGGERE TEUN.
door Oom Wim.
V.
Wij gaan verder Trui en zien wat de
strikken aan den zoom van het. bcsch op
geleverd hebben Menig haasje heb ik daar
reeds verschalkt zooals je weet. Kom zien
wat nu ons deel zal zijn.
Dra zijn ze d'r.
Kijk eens Trui! Heb je ooit iets der
gelijks gezien? Zou èn het. water èu het
bosch betooverd wezen? Wie hoorde ooit
voor dezen van zoo iets vreemds verhalen?
Daar spartelden vier baarsjes aan de
strikken, die hij spande en waar hij vis-
schen verwachten zou, werd een waterhaas
zijn deel.
Kom Trui! Het wordt mij bang om
het hart. Het schijnt vandaag een wonde
ren dag te wezen; een dag, die mij angstig
maakt en het hart. sneller doet slaan.
Kom! En zoo gingen ze samen verder.
Opeens blijft Teun staan en zegt met iets
geheimzinnigs in woord en blik:
„Nu sta ik voor niets meer stil."
Dc wonderen zijn de wereld nog niet
uit.
Nu geloof ik vast, wat men strakjes mij
vertelde. Toen twijfelde ik nog aan de
waarheid van den man, die dat vertellen
dorst. Thans is mijn twijfel weg. Ik ge
loof
Wat dan Teun! Wat zei me dan! Eh
wie zei het? Kom, ik brand van nieuws
gierigheid, zeg op Teun en deel mij mee,
wat men je straks in het geheim heeft
meegedeeld.
Luister dan! Enzwijg, het moest
eens leugen zijn!
Dan spits je beide ooren en val me niet
in de rede. Hoor en zeg het verder ner
gens
Het is gisterenavond gebeurd. Doris, de
schaapherder, heeft het met zijn eigen
oogen gezien, naar hij zegt. Met zijn eigen
ooren, hoor je?
Ja, ik hoor; ga door! En toen?
De veldwachter was woest en.
sloeg den landheer met een stok om de
ooren, dat dc spannen er af vlogen.
Genadige henlel! Het is toch niet.
weer? Wat zal dat een opspraak geven?
En wat zal men dan verder vertellenIk wed
dat nu reeds het nieuwtje bekend is, tot
de uiterste grenzen van deze landstreek.
En wat zal de veldwachter raar opkijken,
als hij strakjes in de gevangenis te brom
men zit en misschien veroordeeld wordt,
oni opgehangen te worden?
Wat jij Teun!
Oh, oh! niet zoo doordraven, vrouw,
zoover is het nog niet, dat zal wel weer
z.ooals altijd overdreven zijn. Van oen vin
ger maakt men een hand en van een zweep
slag een donderslag. Zoo is het np een
maal in de wereld!
Ofschoon dc landheer niet met zich
spotten laat, dat. weet ik bij ondervinding.
Daarom ben ik benieuwd hoe dat zaakje
afloopt, of dat- muisje nog een staartje
krijgt. Doch waarom ons druk te maken
over zaken, die de onze niet zif\. Wij heb
ben genoeg te doen met onze geldzaken en
nu gaan we huiswaarts want dc zon gaat
zoowaar al onder en er rest nu nog veel te
doen voor dezen dag
Vier dagen zijn voorbij, vier dagen van
spanning bij Teun, die verder dacht. Het
leven gaat gewoon zijn gang. Teun en
Bles werken op het land. Trui doet haar
werk in en om huis.
Uiterlijk schijnt niets veranderd bij Teun
innerlijk daarentegen jubelt en zingt hij in
het- blij vooruitzicht, eigenaar te zijn of be
ter nog te worden van den gevonden
schat.
Nog hoorde Teun geen woord van
vreemden, dat doelde op zijn vondst. Nog
scheen Trui woord gehouden to hebben
en had zij gezwegen voor tien, zooals ze
spontaan uitriep.
Nog was het rustig en stil in de buurt
en had men de koppen nog niet bij elkaar
gestoken of zou die stilte zijn, als de stilte,
die den storm vooraf gaat.
Wij zullen zien, hoe de draad van ons
verhaal verder afwikkelen zal van het klu
wen dat Teun ontwarren gaat.
(Slot volgt).
IN DE BRUINE BEER
door Pietje de Prater.
II. (Slot).
Na anderhalven dag werd er al gebeld
aan 't woonhuis, en kwam de smid het
brengen. Jansen zei: „Dat is al vroeg
mijnheer". „Ja, zei de smid, ik ben er nog
al gauw mee opgeschoten. Is 't goed ge
daan?" „Ja zeker, zei Jansen, 't ziet er
al stevig uit. Over een paar weekjes kom
ik 't wel betalen.". „Ja, daar hoeft u geen
haast niee te maken", zei de smid, „dat
komt altijd wel".
Dienzelfden avond stapte Jansen nog
naar den schilder en vroeg of die ge$n
bruine beer op het. uithangbord kon schil
deren. „Op welk uithangbord bedoeld U?"
vroeg de schilder. Toen vertelde Jansen de
heele geschiedenis, en dat hij er graag een
bruine beer op wilde hebben; zoo'n stukje
weiland, en een blauwe lucht, met 'n paar
witte wolkjes, en dan in 't weiland de beer
met een touwtje aan een paaltje vastge
bonden. „Met een touwtje?" vrceg de schil
ler verwonderd. „Ja natuurlijk", zei Jan
sen. „Maar mijnheer, een beer zetten ze
toch altijd aan een ketting?" „Dcet er
niet toe, zei Jansen, ik wil 'm aan een
touw".
„Ja maar, zoo'n sterk dier aan een touw
tje, dat gaat niet." ,Jk wil 'm aan een
touwtje". „Gced", zei de schilder teen, „ik
zal er voor zorgen. Dan laat. ik morgen
vroeg 't bord wel even door den knecht
balen, en zal 't wel b'engen als het. klaar
is". En Jansen ging weg.
Teen ging de schilder eens na zi'ten
denken, wat hij deen zou. 0~eer>s daar
•schoot hem wat te binnen. Hij dacht: ik
zal die Jansen eens fijn te nakhen nemen.
De volgende dagen schi'derde hij met
veel gemak een prachtig uithangbord. Toen
het kla^r was, bracht bij het zelf weg en
Jansen vond het schitterend gedaan. Hij
betaalde een flinke som geld en bedankte
hem nogmaa's, dat. hij het zoo had geschil
derd. Nog dienzelfden avond werd het uit-
ha"obord omgehangen.
Den volgenden moreen teen de klanten
kwamen, zeiden ze allemaal: ..Jansen, wet
heb je toch een mooi uithangbord! Door
wie heb je'dat toch laten doen?" „Door van
Kwasten" zei Jansen. En zoo ging het den
geheelen morgen maar door, en 7s mid.'ags
ging het precies hetze'fde. Maar teen het
acht uur geworden was, sloot Jansen gauw
z'n winhe'.
Toen hij dien avond naar bed ginj>-, waai
de het geweldig, en Jansen kon maar niet
in s1oan komen. Want, hii dacht den heo-
len tijd maar aan zijni.uithangbord, en hij
stapte sems wel eens..even uit z'n bed, cm
te kijken of het er niet afwaaide. M*ar de
baken waren veel te sterk om stuk te
waaien. Jansen s'elde zich gerust en sliep
in. Toen hij süeo, begon het te redenen en
on 't laatst heel hard, en 't waaien hield
niet op.
Teen Jansen den volgenden morgen wak
ker werd, was het eerste wat hij deed, uit
bed stappen en kijken of het uithangbord
er neg hing. Gelukkig, het was er nog!
Teen hij beneden was, ging hij gauw op
straat nog 'ns naar het uithangbord kij
ken. Maar wat zag hij? Alleen de lucht, het
gras en 't. paalt:e met een stukje touw er
aan. De hee'e beer was weg! Jansen
schrok gewe'dig. Toen hij een beetje van
de schrik bekonlen was, dacht hij dat de
Schilder er wel meer van zou weten, en hij
stuurde z'n knecht er even naar toe. De
schilder ging dadelijk mee, en toen hij bij
Jansen in den winkel kwam, zei hij„Wat
wenscht u van me?" Jansen nam hem mee
naar buiten en wees hem naar het. uit
hangbord. „O", zei de schilder, „is dat al
les? Ik heb het. u toch wel gezegd? Met al
dat leelijke weer vannacht, is de. beer er
natuurlijk vandoor gegaan! Dat komt er
van als ie aan een touwtje staat, dat trekt
ie doodeenvoudig door!" En de schilder
haalde zijn schouders op.
Maar de schilder wist wel hoe de vork
aan de steel zat. Hij had de beer met wa
terverf geschilderd, en de rest met olie
verf. en zoo was de beer er afgeregend.
Maar hij hield zich van den domme.
Jansen was wel wat boos. Maar op het
laatst lachte hij er zelf om, toen de schil
der zei: „Ik zal er wel voor niets een
nieuwe beer op schilderen, maar dan aan
een ketting!"
Knap gedaan.
Boer Peters moest op een keer av de
stad om aan 'n boer een groote som geld
te betalen. Anders ging hij altijd met zijn
wagen, nu ging dat niet want zijn paard
was kreupel en dc andere paarden werk
ten op 't land. Zijn hond Fidel vergezel
de hem. Onderweg haalde boer Jansen hem
met zijn wagen in. Hij vroeg of boer Pe
ters mee wou rijden. Hij stapte gauw in.
Fidel liep naast den wagen. Opeens be
gon hij hard tc blaffen. De boer dacht, T";
vindt het zeker niet goed dat zijn baas
meerijdt. Opeens keert Fidel terug. De
boer dacht, hij weet zijn huis wel.
Toen hij in de stad kwam, bemerkte hij.
dat hij zijn portefeuille verloren was. Zou
Fidel daarom zoo geblaft hebben, hij zag
zeker dc portefeuille vallen en daarom zijn
teruggegaan. Dus ging hij maar terug naar
huis. Toen hij "t hek opende om naar het
erf te gaan, sprong Fidel kwispelstaar
tend tegen hem op. Voor het raam stond
dc boerin met de portefouillo in haar hand
te zwaaien. Toen de boer binnenkwam ver
telde do boerin dat Fidel haar de porte
feuille gegeven had. Toen ging de boer weer
met Fidel terug naar de stad en hield nu
voortaan nog meer van zijn trouwen hond.
Ciny Pierrot.
UIT HET LEVEN DER DIEREN
door Johan de Graaf.
IV.
Er zijn ook mieren, die hun woningen
bouwen onder steenen. Het is vanzelfspre
kend, dat de pijlers die zoo'n bouwwerk
moeten steunen bijzonder sterk gebouwd
worden.
Eenige openingen dienen tot in en uit
gang en worden bij regen of wanneer er
gevaar dreigt, gesloten.
Deze openingen worden op den top of
terzijde aangebracht, ook wel op een flin
ke afstand van het nest, dat dus met een
tunnel naar de opening toeloopt. Voor de
openingen bovinden zich dikwijls schild
wachten, die methun kop de geheele ope
ning afsluiten. Wc hebben dus, naar ik
hoop, een klein idee gekregen van hoe een
mieienwoning eruit ziet. en nu zullen we
ons eens meer in het bijzonder met het
leven der mieren gaan bezighouden, waar
in hun denkwijze en overleg duidelijk naar
voren zullen treden.
Het leven der rrieren.
Als eerste punt gaan we eens kijken hoe
de mieren zich hun voedsel verschaffen en
hun wintervoorraad opslaan.
Er bestaat een mierensoort, de Afri-
kaansc-he jacht- of drijfürier, die gezame-
lijk groote strooptochten ondernemen,
waarbij vele dooden en levende dieren het
slachtoffer worden. Dringen zulke mieren
een menschelijke woning binnen dan blijft
er voor de bewoners niets over dan een
overhaaste vlucht. Ratten, muizen en an
der ongedie-te cn ook wel huisdieren
worden verdelgd en de troep gaat weer
verder.
Het gebeurd, dat de schuilplaats van
zoo'n mierensoort bij hevige regen over
stroomd wordt. De mieren houden elkaar
dan zoodanig vast, dat ze een prccte klit
vormen en laten zich aldus op het water
ronddrijven.
Deze mieren ondernemen hun tochten
altijd in de schaduw. Wanneer ze nu een
plaats mceten ove~steken waar brandende
zon is, dan bouwen ze snel een galerij om
ongestoord voort te kunnen trekken.
Feu bijzondere eigenaardigheid heeft
ook de Brazilicansche zonneschermmier.
Een natuuronderzoeker verhaalt hoe hij.
ee-s een boem voorbij kwam, waar hij een
geraas hoorde als van een zware regenbui.
Wat was het geval? Ieder blad werd door
een mier afgebeten en naar beneden ge-
woi—en. Beneden was de grond met mie
ren bedekt die de bladeren trsschen hun
kaken namen en deze wegslee-lene om
daar hun woningen mee te bedekken. De
bladeren worden uitgesneden tot de groot
te van ongeveer een kwartje.
Aldus worden boomen in een uur tijds
geheel bladerloos 'gemaakt.
Deze mieren zijn zeer bekend om hun
ondergrondsche gangen en tunnels.
Een tuinman te Para wilde ee~\s probee-
ren zoo'n mV'ensoort te verdelgen. Met
blaasbalgen b'ies hij zwave'd-ma in de
gangen en zag dit on pl.m. 50 M. afstand
weer uit den grond te voorschijn komen!
Deze mieren zijn ook gevreesd om de
schade die ze een korenveld kunnen toe
brengen, daar ze de korrels mee nemen
naar hun nesten.
In Europa bestaan ook enkele korenver-
zamelerde mierensoorten.
Het koren is natuurli'k hard en kun
nen ze niet verorbe-en. Ze laten het echter
eerst kiemen, waardoor het zetmeel in sui
ker wordt omgezet.
De schil wordt doorgebeten en verwij
derd en het binnenste kan opgezogen wor
den.
Is de weg van het korenveld naar het
nest erg lang, dan worden hier en daar
„pakhuizen" opgeslagen, waarna later het
koren door aparta arbeidersnloegen naar
het eigenlijke nest Avordt. gesleept.
(Wordt vervolgd).
Hot weesjongetje.
Er leefde eens een arm meisje. Zijn
vader Avas gestorven en zijn moeder AA-as
van armoede omgekomen. En wat ze'had,
had ze aan haar kind opgeofferd. Den
dood zijner lieve ouders viel Herman, zoo
heette hij erg zwaar. Zijn buurvrouw
had hem voor eenige weken bij haar geno
men, maar hij zou gauw weg moeten, Avant
zijn buurA'rouAv Avas weduwe en had zelf
zes kinderen en had gebrek. Hij zou haast
zijn eerste H. Communie mogen doen. Hij
was er erg blij om. Eindelijk naderde die
blijde dag voor Herman.
•O! Avat Avas hij gelitkkig! Pastoor van de
parochiekerk ging nu 'n preekje houden
voor zijn kleine communicantjes. Herman
Avas \-oor een oogenblik zijn leed vergeten.
Doch onder de preek kwam er 'n heer bin
nen, het bleek spoedig dat hij niet. Katho
liek Avas. Het AvijA\*ater\rat liet hij onaan
geroerd. Toen hij met moeite een plaatsje
zocht. maaktP hij geen kruis. En hij had
geen kerkboek bij zich noch rozenkrans,
't Laatste van de preek had hij gehoord.
Nu kwam het oogenblik dat Herman tot
de H. Communie gaan moest. Onwillekeu
rig hadden 'n paar tranen over Hermans
pvangen geA-loeid. Dat alles had dc heer ge
zien. Hij nam zich voor, zoo gauw hij uit
de kerk kwam, het Aveesje aan te houden.
Met groote godsvrucht naderde Herman
voor het eerst ter IT. Tafel. En bad dan
voor zijn gestorven ouders, die hij zoo zeer
lief had. Met 'n gelukkig gezicht ging Her
man naar huis,- doch toen hij dc kerk pit-
kwam hield de heer hem tegen en zei:
„Wat was het daar zoo even in de kerk",
„O, meneer, a\ ij hebben onze eerste H.
Communie mogen doen". ..Wat is dat?"
Herman AerAvonderde zich. Die heer was
zeker niet Katholiek. Herman zei: „Wij
hebben Jezus in ons harte mogen ont
vangen. Ik Avas zoo oA'ergelulckig meneer".
En Avaarom liepen er dan Aan die dikke
tranen over je Avangen. Toen vertelde Her
man de geheele geschiedenis. De heer was
ontroerd. Hij vroeg of hij bij hem ayou ko-
PAGINAl
eneer", zei VJ
rvrouw en
men Avonen. „Ja graag meneer", zei
Toen gingen ze naar buurvrouw en tot?
dit goed gevonden Avas Averd de heer z£
ook Katholiek en beloofde plechtig
goede vader voor Herman te zijn en Hei.
man bleef braaf en deugdzaam en leeft ge
lukkig met zijn pleegvader. Wat is Goj
toch goed.
Truusje de Haas.
Langstaarts schommelpartij.
Langstaart was een leuk klein muisje.
Hij woonde op 'n groote meelzolder met
zijn vader, moeder, broers en zusjes. Op
een dag aa'andelde Langstaart over den
zolder. Daar zag hij ineens twee zakken
ineel aan iederen zak hing een touwtje,
Wacht dacht Langstaart, daar maak ik
fijne schommel van. Hij bond de twee
touAvtjes aan elkaar en ging er op zittei
Zoo schommelde hij 'n poosje voort. Juia
Avas hij van plan zijn vriendjes te gaan
vertellen wat 'n fijne schommel hij gJ
maakt had. Maar AA'at gebeurde er? Dn
touwtjes die aan dc balen met meel zaten
waren oud en versleten enzij braken
door! Langs'aartje Averd onder het meel
bedolven. Met moeite kwam Langstaart]
onder 't meel vandaan. Hard liep hij naai
vader en moeder toe. Doch ze zeiden da
hij Langstaartje niet AA-as, want hij had 'J
wit vel'etje. Nu vertelde Langstaartje allej
aan vader Langoor en moeder Piepgraag
Toen nam moeder Piepgraag hem mee eij
beende hem geducht. Toen Langstaartjj
klaar was, was zijn velletje weer gewoon
maar hij heeft nopit meer een schommej
gemaakt.
Wies Goddijn,
Kinderlijk vertroiwen.
„Kom toch eens hier", sprak grootmoe}
der blij tot onze kleine Jetje.
Zie eens wat gij gekregen hebt, wat lig!
daar in dat bedje?"
En Jet kraaide van pleizier, want waj
had zij gekregen?
Een broertje; 't leek wel haast een pop
't Was in een wieg gelegen.
Och Grootmoe, het koekje ligt daar of
de kast, Avil u het krijgen even.
Wel zeker Jet, maar kleine broer kaï
nog niet bijten; hij heeft nog niet als gj
en ik al tandjes in zijn mondje.
Hoe kan dat, en hij heeft hoofd, voetei
en handjes.
Zij keek eens goed haar grootmoe aai
of deze haar ook fopte.
Maar nee, teen ze zijn kleine hand ip
broertje mondje stopte, riep ze uit, ja j
is Avaar, zijn mondje is leeg van binnen, i!
A-cel geen enkel tandje daar, wat moetej
wij beginnen.
Maar nauAvelijks Avas ze 'n oogenblik 'oj
't antAvoord blijven wachten, of zie, daal
kAvam een goed idéé haar eensklaps in dj
gedachte.
Met de handjes saamgevouwen en df
oogjes neergeslagen, bad ze met lieldj
stemmetje en kinderlijk vertrouwen:
Avordt bedankt, o lieve Heer A-oor 't broei
tje mij gezonden. Ik heb het dadelijk mp
gen zien en o, zoo lief gevonden. Nu hod
ik niet als vroeger meer mij altijd te vef
velen, ach ja, al is hij nog zoo klein, tod
kan ik met hem spelen. Maar weet u Aval
zoo jammer is? Dat hebt u Avis verge!et
Zijn tandjes in zijn mond te doen. Nu kal
hij heel niet eten. O, toe! laat straks eeni
engeltjes zijn tandjes brengen even, en d
zij die aan grootmoe dan maar even s
wil geven. Dan zullen wij, ik beloof hd
U, ze heel voorzichtig samen in broertje
kleine mondje doen. Dag lieve Heertje
Amen."
Corrie v. d. Voort.
'n Woensdagmiddag.
't Was Woensdagmiddag. Henk en Ja
hadden afgesproken dat ze 's middag
naar het bosch zouden gaan wandelet
Teen ze 'n eind gewandeld hadden, zagö
ze een school staan, Avaar de kinder®
juist 's middags school hadden. De jon
gens konden buiten den ondenvijzer hod
ren praten. En Avat deden ze nu, ze gin
gen hem na- doen en dit ging maar dooi
Toen ze verder Avilden gaan, greep eel
mijnheer hun bij den kraag vast. Dezi
had alles af staan luisteren en hij sleepti
dc jongens zoo de school in. Hij brachl
ze A-oor de klas, daar werden ze natuurlij!
vreesclijk uitgelachen, dat begrijp je. Dil
AA-as geen prettigen Woensdagmiddag.
Marie.
Wat hem het dierbaarste was.
God zei tot. den Engel Mic-haël:
naar de aarde en breng wat Mij het die'j
baarst is.
Dc Engel vloog naar de aarde en $1
voordat- hij liet. uiteinde grijpen kon,
<lween hij in de diepte. De jongens bi
den van angst. Gelukkig kwam hij wt
gauAv boven en zag hij kans een mouff
grijpen. Met vereende krachten Averd
drenkeling op het ijs getrokken en dl
ging het zoo vlug mogelijk naar huis.
Thuis gekomen, schrokken zijn oud'
hevig cn werd dc waaghals direct oi
de avoI gestopt, tcrAvijl een van de jont
den dokter ging halen. Deze aaras spoflfcl
present en verklaarde, dat Wim een flinl'
kou hacl opgedaan en minstens 2 wek®
het bed incest houden. Dat viel loelijk te
gen. Nu was het. uit met de ijspret. -*3
verloop van 2 1/2 Aveek kwam hij Aveer op
school, docli teen Avas de dooi al lang
getreden. Hij had er evemvel een
les aan gehad, die tot gevolg had, dat
zich voornam, nooit meer zoo roekeloos
zijn, hoewel hij neg hee'cmaal geen
jochie Averd, Avant kattekwaad haalde K
nog genoeg uit, al Avas het niet meer fl*'j
zulke gevaarlijke gevolgen.
Doch daarover een andere keer
meer.
Gaarne.
O o m J'*