ZATERDAG 23 NOVEMBER 1929 DERDE BLAD. aniiiiüTTTimni'-iiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiHiiiiiiimiiiin iimmnnmic 5i;HllHHIIllllll!llllllll>lll.l..lunu.... CORRESPONDENTIE. Marie v. d. Bo'sch, S a s s e n li o i m Dacht je nu heus'ch, dat ik die mooie versjes met-zou plaatsen? Als ze uit eigen pen gevloeid waren, dan kwamen ze direct aan de beurt. Maar nu? Neen, wat inge stuurd wordt, moet eigen werk zijn of het gaat de papiermand in. Zoo ook nu! Dag Marietje! Probeer nu zelf eens iets te maken! Truusje de Haas, Leiden. Ik vind het best. Hier is mijn hand. Blijf voortaan trouw meedoenEn wat inge stuurd wordt (zie boven) moet zelf ge maakt en „bedacht" werk zijn! Nelly H u y t s, Leiden. Daar niemand der Neefjes en Nichtjes eraan ge dacht heeft, om iets te schrijven over „Graaf Zeppelin boven ons land" dan jij Nelly, wil ik, hoe kort je opstelletje ook is, het. eens laten hooren, ten voorbeeld voor de anderen, die niets gaven. Nelly schrijft: Graaf Zeppelin boven ons land! Vol nieuwsgierigheid wachtte ik Zondag morgen op Graaf Zeppelin, het groote luchtschip. Ik kon maar niet begrijpen hoe groot dc Zeppelin zou zijn. Van 's morgens uur stond ik voor het raam te kijken of hot luchtschip nog niet in zicht was. Vele vliegmachines zag ik gaan in de richting vanwaar het luchtschip zeker zou komen. Ha, daar kwam het aan. Wat 'n gevaarte. Het kwam steeds naderbij en leek steeds grooter. Door de zon leek het luchtschip wel van zilver. Jammer dat het zoo snel ging en daardoor zoo spoedig uit het ge zicht was. Wat had ik toch gaarne zoo'n reisje meegemaakt! Ik was echter toch al blij nu eens een luchtreus gezien te hclS- ben, en dat zullen allen met roij geweest zijn, want zoo iets grootsch ziet men mis schien hier te lande nooit meer. Nelly van R ij n, W a s s e n a a r. Ik ook ben blij, dat je zoo'n schik hebt met liet prijsje. En dat je „dank" brengt, vind ik flink. Je krijgt een goede opvoeding Nelly. Geloof je wel, dat er sdechts zes van de dertien bedankt hebben! Onnoo- dig te zeggen, dat ik dat allesbehalve vind, zoo het hoort. Dag Xclly! Veel groeten aan alle huisgenooten en aan Gorry vooral! C o r r i e v. d. Voort, Leiden. Zoo Corrie, zie ik jou ook weer eens! En hoe maakt het moeder en groote broer? Die maakt ons zeker ook eens een lang ver haal, is wel. Hij heeft het me tenminste be loofd of zou ik me vergissen? Dag Corret.je Zie dc volgende week eens of.... nu: Groet moeder en broer van me! J o s. S c li e r in e rV oest^ Leiden. Eindelijk! Ik zag al zoo vaak uit, maar. er kwam niets.. Nu is het in orde Jose phine. Van booszijn is geen sprake. Leve do vrijheid. De volgende week wordt je mooie bij- «liage geplaatst! Begin aan iets nieuws. .Met. hand en groet en dank. Veel groeten thuis. Met het oog op do veie copy die te wach ten ligt, wil ik voor vandaag de correspon dentie staken, al liggen nog stapels te wachten. Wie nog geen antwoord heeft, denkc maar, dat ik nog niet aan zijn brief je gekomen ben. Maar dit zeg ik wel: Ik vergeet niemand. De volgende week ga ik door. Dustot Zaterdag. O o m W i m. NIEUWE RAADSELS irgestuurd deer Jan Duindam, Noordwijk. (De volgende week geef ik do oplossin gen zelf). Raadsel 1. Men kookt het, men braadt het en eet liet toch niet op. Wat is dat? Raadsel 2. Het ziet er uit als een kat en 't is er toch geen. Raadsel 3. Waarom hebben bij de Hol- landsche infantorie de soldaten zeven knoopen aan hun tuniek. Raadsel 4. Hoe kan men iemand iets in de handen geven, dat hij voelen en vast houden kan. heen en weer bewegen en toch niet zien? Raadsel 5. Hoeveel kanten heeft een Protestantsche kerk? Raadsel (i. Wat is de overeenkomst tus- schen een geneesheer, oen voddenraper en oen struikroover? Raadsel 7. 11-: keu 'n ding dat korter wordt als men het langer maakt. Raadsel -S. Wat is langdradig en toch vlug Raadsel 0. Waaruit, blijkt, dal 'n snoek verstand heeft van kaartspelen? Raadsel 10. Wélke mcnschen zitten bij na altijd met de handen in het haar? Raadsel 11. Aan welke zijde van de Ark zat Noë gedurende den zondvloed? Raadsel 12. Hoeveel is ongeveer 2 pond en anderhalf cl tezamen? Raadsel 13. Wanneer kan men geen Westphaalsche ham in den schoorsteen hangen Raadsel 14. Wat wordt kleiner met groeien? Raadsel 15. Welke zijn do langste dagen in de week? Raadsel 1(3. Met welke boog kan men niet schieten? Raadsel 17. Welke appel is het nuttigst? Raadsel 18. Welke stallen zijn heel slecht? Raadsel 19. Welke bode is geen mensch? Raadsel 20. Welke stoel is geen meubel stuk? OPLOSSINGEN der raadsels van de vorige week door Chris v. a. Ploeg. 1. Bedelaars want die hebben nooit gasten. 2. Met de Aarde meedraaien. 3. Een doode. 4. De Hoed. 5. Berg, greb. 6. Oogappel. 7. Dc doodkist. 8. Niets. 9. Gootsteen. 10. Beschuiten. DE SNUGGERE TEUN. door Oom Wim. V. Wij gaan verder Trui en zien wat de strikken aan den zoom van het. bcsch op geleverd hebben Menig haasje heb ik daar reeds verschalkt zooals je weet. Kom zien wat nu ons deel zal zijn. Dra zijn ze d'r. Kijk eens Trui! Heb je ooit iets der gelijks gezien? Zou èn het. water èu het bosch betooverd wezen? Wie hoorde ooit voor dezen van zoo iets vreemds verhalen? Daar spartelden vier baarsjes aan de strikken, die hij spande en waar hij vis- schen verwachten zou, werd een waterhaas zijn deel. Kom Trui! Het wordt mij bang om het hart. Het schijnt vandaag een wonde ren dag te wezen; een dag, die mij angstig maakt en het hart. sneller doet slaan. Kom! En zoo gingen ze samen verder. Opeens blijft Teun staan en zegt met iets geheimzinnigs in woord en blik: „Nu sta ik voor niets meer stil." Dc wonderen zijn de wereld nog niet uit. Nu geloof ik vast, wat men strakjes mij vertelde. Toen twijfelde ik nog aan de waarheid van den man, die dat vertellen dorst. Thans is mijn twijfel weg. Ik ge loof Wat dan Teun! Wat zei me dan! Eh wie zei het? Kom, ik brand van nieuws gierigheid, zeg op Teun en deel mij mee, wat men je straks in het geheim heeft meegedeeld. Luister dan! Enzwijg, het moest eens leugen zijn! Dan spits je beide ooren en val me niet in de rede. Hoor en zeg het verder ner gens Het is gisterenavond gebeurd. Doris, de schaapherder, heeft het met zijn eigen oogen gezien, naar hij zegt. Met zijn eigen ooren, hoor je? Ja, ik hoor; ga door! En toen? De veldwachter was woest en. sloeg den landheer met een stok om de ooren, dat dc spannen er af vlogen. Genadige henlel! Het is toch niet. weer? Wat zal dat een opspraak geven? En wat zal men dan verder vertellenIk wed dat nu reeds het nieuwtje bekend is, tot de uiterste grenzen van deze landstreek. En wat zal de veldwachter raar opkijken, als hij strakjes in de gevangenis te brom men zit en misschien veroordeeld wordt, oni opgehangen te worden? Wat jij Teun! Oh, oh! niet zoo doordraven, vrouw, zoover is het nog niet, dat zal wel weer z.ooals altijd overdreven zijn. Van oen vin ger maakt men een hand en van een zweep slag een donderslag. Zoo is het np een maal in de wereld! Ofschoon dc landheer niet met zich spotten laat, dat. weet ik bij ondervinding. Daarom ben ik benieuwd hoe dat zaakje afloopt, of dat- muisje nog een staartje krijgt. Doch waarom ons druk te maken over zaken, die de onze niet zif\. Wij heb ben genoeg te doen met onze geldzaken en nu gaan we huiswaarts want dc zon gaat zoowaar al onder en er rest nu nog veel te doen voor dezen dag Vier dagen zijn voorbij, vier dagen van spanning bij Teun, die verder dacht. Het leven gaat gewoon zijn gang. Teun en Bles werken op het land. Trui doet haar werk in en om huis. Uiterlijk schijnt niets veranderd bij Teun innerlijk daarentegen jubelt en zingt hij in het- blij vooruitzicht, eigenaar te zijn of be ter nog te worden van den gevonden schat. Nog hoorde Teun geen woord van vreemden, dat doelde op zijn vondst. Nog scheen Trui woord gehouden to hebben en had zij gezwegen voor tien, zooals ze spontaan uitriep. Nog was het rustig en stil in de buurt en had men de koppen nog niet bij elkaar gestoken of zou die stilte zijn, als de stilte, die den storm vooraf gaat. Wij zullen zien, hoe de draad van ons verhaal verder afwikkelen zal van het klu wen dat Teun ontwarren gaat. (Slot volgt). IN DE BRUINE BEER door Pietje de Prater. II. (Slot). Na anderhalven dag werd er al gebeld aan 't woonhuis, en kwam de smid het brengen. Jansen zei: „Dat is al vroeg mijnheer". „Ja, zei de smid, ik ben er nog al gauw mee opgeschoten. Is 't goed ge daan?" „Ja zeker, zei Jansen, 't ziet er al stevig uit. Over een paar weekjes kom ik 't wel betalen.". „Ja, daar hoeft u geen haast niee te maken", zei de smid, „dat komt altijd wel". Dienzelfden avond stapte Jansen nog naar den schilder en vroeg of die ge$n bruine beer op het. uithangbord kon schil deren. „Op welk uithangbord bedoeld U?" vroeg de schilder. Toen vertelde Jansen de heele geschiedenis, en dat hij er graag een bruine beer op wilde hebben; zoo'n stukje weiland, en een blauwe lucht, met 'n paar witte wolkjes, en dan in 't weiland de beer met een touwtje aan een paaltje vastge bonden. „Met een touwtje?" vrceg de schil ler verwonderd. „Ja natuurlijk", zei Jan sen. „Maar mijnheer, een beer zetten ze toch altijd aan een ketting?" „Dcet er niet toe, zei Jansen, ik wil 'm aan een touw". „Ja maar, zoo'n sterk dier aan een touw tje, dat gaat niet." ,Jk wil 'm aan een touwtje". „Gced", zei de schilder teen, „ik zal er voor zorgen. Dan laat. ik morgen vroeg 't bord wel even door den knecht balen, en zal 't wel b'engen als het. klaar is". En Jansen ging weg. Teen ging de schilder eens na zi'ten denken, wat hij deen zou. 0~eer>s daar •schoot hem wat te binnen. Hij dacht: ik zal die Jansen eens fijn te nakhen nemen. De volgende dagen schi'derde hij met veel gemak een prachtig uithangbord. Toen het kla^r was, bracht bij het zelf weg en Jansen vond het schitterend gedaan. Hij betaalde een flinke som geld en bedankte hem nogmaa's, dat. hij het zoo had geschil derd. Nog dienzelfden avond werd het uit- ha"obord omgehangen. Den volgenden moreen teen de klanten kwamen, zeiden ze allemaal: ..Jansen, wet heb je toch een mooi uithangbord! Door wie heb je'dat toch laten doen?" „Door van Kwasten" zei Jansen. En zoo ging het den geheelen morgen maar door, en 7s mid.'ags ging het precies hetze'fde. Maar teen het acht uur geworden was, sloot Jansen gauw z'n winhe'. Toen hij dien avond naar bed ginj>-, waai de het geweldig, en Jansen kon maar niet in s1oan komen. Want, hii dacht den heo- len tijd maar aan zijni.uithangbord, en hij stapte sems wel eens..even uit z'n bed, cm te kijken of het er niet afwaaide. M*ar de baken waren veel te sterk om stuk te waaien. Jansen s'elde zich gerust en sliep in. Toen hij süeo, begon het te redenen en on 't laatst heel hard, en 't waaien hield niet op. Teen Jansen den volgenden morgen wak ker werd, was het eerste wat hij deed, uit bed stappen en kijken of het uithangbord er neg hing. Gelukkig, het was er nog! Teen hij beneden was, ging hij gauw op straat nog 'ns naar het uithangbord kij ken. Maar wat zag hij? Alleen de lucht, het gras en 't. paalt:e met een stukje touw er aan. De hee'e beer was weg! Jansen schrok gewe'dig. Toen hij een beetje van de schrik bekonlen was, dacht hij dat de Schilder er wel meer van zou weten, en hij stuurde z'n knecht er even naar toe. De schilder ging dadelijk mee, en toen hij bij Jansen in den winkel kwam, zei hij„Wat wenscht u van me?" Jansen nam hem mee naar buiten en wees hem naar het. uit hangbord. „O", zei de schilder, „is dat al les? Ik heb het. u toch wel gezegd? Met al dat leelijke weer vannacht, is de. beer er natuurlijk vandoor gegaan! Dat komt er van als ie aan een touwtje staat, dat trekt ie doodeenvoudig door!" En de schilder haalde zijn schouders op. Maar de schilder wist wel hoe de vork aan de steel zat. Hij had de beer met wa terverf geschilderd, en de rest met olie verf. en zoo was de beer er afgeregend. Maar hij hield zich van den domme. Jansen was wel wat boos. Maar op het laatst lachte hij er zelf om, toen de schil der zei: „Ik zal er wel voor niets een nieuwe beer op schilderen, maar dan aan een ketting!" Knap gedaan. Boer Peters moest op een keer av de stad om aan 'n boer een groote som geld te betalen. Anders ging hij altijd met zijn wagen, nu ging dat niet want zijn paard was kreupel en dc andere paarden werk ten op 't land. Zijn hond Fidel vergezel de hem. Onderweg haalde boer Jansen hem met zijn wagen in. Hij vroeg of boer Pe ters mee wou rijden. Hij stapte gauw in. Fidel liep naast den wagen. Opeens be gon hij hard tc blaffen. De boer dacht, T"; vindt het zeker niet goed dat zijn baas meerijdt. Opeens keert Fidel terug. De boer dacht, hij weet zijn huis wel. Toen hij in de stad kwam, bemerkte hij. dat hij zijn portefeuille verloren was. Zou Fidel daarom zoo geblaft hebben, hij zag zeker dc portefeuille vallen en daarom zijn teruggegaan. Dus ging hij maar terug naar huis. Toen hij "t hek opende om naar het erf te gaan, sprong Fidel kwispelstaar tend tegen hem op. Voor het raam stond dc boerin met de portefouillo in haar hand te zwaaien. Toen de boer binnenkwam ver telde do boerin dat Fidel haar de porte feuille gegeven had. Toen ging de boer weer met Fidel terug naar de stad en hield nu voortaan nog meer van zijn trouwen hond. Ciny Pierrot. UIT HET LEVEN DER DIEREN door Johan de Graaf. IV. Er zijn ook mieren, die hun woningen bouwen onder steenen. Het is vanzelfspre kend, dat de pijlers die zoo'n bouwwerk moeten steunen bijzonder sterk gebouwd worden. Eenige openingen dienen tot in en uit gang en worden bij regen of wanneer er gevaar dreigt, gesloten. Deze openingen worden op den top of terzijde aangebracht, ook wel op een flin ke afstand van het nest, dat dus met een tunnel naar de opening toeloopt. Voor de openingen bovinden zich dikwijls schild wachten, die methun kop de geheele ope ning afsluiten. Wc hebben dus, naar ik hoop, een klein idee gekregen van hoe een mieienwoning eruit ziet. en nu zullen we ons eens meer in het bijzonder met het leven der mieren gaan bezighouden, waar in hun denkwijze en overleg duidelijk naar voren zullen treden. Het leven der rrieren. Als eerste punt gaan we eens kijken hoe de mieren zich hun voedsel verschaffen en hun wintervoorraad opslaan. Er bestaat een mierensoort, de Afri- kaansc-he jacht- of drijfürier, die gezame- lijk groote strooptochten ondernemen, waarbij vele dooden en levende dieren het slachtoffer worden. Dringen zulke mieren een menschelijke woning binnen dan blijft er voor de bewoners niets over dan een overhaaste vlucht. Ratten, muizen en an der ongedie-te cn ook wel huisdieren worden verdelgd en de troep gaat weer verder. Het gebeurd, dat de schuilplaats van zoo'n mierensoort bij hevige regen over stroomd wordt. De mieren houden elkaar dan zoodanig vast, dat ze een prccte klit vormen en laten zich aldus op het water ronddrijven. Deze mieren ondernemen hun tochten altijd in de schaduw. Wanneer ze nu een plaats mceten ove~steken waar brandende zon is, dan bouwen ze snel een galerij om ongestoord voort te kunnen trekken. Feu bijzondere eigenaardigheid heeft ook de Brazilicansche zonneschermmier. Een natuuronderzoeker verhaalt hoe hij. ee-s een boem voorbij kwam, waar hij een geraas hoorde als van een zware regenbui. Wat was het geval? Ieder blad werd door een mier afgebeten en naar beneden ge- woi—en. Beneden was de grond met mie ren bedekt die de bladeren trsschen hun kaken namen en deze wegslee-lene om daar hun woningen mee te bedekken. De bladeren worden uitgesneden tot de groot te van ongeveer een kwartje. Aldus worden boomen in een uur tijds geheel bladerloos 'gemaakt. Deze mieren zijn zeer bekend om hun ondergrondsche gangen en tunnels. Een tuinman te Para wilde ee~\s probee- ren zoo'n mV'ensoort te verdelgen. Met blaasbalgen b'ies hij zwave'd-ma in de gangen en zag dit on pl.m. 50 M. afstand weer uit den grond te voorschijn komen! Deze mieren zijn ook gevreesd om de schade die ze een korenveld kunnen toe brengen, daar ze de korrels mee nemen naar hun nesten. In Europa bestaan ook enkele korenver- zamelerde mierensoorten. Het koren is natuurli'k hard en kun nen ze niet verorbe-en. Ze laten het echter eerst kiemen, waardoor het zetmeel in sui ker wordt omgezet. De schil wordt doorgebeten en verwij derd en het binnenste kan opgezogen wor den. Is de weg van het korenveld naar het nest erg lang, dan worden hier en daar „pakhuizen" opgeslagen, waarna later het koren door aparta arbeidersnloegen naar het eigenlijke nest Avordt. gesleept. (Wordt vervolgd). Hot weesjongetje. Er leefde eens een arm meisje. Zijn vader Avas gestorven en zijn moeder AA-as van armoede omgekomen. En wat ze'had, had ze aan haar kind opgeofferd. Den dood zijner lieve ouders viel Herman, zoo heette hij erg zwaar. Zijn buurvrouw had hem voor eenige weken bij haar geno men, maar hij zou gauw weg moeten, Avant zijn buurA'rouAv Avas weduwe en had zelf zes kinderen en had gebrek. Hij zou haast zijn eerste H. Communie mogen doen. Hij was er erg blij om. Eindelijk naderde die blijde dag voor Herman. •O! Avat Avas hij gelitkkig! Pastoor van de parochiekerk ging nu 'n preekje houden voor zijn kleine communicantjes. Herman Avas \-oor een oogenblik zijn leed vergeten. Doch onder de preek kwam er 'n heer bin nen, het bleek spoedig dat hij niet. Katho liek Avas. Het AvijA\*ater\rat liet hij onaan geroerd. Toen hij met moeite een plaatsje zocht. maaktP hij geen kruis. En hij had geen kerkboek bij zich noch rozenkrans, 't Laatste van de preek had hij gehoord. Nu kwam het oogenblik dat Herman tot de H. Communie gaan moest. Onwillekeu rig hadden 'n paar tranen over Hermans pvangen geA-loeid. Dat alles had dc heer ge zien. Hij nam zich voor, zoo gauw hij uit de kerk kwam, het Aveesje aan te houden. Met groote godsvrucht naderde Herman voor het eerst ter IT. Tafel. En bad dan voor zijn gestorven ouders, die hij zoo zeer lief had. Met 'n gelukkig gezicht ging Her man naar huis,- doch toen hij dc kerk pit- kwam hield de heer hem tegen en zei: „Wat was het daar zoo even in de kerk", „O, meneer, a\ ij hebben onze eerste H. Communie mogen doen". ..Wat is dat?" Herman AerAvonderde zich. Die heer was zeker niet Katholiek. Herman zei: „Wij hebben Jezus in ons harte mogen ont vangen. Ik Avas zoo oA'ergelulckig meneer". En Avaarom liepen er dan Aan die dikke tranen over je Avangen. Toen vertelde Her man de geheele geschiedenis. De heer was ontroerd. Hij vroeg of hij bij hem ayou ko- PAGINAl eneer", zei VJ rvrouw en men Avonen. „Ja graag meneer", zei Toen gingen ze naar buurvrouw en tot? dit goed gevonden Avas Averd de heer z£ ook Katholiek en beloofde plechtig goede vader voor Herman te zijn en Hei. man bleef braaf en deugdzaam en leeft ge lukkig met zijn pleegvader. Wat is Goj toch goed. Truusje de Haas. Langstaarts schommelpartij. Langstaart was een leuk klein muisje. Hij woonde op 'n groote meelzolder met zijn vader, moeder, broers en zusjes. Op een dag aa'andelde Langstaart over den zolder. Daar zag hij ineens twee zakken ineel aan iederen zak hing een touwtje, Wacht dacht Langstaart, daar maak ik fijne schommel van. Hij bond de twee touAvtjes aan elkaar en ging er op zittei Zoo schommelde hij 'n poosje voort. Juia Avas hij van plan zijn vriendjes te gaan vertellen wat 'n fijne schommel hij gJ maakt had. Maar AA'at gebeurde er? Dn touwtjes die aan dc balen met meel zaten waren oud en versleten enzij braken door! Langs'aartje Averd onder het meel bedolven. Met moeite kwam Langstaart] onder 't meel vandaan. Hard liep hij naai vader en moeder toe. Doch ze zeiden da hij Langstaartje niet AA-as, want hij had 'J wit vel'etje. Nu vertelde Langstaartje allej aan vader Langoor en moeder Piepgraag Toen nam moeder Piepgraag hem mee eij beende hem geducht. Toen Langstaartjj klaar was, was zijn velletje weer gewoon maar hij heeft nopit meer een schommej gemaakt. Wies Goddijn, Kinderlijk vertroiwen. „Kom toch eens hier", sprak grootmoe} der blij tot onze kleine Jetje. Zie eens wat gij gekregen hebt, wat lig! daar in dat bedje?" En Jet kraaide van pleizier, want waj had zij gekregen? Een broertje; 't leek wel haast een pop 't Was in een wieg gelegen. Och Grootmoe, het koekje ligt daar of de kast, Avil u het krijgen even. Wel zeker Jet, maar kleine broer kaï nog niet bijten; hij heeft nog niet als gj en ik al tandjes in zijn mondje. Hoe kan dat, en hij heeft hoofd, voetei en handjes. Zij keek eens goed haar grootmoe aai of deze haar ook fopte. Maar nee, teen ze zijn kleine hand ip broertje mondje stopte, riep ze uit, ja j is Avaar, zijn mondje is leeg van binnen, i! A-cel geen enkel tandje daar, wat moetej wij beginnen. Maar nauAvelijks Avas ze 'n oogenblik 'oj 't antAvoord blijven wachten, of zie, daal kAvam een goed idéé haar eensklaps in dj gedachte. Met de handjes saamgevouwen en df oogjes neergeslagen, bad ze met lieldj stemmetje en kinderlijk vertrouwen: Avordt bedankt, o lieve Heer A-oor 't broei tje mij gezonden. Ik heb het dadelijk mp gen zien en o, zoo lief gevonden. Nu hod ik niet als vroeger meer mij altijd te vef velen, ach ja, al is hij nog zoo klein, tod kan ik met hem spelen. Maar weet u Aval zoo jammer is? Dat hebt u Avis verge!et Zijn tandjes in zijn mond te doen. Nu kal hij heel niet eten. O, toe! laat straks eeni engeltjes zijn tandjes brengen even, en d zij die aan grootmoe dan maar even s wil geven. Dan zullen wij, ik beloof hd U, ze heel voorzichtig samen in broertje kleine mondje doen. Dag lieve Heertje Amen." Corrie v. d. Voort. 'n Woensdagmiddag. 't Was Woensdagmiddag. Henk en Ja hadden afgesproken dat ze 's middag naar het bosch zouden gaan wandelet Teen ze 'n eind gewandeld hadden, zagö ze een school staan, Avaar de kinder® juist 's middags school hadden. De jon gens konden buiten den ondenvijzer hod ren praten. En Avat deden ze nu, ze gin gen hem na- doen en dit ging maar dooi Toen ze verder Avilden gaan, greep eel mijnheer hun bij den kraag vast. Dezi had alles af staan luisteren en hij sleepti dc jongens zoo de school in. Hij brachl ze A-oor de klas, daar werden ze natuurlij! vreesclijk uitgelachen, dat begrijp je. Dil AA-as geen prettigen Woensdagmiddag. Marie. Wat hem het dierbaarste was. God zei tot. den Engel Mic-haël: naar de aarde en breng wat Mij het die'j baarst is. Dc Engel vloog naar de aarde en $1 voordat- hij liet. uiteinde grijpen kon, <lween hij in de diepte. De jongens bi den van angst. Gelukkig kwam hij wt gauAv boven en zag hij kans een mouff grijpen. Met vereende krachten Averd drenkeling op het ijs getrokken en dl ging het zoo vlug mogelijk naar huis. Thuis gekomen, schrokken zijn oud' hevig cn werd dc waaghals direct oi de avoI gestopt, tcrAvijl een van de jont den dokter ging halen. Deze aaras spoflfcl present en verklaarde, dat Wim een flinl' kou hacl opgedaan en minstens 2 wek® het bed incest houden. Dat viel loelijk te gen. Nu was het. uit met de ijspret. -*3 verloop van 2 1/2 Aveek kwam hij Aveer op school, docli teen Avas de dooi al lang getreden. Hij had er evemvel een les aan gehad, die tot gevolg had, dat zich voornam, nooit meer zoo roekeloos zijn, hoewel hij neg hee'cmaal geen jochie Averd, Avant kattekwaad haalde K nog genoeg uit, al Avas het niet meer fl*'j zulke gevaarlijke gevolgen. Doch daarover een andere keer meer. Gaarne. O o m J'*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 12