KOFFIE DE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 26 OCTOBER 1929 Gregorius XIII de groote miss'e-naus C-egorius XTTT is te-eriit geprezen als il sie-ncus vair ege zijn ijver voor <le irbreiding van bet katholiek geloof in "•oste in Azië, Afrika en Amerika, jij h getrouwe hel-ers vond in de ■zuieten. De missietochten van Francis- 5 Xaverius wezen het Japansehe eilan- rri'k aan a!s vruchtbaar arbeidsveld. Omstreeks 1570 was het aantal Christe- ju in Indië tot 30.000 gestegen, waarvan eesten trouwe en standvastige be- jerlingen bleken, die zelfs verbanning en •lies van eigendom niet schuwden tor jlle van het geloof. Toch waren er tot 63 slechts neeen priesters voor beschik- 1.ar, en die kleine schaar kon voorloonig et aanmerkelijk versterkt worden. Ook ider de voornameren en geleerden vond jt Katholicisme aanhang. Dikwijls echter irden de vruchten van moeizamen en cgdurigen arbeid in een streek plotse- g geheel te niet gedaan door een oor- 2, een troontwist of de luim van een der imios, die het land beheerschten. Het fnstigst was de toestand in het konink- k Bungo, waar reeds in 1556 ongeveer 00 Christenen zich bevonden. Te betreuren bleef, dat vaak de daimios hun overgang tot het Katholicisme eh lieten leiden door hande'sbelangen, t het gevolg dat zij, bij het derven van ononiisehe voordeelen, dikwijls ook weer it het heidendom terugkeerden. In de ide hoofdstad Meaco Kioto) en omge- ng wisten de missionarissen zelfs vele pge standen te kerstenen, doch politieke roeringen vernietigden telkens weer een oot deel van hun werk. Met de troons- stijging van Hobunaga begint in de po- •ke geschiedenis van Japan een nieuw doerk. In zij» strijd tegen de boeddhis me priesters, die zich bij zijne vijanden nges'oten hadden, toonde hij zich tegen- rer het christendom zeer welwillend, zoo lt in 1576 in Meaco zelfs een kerk kon {ewijd worden. Bijzonder verdienstelijk lakte zich voor de missie Allessandro ilignani, een geestdriftige en kloeke iliaan. Bij zijn komst in Japan in 1579 (nd hij daar 150000 Christenen, onder wie hter slechts 59 missionarissen arbeid- :n wie slechts 23 priester waren. Hij ist twee seminaries te stichten voor de ileiding van Inlandsche geestelijken en ocht zelfs den nieuwen heerscher van rima in 1580 het heilig Doopsel toedie- in, waarna bijna al zijne onderdanen ch bekeerden. Ook bewerkte hij, dat een izantschap van de christelijke vorsten an Japan, uit vier jeugdige prinsen be- laande, zich naar Rome begaf. Ha ruim rie jaren onderweg te zijn geweest, kwa- en de Japanners 22 Maart 1585 in de ibprstad aan, waar zij in een openbaar BfflStorie door Paus Gregorius zeer fees- ilijk en hartelijk werden ontvangen. Hun ■scheiden en beschaafd optreden, even- ps hun vroomheid, trokken zeer de aan- acht; hoewel zij Portugeesch, Latijn, naansch en Italiaansch verstonden, be- lieuden zij zich in den omgang met vreem- len steeds van een tolk. Tijdens hun ver lijf in de Eeuwige Stad overleed Paus Iregorius XIII op 10 April 1585. De heerschappij der Mongolen en de op- >mst der Ming-dynastie vernietigden in vijftiende eeuw de vruchten der vroe- ire missioneering door de Franciscanen, ciscus Xaverius, de Apostel van In- was in 1552 op het eenzame eiland mchaan, in 't gezicht van China, gestor- m. China bleef vooralsnog voor vreem- ilingen gesloten, al gelukte het soms een issionaris er 'n korte poos te verblijven, in tijde van Paus Gregorius XIII pro- ierden andbre missionarissen hetgeen de izuieten niet gelukt was, doch ook zij idden geen succes. Totdat de geniale Jc- liefc Alessandro Valignani ook hier een (teren tijd voor de missie deed aanbre- in, sedert hij in 1573 tot visitator van iel Tndië was aangesteld. Te Macao verblijvend, stelde hij zich op hoogte van de eigenaardige toestanden het Chineesche rijk. Yolgens bem wa in hier vooral missionarissen noodig, die landstaal en de zeden der bevolking inden. Michele Buggeri, door hem hier- >or aangezocht, begon met de samenstel- ng van een Chineesehen katechismus, en jaren later gelukte het hem met jatteo Bicci verlof te krijgen om zich Tschao-king metterwoon te vestigen. Jicci was niet alleen een uitstekend taal- eleerde, maar ook wiskundig-astroloog en Mtograaf. Hierdoor wist hij de weetgie- ige Chineezen, wier geest vooral op het ractische en nuttige gericht is, voor zich winnen, zooda de onderkoning van het ind zelfs een Chineesche uitgave vau een bor Ricci ontworpen wereldkaart ver- terdigen en verspreiden liet. Voor het wistendom bleken echter de Chineezen reinig- ontvankelijk; in 1585 bedroeg het ®tal bekeerlingen nog slechts twintig. hl het oude Indië kreeg het Katholicis me een zwaren kamp tegen het Brahmaïs- be met zijn star kastenwezen en tegen jen Islam. Die strijd werd nog verzwaard, foordat de Portugcezen, onder wier schut- !e de missionarissen moesten werken, veel frgernis gaven door hun hebzucht eu on tbonden leven. Paus Paulus IV verhief b 1558 Goa tot metronolitaanzetel voor Ie aan gene zijde van Kaap de Goede loop ge'egen missiegebieden, een veel to ptgestrekt terre;n in te los verband met "waarbij nog kwam. dat de aarts bisschoppen in Goa afhankeliik waren van Portugeesche regeering te Lissabon. Op rerzoek van koning Sebastiaan van Portu- Sa die zich bijzondere verdiensten ver- door de uitzending van Jezuipten- Pissionarissen naar Oost-Indië, stichtte pmgonus XIII een nieuw bisdom le Ma- afc onder Goa kwam te staan, terwijl r, na en Japan afgezonderd werden (1576). In 1581 bouwden de Jezuïeten in Goa, naast het daar reeds bestaande col lege en seminarie voor inlandsche jonge lingen, ook een noviciaat, terwijl de no vicen, samen met Franciscanen en Domi nicanen. die er reeds vroeger missies had den, zich aan de ziekenverpleging wijdden. Valignani wist ook hier te bewerken, dat er seminaries werden ecsticht om de In dische taal te leeren. Haast Goa werd n ook Kotschin, waar reeds sedert 1519 Do minicanen werkzaam waren, met een Je- zuietencoBcge verrijkt. Sedert 1579 bfon men tevens het bin nenland van Ind'ë voor het Evange'is te ontsh'iten. Over Hindoes'an en zuideliik tot de hoogvlakte van Dekkan heerscMe teen de groctmogol Abber, die bijzonder belangstelde in de verschillende godsdien stige leerstelsels om die aan elkaar te toetsen. Ook de katholieke missie in Ben galen trok zijn aandacht. De bekende Rodolfo Aquaviva kwam in 1"30 aan Ak- bar's hof en verbleef er drie jaar. Plot mocht hem echter niet geVkken den groot- mogol voor het Katholicisme te winnen, diens trots en ongebonden levenswijze stonden ziin bekeering in den weg, hoe sympathiek hij zich overigens ook over de loer uitliet. Dank zij de bemoeiingen van Filips II van Spame en Paus Gregorius XTII, von den de Franciscanen op de Philiopijnen een zeer vruchtbaar missiegebied. Zij stichtten er een hospitaal voor melaat- schen, dat nog te Manila be'staat, zorgden voor de ziekenverpleging der Spaansche soldaten, schreven leerboeken in het dia lect der streek, legden bevloeiingswerken aan en ontgonnen groote uitgestrektheden onvruchtbaar land. Van veel beteekenis was de stichting van het bisdom Manila in 1597, waardoor in de volgende jaren ook Dominicanen en Jezuïeten in de mis sie op de Philippijnen werden betrokken. Waarlijk apostolisch werk onder de on gunstigste omstandigheden verrichtte bis schop Andreas de Oviédo op de oostkust van Afrika onder de daar verspreid wo nende Portugeezen. Ha znn dood in 1577 bleef de missie in Abessinië een zeer kwij nend bestaan voeren. Op de westkust wa ren de resultaten gunstiger, dank zij de nederzetting der Dominicanen in Mozam bique (1577), van waaruit de- missionaris sen het Sambesi-gebied en de eilanden bezochten. §lechts tegen betaling van een hoofd geld werden de Christenen in het Osma nen-rijk geduld. Bovendien stonden zij bloot aan de hebzucht der stadhouders. Vooral op het Balkan-schiereiland was de toestand der Katholieken zeer treurig. Slechts aan den onvernaoeiden offerzin der Franciscanen was het te danken, dat het geloof er zich handhaven kon. Grego rius XIII besloot tot het zenden van apostolische delegaten en visitatoren in 1580. Het aantal Christenen, tot den latijn- schen ritus behoorend, was zeer groot. De Paus wijdde ziin zorg echter ook aan de Grieksch-Katholieken en streefde naar vereeniging der Kerken. Die pogingen strandden op het fanatisme der papen en het pijnlijk gemis van priesters, die zich met vollen ijver aan hun taak wijdden. In 1583 kwamen ook Jezuïeten naar Constan- tinopel, waar zii, dank zij de bemoeiingen van den Franschen gezant, de beschikking kregen over een kerk, zoodat hun zielzorg van groote beteekenis werd voor de Chris tenen in het Turksche rijk. Om de Maro nieten van den Libanon, die sedert Inno- centius III reeds met Rome geünieerd wa ren, doch onder wie verschillende dwaal- leeringcn ingang gevonden hadden, van de noodige godsdienstige boeken te voorzien, liet de Paus te Rome een Syrische drukke rij oprichten. Haast het Grieksehe verrees aan den Tiber ook een Maronietiseli kol lege voor de opleiding van inlandsche priesters en later een Armeniseli kollege. De dreigende houding en de tirannie der Turken bleven voor velen een beletsel om tot de Latijnsche Kerk toe te treden. Over de nieuw-ontdekte streken in Ame rika kreeg Spanje het patronaatsrecht, en Filips II steunde, ook om politieke rede nen, gul de missies. Vooral onder het. pon tificaat van Paulus III is er de hiërarchie sterk uittrebouwd: tien bisdommen dank ten aan zijn zorg het ontstaan. In Peru, dat heel Siaansch Zuid-Amerika omvatte, werkte Gregorius XIII in gelijken geeft. Aanvankelijk waren het vooral de Domini canen en de Franciscanen die in Spaansch Amerika het geloof verkondigden en de bisschopszetels meerendeels -•zetten. Door hun moeizame en belangelooze werk zaamheid, scherp afstekend tegen de op rijkdom en winst beluste leeken, werden zij leermeesters, raadsleden en vrienden der Indianen op geestelijk en stoffelijk ge bied. Zij leerden de onbeschaafde stammen landbouw en ambachten en verdedigden hunne men'schelijko rechter tegen de ge- weldpolitiek der veroveraars. Vooral Bar- tolomé de las Casas, van 1543 tot 1551 bischop van Chiaja, maakte zich eer ver dienstelijk. In 1573 kon in Mexico :.elfs be gonnen worden aaa den bouw van de prachtige kathedraal, die nog steeds als een der mooiste heiligdommen van de Hieuwe Wereld geroemd wordt. Turibius (15791606) verwierf zich den eeretitel van Apostel van Peru; hij rjep verschillende diocesane en provinciale «sy noden bijeen ter doorvoering van de be sluiten van het concilie van Trente, bouw de overal kerken, kloosters, seminaries en liefdadigheidsgestichten, trok zich het lot der arme negerslaven aïm en diende als bisschop aan ongeveer SOO.OOO personen het Heilig Vormsel toe. Paus Benediclus XIII kende hem om zijn buitengewonen zielenijver in 1726 dan ook de eer der al taren toe. Daar er nmt vr' - V priesters waren, kwamen in Mexico. Po*u cn Chili spoedig ook Jezuieten. onder wie Rubios. Barzaua en Holguin zich een wereldrepu- tatie verwierven door hun kennis van tal rijke Indianen-dialecten, waarvan zij zelfs spraakkunsten en woordenboeken uitga ven. Acosta maakte zich zijne talrijke rei zen ten nutte voor het schrijven van een uitgebreid werk over land en volk van Peru, dat in verschillende talen is overge zet, en stelde zeer waardevolle, uitvoeri ge be.schouwingen te boek over het missie wezen. Als Apostel van Brazilië moet ge noemd worden Anehieta, die van 1553 tct 1597 werkzaam was in die streek, waar de hebzucht en hardvochtigheid der Portu geesche kolonisten dikwijls met één slag dc resultaten van jarenlange zorg vernie tigde. Hij doorkruiste, geen gevaren duch tend, met pelgrimsstaf en kruis; brevier en rozenkrans, zijn gebied tot in de verst af gelegen hoeken en schier ontoegankelijke bergstreken, terwijl hij overal zielen won voor den Christus. Paus Gregorius XIII heeft moeiten noch kosten ontzien in het bevorderen der missies over do gansche wereld en benutte zijne diplomatieke betrekkingen cm, met de stoffelijke welvaart, het Rijk Góds overal te vestigen. Zooveel mogelijk tracttto hij te voorkomen, dat verschillen de kloosterorden tegelijk in een en net- zelfde land werkten, om den naijver verre te houden en alles beter te kunnen over zien. I. KLEIJHTJEHS, S.J. Van boon tot drank. Iedereen weet natuurlijk, wat koffie is. Zij is namelijk de tot grof poeder gemalen koffieboonen, en koffieboonen zijn de za den van do kcffieplant, welke gebrand zijn. Do voornaamste koffieboon is de Coffea arabica (ofwel Jasmium arabicum). Dit is een plan met enkelen stengel, welke on geveer 2.50 M. hoog kan worden en veel overeenkomst vertoont met den fraaien laurierboom. Zij bezit lange, onverdeelde, dunne takken met langwerpige, puntige, gladde bladeren. De plant bezit witte, buisvormige bloemen, welke op een korten steel zitten, en wel iets van de jasmijn bloem weg hebben. De vruchten zijn rood en lijken veel op de kers. Het vruchtvleesch ïs bleek, smakeloos en lijmachtig, waarin twee harde, ovale pitten zitten. Een zijde van de pitten is hol, de andere plat en heeft, een kleine, rechte gleuf in haar leng te. De eenige moeite, welke men heeft, om te oogsten, is dat men de boomen moet snoeien, en de bessen afplukken. Deze wor den dan in een molen van het omringende vruchtvleesch en de uitwendige schil af gescheiden. In een tweeden molen worden zij gepeld on van het kaf gescheiden. Hier na worden zij gedroogd, verpakt en verzon den. Dit alles klinkt zeer eenvoudig, maar in werkelijkheid komt bij de koffiecultuur heel wat kijken. Op de eerste plaats is de keus van den grond van het grootste gewicht. Hooger gelegen landen schijnen voor den koffie- boom het beste te zijn. Deze kan niet met voordeel geteeld worden in luchtstreken, waar de warmtegraad lager is dan 55 gr. Fahrenheit. De plantages moeten eenigs- zins hellen, waardoor het water niet bij den wortel kan blijven staan. Verder is het noodzakelijk, om de brandende hitte van den zon te temperen, waarvoor men schaduwboomen plant (rubber!) De kof- fieboom begint in het tweede jaar te dra gen, en is in het derde«jaar in zijn volle kracht. Het inzamelen van den oogst ge schiedde vroeger op verschillende wijzen. De planters van Arabië plukten de vrucht niet, maar spreidden lakens onder de boo men uit, welke zij schudden. De vruchten werden vervolgens op matten in den zon gelegd, tot zij volkomen droog waren, waar-, na de bolster door groote houten of stee- nen rollen werd gebroken. De gebolsterde koffie werd nu weer in den zon gelegd, ge droogd, en daarna voor verzending inge scheept. In West-Indië werd een andere wijze van inzamelen gebezigd. De negers plukten de bessen, welke rijp genoeg wa ren, en hadden hiertoe een zak om den hals hangen, voorzien van een ijzeren ring, waardoor de zak altijd open bleef. De bes sen werden dan in 15 c.M. diepe bakken in den zon gelegd, waardoor zij door gis ting haar zuurachtig vocht verloren en binnen drie weken geheel droog waren. Daarna kwamen zij in de bolster-molens. Elke huisvrouw weet. dat het branden van koffie een zekere behendigheid vereischt; verbrandt ze, dan verliest zij veel van haar aangename geur en krijgt daarvoor in de plaats een bitteren smaak. Van belang s het daarom de koffieboonen bij het bran den om te roeren. Gebrande koffie moet niet te lang bewaard worden, daar zij dan eveneens een deel van haar fijna aroma Kapitein Duclieux deelt zijn rantsoen drinkwater met een koffieboompje van een koffieboom met bloem en vrucht. verliest. Hog even dient iets vermeld te worden van de koffiesurrogaten. Het menschdom heeft nu eenmaal de eigen schap, om alle goede dingen te willen imiteeren. Geen wonder dus ook, dat tal rijke pogingen in het werk werden ge steld, om iets in de plaats te stellen van deze kostelijke drank, op een heel wat ge makkelijker en minder kostbare wijze, dan met de echte koffie het geval was. Ten tijde van dc Fransche revolutie kwam reeds een Zwitser uit een volkslogement in de voorstad Saint-Germain op het denk beeld, om eikels te branden, en te malen. Hij meengde deze gemalen eikels onder de koffie en kon deze toen ver beneden den marktprijs verkoopen. Hij maakte aldus groote fortuinen, maar zijn list (bedrog) werd bekend. Toen regende het patenter., om koffie-surrogaten te maken uit gerooi- lerde gerst en rogge, grauwe erwten en een soort van vijgeboonen. Ook gebruikte men den beetwortel, den kastanje- en den cichoreiwortel. Speciaal dit laatste gewas maakte een geweldigen opgang in de noor delijke landen. Wij leefden toen in den tijd van Hapoloon en zijn continental stelsel, waardoor de bewoners van het vasteland vaai Europa uitgesloten waren van het gebruik van de koloniale producten, en dus ook van de koffie. Ha 1814 kon men eindelijk weer eens een echt kopje koffie drinken. Tn den laats-ten wereldoorlog wa ren de volkeren van de centrale mogend heden wederom zeer ingenieus in het be denken van allerlei koffiesurrogaten. Te genwoordig verkoopt men allerhande kleur- middelen, om de koffie te kleuren, waar door men dus minder koffie op het filter behoeft te gebruiken. Het is opmerkelijk op wat voor verschillende manieren koffie gedronken wordt. Men denke maar eens aan de echte Limburgsche koffie zonder suiker of melk, uit een groote familiekan geschonken, en vergelijke deze met een kopje koffie-extract met veel melk of room (vooral de suiker niet te vergeten). Wat voor een verschil maakt dit niet met de koffie, welke in het Oosten gedronken wordt, welke zelf al heel sterk is» en dan nog vaak pittiger gemaakt wordt met een druppel ambergeest, kruidnagelen, Indische anijs, of iets dergelijks. Waren de dokters in de zeventiende eeuw het al niet een«, of koffie schadelijk was voor de gezond heid, in den tegenwoordigen tijd brengt deze strijdvraag nog steeds heel wat pen nen in beweging. Er is toch wel een klem verschil. Vroeger meenden vele dokters, dat de koffie in zijn geheel schadelijk was voor de gezondheid. Tegenwoordig weet men heel wat af van analyses, en komt men tot dc conclusie, dat deze schadelijkheid spe ciaal huist in de aanwezigheid van het caf feine in de koffie. Op heel vernuftige wij zen weet men de caffeine aan de koffie te onttrekken, en verkoopt dan caffeïne- vrije koffie, speciaal aanbevolen voor hart-lijders. Maar de menschen van nu zijn al precies hetzelfde als die van voor een paar eeuwen. Zij laten de dokters praten en drinken een lekkeren bak koffie zonder zich in te laten met al deze gezondheids problemen. Waar komt de koffie vandaan? Men heeft altijd Arabië aé-ngezien voor het stamland van de koffie. Dit is echter niet geheel juist. Den oorsprong van da koffie moeten wij zooken in Abessinië, n.l. bij Kaffa in het zuiden van dat land en in Soedan. Vandaar is de koffie gekomen naar Arabië en Perzië. De koffie, welke voor de 18de eeuw in Europa gebruikt werd, kwam wel uit Arabië. Zij werd dan voornamelijk in Alexandrië en Cairo aan de Europeanen verkocht. De Pacha van Egypte ging echter deze waar zwaar be lasten en toen gingen vooruitstrevende handelslui de koffie in Arabië zelf halou. Op de eerste plaats waren dit Hollanders, later volgden toen eveneens de Franschen en de Engelschen. Men probeerde herhaal delijk, de koffieboonen in andere landen uit to planten, welke pogingen aanvankelijk op even zoo vele mislukkingen uitliepen; dit kwam ook wel gedeeltelijk hierdoor, dat men maar een enkele koffieboon uitplant- te, in plaats van de dubbele boon, of vrucht. Tenslotte gelukte het aan den heer van Hoorn, gouverneur-generaal van Xederlandsch Oost-Indië, om de versche 1 rucliten uit Arabië naar Java over te brengen, waar zij in J696 werd uitgeplant ii goed gedijde. Van Batavia bracht men ■ie plant via Holland naar Suriname over in het jaar 1718, op welke laatste kust de teelt eveneens slaagde. In 1711 gaf Witson, burgemeester van Amsterdam, een koffie boon aan Rasson. een Fransch artillerie- generaal cadeau, die hem op zijn beurt ten geschenke gaf aan den koninklijken plan tentuin. Dezen boom is nog beschreven door Prof. Jussieu van de Fransche Acade mie van Wetenschappen. Toen deze boom een paar jaar later stierf, werd door den Franschen consul te Amsterdam oen an deren boom gezonden- De vruchten hier van werden naar de verschillende Fran sche koloniën gezonden. Een van de po gingen, om de koffieplantjes naar een der koloniën over te brengen, had nog een eigenaardig voorval ten gevolge. Kapitein Declieux kreeg het bevel, om drie koffie plantjes naar Martinique over te brengen, ren einde te trachten, om de koffiecultuur ook naar do Antillen over te brengen. Op de tocht kreeg men nijpend gebrek aan drinkwater, en twee van de drie plantjes stierven. Toen nam kapitein Declieux het heldhaftig besluit, om zijn waterrantsoen maar voor de helft, zelf te drinken, en de andere helft voor het koffieplantje te be steden. Hij mocht inderdaad het genoegen smaken, om het plantje iu het leven te houden, en aldus in eerste instantie mede te helpen aan de vestiging van de koffie cultuur op de Antillen. In onzen Oost nam dc teelt van de koffie een reusachtigen vlucht, voornamelijk wel in do Preanger regentschappen en in de vostenlanden. Be halve op Java wordt de koffie verbouwd op Ceylon, en het zuiden van Hoord-Ameri- ka. Het groote koffieland is echter op het oogenblik Brazilië. Met name wordt dan bedoeld het gouvernement San Paulo, het grootste koffiedistrict ter wereld. De invoering van de koffie in dc verschillende landen. De oorsprong van het gebruik va.n kof fieboonen voor het vervaardigen van een drank ligt nog vrijwel in het duister. De oudste tijd, waarin sprake is van het ge bruik van de koffieplant, gaat terug tot de. vijftiende eeuw. Omstreeks de helft van deze eeuw bemerkte een arabier, Megalle- din, Muftio van Aden, dat de dieren die van de vruchten dor koffiestruiken aten, bijzonder levendig worden. Hij probeerde zelf een drank, van de koffiovruchten be reid, en ondervond ervan de weldadige eigenschappen. Dit feit was de aanleiding voor Mohammedaansche geestelijken, om koffie te gebruiken, om bij hun nachtelij ke gebeden niet door den slaap te wor den overvallen. Ja, do Mohamedanen be schouwden den drank als een geschenk van hooger hand, door een engel aan een waar geloovige geschonken. Het gebruik van koffie verspreidde zich spoedig van Aden, de eerste ontdekkingsplaats ervan, naar Medina, Mekka, en Cairo, en verder door het geheele oosten. Allerwegen wer den winkcis ingericht, waar dc menschen koffie konden koopen en gebruiken. Deze gelegenheden werden drukke bijeenkomsten voor de Mohamedaansche bevolking. Ech ter ging het kerkbezoek hierdoor sterk achteruit. Do Mohamedaansche geestelijk heid bestreed daarom heftig het koffiege- bruik, verbood zelfs een tijd lang de koffie in dc Mohamedaansche landen. De bevol king was echter in zekeren zin verslaafd geraakt aan dezen drarfk, en wilde deze niet opgeven. Daar het koffiegebruik niet in strijd was met den Koran, werd hot ver bod trouwens later weer opgeheven. In 1554, du6 ongeveer honderd jaar nadat de eerste „koffiewinkels" in Aden waren in gevoerd, opendon twee kooplieden ieder een koffiehuis in Constantinopel, welke een reusachtigen toeloop hadden. Van Turkije sloeg het koffiegebruik over naar Europa, allereerst naar Venetië, waar hot in 1615 werd ingevoerd door Pietro della Valli. Te Marseille werd het in 1644 ingevoerd door La Rogue, te Parijs in 1647 door The- vonot. Een van dc grootste ijveraars voor de invoering van het koffiegebruik was wel Soliman-Aga, de Turksche gezant te T'arijs ten tijde van de regeering van Li- de wijk XIV. Bij alle feestelijke gelegen heden aan het Turksche gezantschap werd koffie aan de dames aangeboden, een voor beeld dat weldra in de hoogere lcringeu navolging vond. Ook werden to Parijs spoe dig koffiehuizen opgericht, welke zeer m trek kwamen. Onder de regcering van Lo- dewijk XV telde Parijs alleen reeds meer dan 600 koffiehuizen. Algemeene bekend heid verkreeg het koffiehuis van Procope in de Rue des Fossés-Saint-Germaiu, waar vele letterkundigen bijeen kwamen, om de waarde van opgevoerde tooneelstukken te bespreken, en te debatteeren over lette-- kundige, wijsgeerige en staatkundige on derwerpen. In 1050 werd de eerste koffie in Londen ingevoerd, en omstreeks den- zolfden tijd bracht een Griek de eerste kof fie naar Holland. Hier ontstond tusschea de geneesheeren een heftige strijd over de voor- en nadoelen van het. gebruik ervan. De Hollanders trokken zich echter van deze ruzie niets aan: zij dronken koffie omdat zij haar een lekkeren drank vonden. In Duitschland kwam het koffiegebruik eerst later in gebruik. In 1721 kreeg Ber lijn pas zijn eerste ;,Kaffohaus".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9