EEN BEZOEK AAN POLEN DERDE BLAD DE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1929 Van Bergen en Menschen. Poolsch toeristen- land. Een Zondag in zakopname. door Dr. FELIX RUTTEN. III. Polen, dit land dat niet meer bestond en plotseling herrees, kreeg bij zijn her nieuwd aanzijn twee dingen mee, die het beschouwen mocht als een geschenk der goden: een strook zeestrand en een berg landschap. Dit was zoo nieuw en zoo wondervol voor de menschen der vlakte, dat ze rijk zijn met dit geschenk als koningen. En be grijpelijk is de kinderlijke vreugde van hen, die u meesleepen daarheen. Want Polen wil „vlakte" zeggen, in het Slavisch poloi. En alleen maaV aan een groene uitgestrektheid dachten we tor. nog toe, wanneer we den naam van het land uitspraken. Zoo ligt het langs beide oevers van de Weichsel, zijn heilige rivier. Groen van korenveld en aardappelland, zonder rim peling, zonder welving, eindeloos, tot waar de blauwe hemel er zich over neerbuigt:. Water is er schaarsch; soms een somp, of een plas. Soms ook een zandig stuk onbe bouwd terrein, 'waar dennen samen scho len tot boschjes en de berk ze gezelschap houdt.In strakke lijning loopen rechte wegen door deze eindeloosheid, onregelmatig met boomen bezoomd, met peppels, met wilgen. Boomen staan ook in het land, in rijen en groepjes, langs wegen die onzichtbaar zijn of naast verborgen plassen. Maar schaars, en schraal. Want ontgonnen moet, wat ontginbaar is. Voor niets anders is er plaats. Zelfs voor geen dorpen. Waar zijn de dorpen van dit land, de bouwers dezer akkers? De zeldzame dorpen liggen ver van den weg. Zoo nu en dan duiken daar naast Avat huizen op, die meest maar hut ten zijn, van planken saamgevoegd, en wit met kalk bestreken, onder laag gedrukte dagen van oud-donker riet. Geen beken ook. Heel zelden een kleine windmolen, die niets heeft van de statig heid der Avindmolens van Holland. Langs den weg staan armoedige kruisen, als hooge staken in het veld geplant, en vaak kapel- letjes, die oorspronkelijk gemetselde voet stukken waren van een beeld of crucifix, maar van lieverlee plaats gaven aan nissen, waarin nu beeldjes en prenten pronken. Dorre bloemen liggen er bij, tusschen de tralies geschoven, die de Madonna bevoi- ligen. Naast de Moeder had het Poolsch© volk altijd een bijzondere voorliefde voor „den weenenden Christus", zooals Hij be drukt en droevig er neerzit op de spotbank, naakt met de doornenkroon. In Mei is dit land een deinende zee van gelig graan en groene veldvruchten; in den ixerfsb is het droef van verlatenheid, grauw en gerooid. Hoe troosteloos moet het 's win ters zijn. Maar ook nu, zelfs bij den prachtigen zonneschijn onder een lucht, zonder wol ken, is het niet blij, niet opwekkend. De wegen zijn slecht en weergaloos stoffig. Gordijnen van stof hangen er minuten lang overheen, waarbij de auto zijn vaart ver tragen moet, uit vrees voor aanrijding. Troepjes snaterende ganzen, ook koeien, maar vooral veel kleine boerenwagentjes en lichte sjeezen brengen er afwisseling. Door het A'eld niet alleen, maar ook bin nen den ring der huizen van nederzettin gen en gehuchten, loopen de paarden vrij rond, statig en dartel. Eerst na tientallen en tientallen van kilometers beurt een kerk toren uit de verte zijn spits Maar nu liggen er dan, nog maar amper tien jaren, binnen de grenzen van Polen ook werkelijk bergen. Zakopane Averd een tco- verwoord. Wat is Zakopane? Een stadje, pas nog een dorp, nu een toe ristenoord van 18.000 inwoners, een skista tion en het Davos der Karpathen, waar van 40 tot 60.000 badgasten jaarlijks, sa men stroomen. Van Poznan of van Warschau gaat 't eerst tot Krakow. Neem dan den trein naar verder. Het is dan wel een zit van vijf uur in een bergtreintje, maar dit loopt ten minste OA'er ijzeren lijnen. Iets anders is een zit in een autobus. Dan is Zako pane óók nog drie uur van Cracou verAvii- derd. Maar dit zijn drie martel-uren. De wegen, stoffig en slecht, hobbelig en ho peloos slingerend, uitgehold en uitgesleten, wanneer niet met keien als kazen belegd. Neem den trein! Maar de rijweg is schilderachtig, vooral op Zondag. Tot hoog in het gebergte om- plant niet wilgen, ofschoon er geen water is. Ook leidt hij door meerdere dorpen. Ook zijn er enkele mooie vergezichten. Maar die weg blijft voeren door heuvel land. Zakopane zelf ligt maar aan den voet der hooge bergmuren. Op Zondag is die weg, met name in den voormiddag, vol volk. Uit het omliggende zijn de menschen ter stad gegaan. De vrou wen komen er vandaan, blootvoets, een doek om het hoofd en een sjaal om de schouders, terwijl zij him voorraden voor do week meedragen in groote witlinnen zak ken, die zij, onder den last gebogen, op den rug dragen. Velen gaan blootsvoets. Bij de slechte wegen moet dit gemakkelijker loo pen zijn dan met hooge hakken. In het heuvelende groen van wei en veld de blauwig-gekalkte hutten met de grauwe rietdaken binnen kleine tuintjes. Geen gor dijnen voor het raam, maar bloemen om den drempel. Verder komen de wagentjes van gevloch ten riet, de planken karren en stoffige sjeezen in grooter aantal opdagen. Kerk gangers naar een ver gelegen kerk. En dan, nog dichter bij, de groepen van man nen en vrouwen, elk afzonderlijk, ernstig en streng. De rokken worden kleuriger, schreeuwend bont; de sjaals, de voorscho ten en hoofddoeken, A'ormen brandende kleurenwemelingen binnen het groen van den overlommerenden weg. Schoenen en kerkboek in de hand houdend, komen de vrouwen haast alle blootsvoets aanstap pen. Alleen maar enkele onder de mannen dragen den langen jas met de Avaaiende panden; maar op den bok der rijtuigjes, mannen en jongens, de leeren jasjes zonder mouwen, met bont afgezet en de muts van pelsAverk. Wij zwenken voorbij aan een dier oudé, houten kerkjes, zoo kenschetsend voor het land, door de bevolking vroeger zelf ge timmerd, omgeven door een open gaan derij mét breed-neerhangend dak. Binnen een beschermend muurtje omringen haar oude eiken. En plotseling rijzen de bergen, de top pen der Tatra-groep uit de midden-Beski- den, blank besneeuwd, als een groote witte kam, boven de blauwe en groene koppen der heuvels van het voorgebergte. Tussch'cn de Avolken door, die donzig neerstreken op hun spitsen, beschijnt ze de zon met haar strakke stralen. Fonkelend lichten hun wan den op, als zilveren schilden; fonkelend diépen er nissen èn kloven open tusschen hun verschuivende helmen en splitsen. Het glinsterend hooggebergte vol verscheurd- heden en verbrijzelingen, fatastiseeren in den tuin der wolken tot beelden van kristal en sneeuw gestold. Weer dalen, weer verdwijnen in groene schemeringen van omlooverde dorpen en boschjes en dreven: en de streek begint, waar de eigenlijke bergbewoners thuis zijn, trotsch op hun vrijheid, daar zij nooit voor iemand onderdeden, fier op hun verleden als op hun mooie drachten, op hun oude boerenkunst ook, van weefsels, borduursels en huizenbouw, waar het jonge Polen der artisten een nieuwe inspiratie zocht. Dicht op elkaar gedrongen staan hun huizen hier, Avoning en stallen, schuurtjes en wagenhuizen, uit zware planken saam- gevoegd met een versierd portaal van kun stig versneden hout en versierde geveltop pen. Over alles lommert het oud geboomte; aan den einder, maar nu dicht bij, karbon- kelt het gebergte in den zonneschijn. De kerkdienst is ten einde. De bevolking vult nu de wegen. De boer brengt zijn vrouw en dochters in de oude kales of den ge vlochten Avagen naar hui9 terug. En het is of Ave droomen. Ieder wagentje is als een mand vol bloe men; elke dier vrouwen is een wandelen de tuin. Het rood, het groen, het geel van al die rijke_ rokken en gedrapeerde sjaals vlamt met iets -onwerkelijks, met iets van een feestelijke opzettelijkheid, alsof het niet echt was. Almaar gebloemde doeken in kleurige bontheid, ook zijden doeken, fran- jige foulards, in lachende verscheidenheid, in kleurige wemeling, in telkens andere sa menstelling. Bloemen, louter bloemen. Het is een gesprankel van tonen en kleurak- koorden, waarbij het heele landschap wordt tot muziek. Een bachanaal A'an juichende kleur. De metamorphose van een tuin, waarin alle bloemen tot menschen Averden. Maar het mooist zijn de mannen. Hauw- sluitend zit hun de wit-wollen broek om het been, die beneden wijder wordt bij den voet, waar een roosje kleurt of een kleurig kwastje. Het bovengedeelte is met bonte borduursels belegd, wier motieven ontleend zijn aan de oude botervormen, boeketten gestyleerd tot ruiten, bladeren of vogels, zonder tal. Met borduursels bestikt is het witte hemd, dat bolt uit het lederen jak met de bontranden. Maas sierlijker, zwie riger is het los om de schouders geslagen jasje van witte wol, weer ea'eneens gebor duurd en saamgebonden onder de kin met een strik van fladderende, roode of blauwe linten. Een klein zwart hoedje past daar bij, om den bol gesierd met een ris van porceleinen kralen of schelpjes. Het is een ongeloofelijke symphonie van stiksels en sieraden: en toch blijft ze man nelijk, die ongemeen rijke, schitterende kleedij. En Jk laat mij vervoeren door den ZAvier van deze, zooals ik verblind werd door de kleurigheid der andere. Dan rijden wij naar het eigenlijk geberg te toe, nog een uur per auto verder. Wij stijgen boven de vallei uit, clie daar geheel in groen gepenseeld ligt aan den voet van do stapeling der heuvels, waarachter de trotsche bergen steil omhoog rijzen, wit en stil. De Tatra-groep vormt een gedeelte der Karpathen, maar zij is als een op zich zelf- staand geheel, van de nabije Beskiden-groe- pen door breede hoogvlakten gescheiden. Van de 600 K.M.2 harer oppervlakte, be- hooren er 160 aan Polen, de rest aan Ts>je- cko-Slowakije, waar ook de hoogste bergtop verrijst, de Garluch, ter hoogte van 2663 M. De voornaamste top binnen de Pool- sche grens is de Rysy, die 2503 meter haalt. Wij rijden naar het middelste stuk der Tatra-groep, waar de diepe insnijdingen der dalen, de bruisende watervallen bij het smelten van de sneeuw, de mooiste der honderd zestig meren, die de heele groep der bergen omsluit, de wilde rotspartijen en overhangende bergklompen, de steile spitsen en gladgeschaafde wanden boven het veelgetopte dennenwoud, heel de hoog lands-heerlijkheid voor het oogenblik reeds gesluierd in de spinsels van de eerste sneeuw, aan de weidsche pracht der Alpen herinnert. Het grootste dezer bergmeren, hoog in 't gebergte gehangen, het „groot© Poolsche meer", meet 35 H.A.; het diepste is het „Zwarte meer", van geringe opper vlakte. Wij rijden naar het mooiste van alle, dat dien wonderen naam draagt van Morskie Oko, het oog der zee. Door bosschen en almaar bosschen jaagt de weg, kleine onbeduidende, onsappige dennenbosschen, de karige vacht van een bodem zonder weligheid en wilden plan tengroei. Wij schieten rakelings voorbij aan de Tsjecho-Slowaaksche grens met haar wit-rooden tolrichel en haar wachtposten. En reeds spoken de berggeetaltten boven het groen der dennen uit in hun zih'eren glans. Zij duiken uit de diepte op en wij ken weer en maken dan voor anderen plaats, al naar de weg blijft kronkelen. Wij naderen het geheim der binnenste berg wereld, waar de sterkste en stoutste der geweldige bergreuzen de wacht betrekken. Aldoor verspringen en verschuiven zij, him pralende facetben naar het licht gewent, zoo torenhoog, zoo hemeltergend. Als een klein zwart krieldingetje dringt de auto vooruit op den slingerweg, wel sluw ge krast op den harden bodem tusschen de schrale bosschen. En eindelijk zigzagt hij bedachtzaam, doelbewust omhoog. De berg massa staat in roerloos wachten. De toppen lichten met een vreemden gloed. Het is als daalden zij, in een zacht verzinken. Dan staren we tegen niets meer dan rots in grillige stapeling, tot deze splijt, zich ge- Avoimen geeft, den sohoot opent: daar rust het meer, grijs-blauw, dat verderop ver donkert, en zilverig fronst onder den wind. Een ijzige stilte heerscht er om de ver scheurde wanden, die het blikkerend Avater gevangen houden. Spreek nu, spreek, en laat uav geheim varen. Wij hebben u ver overd en houden u met onze blikken vast. Openbaar uav mysterie Niets dan z\vijgen. Raadselachtig als te veren blijft de spiegel fronzen en blinken. Lacht het meer om onzen armen hoogmoed, on onzen machteloozen trots? En straks gaan we weer weg vandaar, in het besef onzer nietige menschelijke kleinheid, ons a-an een schennis bewust. Wij staarden vorschend in het „Oog der zee", en zagen er niets dan ons eigen kleine zelf en de kalme glimlach van het eeuwig mysterie. Sfinxaclïtig schouwden de witte gestalten der bergen op ons, van uit den extatischen droom hunner ongerepte schoonheid.... Maar met een juichende blijheid zag 'k do blijde menschen terug, do mooie, bonte menschen van Zakopane, de levende men schen en het warm-kloppende leven. EEN PRAATJE OVER BEDELAARS. (Nadruk verboden). Bedelen behoort tot de gezondste baan tjes, die je maar kunt bedenken. Je bent al tijd in de frissche buitenlucht en je hoeft niet h-a-rd te werken ook. Daarenboven loop je -nog aardig wat centen op, vooral Avan- neer je een erg armoedig gezicht weet te zetten en er slag van hebt den lui van al les Avijs te maken, b.v., -dat- je een vrouw met zeven w-urmen van kinderen thuis he-bt, die honger moeten lijden, omdat je niet werken kunt, daar je aan toevallen lijdt en zulke mooie verzinseltjes meer, Gelukkig is 't bedelen, vooral in grooto plaatsen afgenomen en buiten ook veel minder dan vroeger. Maar toen ik jong was dat is al een dikke vijftig jaar geleden en ik Avoonde op een dorp izag je op vas te dagen van -de week bedelaars -en bede- laarsters bij troepen het dorp a-floopen om bij hun vaste klantjes hun- „weekloon" op te halen. Dat waren dan, zooals ik ze voor mezelf noemde, de eerlijke bedelaars. Maar zoo nu en dan kwamen er ook oneerlijke, van- die echte bedriegers, die door hun bedrog het modelijden A'an de dorpsmenschen wisten óp te wekken. Zoo herinner ik me nog zeer goed, dat ik op een morgen, uit sohool komend, een man midden op de straat zag liggen, omringd door veel volk. Bleek lag hij daar, geheel buiten kennis. „Weet je wat ie mankeert?" vroeg er aan. „Niet Nou, die man heeft den geeuw honger". En nauwelijks was dit gezegd, of enkele medelijdende vrouwtjes .liepen naar huis en kwamen terug met voedsel voor den armen stakker, dat hem bij kleine beetjes werd toegediend. Hij kwam toen gauAv weer op verhaal en kreeg, toen hij verder ging, a-an elk der omstanders nog een paar centen. En wat bleek nader hand? Dat hij op nog twee andere plaat sen van het dorp dezelfde proef had uitge haald. Een andere bedelaar had maar één arm. Hij kon met dien éénen arm niet werken en kreeg dus volop aan elke deur, waar hij aanklopte. Het kwam evenwel uit. dat die snuiter toc-h twee gezonden vlerken aan zijn lijf had, maar hij Avist zijn rechterarm zóó behendig weg te moffelen, dat het leek, alsof hij er maar één bezat. Je be grijpt, dat hij afgedaan had, toen zajn be drog aan 't licht was gekomen. In lang voorbije tijden waren de bede laars zeer geAviekst in het uitdenken van allerlei trucjes, waardoor ze den goedge vonden menschen -zand in de oogen- wisten te strooien en medelijden bij hen wisten op te wekken. Al die trucjes, waarvan ze zioh bedienden zijn opgeteekend in een heel oud -boek „Liber vagaterium", of „be- delaarsboek" genaamd, dat in 1490 te Ba sel verscheen. Zelf heb ik dat boek niet gezien, want het is zeer zeldzaam, maar wel heb ik er een uittreksel van gelezen. In dien tijd' heerschte er in Europa een echte bede- laarsplaag en oude geschriften getuigen, dat toenmaals het zesde deel a*an de be volking leefde van bedelarij. „Hoe kwam dat?" hoor ik vragen. Wel, dat kwam door de invoering van het Christendom en als gevolg daarvan door de mildere begrip pen, die ontstaan waren met betrekking tot hoorigen en lijfeigenen alsmede door de verandering in de maatschappelijke toestanden. Velen hoorigen en lijfeigenen, die tot da» geleefd hadden op kosten van hun heeren en meesters werd de Arrijheid geschonken, of ze maakten zich vrij en waren nu genoodzaakt in hun eigen onder houd te voorzien. Voor menschen, die wer ken wilden, was het werk toenmaals schaarsch en als ze dit niet konden vin den, dan zagen ze zich genoodzaakt, om, als ze niet van honger en gebrek wilden omkomen, de liefdadigheid van anderen in te roepen. Maar onder die vrijen weerden er ook heel wat aangetroffen, die liever lui waren dan moe en aan bedelen de voorkeur gaven boven werken. In later jaren hebben deze laatsten zelfs een vak- vereeniging gesticht in navolging van do gilden. Elk jaar kwamen ze in de buurt van Basel bij elkaar om hun „a-akbelan- gen" te bespreken en middelen te bera men om het goedgelooA'ige volk geld af tc persen. Maar om op genoemd boek terug te ko men het „Liber \'agatorium" beschrijft in 28 hoofdstukken de a-oornaa-mste trucs, die destijds bij het bedelvolk in zwang waren. Het spreekt haast van zelf, dat er ook gesproken wordt A'an die middelen, die ook nu nog wel eens toegepast worden, zooals flauwvallen, zich a-erkleeden als geestelijke enz. Als ik enkele van de trucs ga meedeelen, Avaarvan in het boek gewag gemaakt Avordt, dan ga ik de laatsten stil zwijgend voorhij en wil liever Avijzen op onenige andere, die nu geheel uit de mode zijn^ maar Avel thuis hoorden in het kador van dien tijd. In het- derde hoofdstuk wordt verteld van bedelaars, die beladen met zware ke* tonen het land doortrokken en vertelden, dat ze met die keten-en onschuldig vastge klonken Avaren geweest in de gevangenis of op de galeien, totdat, na een gelofte, die ze gedaan hadden, hun onschuld aan 't licht was gekomen. Beladen met die kete nen -trokken ze nu het land door om die gelofte te volbrengen, die daarin bestond, dat ze den eenen of anderen heiligen be loofd hadden een bedeA'aart te doen naar de plaats, Avaar hij vereerd Averd en hem eer.ige waskaarsen te offeren. Ze smeekten daarom vrome menschen ter liefde Gods hen te helpen met een milde gave, opdat ze hun belofte zouden kunnen houden. Speculeerend op de a'roomheid der be\-ol- king bracht deze soort van bedelarij hun een aardig duitje op. Lichaamsgebreken waren meermalen voorwendsels om het medelijden op te Avekken. Zoe moet er, a-olgens genoemd boek, in Schlettstadt een bedelaar ge weest zijn, die voor de kerk zat en schijn baar in 't bezit was A'an maar één been. Het andere lag los naast hem, waarvan hij vertelde, dat hij hét door een ongeluk ver loren had. Wat was evenwel het geval? De man- had in werkelijkheid twee' gezon de beenen en het been, dat naast hem lag, had hij afgesneden a'an het lichaam van een man, dien men wegens diefstal opgehan gen had aan den galg. De bedrieger ont ging evenwel zijn straf niet. Hij werd ge grepen en aan do kaak gesteld d.Av.z. aan den schandpaal te pronk gezet en overge geven aan de alge-meene bespotting a'an het- volk. Er was een ander soort gauwdieven, die zich uitgaven voor toovenaars en vooral hat platteland onveilig maakten. Indien hun een aalmoes -geweigerd werd, dreig den ze het eenvoudige -boerenvolk met de botoovering van vee en veld en huis en hof, terwijl zo tegen hooge belooning ook bereid gevonden werden -onder het murme len van allerlei onbegrijpelijke toover- spreuken de „Zwarte hand" van hen af te wenden en hen te vrijwaren voor betoo- voring, brand en misgewas. Voortreffelijk verzonnen was ook de vol gende streek. Er verschenen vier personen tegelijk. Een aran -hen had een ring om don hals, waaraan twee kettingen vastge maakt waren, Avelker einden door Iavcc anderen vastgehouden werden, terwijl do a'ierde man, de zoogenaamde spreker hel volgende vertelde: Hij. de spreker, had iemand, die hem aanviel, uit a-erweer, dood geslagen. Nu verlangden de bloedver- Avanten A'an den vermoorde, zoowel als 't rijk. een geldsom, Avaarmee men in dien tijd zelfs een moord kon afkoopen, als boe te. Hij bezat die geldsom niet en Avildo die bij elkaar zien te krijgen bij vrome en milddadige mensohen. De man aan den ketting was zijn beste a'riend, die zich borg voor hem gesteld had, anders had men hem, als moorde naar, niet vrijgelaten en als hij nu het geld niet bij elkaar kon krijgen, dan zou, niet alleen hij, maar ook zijn vriend een gruwzamen dood moeten ondergaan. Nog heel Avat voorbeelden a'an geraffi neerde bedelaarslisten deelt het boek ons mede. Zoo o.a. van lieden die hun lichaam op verschillende plekken beplakten met rauw vloesch om het te doen voorkomen, alsof het vol bulten en zweren zatvan mannen, wier oogen verbonden Avaren met bloeddoordrenkte doeken en die voorga ven, dat hun de oogen bij een roofoverval waren- uitgestoken. Doch Avat hier verteld is, lijkt ine voldoende om den lezer te too- nen van Avelke ongepaste middelen de hee ren bedelaars gebruik maakten om de goed-geloovige menschen op te lichten. Boven zei i-k reeds, dat Europa in de middeleeuwen geteisterd werd door een ware bedelaarsplaag. Professor J. Hu-izin- ga zegt hiervan in zijn „Herfsttij der mid deleeuwen" op blz. 540 het volgende: „De bedelaars Avaren in het einde der middel eeuwen een ontzettende plaag geAvorden. In de kerken krioelde hun jammerlijke me nigte en belette den dienst met hun ge schreeuw en gedfuiech, onder hen was veel kwaad volk. Het kapittel van Notre Dame tracht in 1428 vergeefs hen naar de kerk deuren te a'erwijderen, en slaagt er slechts later in, hen althans uit het koor naar het schip der kerk te verwijzen. Deschamps wordt, niet moede zijn haat tegen die el- lend-igen te luchten hij scheert hen allen over één kam als huichelaars en bedrie gers: ranselt hen de kerk uit, hangt ze op, verbrandt ze Het was in dien tijd dus al erg, vindt ir niet? Wat prof. Huizinga hier neerschrijft en Avat het „Libe-r vagatorium" ons mede deelt, heeft alleen betrekking op den be- dor\-en uitwas der bedelarij en niet op die menschen, die werkelijk medelijden a'er- dienden. Want toenmaals zullen er even goed lieden geweest zijn zooals er ook nu nog gevonden worden. Avaarop de woorden van den Goddelijken Heiland van toepas sing zijn: „Wat gij aan de minsten der mijnen zult gedaan hebben, dat hebt gij aan Mij gedaan." P. G. HOOKS. Leiden, Sept. 1929. KALENDER DER WEEK X.B. Als niet anders wordt aangegeven dagelijks Gloria en Credo. Do geAvono Prefatie. ZONDAG 29 Sept.. Negentiende Zondag na Pinksteren. Jaarfeest van de wijding eener kerk te Rome, toegewijd aan den H. Aartsengel Michael. Mis: Benedicite. Pre fatie v. <1. Allerh. Drieëenheid. Kleur: Wit. MAANDAG 30 Sept. Mis v. d. H. Hiero- nyrr.us, Belijder en Kerkleeraar: In medio. Kleur: Wit. In het jaar 3^ Averd de H. Hieronymus to Stridon geboren. Vanaf zijn vroege jeugd ontving hij ondemcht in den katho lieken godsdienst en in verschillende we tenschappen. Als jongeling naar Rome ge zonden ter voltooiing zijner studiën, werd hij op den verkeerden Avcg meegesleurd door het slechte voorbeeld zijner omge ving. Weldra evenwel deden zijne gods dienstige gevoelens, Avelke hom van zijn jeugd af bezielden, den verkeerden weg Avecr verlaten en begon hij in de eenzaam heid een leven van boete. In 377 liet hij zich priester wijdon. Zijne voornaamste be zigheid is geweest de studie der Heilige boeken. Hij Avordt genoemd de grootsto kenner en uitlegger der H. Schrift. DINSDAG i October. Feestdag v. d. H. Bavo, Titelheilige van de Kathedrale kerk en eerste Patroon der Bisschopsstad. Mis: Gaufeamus. (Zie in het Feesteigen v. h. Bisdom). Kleur: Wit. De H. Bavo, op het einde der zesde ©euAv geboren, leidde eerst een Avcreldsch on losbandig leven. Bekeerd door het deugdzaam leven zijner dochter begon hij een kluizenaarsleven, belevend in heldhaf- tigen graad de christelijke leer. Avaarin hij door den II. Amandus was onderricht. In de 7e eeuw stierf St. Bavo te Gent. In Haarlem Avordt hij als schutspatroon ver- eerd, omdat, a'olgcns de overleA'ering. de inwoners van Haarlem door den H. Bavo aan te roepen van een groot gevaar zijn gered. WOENSDAG 2 Oct. Feestdag v. d. H.H. Engelenbewaarders. Mis: Benedicite. 2c gebed v. d. H. Bavo. Kleur: Wit. „Gezegend zij God, Die ons Zijn Engel zond om ons a-oor te gaan en ons te leiden naar de plaats, ons bereid. Slaan wij acht op hem en luisteren wij naar zijne inspra ken". (Vrij naar Kerk. Get.). DONDERDAG 3 Oct. Mis v. d, H. Thc- resia van het Kindje Jesus: Vcni. 2e gebed v. d. H. Bavo. Kleur: Wit. Als negende kind. a-an het zeer degelijk vrome echtpaar Louis Martin en Zolio Guérin werd den 2en Januari 1873 to Alen- <jon geboren Maria Francisca Theresia. Op a'ierjarigen leeftijd - ging hare moeder naar den hemel en kort daarna verhuisde vader met zijn gezin naar Lisieux. Dat Avas een zware slag voor Thorèsc en bracht haar veel zielelijden. Av&fc nood lottig werd voor hare gezondheid. Zóó ziek werd ze dat do doktoren haar leven voor verloren hielden. Op Avonderbare wijze werd zij evenwel door Maria genezen. Op den zeer jeugdigen leeftijd, van vijf tien jaren mocht zij hare intrede doen in den Karmol den 9en April 1888 en den Sen September 1890 verbond 'zij zich dooi de onvorbreckbaro banden der heiligo ge loften aan haren goddelijken Bruidegom. Als Carmelites is Theresia haren Aveg gegaan, haren „kleinen Aveg". zooals zij het zelf uitdrukte, waarop niets bijzonders gebeurde. Maar in allen eenvoud en op rechtheid onderhield zij den kloosterregel met een zeer groote nauAvkeurighoid en leed zij in stilte haar leed (wat haar heusch niet gespaard bleef) en mol heilige blijdschap tot bekeering der zondaren. Den 30en September 1897 bezweek zuster Theresia aan een zeer pijnlijke borstziekte. En nu is de eenvoudige, onbekende Car melites van Lisieux de groote Heiligo van onzen tijd. Geen Heilige zoo populair, zoo gekend, zoo bemind als zij. VRIJDAG I Oct. Mis v. d. H. Francis- cus van Assisië. Belijder: Mihi autem. 2e gebed v. d. H. -Bavo. Kleur: Wit. Franciscus Averd in 1182 te Assisië ge boren. Zijn vader Avas een rijke lakenkoop man. Ook Franciscus Averd opgeleid voor den lakenhandel. Tot op zijn jongelings jaren Avas hij een gewone brave jongen, een beetje lichtzinnig. Bijzonder eigen Avas hem de milddadigheid jegens de ar men. Een ernstige ziekte brengt hem tot dieper nadenken, maar maakt van hem nog niet de „heiligo". Do genade treft hem ten volle en beslissend bij gelegenheid van een feest, Avaarbij hij volgens de geAvoonte van zijn tijd ©n plaats als „tafelkoning" optreedt. Hij vindt vanaf dat oogenblik geen smaak meer in aardsche goederen, trekt zich terug on begint zijn leven van onthechting en verbindt zich aan „Vroinvc Armoede". Zijn geest heeft hij vastgelegd in de Orde der Franciscanen, in 1290 door Paus Innocentius III goedgekeurd. N.B. Wegens den eersten Vrijdag is ge oorloofd een Voticfniis a'. h. H. Hart van Jesus: Oogitationes. Gloria en Credo. Pre fatie v. h. H. Hart. Kleur: Wit. ZATERDAG 5 Oct. Mis v.'cl. vorigen Zondag (19e na Pinksteren): Salus populi. Geen Gloria. 2e gebed v. d. II. Bavo; 3e v. d. H. H. Placidus en Gezellen, Marte laren; 4e voor den Paus. Geen Credo. Kleur: Groen. IN DE KERKEN DER E.E. P.P. FRANCISCANEN. Alles als in bovenstaande kalender, be halve: DINSDAG. 2e gebed (alleen in stille H. H. Missen) v. d. Z. Z. Joannes van Dukla en Nicolaas van Furca Polcna, Belijders. VRIJDAG. Feest van enzen Seraphijn- schen vader den H. Franciscus, Bclijde». Mis: Gaudeamus. (Geheel eigen Mis met Sequens., Credo en eigen Prefatie geduren de het geheele octaaf). ZATERDAG. Mis v. d. Z. Felix Meda. (Zie 3 Oct.): Dilexisti. 2e gebed v. h. oc taaf; 3e v. d. H. H. Placidus en Gezellen; le a'oor den Paus. Kleur: Wit. Amsterdam. ALB. M. KOK. pr.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9