EEN BEZOEK AAN POLEN
DERDE BLAD
DE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1929
Van Bergen en Menschen. Poolsch toeristen-
land. Een Zondag in zakopname.
door Dr. FELIX RUTTEN.
III.
Polen, dit land dat niet meer bestond
en plotseling herrees, kreeg bij zijn her
nieuwd aanzijn twee dingen mee, die het
beschouwen mocht als een geschenk der
goden: een strook zeestrand en een berg
landschap.
Dit was zoo nieuw en zoo wondervol
voor de menschen der vlakte, dat ze rijk
zijn met dit geschenk als koningen. En be
grijpelijk is de kinderlijke vreugde van
hen, die u meesleepen daarheen.
Want Polen wil „vlakte" zeggen, in het
Slavisch poloi. En alleen maaV aan een
groene uitgestrektheid dachten we tor. nog
toe, wanneer we den naam van het land
uitspraken.
Zoo ligt het langs beide oevers van de
Weichsel, zijn heilige rivier. Groen van
korenveld en aardappelland, zonder rim
peling, zonder welving, eindeloos, tot waar
de blauwe hemel er zich over neerbuigt:.
Water is er schaarsch; soms een somp, of
een plas. Soms ook een zandig stuk onbe
bouwd terrein, 'waar dennen samen scho
len tot boschjes en de berk ze gezelschap
houdt.In strakke lijning loopen rechte wegen
door deze eindeloosheid, onregelmatig met
boomen bezoomd, met peppels, met wilgen.
Boomen staan ook in het land, in rijen en
groepjes, langs wegen die onzichtbaar zijn
of naast verborgen plassen. Maar schaars,
en schraal. Want ontgonnen moet, wat
ontginbaar is. Voor niets anders is er
plaats. Zelfs voor geen dorpen. Waar zijn
de dorpen van dit land, de bouwers dezer
akkers? De zeldzame dorpen liggen ver
van den weg. Zoo nu en dan duiken daar
naast Avat huizen op, die meest maar hut
ten zijn, van planken saamgevoegd, en wit
met kalk bestreken, onder laag gedrukte
dagen van oud-donker riet.
Geen beken ook. Heel zelden een kleine
windmolen, die niets heeft van de statig
heid der Avindmolens van Holland. Langs
den weg staan armoedige kruisen, als hooge
staken in het veld geplant, en vaak kapel-
letjes, die oorspronkelijk gemetselde voet
stukken waren van een beeld of crucifix,
maar van lieverlee plaats gaven aan nissen,
waarin nu beeldjes en prenten pronken.
Dorre bloemen liggen er bij, tusschen de
tralies geschoven, die de Madonna bevoi-
ligen. Naast de Moeder had het Poolsch©
volk altijd een bijzondere voorliefde voor
„den weenenden Christus", zooals Hij be
drukt en droevig er neerzit op de spotbank,
naakt met de doornenkroon.
In Mei is dit land een deinende zee van
gelig graan en groene veldvruchten; in den
ixerfsb is het droef van verlatenheid, grauw
en gerooid. Hoe troosteloos moet het 's win
ters zijn.
Maar ook nu, zelfs bij den prachtigen
zonneschijn onder een lucht, zonder wol
ken, is het niet blij, niet opwekkend. De
wegen zijn slecht en weergaloos stoffig.
Gordijnen van stof hangen er minuten lang
overheen, waarbij de auto zijn vaart ver
tragen moet, uit vrees voor aanrijding.
Troepjes snaterende ganzen, ook koeien,
maar vooral veel kleine boerenwagentjes
en lichte sjeezen brengen er afwisseling.
Door het A'eld niet alleen, maar ook bin
nen den ring der huizen van nederzettin
gen en gehuchten, loopen de paarden vrij
rond, statig en dartel. Eerst na tientallen
en tientallen van kilometers beurt een kerk
toren uit de verte zijn spits
Maar nu liggen er dan, nog maar amper
tien jaren, binnen de grenzen van Polen ook
werkelijk bergen. Zakopane Averd een tco-
verwoord.
Wat is Zakopane?
Een stadje, pas nog een dorp, nu een toe
ristenoord van 18.000 inwoners, een skista
tion en het Davos der Karpathen, waar
van 40 tot 60.000 badgasten jaarlijks, sa
men stroomen.
Van Poznan of van Warschau gaat 't
eerst tot Krakow. Neem dan den trein
naar verder. Het is dan wel een zit van
vijf uur in een bergtreintje, maar dit loopt
ten minste OA'er ijzeren lijnen. Iets anders
is een zit in een autobus. Dan is Zako
pane óók nog drie uur van Cracou verAvii-
derd. Maar dit zijn drie martel-uren. De
wegen, stoffig en slecht, hobbelig en ho
peloos slingerend, uitgehold en uitgesleten,
wanneer niet met keien als kazen belegd.
Neem den trein!
Maar de rijweg is schilderachtig, vooral
op Zondag. Tot hoog in het gebergte om-
plant niet wilgen, ofschoon er geen water
is. Ook leidt hij door meerdere dorpen.
Ook zijn er enkele mooie vergezichten.
Maar die weg blijft voeren door heuvel
land. Zakopane zelf ligt maar aan den voet
der hooge bergmuren.
Op Zondag is die weg, met name in den
voormiddag, vol volk. Uit het omliggende
zijn de menschen ter stad gegaan. De vrou
wen komen er vandaan, blootvoets, een
doek om het hoofd en een sjaal om de
schouders, terwijl zij him voorraden voor
do week meedragen in groote witlinnen zak
ken, die zij, onder den last gebogen, op den
rug dragen. Velen gaan blootsvoets. Bij de
slechte wegen moet dit gemakkelijker loo
pen zijn dan met hooge hakken.
In het heuvelende groen van wei en veld
de blauwig-gekalkte hutten met de grauwe
rietdaken binnen kleine tuintjes. Geen gor
dijnen voor het raam, maar bloemen om
den drempel.
Verder komen de wagentjes van gevloch
ten riet, de planken karren en stoffige
sjeezen in grooter aantal opdagen. Kerk
gangers naar een ver gelegen kerk. En
dan, nog dichter bij, de groepen van man
nen en vrouwen, elk afzonderlijk, ernstig
en streng. De rokken worden kleuriger,
schreeuwend bont; de sjaals, de voorscho
ten en hoofddoeken, A'ormen brandende
kleurenwemelingen binnen het groen van
den overlommerenden weg. Schoenen en
kerkboek in de hand houdend, komen de
vrouwen haast alle blootsvoets aanstap
pen. Alleen maar enkele onder de mannen
dragen den langen jas met de Avaaiende
panden; maar op den bok der rijtuigjes,
mannen en jongens, de leeren jasjes zonder
mouwen, met bont afgezet en de muts
van pelsAverk.
Wij zwenken voorbij aan een dier oudé,
houten kerkjes, zoo kenschetsend voor het
land, door de bevolking vroeger zelf ge
timmerd, omgeven door een open gaan
derij mét breed-neerhangend dak. Binnen
een beschermend muurtje omringen haar
oude eiken.
En plotseling rijzen de bergen, de top
pen der Tatra-groep uit de midden-Beski-
den, blank besneeuwd, als een groote witte
kam, boven de blauwe en groene koppen
der heuvels van het voorgebergte. Tussch'cn
de Avolken door, die donzig neerstreken op
hun spitsen, beschijnt ze de zon met haar
strakke stralen. Fonkelend lichten hun wan
den op, als zilveren schilden; fonkelend
diépen er nissen èn kloven open tusschen
hun verschuivende helmen en splitsen. Het
glinsterend hooggebergte vol verscheurd-
heden en verbrijzelingen, fatastiseeren in
den tuin der wolken tot beelden van
kristal en sneeuw gestold.
Weer dalen, weer verdwijnen in groene
schemeringen van omlooverde dorpen en
boschjes en dreven: en de streek begint,
waar de eigenlijke bergbewoners thuis zijn,
trotsch op hun vrijheid, daar zij nooit voor
iemand onderdeden, fier op hun verleden
als op hun mooie drachten, op hun oude
boerenkunst ook, van weefsels, borduursels
en huizenbouw, waar het jonge Polen der
artisten een nieuwe inspiratie zocht.
Dicht op elkaar gedrongen staan hun
huizen hier, Avoning en stallen, schuurtjes
en wagenhuizen, uit zware planken saam-
gevoegd met een versierd portaal van kun
stig versneden hout en versierde geveltop
pen. Over alles lommert het oud geboomte;
aan den einder, maar nu dicht bij, karbon-
kelt het gebergte in den zonneschijn.
De kerkdienst is ten einde. De bevolking
vult nu de wegen. De boer brengt zijn vrouw
en dochters in de oude kales of den ge
vlochten Avagen naar hui9 terug. En het is
of Ave droomen.
Ieder wagentje is als een mand vol bloe
men; elke dier vrouwen is een wandelen
de tuin. Het rood, het groen, het geel van
al die rijke_ rokken en gedrapeerde sjaals
vlamt met iets -onwerkelijks, met iets van
een feestelijke opzettelijkheid, alsof het niet
echt was. Almaar gebloemde doeken in
kleurige bontheid, ook zijden doeken, fran-
jige foulards, in lachende verscheidenheid,
in kleurige wemeling, in telkens andere sa
menstelling. Bloemen, louter bloemen. Het
is een gesprankel van tonen en kleurak-
koorden, waarbij het heele landschap wordt
tot muziek. Een bachanaal A'an juichende
kleur. De metamorphose van een tuin,
waarin alle bloemen tot menschen Averden.
Maar het mooist zijn de mannen. Hauw-
sluitend zit hun de wit-wollen broek om
het been, die beneden wijder wordt bij den
voet, waar een roosje kleurt of een kleurig
kwastje. Het bovengedeelte is met bonte
borduursels belegd, wier motieven ontleend
zijn aan de oude botervormen, boeketten
gestyleerd tot ruiten, bladeren of vogels,
zonder tal. Met borduursels bestikt is het
witte hemd, dat bolt uit het lederen jak
met de bontranden. Maas sierlijker, zwie
riger is het los om de schouders geslagen
jasje van witte wol, weer ea'eneens gebor
duurd en saamgebonden onder de kin met
een strik van fladderende, roode of blauwe
linten. Een klein zwart hoedje past daar
bij, om den bol gesierd met een ris van
porceleinen kralen of schelpjes.
Het is een ongeloofelijke symphonie van
stiksels en sieraden: en toch blijft ze man
nelijk, die ongemeen rijke, schitterende
kleedij. En Jk laat mij vervoeren door den
ZAvier van deze, zooals ik verblind werd
door de kleurigheid der andere.
Dan rijden wij naar het eigenlijk geberg
te toe, nog een uur per auto verder. Wij
stijgen boven de vallei uit, clie daar geheel
in groen gepenseeld ligt aan den voet van
do stapeling der heuvels, waarachter de
trotsche bergen steil omhoog rijzen, wit
en stil.
De Tatra-groep vormt een gedeelte der
Karpathen, maar zij is als een op zich zelf-
staand geheel, van de nabije Beskiden-groe-
pen door breede hoogvlakten gescheiden.
Van de 600 K.M.2 harer oppervlakte, be-
hooren er 160 aan Polen, de rest aan Ts>je-
cko-Slowakije, waar ook de hoogste bergtop
verrijst, de Garluch, ter hoogte van 2663
M. De voornaamste top binnen de Pool-
sche grens is de Rysy, die 2503 meter haalt.
Wij rijden naar het middelste stuk der
Tatra-groep, waar de diepe insnijdingen der
dalen, de bruisende watervallen bij het
smelten van de sneeuw, de mooiste der
honderd zestig meren, die de heele groep
der bergen omsluit, de wilde rotspartijen
en overhangende bergklompen, de steile
spitsen en gladgeschaafde wanden boven
het veelgetopte dennenwoud, heel de hoog
lands-heerlijkheid voor het oogenblik reeds
gesluierd in de spinsels van de eerste
sneeuw, aan de weidsche pracht der Alpen
herinnert. Het grootste dezer bergmeren,
hoog in 't gebergte gehangen, het „groot©
Poolsche meer", meet 35 H.A.; het diepste
is het „Zwarte meer", van geringe opper
vlakte. Wij rijden naar het mooiste van
alle, dat dien wonderen naam draagt van
Morskie Oko, het oog der zee.
Door bosschen en almaar bosschen jaagt
de weg, kleine onbeduidende, onsappige
dennenbosschen, de karige vacht van een
bodem zonder weligheid en wilden plan
tengroei. Wij schieten rakelings voorbij aan
de Tsjecho-Slowaaksche grens met haar
wit-rooden tolrichel en haar wachtposten.
En reeds spoken de berggeetaltten boven
het groen der dennen uit in hun zih'eren
glans. Zij duiken uit de diepte op en wij
ken weer en maken dan voor anderen
plaats, al naar de weg blijft kronkelen. Wij
naderen het geheim der binnenste berg
wereld, waar de sterkste en stoutste der
geweldige bergreuzen de wacht betrekken.
Aldoor verspringen en verschuiven zij, him
pralende facetben naar het licht gewent,
zoo torenhoog, zoo hemeltergend. Als een
klein zwart krieldingetje dringt de auto
vooruit op den slingerweg, wel sluw ge
krast op den harden bodem tusschen de
schrale bosschen. En eindelijk zigzagt hij
bedachtzaam, doelbewust omhoog. De berg
massa staat in roerloos wachten. De toppen
lichten met een vreemden gloed. Het is als
daalden zij, in een zacht verzinken. Dan
staren we tegen niets meer dan rots in
grillige stapeling, tot deze splijt, zich ge-
Avoimen geeft, den sohoot opent: daar rust
het meer, grijs-blauw, dat verderop ver
donkert, en zilverig fronst onder den wind.
Een ijzige stilte heerscht er om de ver
scheurde wanden, die het blikkerend Avater
gevangen houden. Spreek nu, spreek, en
laat uav geheim varen. Wij hebben u ver
overd en houden u met onze blikken vast.
Openbaar uav mysterie
Niets dan z\vijgen. Raadselachtig als te
veren blijft de spiegel fronzen en blinken.
Lacht het meer om onzen armen hoogmoed,
on onzen machteloozen trots?
En straks gaan we weer weg vandaar,
in het besef onzer nietige menschelijke
kleinheid, ons a-an een schennis bewust. Wij
staarden vorschend in het „Oog der zee",
en zagen er niets dan ons eigen kleine zelf
en de kalme glimlach van het eeuwig
mysterie.
Sfinxaclïtig schouwden de witte gestalten
der bergen op ons, van uit den extatischen
droom hunner ongerepte schoonheid....
Maar met een juichende blijheid zag 'k
do blijde menschen terug, do mooie, bonte
menschen van Zakopane, de levende men
schen en het warm-kloppende leven.
EEN PRAATJE OVER
BEDELAARS.
(Nadruk verboden).
Bedelen behoort tot de gezondste baan
tjes, die je maar kunt bedenken. Je bent al
tijd in de frissche buitenlucht en je hoeft
niet h-a-rd te werken ook. Daarenboven loop
je -nog aardig wat centen op, vooral Avan-
neer je een erg armoedig gezicht weet te
zetten en er slag van hebt den lui van al
les Avijs te maken, b.v., -dat- je een vrouw
met zeven w-urmen van kinderen thuis
he-bt, die honger moeten lijden, omdat je
niet werken kunt, daar je aan toevallen
lijdt en zulke mooie verzinseltjes meer,
Gelukkig is 't bedelen, vooral in grooto
plaatsen afgenomen en buiten ook veel
minder dan vroeger. Maar toen ik jong was
dat is al een dikke vijftig jaar geleden
en ik Avoonde op een dorp izag je op vas
te dagen van -de week bedelaars -en bede-
laarsters bij troepen het dorp a-floopen om
bij hun vaste klantjes hun- „weekloon" op
te halen.
Dat waren dan, zooals ik ze voor mezelf
noemde, de eerlijke bedelaars. Maar zoo nu
en dan kwamen er ook oneerlijke, van- die
echte bedriegers, die door hun bedrog het
modelijden A'an de dorpsmenschen wisten
óp te wekken. Zoo herinner ik me nog
zeer goed, dat ik op een morgen, uit sohool
komend, een man midden op de straat zag
liggen, omringd door veel volk. Bleek lag
hij daar, geheel buiten kennis.
„Weet je wat ie mankeert?" vroeg er
aan. „Niet Nou, die man heeft den geeuw
honger". En nauwelijks was dit gezegd, of
enkele medelijdende vrouwtjes .liepen naar
huis en kwamen terug met voedsel voor
den armen stakker, dat hem bij kleine
beetjes werd toegediend. Hij kwam toen
gauAv weer op verhaal en kreeg, toen hij
verder ging, a-an elk der omstanders nog
een paar centen. En wat bleek nader
hand? Dat hij op nog twee andere plaat
sen van het dorp dezelfde proef had uitge
haald.
Een andere bedelaar had maar één arm.
Hij kon met dien éénen arm niet werken
en kreeg dus volop aan elke deur, waar hij
aanklopte. Het kwam evenwel uit. dat die
snuiter toc-h twee gezonden vlerken aan
zijn lijf had, maar hij Avist zijn rechterarm
zóó behendig weg te moffelen, dat het
leek, alsof hij er maar één bezat. Je be
grijpt, dat hij afgedaan had, toen zajn be
drog aan 't licht was gekomen.
In lang voorbije tijden waren de bede
laars zeer geAviekst in het uitdenken van
allerlei trucjes, waardoor ze den goedge
vonden menschen -zand in de oogen- wisten
te strooien en medelijden bij hen wisten
op te wekken. Al die trucjes, waarvan ze
zioh bedienden zijn opgeteekend in een
heel oud -boek „Liber vagaterium", of „be-
delaarsboek" genaamd, dat in 1490 te Ba
sel verscheen.
Zelf heb ik dat boek niet gezien, want
het is zeer zeldzaam, maar wel heb ik er
een uittreksel van gelezen. In dien tijd'
heerschte er in Europa een echte bede-
laarsplaag en oude geschriften getuigen,
dat toenmaals het zesde deel a*an de be
volking leefde van bedelarij. „Hoe kwam
dat?" hoor ik vragen. Wel, dat kwam door
de invoering van het Christendom en als
gevolg daarvan door de mildere begrip
pen, die ontstaan waren met betrekking
tot hoorigen en lijfeigenen alsmede door
de verandering in de maatschappelijke
toestanden. Velen hoorigen en lijfeigenen,
die tot da» geleefd hadden op kosten van
hun heeren en meesters werd de Arrijheid
geschonken, of ze maakten zich vrij en
waren nu genoodzaakt in hun eigen onder
houd te voorzien. Voor menschen, die wer
ken wilden, was het werk toenmaals
schaarsch en als ze dit niet konden vin
den, dan zagen ze zich genoodzaakt, om,
als ze niet van honger en gebrek wilden
omkomen, de liefdadigheid van anderen in
te roepen. Maar onder die vrijen weerden
er ook heel wat aangetroffen, die liever
lui waren dan moe en aan bedelen de
voorkeur gaven boven werken. In later
jaren hebben deze laatsten zelfs een vak-
vereeniging gesticht in navolging van do
gilden. Elk jaar kwamen ze in de buurt
van Basel bij elkaar om hun „a-akbelan-
gen" te bespreken en middelen te bera
men om het goedgelooA'ige volk geld af tc
persen.
Maar om op genoemd boek terug te ko
men het „Liber \'agatorium" beschrijft
in 28 hoofdstukken de a-oornaa-mste trucs,
die destijds bij het bedelvolk in zwang
waren. Het spreekt haast van zelf, dat er
ook gesproken wordt A'an die middelen,
die ook nu nog wel eens toegepast worden,
zooals flauwvallen, zich a-erkleeden als
geestelijke enz. Als ik enkele van de trucs
ga meedeelen, Avaarvan in het boek gewag
gemaakt Avordt, dan ga ik de laatsten stil
zwijgend voorhij en wil liever Avijzen op
onenige andere, die nu geheel uit de mode
zijn^ maar Avel thuis hoorden in het kador
van dien tijd.
In het- derde hoofdstuk wordt verteld
van bedelaars, die beladen met zware ke*
tonen het land doortrokken en vertelden,
dat ze met die keten-en onschuldig vastge
klonken Avaren geweest in de gevangenis
of op de galeien, totdat, na een gelofte,
die ze gedaan hadden, hun onschuld aan 't
licht was gekomen. Beladen met die kete
nen -trokken ze nu het land door om die
gelofte te volbrengen, die daarin bestond,
dat ze den eenen of anderen heiligen be
loofd hadden een bedeA'aart te doen naar
de plaats, Avaar hij vereerd Averd en hem
eer.ige waskaarsen te offeren. Ze smeekten
daarom vrome menschen ter liefde Gods
hen te helpen met een milde gave, opdat
ze hun belofte zouden kunnen houden.
Speculeerend op de a'roomheid der be\-ol-
king bracht deze soort van bedelarij hun
een aardig duitje op.
Lichaamsgebreken waren meermalen
voorwendsels om het medelijden op te
Avekken. Zoe moet er, a-olgens genoemd
boek, in Schlettstadt een bedelaar ge
weest zijn, die voor de kerk zat en schijn
baar in 't bezit was A'an maar één been.
Het andere lag los naast hem, waarvan hij
vertelde, dat hij hét door een ongeluk ver
loren had. Wat was evenwel het geval?
De man- had in werkelijkheid twee' gezon
de beenen en het been, dat naast hem lag,
had hij afgesneden a'an het lichaam van een
man, dien men wegens diefstal opgehan
gen had aan den galg. De bedrieger ont
ging evenwel zijn straf niet. Hij werd ge
grepen en aan do kaak gesteld d.Av.z. aan
den schandpaal te pronk gezet en overge
geven aan de alge-meene bespotting a'an
het- volk.
Er was een ander soort gauwdieven, die
zich uitgaven voor toovenaars en vooral
hat platteland onveilig maakten. Indien
hun een aalmoes -geweigerd werd, dreig
den ze het eenvoudige -boerenvolk met de
botoovering van vee en veld en huis en
hof, terwijl zo tegen hooge belooning ook
bereid gevonden werden -onder het murme
len van allerlei onbegrijpelijke toover-
spreuken de „Zwarte hand" van hen af te
wenden en hen te vrijwaren voor betoo-
voring, brand en misgewas.
Voortreffelijk verzonnen was ook de vol
gende streek. Er verschenen vier personen
tegelijk. Een aran -hen had een ring om
don hals, waaraan twee kettingen vastge
maakt waren, Avelker einden door Iavcc
anderen vastgehouden werden, terwijl do
a'ierde man, de zoogenaamde spreker hel
volgende vertelde: Hij. de spreker, had
iemand, die hem aanviel, uit a-erweer, dood
geslagen. Nu verlangden de bloedver-
Avanten A'an den vermoorde, zoowel als 't
rijk. een geldsom, Avaarmee men in dien
tijd zelfs een moord kon afkoopen, als boe
te. Hij bezat die geldsom niet en Avildo
die bij elkaar zien te krijgen bij vrome en
milddadige mensohen.
De man aan den ketting was zijn beste
a'riend, die zich borg voor hem gesteld
had, anders had men hem, als moorde
naar, niet vrijgelaten en als hij nu het
geld niet bij elkaar kon krijgen, dan zou,
niet alleen hij, maar ook zijn vriend een
gruwzamen dood moeten ondergaan.
Nog heel Avat voorbeelden a'an geraffi
neerde bedelaarslisten deelt het boek ons
mede. Zoo o.a. van lieden die hun lichaam
op verschillende plekken beplakten met
rauw vloesch om het te doen voorkomen,
alsof het vol bulten en zweren zatvan
mannen, wier oogen verbonden Avaren met
bloeddoordrenkte doeken en die voorga
ven, dat hun de oogen bij een roofoverval
waren- uitgestoken. Doch Avat hier verteld
is, lijkt ine voldoende om den lezer te too-
nen van Avelke ongepaste middelen de hee
ren bedelaars gebruik maakten om de
goed-geloovige menschen op te lichten.
Boven zei i-k reeds, dat Europa in de
middeleeuwen geteisterd werd door een
ware bedelaarsplaag. Professor J. Hu-izin-
ga zegt hiervan in zijn „Herfsttij der mid
deleeuwen" op blz. 540 het volgende: „De
bedelaars Avaren in het einde der middel
eeuwen een ontzettende plaag geAvorden.
In de kerken krioelde hun jammerlijke me
nigte en belette den dienst met hun ge
schreeuw en gedfuiech, onder hen was veel
kwaad volk. Het kapittel van Notre Dame
tracht in 1428 vergeefs hen naar de kerk
deuren te a'erwijderen, en slaagt er slechts
later in, hen althans uit het koor naar het
schip der kerk te verwijzen. Deschamps
wordt, niet moede zijn haat tegen die el-
lend-igen te luchten hij scheert hen allen
over één kam als huichelaars en bedrie
gers: ranselt hen de kerk uit, hangt ze op,
verbrandt ze
Het was in dien tijd dus al erg, vindt ir
niet? Wat prof. Huizinga hier neerschrijft
en Avat het „Libe-r vagatorium" ons mede
deelt, heeft alleen betrekking op den be-
dor\-en uitwas der bedelarij en niet op die
menschen, die werkelijk medelijden a'er-
dienden. Want toenmaals zullen er even
goed lieden geweest zijn zooals er ook nu
nog gevonden worden. Avaarop de woorden
van den Goddelijken Heiland van toepas
sing zijn: „Wat gij aan de minsten der
mijnen zult gedaan hebben, dat hebt gij aan
Mij gedaan."
P. G. HOOKS.
Leiden, Sept. 1929.
KALENDER DER WEEK
X.B. Als niet anders wordt aangegeven
dagelijks Gloria en Credo. Do geAvono
Prefatie.
ZONDAG 29 Sept.. Negentiende Zondag
na Pinksteren. Jaarfeest van de wijding
eener kerk te Rome, toegewijd aan den H.
Aartsengel Michael. Mis: Benedicite. Pre
fatie v. <1. Allerh. Drieëenheid. Kleur: Wit.
MAANDAG 30 Sept. Mis v. d. H. Hiero-
nyrr.us, Belijder en Kerkleeraar: In medio.
Kleur: Wit.
In het jaar 3^ Averd de H. Hieronymus
to Stridon geboren. Vanaf zijn vroege
jeugd ontving hij ondemcht in den katho
lieken godsdienst en in verschillende we
tenschappen. Als jongeling naar Rome ge
zonden ter voltooiing zijner studiën, werd
hij op den verkeerden Avcg meegesleurd
door het slechte voorbeeld zijner omge
ving. Weldra evenwel deden zijne gods
dienstige gevoelens, Avelke hom van zijn
jeugd af bezielden, den verkeerden weg
Avecr verlaten en begon hij in de eenzaam
heid een leven van boete. In 377 liet hij
zich priester wijdon. Zijne voornaamste be
zigheid is geweest de studie der Heilige
boeken. Hij Avordt genoemd de grootsto
kenner en uitlegger der H. Schrift.
DINSDAG i October. Feestdag v. d. H.
Bavo, Titelheilige van de Kathedrale kerk
en eerste Patroon der Bisschopsstad. Mis:
Gaufeamus. (Zie in het Feesteigen v. h.
Bisdom). Kleur: Wit.
De H. Bavo, op het einde der zesde
©euAv geboren, leidde eerst een Avcreldsch
on losbandig leven. Bekeerd door het
deugdzaam leven zijner dochter begon hij
een kluizenaarsleven, belevend in heldhaf-
tigen graad de christelijke leer. Avaarin hij
door den II. Amandus was onderricht. In
de 7e eeuw stierf St. Bavo te Gent. In
Haarlem Avordt hij als schutspatroon ver-
eerd, omdat, a'olgcns de overleA'ering. de
inwoners van Haarlem door den H. Bavo
aan te roepen van een groot gevaar zijn
gered.
WOENSDAG 2 Oct. Feestdag v. d. H.H.
Engelenbewaarders. Mis: Benedicite. 2c
gebed v. d. H. Bavo. Kleur: Wit.
„Gezegend zij God, Die ons Zijn Engel
zond om ons a-oor te gaan en ons te leiden
naar de plaats, ons bereid. Slaan wij acht
op hem en luisteren wij naar zijne inspra
ken". (Vrij naar Kerk. Get.).
DONDERDAG 3 Oct. Mis v. d, H. Thc-
resia van het Kindje Jesus: Vcni. 2e gebed
v. d. H. Bavo. Kleur: Wit.
Als negende kind. a-an het zeer degelijk
vrome echtpaar Louis Martin en Zolio
Guérin werd den 2en Januari 1873 to Alen-
<jon geboren Maria Francisca Theresia.
Op a'ierjarigen leeftijd - ging hare moeder
naar den hemel en kort daarna verhuisde
vader met zijn gezin naar Lisieux.
Dat Avas een zware slag voor Thorèsc
en bracht haar veel zielelijden. Av&fc nood
lottig werd voor hare gezondheid. Zóó
ziek werd ze dat do doktoren haar leven
voor verloren hielden. Op Avonderbare
wijze werd zij evenwel door Maria genezen.
Op den zeer jeugdigen leeftijd, van vijf
tien jaren mocht zij hare intrede doen in
den Karmol den 9en April 1888 en den
Sen September 1890 verbond 'zij zich dooi
de onvorbreckbaro banden der heiligo ge
loften aan haren goddelijken Bruidegom.
Als Carmelites is Theresia haren Aveg
gegaan, haren „kleinen Aveg". zooals zij
het zelf uitdrukte, waarop niets bijzonders
gebeurde. Maar in allen eenvoud en op
rechtheid onderhield zij den kloosterregel
met een zeer groote nauAvkeurighoid en
leed zij in stilte haar leed (wat haar
heusch niet gespaard bleef) en mol heilige
blijdschap tot bekeering der zondaren.
Den 30en September 1897 bezweek zuster
Theresia aan een zeer pijnlijke borstziekte.
En nu is de eenvoudige, onbekende Car
melites van Lisieux de groote Heiligo van
onzen tijd. Geen Heilige zoo populair, zoo
gekend, zoo bemind als zij.
VRIJDAG I Oct. Mis v. d. H. Francis-
cus van Assisië. Belijder: Mihi autem. 2e
gebed v. d. H. -Bavo. Kleur: Wit.
Franciscus Averd in 1182 te Assisië ge
boren. Zijn vader Avas een rijke lakenkoop
man. Ook Franciscus Averd opgeleid voor
den lakenhandel. Tot op zijn jongelings
jaren Avas hij een gewone brave jongen,
een beetje lichtzinnig. Bijzonder eigen
Avas hem de milddadigheid jegens de ar
men. Een ernstige ziekte brengt hem tot
dieper nadenken, maar maakt van hem nog
niet de „heiligo". Do genade treft hem
ten volle en beslissend bij gelegenheid van
een feest, Avaarbij hij volgens de geAvoonte
van zijn tijd ©n plaats als „tafelkoning"
optreedt. Hij vindt vanaf dat oogenblik
geen smaak meer in aardsche goederen,
trekt zich terug on begint zijn leven van
onthechting en verbindt zich aan „Vroinvc
Armoede". Zijn geest heeft hij vastgelegd
in de Orde der Franciscanen, in 1290 door
Paus Innocentius III goedgekeurd.
N.B. Wegens den eersten Vrijdag is ge
oorloofd een Voticfniis a'. h. H. Hart van
Jesus: Oogitationes. Gloria en Credo. Pre
fatie v. h. H. Hart. Kleur: Wit.
ZATERDAG 5 Oct. Mis v.'cl. vorigen
Zondag (19e na Pinksteren): Salus populi.
Geen Gloria. 2e gebed v. d. II. Bavo; 3e
v. d. H. H. Placidus en Gezellen, Marte
laren; 4e voor den Paus. Geen Credo.
Kleur: Groen.
IN DE KERKEN DER
E.E. P.P. FRANCISCANEN.
Alles als in bovenstaande kalender, be
halve:
DINSDAG. 2e gebed (alleen in stille H.
H. Missen) v. d. Z. Z. Joannes van Dukla
en Nicolaas van Furca Polcna, Belijders.
VRIJDAG. Feest van enzen Seraphijn-
schen vader den H. Franciscus, Bclijde».
Mis: Gaudeamus. (Geheel eigen Mis met
Sequens., Credo en eigen Prefatie geduren
de het geheele octaaf).
ZATERDAG. Mis v. d. Z. Felix Meda.
(Zie 3 Oct.): Dilexisti. 2e gebed v. h. oc
taaf; 3e v. d. H. H. Placidus en Gezellen;
le a'oor den Paus. Kleur: Wit.
Amsterdam. ALB. M. KOK. pr.