DE BAKKERS
EEN PROTESTANTE AAN
MARIA'S VOETEN
KALENDER DER WEEK
derde blad.
de leidsche courant.
zaterdag 24 augustus 1929
,Eet meer brood" staat zelfs te lezen
op een bakkerswagen, welke in mijn knusse
woonplaatsje langs de huizen gaat, waar
uit de gevolgtrekking mag gemaakt wor
den, dat die leuze gezond voor eters
€n bakkers gezamenlijk in de steden
wel sinds lang geen nieuwtje meer zal we
zen.
Hoe 't zij, ik kwam erdoor op het denk
beeld, een en ander omtrent het bakkers
bedrijf na te pluizen. En zoo vond ik, dat
bijv. te Arnhem
t de gildeproef
op het laatst van 1700 bestond „in het ver
vaardigen van een halv mudde roggebroo-
den ieder tien pond, twintig Fransche
brooden van twee stuivers 't stuk en voor
twaalf stuivers ordinaire krintetaartjes,
moetende dit alles na het alhier gewone
formaat en behoorlijke qualiteit in eenen
oven op hetzelfde hitte worden gebakken".
-Wie dit kon werd „mr. bakker" en lid
van het „Bakker- en Brouwergild"; bij zijn
installatie moest hij 6 bijdragen voor
„een verteerdag ofte maaltijd".
Niet ieder echter werd tot het afleggen
der proef toegelaten. Men moest behoorlijk
kunnen aantoonen, den vereischten leertijd
te hebben doorgemaakt, hetgeen blijken
moest uit een certificaat, aldus luidende:
„Wij, Gildemeester, Boekhouder en Gar-
diaanen van het respectieve Bakker- en
Brouwer Gild deeser stad, certificeeren en
verklaaren, dat bij ons gecompareert is
Meester Bakker en verklaarde bij
eigenhandige onderteekening, dat den
Perzoon den tijd van
agter eenvolgende jaaren als knegt
in zijn dienst is geweest en zich altijd als
een Eerlyck en Getrouwknegt heeft
gedragen.
„Actum Arnhem den 17
Gildemeester
Boekhouder
Gardiaanen
Dit stuk was sierlijk gedrukt en voor
zien van het stadswapen heelemaal of
ficieel dus.
Nog herinnert in de Groote Kerk te Arn
hem een fraai, rijk versierd en hoog gildé-
bord aan die lang vervlogen dagen en het
stedelijk museum boven de stadswaag be
waart er den prachtigen gildebeker, die
bij de ,,verteerdagen ofte maaltijden" wel
flink zal hebben dienst gedaan.
In andere steden vindt men natuurlijk
soortgelijke gildeherinneringen. De Haag-
sche gildebeker dateert uit 1689 en geeft
het volgende kreupelrijm te lezen omtrent
den beschermheilige van het gilde:
„St. Obertus was eertijds een backer,
Maer God getrouw een bisschop wacker,
In Camerich, daer yder seyt.
Tot lof van 's mans onsterfelyckheyt,
Die ziel en lichaamshonger stilde,
Verblyf patroon van 't backers gilde".
De maker van dit schoone vers zal wel
moeilijk lid hebben kunnen worden van
een rederijkerskamer, maar op dit stuk ke
ken de bakkers zoo nauw niet. Wel hielden
zij veel van versjes, want op de Delftsche
gildebekers, drie in getal, staat datee
rend uit 1578 als volgt dezer herkomst en
bestemming vermeld
„Sint Oberts dienaers gingen haer
vercloucken
Ende sochten haer silver nit alle
houcken.
Drie Coppen synder gemaeckt
van desen
Alsoe men hier tegenwoordigh mag lesen
Eens sjaers te gebruyeken met eeren
eendrachtlich,
Dat is 't begeeren van ons gildebroers
waeraohtioh."
Genoeg intusschen van deze gildegebrui-
ken, waarover al vaak genoeg is geschre
ven. Minder bekend is, dat men te Zierik-
zee ook een
bakkerirmengilde
bezat, dat St. Lucia als patrones vereerde.
Dekens en overlieden van dit vrouwelijk
gilde waren echter mannen en wel dezelf
de grootwaardigheidsbekleeders, die ook
het bakkersgilde bestuurden. In de anno
1832 afgebrande St. Lievens-munsterkerk
was de „pilaere der backers en backstreg-
ghen, daer St. Outbaert en de St. Lucia
aenstaet".
Op de gildepenningen van St. Lucia
stonden een paar arme oude vrouwtjes af
gebeeld, het eene spinnende, het andere op
een stokje geleund, beide duidend op de
behoeftigen, die door de bakkerinnen wer
den ondersteund.
In 't algemeen waren de bakkersgilden
gul voor de armen. Zoodra ze 't maar even
missen konnc hielden ze „Speindinghen",
d. w. z. spil* 1 itdeelingen, speciaal op den
naamdag der beschermelingen. Zoo schonk
iii 1631 Jolian Haak te Arnhem „twee mol-
der weit tot eeuwige speinding" voor de
armen jaarlijks op St. Jan en op den Zon
dag na St. Jan. Hoe lang deze eeuwigheid
geduurd heeft staat niet vermeld, maar
denkelijk zal die „speinding" toch wel lan
ger in stand zijn gebleven dan het in onze
1 vaderlandsche geschiedenis zoo befaamde
«Eeuwig Edict". Er kwam nl. geen politiek
bij te pas.
Deze brooduitdeelingen, ook in andere
Plaatsen gebruikelijk, geschiedden na de
gildemis, later na den ochtenddienst; ach
ter in de kerk waren dan de brooden op
lange tafels gerangschikt.
Ofschoon het vrij zeker is, dat het St.
Euciagilde te Zierikzep het eenige vrouwe-
l^ke gilde in Noord-Nederland is, waarvan
gildepenningen bekend en bewaard geble
ven zijn, sclyjnt dit unicum toch niet be
schouwd te mogen worden als een 17e
eeuwsche nieuwigheid. Men wil er een
overblijfsel in zien uit den tijd, toen het
bakken nog geen mannenwerk was, maar
aan de vrouwen word overgelaten. Zeker
heid dienaangaande zal men echter wel
nooit meer krijgen.
De kunst van broodbakken zal wel schier
zoo oud wezen als de menschheid. Reeds
Abraham beval Sara brood van het fijnste
meel te bakken, toen hij onverwacht be
zoek kreeg van drie vreemdelingen, en
sindsdien is er in de geschiedenis herhaal
delijk van brood sprake; denk b.v. aan den
uittocht der Israëlieten uit Egypte, toen
deze inderhaast ongedeesemd brood moes
ten nuttigen, en aan hun reis door de woes
tijn, gedurende welke zij met „manna",
telkendage uit den hemel vallend brood,
werden gevoed. De oude wijsgeer Plato
heeft in zijn geschriften den bakker „Thea-
rio" vereeuwigd, die zeer in aanzien moet
zijn geweest, en bij de opgravingen te
Pompëi werden broodbollen terug gevon
den, waarop onze huidige bollen nog sterk
gelijken.
Hiermede zijn we aangeland bij de
broodvormen,
die ma-ar niet zoo toevallig zijn ontstaan.
Ja, een rond brood zegt men daar in
Brabant niet „mik" tegen? en een bol
ontvingen dezen vorm onwillekeurig aan
heb deeg zelf, hetwelk-aldus het makkelijkst
hanteerbaar was, maar daarnaast hebben
we cad'etjes. profetenbroodj'es, halve
maantjes, puntbroodjes, geraspte broodjes,
fluitbrooden, vloerbrooden, roggebrooden,
taTwebrooden, krentebroodjes, vlinders,
jambroodjes, enz., enz. De uitstalling van
een broodbakkerswinkel lijkt soms ten
deele wel op de étalage van een koek- en
banketbakker, zóó verlokkende en verlei
delijke vormen worden aan het brood ge
geven.
Waar komen al die vormen vandaan?
Men zegt, dat de oorsprong der oudste
men verzint nog immer nieuwe om den eet
lust te prikkelen of uit reclame moet
gezocht worden in den tijd, toen de dieren
offers langzamerhand door offers van ge
bakken brood werd vervangen. Aan dat
offerbrood werden dan symbolieke vormen
gegeven, welke bij de koek het langst be
waard bleven. Men wil b.v. de Sinterklaas-
koeken, die menschen en dieren vertoonen,
als een overblijfsel uit den lang vervlogen
tijd kenschetsen. Hoe dit wezen moge, de
oude offerbrooden waren soms zeer groot.
Zoo moet een afgodsbeeld van deeg, in
't vuur vallende, waarboven het gebakken
moest worden, de vlammen eens dusdanig
hebben doen oplaaien, dat de heele tempel
denkelijk een houten in brand vloog.
In den loop der tijden werden die broo
den steeds kleiner en hiermede vervaagden
waarschijnlijk ook de vormen. Wat b.v.
voorheen een slang moest voorstellen, die
zichzelf in den staart beet een oud sym
bool der eeuwigheid werd gaandeweg
een klein rond broodje, waarin later weer
een kruis werd gebakken; ten tijde van
Karei den Groote werd dit. voorgeschreven,
klaarblijkelijk om de heidensche herinne
ring weg te vagen. En daaruit zouden dan
misschien wel doordat het makkelijker
maken was. het profetenbrood]e en de kra
keling zijn ontstaan.
Wat er al in zoo'n broodvormpje schuilen
kan, niet waar? Heb ik het mis, dan moge
ik u verontschuldigend verwijzen naar D.
J. van der Ven, die in de „Vragen van den
dag" zelfs taalkundige verklaringen wist
te geven van de woorden cadet je en deuve-
kater. Hij liet intusschen de keus tusschen
Latijn en Fransch, zoodat we voorloopig
de geleerden maar zullen laten twisten.
Van twist gesproken, vroeger waren de
burgers en de bakkers het meermalen niet
eens over het gewicht der brooden, wat
tegenwoordig heelemaal niet meer voor
komt. In 1748 echter zag het er te Amster
dam op een Zaterdagavond leelijk voor de
bakkers uit. Weer hadden zij de bollen 6
lood te licht gemaakt; het oproergezinde
volk school samen en nam reeds een drei
gende houding aan voor „De drie gulden
roggebrooden", ..De gekroonde bol", „In
't gezegend brood" en meerdere bakkerijen.
De Vroede Vaderen wiste echter door kras
se maatregelen en strenge voorschriften
het oproer in de geboorte te smoren, zoo
dat de burgerij weldra weer vroolijk zingen
kon:
„De bakker van den hoek,
„Die heeft vannacht geblazen
en hoe dit schoone lied dan verder luidt.
Tegenwoordig is de nachtarbeid afge
schaft en ook wordt geen muzikale afkon
diging meer gehouden, dat het brood uit
den oven is. Maar de boterhammen sma
ken nog altijd even lekker.
AJO.
De muzikale vorming der jeugd.
Uit een artikel van A. de Wilt in „Dux":
Z. H. Paus Pius XI maakt het ideaal
van Zijn roemrijken voorganger tot. het
Zijne, verlangt het herstel Aan den kerke-
lijken volkszang, opdat priester en volk
weer als vroeger om beurten kunnen zin
gen. bepaalt met dit doel voor oogen, dat
de jeugd van jongs af aan wordt onder
wezen in de muziek der kerk, op lagere en
middelbare school, in kloosterschool en
seminarie. We hebben hier dus, zooals ge
zien, te doen met een voorgeschreven mu
zikale vorming der schooljeugd, zij het in
bepaald opzicht. Feitelijk is de toestand
op onze lagere school reed» zóó. dat de
methode van dc Amerika an sche Mrs.
Ward hier allerwege gemakkelijk veld zal
kunnen winnen. Doch het ligt niet in de
lijn hier langer over deze categorie uit te
weiden. Het. muziekonderwijs op de lagere
school is verplicht, en men zal het gemak
kelijk in den geest der nieuwe Constitutie
kunnen inrichten-
In het Duit sche tijdschrift „Al te und
Neue Welt" beschrijft de bekeerlinge Else
Baumgartner, hoe zij als protestantsch
kind voor het eerst aan haar natuurlijke
Maria-liefde uiting gaf.
Waarom zou je niet van de Moeder
Gods houden, daar jo haar Zoon liefhebt,
antwoordde mijn moeder op mijn vraag,
waarom ik niet evenals mijn katholieke
speelmakkertjes van de Moeder Gods
mocht houden. Ik herinner mij, hoe ik er
vroeger onder leed, dat ik niet evenals
vele A'an mijn kleine vriendinnen tot de
Moeder van mijn Heiland kon gaan hoe
ik hen vol verlangen nakeek, als ze op
Zaterdag met hun rozenkrans naar de ka
pel gingen.
Waarom zou je niet van de moeder
mogen houden, daar je haar Zoon lief-
hebt
Hoe geruststellend en verstandig klon
ken deze woorden. Hoe diep moest die
stille, zachte vrouw haar kind reeds in de
ziel gezien hebben, dat zij mij als troost
een antwoord gaf, dat ik in 't geheel niet
had durven verwachten.
Mag ik dan de Moeder Gods ook op
haar feestdag bloemen brengen en die voor
haar altaar neerzetten? De kleine Katho
lieken doen het ook zij noemen het een
offer brengen. Laat mij haar ook een offer
brengen. Geef mij geld uit mijn spaarpot,
moeder, dan ga. ik bloemen koopen en
dan zal zij, op haar feestdag, al onze ge
beden verhooren.
Het is echter een veel mooier en
grooter offer, als je nu naar het bosch
gaat en de bloemen zelf plukt, zooals de
lieve God ze daar laat groeien en als je
dan bij elk bloempje denkt: Ik breng je
nu naar Maria, de Moeder van onzen Hei
land. Je spaargeld echter geef je aan de
arme verlamde vrouw, die altijd op de trap
pen der kerk ligt en het goed kan gebrui
ken. Dat is ook een offer.
Gelukkig huppelde ik weg het bosch in,
met een mandje aan mijn arm, om het
met de geplukte bloemen to vrullen.
Toen ik later vermoeid en verhit thuis
kwam, wilde ik aanstonds met mijn bloe
men naar de Maria-kapel.
Mijn moeder nam mij bij de hand en liet
me in den spiegel zien.
Ga je naar den verjaardag van je
vriendinnen ook met venrard haar en
vuile schort?
Ik keek beschaamd naar beneden en be
greep het zacht verwijt van mijn moeder.
Toen ik friscli gewasschen was en een
schoon witte schort aan had, toen was
ik waardig de lieve- Moeder Marie te
gaan „feliciteeren", zooals ik het uit
drukte.
Wij woonden toen in het landhuis van
grootvader, die in de nabijgelegen stad
commandant van een artillerie-regiment
was en dagelijks bij ons kwam. Vader be
vond zich op een studiereis, die hem
bijna een jaar lang van ons scheidde, en
op deze wijze was hét minder eenzaam en
dus aangenamer voor moeder, dat wij
naar grootvaders huis verhuisden. Voor
mij zijn zulke bezoeken onvergetelijk ge
bleven, reeds alleen daarom, daar groot
vader alles deed wat ik wenschte.
Natuurlijk hield ik buitengewoon veel
van grootvader. Ik was trotsch op hem,
als ik aan zijn hand door de straten mocht
gaan; niet alleen omdat het zoo'n trotsch
gevoel was, als alle soldate^ voor hem
in het gelid gingen staan en, zijne flinke
gestalte opviel, maar ook omdat zijn
zachte, oprechte manier van omgang met
zijn minderen hem overal eerbied en ach
ting had bezorgd.
Voor mijn verlangen, de Moeder Gods
te bezoeken, toonde mijn grootvader aan
vankelijk zeer weinig belangstelling.
Hij luisterde echter, toen ik van mijn
eerste bezoek aan het Maria-altaar vol
begeestering thuiskAvam en liet mij graag
vertellen, hoe mooi do kinderen gezongen
hadden en hoe helder en feestelijk de
kaarsen gebrand hadden, en h<fe het mij
te moede was toen ik in de schemering
nogmaa-ls naar de naburige kapel gegaan
was; het was mij alsof Maria mij zelf toe
gelachen had, zoo lief had zij onder het
eeuwige licht, naar mij gezien
Toen gebeurde het, dat een kapitein uit
het regiment van grootvader dikwijls als
gast bij ons kwam. Deze kapitein, dien
ik oom noemde, was een groot vriend van
mijn vader. Hij was meer een geleerde dan
een officier en moet zich in z'n beroep niet
gelukkig gevoeld hebben.
Een sleepende ziekte maakte een lang
verlof noodzakelijk, en mijn grootvader
die van dezen officier hield als van zijn
eigen zoon, trok zich zijn lot op hartelijke
wijze aan. Bij een van zijne bezoeken, het
was in de dagen, dat ik mijn eerste bloe
men aan de Moeder Gods gebracht had.
werd weer van zijn steeds erger wordende
ziekte gesproken.
Het was een droevigen herfstdag. Binnen
in huis heerschte een even treurige stem
ming als in de natuur.
Ik hield het niet langer meer uit. Ik sloop
stil het huis uit eerst naar het bosch,
waarvan het ruischen te A-ergelijken was
met het veraf bruisen der zee en
eindelijk naar mijn lievo Moeder-ka pel.
Ik wist niet juist Avaarom, maar ik ge
voelde, dat ik daar moest, gaan bidden.
Toen ik terugkeerde, kwam de zieke
kapitein mij reeds in den tuin tegemoet.
Hij vroeg waar ik geweest was.
Ik vertelde nu hoe ik had gebeden, en
hoe de Moeder Maria groote wonderen
verricht en ons helpt wanneer ons hart
droevig is.
Een tijdlang keek de h-rme lijder mij stil
en treurig aan, toen nam hij mij bij de
hand en zei:
Geloof je dan, dat zij mij ook zou
kunnen helpen.
Daar moet u dan om bidden, ant
woordde ik beslist.
Wel, breng me dan bij de Moeder
Gods, als jo meent, dat zij ook ons, pro
testanten zal willen helpen.
Zij helpt ons, maar wij moete-n het
gelooven, sprak ik en voelde op dat oogen-
blik, dat ik hem de baas was. Ik trok hem
mee naar de kapel. Zij stond in de buurt
van ons huis.
Toen wij binnen gingen bemerkte ik,
dat de zwarte dikke lucht en de reuk der
bloemen den zieke den adem bijna ont
namen. Ik vroeg hem, of wij maar lieA-er
verder wilden gaan, maar hij schudde
langzaam het hoofd.
Het Maria-altaar Avas nog geheel ver
sierd twee groote kaarsen brandden
den geheel-en dag door. Ik zag. dat de offi
cier ontroerd was, en fluisterde hem toe:
Kom, Avij gaan -bidden het geeft
niets, dat Avij protestant zijn.
Hij liet zich als een kind tot voor de
alt-aar treden leiden.
Maar hoo zal ik bidden ik weet
het niet precies meer, wierp hij tegen, en
ik gevoelde mij niettegenstaande mijn tien
jaren als zijn moeder. Ik nam zijn lange,
dunne A'ingers en legde ze in elkaar. Daar
na knielde ik neer, hij deed eveneens zoo.
Bid nu langzaam een Onze Vader,
beval ik hem.
Hij antwoordde:
Wij zullen het beiden hardop doen,
mijn kind.
Ik keerde mij om er was niemand in
de kapel.
Het zal altijd onvergetelijk voor mij
blijven, met hoeveel eerbied de door het
lijden verteerde gestalte A*a-n den officier
het gebed prevelde.
Nog lang bleef hij in dezelfde houding
geknield, ik gevoelde, dat hij zachtjes
verder bad.
Toen wij de kapel verlieten, streek hij
mij door het haar en. vroeg:
Zal je altijd aan mij denken, als je
Maria bezoekt?
Ik beloofde het hem ik heb het tot
op heden nog niet vergeten.
Toen braken weken aan waarop groot-
A'ader alleen en zeer ernstig uit de stad
naar ons terugkwam. Nog ééns bracht hij
den kapitein mee, maar niet meer fier op
een paard, neen, in een gesloten rijtuig
had hij den zieke naar ons toe gebracht.
Hij wilde den winter in het zonnige Zui
den gaan doorbrengen en kwam om af
scheid te nemen. Het was een afscheid
voor altijd.
Het was een mooien herftdag. Ik had
voor den zieke een ruiker bont gekleurde
asters geplukt.
Zie je, die breng ik nu naar Maria,
zei hij glimlachend. En ditmaal nam hij
mij bij de hand en bracht mij naar de
kapel.
Eenzaam stond liet kleine kerkje daar
in het zonnelicht; ranken met roodgele
bladeren omgaven het geheel; dit is in
mijn herinnering een beeld van troost en
vrede.
Toen wij voor het altaar kwamen, knielde
de officier neer nu behoefde ik hem
geen bidden meer te leeren. Ik haalde uit
mijn zak een eenvoudiger» kinderrozen
krans, die ik op een keer A-oordat ik
wist wat men er mee doen moest van
een katholiek A-riendinnetje hacl gekregen.
Ik legde hem in zijn handen, hij wist er
echter evenmin iets mee te doen als ik in
het begin. Toch nam hij hem mee op zijn
lange reis, waarvan hij niet meer tot ons
terugkeerde.
Als we naar den uitgang gingen, keerde
hij zich nog eens om en zei zoetjes:
Zie, nu heb ik ook een Moeder, en
ik behoud haar altijd.
Dikwijls tevoren had deze oom mij reeds
verteld, hoe -hij zijn moeder al in zijn eer
ste levensjaren verloren had, en hoe hij
als jongen dikwijls geweend had, als hij
andere moeders met hunne kinderen zag
lachen en schertsen.
Toen wij dan het kerkje verlieten, zei
hij opgewekt:
Als ik terugkom, brengen wij Maria
voorjaarsbloemen en intusschen zullen wij
beiden het Weesgegroet leeren bidden
En als ik niet terugkeer, voegde hij er na
een poos bij, breng je haar voor mij de
bloemen en bid A-oor mijIk weet, dat
je het doen zult.
Ik heb het gedaan.
Toen de A-ogels uit het. Zuiden terug
keerden en hun eerste lentelied lieten
weerklinken, toen heb ik, voor 't eerst tot
diep in mijn kinderziel getroffen, met een
ruiker in mijn handen voor het Maria-
altaar geknield, mijn belofte gehouden.
Twee kaarsen, die ik mocht meenemen,
brandden op het altaar enhun geknetter
Avekte bij mij -herinneringen op aan den
dag, toen ik twee mannenhanden tot een
reeds lang vergeten gebed samenArouAvde.
Wie zou toen hebben kunnen denken, dat
deze man spoedig daarna tien jaren
A*oor mij den weg naar de Heilige Kerk
zou vinden
Met de kinderrozenkrans in de handen
is de eens zoo levenslustige officier in zijn
vaderland gestorven. En zoo had men hem
ook. zooals de Italiaan sche A-erpleegster
vertelde, in de kist gelegdzijn laatste
woord', zóó schreef zij, was „Moeder" ge
weest.
Ik zelf ging regelmatig door met Maria
in dc kapel te bezoeken. Slechts eenmaal
hoorde ik. toen men dacht dat ik w»g
was, moeder en grootvader over mij spre
ken. Zij had er wel veel zorg over gehad,
dat mijn neiging naar de Moeder Maria
te veel in het oog zou vallen en er daar
door moeilijkheden mot don dominé zou
den kunnen ontstaan. Maar grootvader,
die mij zoo goed kende, praatte ernstig
en overtuigend tegen moe-der:
Het zou jammer zijn, zoo zei hij, als
jr 't kind een onschuldige neiging zoudt
willen verbieden, die reed langs voordat
je I bemerkte schijnt wortel geschoten
te hebben. Je kunt hot weliswaar ver
bieden, maar daardoor stel je het kind
bloot aan het geA-aar, oneerlijk tegenover
je te worden, waardoor ze ernstig van je
zou kunnen vervreemden. En ik weet niet
waarin het grootste gevaar ligt!
Zoo heeft mij dan ook niemand meer
tegengewerkt bij 't bezoeken van Maria's
kapel, om mijn hart daar uit te storten.
„Carmelrozen".
N.B. Als niet anders wordt aangegeven
dagelijks Gloria, geen Credo. De gewone
Prefatie.
ZONDAG 25 Aug. Veertiende Zondag na
Pinksteren. Mis: Protector. 2o gebed v. d.
H. Gregorius, Bisschop v. Utrecht; 3e a\
d. H. Lodewijk, koning van Frankrijk.
Credo. Prefatie v. d. Allerh. Drieënheid.
Kleur: Groen.
Wij hebben hier geen blijA'ende woon
plaats; wij zijn bestemd voor het Rijk
Gods. Daarop moeten dan ook al onze
strevingen allereerst gericht, zijn. (Evan
gelie en Conimunio). Maar er zijn er zoo-
velen, ook onder de Christenen, die er
naar streven hunne met den H. Wil Gods
strijdige neigingen te bevredigen, streven
ook naar den Mammon d. w. z. den rijk
dom, en overdreA-en angstig bezorgd zijn
voor het tijdelijke en het Rijk Gods ver
geten. 't. Is het. gevolg van kleingeloovig-
heid, van gebrek aan vertrouAven op „On
zen Vader, die in den hemel is". Vandaag
houdt de H. Kerk ons voor oogen, dat wij
als ware christenen, d.i. volgelingen van
Christus, onze bedorven natuur met. Gods
hulp moeten kruisigen; (Gebed; Epistel)
moeten vertrouwen op God. Want het is
goed te vertrouwen op den Heer. beter dan
op de menschen (Graduale). Wio op God
vertrouwt zal Zijn bijstand ondervinden
(Introitus; Offertorium), vooral in het H.
Offer der Mis en in de H. Communie.
(Stilgebed en Postcommunio).
MAANDAG 26 Aug. Mis v. d. H. Ze-
phyrinus, Paus en Martolaar: Sacerdotes
Dei. 2e gebed A Cunctis (om de voorbede
der Heiligen); 3e naar willekeur v. d.
priester. Kleur: Rood.
Zephyrinus, een man van hooge weten-
schap en heiligen levenswandel beklom
den Stoel van St. Petrus in het jaar 202
en regeerde tot 218. In die jaren had hij
te lijden onder de vervolging van keizer
Severus en te strijden daarbij tegen dwaal
leeraren. Over zijn dood is niets met ze
kerheid bekend. Omwille van het lijden,
waaraan hij gedurende de vervolgingen is
blootgesteld geweest wordt hij als marte
laar vereerd.
DINSDAG 27 Aug. Mis v. d. H. Joseph
Calasanctius, Belijder: Venite. Kleur: Wit.
Hoe mooi begint vandaag de H. Mis
met de woorden: „Komt. kinderen, ik zal
u de vreeze des Heeren leeren". Van God
geroepen heeft, de H. Joseph Calasanctius
zijn leven gewijd aan het onderrichten van
arme kinderen in kennis en deugd. Daar
voor stichtte hij het later tot zelfstandige
Congregatie verheven Genootschap van
„de Reguliere Priesters onder de be
scherming van do Moeder Gods der vro
me leerlingen", korter genoemd „de Pia-
risten". welke Congregatie zich zeer sel
verbreidde over zeer vele provincies en
rijken van Europa. Do H. Joseph stierf op
92-jarigen leeftijd in 1648.
WOENSDAG 28 Aug. Mis v. d. H. Augus-
tinus, Bisschop, Belijder en Kerkleeraar:
In medio. 2e gebed v. d. H. Hermes, Mar
telaar. C'redo. Kleur: Wit.
Jeugd en jongelingsjaren A-an den zoon
van Patricius en de H. Monica gingen
voorbij in ketterij en ongeloof tot groot
verdriet, zijner H. Moeder. Voortdurend,
evenwel bad de moeder voor haren zoon
en haar gebed was niet vergeefsch. Op 33-
jarigen leeftijd n.l. liet Augustinus zich
doopen door den H. Ambrosius, Bisschop
van Milaan, die hem, zooals Si. Augustinus
zelf getuigt, de oogen opende.
Augustinus werd priester en later zelfs
Bisschop n.l. van Hippo in Afrika. Zijne
buitengewone talenten gebruikte hij nu tot
bestrijding der ketterijen van zijn tijd.
Vele diepzinnige geschriften zijn van hem
uit die dagen overgebleven.
DONDERDAG 29 Aug. Feest van de
onthoofding van den H. Joannes den Doo-
per. Mis: Loquebar. 2e gebed v. d. H. Sa-
bina. Maagd en Martelares (in de kerken
d. H. Joannes) Credo. Kleur: Rood.
Het Evangelie der H. Mis stelt ons de
gebeurtenis met hare omstandigheden,
welke de H. Kerk vandaag herdenkt, voor
oogen.
VRIJDAG 30 Aug. Mis v. d. H. Rosa van
Lima, Maagd: Dilexisti. 2e gebed v. d. H.
Felix en Adauctus, Martelaren. Kleur:
Wit.
Op nog jeugdigen leeftijd las de H.
Rosa het leven A-an de H. Katharina van
Siëna. Haar hart openend voor Gods H.
genade, bracht zij in beoefening, wat zij
las. Evenals de H. Katharina werd ook de
H. Rosa lid van de derde Orde v. d. H. Do-
minicus. Om hare deugd heeft Rosa veel
te verduren gehad, zelfs van haar moe
der, broers en zusters, die haar een hui
chelaarster en bedriegster scholden. Alles
verdroeg Rosa met geduld volgons het
voorbeeld A'an haar Goddelijk Toonbeeld.
De IT. Rosa is de eerste Heilige van Zuid-
Anierika (einde 17e eeuw).
ZATERDAG 31 Aug. Mis v. cl. H. Ray-
munrius Nornatus. Belijder: Os Justi. 2e
gebed voor den Paus. Kleur: Wit.
Op verlangen van de H. Maagd trad
Raymundus in de Orde t-ol. vrijkoop der
slaven. Zijne naastenliefde ging zoover, dat
hij zich zeiven als borg stelde om de ge
vangen christenen vrij te koopen van de
Mahomedanen. Vele Mahomedanen bekeer
de hij door zijn woord, waarom hij vele
kwellingen verduren moest.
IN DE KERKEN DER
E. E. P. P. FRANCISCANEN.
Alles als in bovenstaande kalender, be
halve:
ZONDAG. Mis v. d. H. Lodewiik. koning
van Frankrijk, lid v. d. Derde Orde: Os
Justi. 2e gebed en laatste Evangelie v. d.
Zondag. Kleur: Wit.
MAANDAG. Mis v. d. Z. Z. Timothëus
van Montecchio en Bernardinus van Of-
fia, Belijders: Corfiteantur. 2e gebed v. d.
H. Zephytinus. Kleur: Wit.
Amsterdam. ALB. M. KOK, pr.
Z.O.Z.