DE BAKKERS EEN PROTESTANTE AAN MARIA'S VOETEN KALENDER DER WEEK derde blad. de leidsche courant. zaterdag 24 augustus 1929 ,Eet meer brood" staat zelfs te lezen op een bakkerswagen, welke in mijn knusse woonplaatsje langs de huizen gaat, waar uit de gevolgtrekking mag gemaakt wor den, dat die leuze gezond voor eters €n bakkers gezamenlijk in de steden wel sinds lang geen nieuwtje meer zal we zen. Hoe 't zij, ik kwam erdoor op het denk beeld, een en ander omtrent het bakkers bedrijf na te pluizen. En zoo vond ik, dat bijv. te Arnhem t de gildeproef op het laatst van 1700 bestond „in het ver vaardigen van een halv mudde roggebroo- den ieder tien pond, twintig Fransche brooden van twee stuivers 't stuk en voor twaalf stuivers ordinaire krintetaartjes, moetende dit alles na het alhier gewone formaat en behoorlijke qualiteit in eenen oven op hetzelfde hitte worden gebakken". -Wie dit kon werd „mr. bakker" en lid van het „Bakker- en Brouwergild"; bij zijn installatie moest hij 6 bijdragen voor „een verteerdag ofte maaltijd". Niet ieder echter werd tot het afleggen der proef toegelaten. Men moest behoorlijk kunnen aantoonen, den vereischten leertijd te hebben doorgemaakt, hetgeen blijken moest uit een certificaat, aldus luidende: „Wij, Gildemeester, Boekhouder en Gar- diaanen van het respectieve Bakker- en Brouwer Gild deeser stad, certificeeren en verklaaren, dat bij ons gecompareert is Meester Bakker en verklaarde bij eigenhandige onderteekening, dat den Perzoon den tijd van agter eenvolgende jaaren als knegt in zijn dienst is geweest en zich altijd als een Eerlyck en Getrouwknegt heeft gedragen. „Actum Arnhem den 17 Gildemeester Boekhouder Gardiaanen Dit stuk was sierlijk gedrukt en voor zien van het stadswapen heelemaal of ficieel dus. Nog herinnert in de Groote Kerk te Arn hem een fraai, rijk versierd en hoog gildé- bord aan die lang vervlogen dagen en het stedelijk museum boven de stadswaag be waart er den prachtigen gildebeker, die bij de ,,verteerdagen ofte maaltijden" wel flink zal hebben dienst gedaan. In andere steden vindt men natuurlijk soortgelijke gildeherinneringen. De Haag- sche gildebeker dateert uit 1689 en geeft het volgende kreupelrijm te lezen omtrent den beschermheilige van het gilde: „St. Obertus was eertijds een backer, Maer God getrouw een bisschop wacker, In Camerich, daer yder seyt. Tot lof van 's mans onsterfelyckheyt, Die ziel en lichaamshonger stilde, Verblyf patroon van 't backers gilde". De maker van dit schoone vers zal wel moeilijk lid hebben kunnen worden van een rederijkerskamer, maar op dit stuk ke ken de bakkers zoo nauw niet. Wel hielden zij veel van versjes, want op de Delftsche gildebekers, drie in getal, staat datee rend uit 1578 als volgt dezer herkomst en bestemming vermeld „Sint Oberts dienaers gingen haer vercloucken Ende sochten haer silver nit alle houcken. Drie Coppen synder gemaeckt van desen Alsoe men hier tegenwoordigh mag lesen Eens sjaers te gebruyeken met eeren eendrachtlich, Dat is 't begeeren van ons gildebroers waeraohtioh." Genoeg intusschen van deze gildegebrui- ken, waarover al vaak genoeg is geschre ven. Minder bekend is, dat men te Zierik- zee ook een bakkerirmengilde bezat, dat St. Lucia als patrones vereerde. Dekens en overlieden van dit vrouwelijk gilde waren echter mannen en wel dezelf de grootwaardigheidsbekleeders, die ook het bakkersgilde bestuurden. In de anno 1832 afgebrande St. Lievens-munsterkerk was de „pilaere der backers en backstreg- ghen, daer St. Outbaert en de St. Lucia aenstaet". Op de gildepenningen van St. Lucia stonden een paar arme oude vrouwtjes af gebeeld, het eene spinnende, het andere op een stokje geleund, beide duidend op de behoeftigen, die door de bakkerinnen wer den ondersteund. In 't algemeen waren de bakkersgilden gul voor de armen. Zoodra ze 't maar even missen konnc hielden ze „Speindinghen", d. w. z. spil* 1 itdeelingen, speciaal op den naamdag der beschermelingen. Zoo schonk iii 1631 Jolian Haak te Arnhem „twee mol- der weit tot eeuwige speinding" voor de armen jaarlijks op St. Jan en op den Zon dag na St. Jan. Hoe lang deze eeuwigheid geduurd heeft staat niet vermeld, maar denkelijk zal die „speinding" toch wel lan ger in stand zijn gebleven dan het in onze 1 vaderlandsche geschiedenis zoo befaamde «Eeuwig Edict". Er kwam nl. geen politiek bij te pas. Deze brooduitdeelingen, ook in andere Plaatsen gebruikelijk, geschiedden na de gildemis, later na den ochtenddienst; ach ter in de kerk waren dan de brooden op lange tafels gerangschikt. Ofschoon het vrij zeker is, dat het St. Euciagilde te Zierikzep het eenige vrouwe- l^ke gilde in Noord-Nederland is, waarvan gildepenningen bekend en bewaard geble ven zijn, sclyjnt dit unicum toch niet be schouwd te mogen worden als een 17e eeuwsche nieuwigheid. Men wil er een overblijfsel in zien uit den tijd, toen het bakken nog geen mannenwerk was, maar aan de vrouwen word overgelaten. Zeker heid dienaangaande zal men echter wel nooit meer krijgen. De kunst van broodbakken zal wel schier zoo oud wezen als de menschheid. Reeds Abraham beval Sara brood van het fijnste meel te bakken, toen hij onverwacht be zoek kreeg van drie vreemdelingen, en sindsdien is er in de geschiedenis herhaal delijk van brood sprake; denk b.v. aan den uittocht der Israëlieten uit Egypte, toen deze inderhaast ongedeesemd brood moes ten nuttigen, en aan hun reis door de woes tijn, gedurende welke zij met „manna", telkendage uit den hemel vallend brood, werden gevoed. De oude wijsgeer Plato heeft in zijn geschriften den bakker „Thea- rio" vereeuwigd, die zeer in aanzien moet zijn geweest, en bij de opgravingen te Pompëi werden broodbollen terug gevon den, waarop onze huidige bollen nog sterk gelijken. Hiermede zijn we aangeland bij de broodvormen, die ma-ar niet zoo toevallig zijn ontstaan. Ja, een rond brood zegt men daar in Brabant niet „mik" tegen? en een bol ontvingen dezen vorm onwillekeurig aan heb deeg zelf, hetwelk-aldus het makkelijkst hanteerbaar was, maar daarnaast hebben we cad'etjes. profetenbroodj'es, halve maantjes, puntbroodjes, geraspte broodjes, fluitbrooden, vloerbrooden, roggebrooden, taTwebrooden, krentebroodjes, vlinders, jambroodjes, enz., enz. De uitstalling van een broodbakkerswinkel lijkt soms ten deele wel op de étalage van een koek- en banketbakker, zóó verlokkende en verlei delijke vormen worden aan het brood ge geven. Waar komen al die vormen vandaan? Men zegt, dat de oorsprong der oudste men verzint nog immer nieuwe om den eet lust te prikkelen of uit reclame moet gezocht worden in den tijd, toen de dieren offers langzamerhand door offers van ge bakken brood werd vervangen. Aan dat offerbrood werden dan symbolieke vormen gegeven, welke bij de koek het langst be waard bleven. Men wil b.v. de Sinterklaas- koeken, die menschen en dieren vertoonen, als een overblijfsel uit den lang vervlogen tijd kenschetsen. Hoe dit wezen moge, de oude offerbrooden waren soms zeer groot. Zoo moet een afgodsbeeld van deeg, in 't vuur vallende, waarboven het gebakken moest worden, de vlammen eens dusdanig hebben doen oplaaien, dat de heele tempel denkelijk een houten in brand vloog. In den loop der tijden werden die broo den steeds kleiner en hiermede vervaagden waarschijnlijk ook de vormen. Wat b.v. voorheen een slang moest voorstellen, die zichzelf in den staart beet een oud sym bool der eeuwigheid werd gaandeweg een klein rond broodje, waarin later weer een kruis werd gebakken; ten tijde van Karei den Groote werd dit. voorgeschreven, klaarblijkelijk om de heidensche herinne ring weg te vagen. En daaruit zouden dan misschien wel doordat het makkelijker maken was. het profetenbrood]e en de kra keling zijn ontstaan. Wat er al in zoo'n broodvormpje schuilen kan, niet waar? Heb ik het mis, dan moge ik u verontschuldigend verwijzen naar D. J. van der Ven, die in de „Vragen van den dag" zelfs taalkundige verklaringen wist te geven van de woorden cadet je en deuve- kater. Hij liet intusschen de keus tusschen Latijn en Fransch, zoodat we voorloopig de geleerden maar zullen laten twisten. Van twist gesproken, vroeger waren de burgers en de bakkers het meermalen niet eens over het gewicht der brooden, wat tegenwoordig heelemaal niet meer voor komt. In 1748 echter zag het er te Amster dam op een Zaterdagavond leelijk voor de bakkers uit. Weer hadden zij de bollen 6 lood te licht gemaakt; het oproergezinde volk school samen en nam reeds een drei gende houding aan voor „De drie gulden roggebrooden", ..De gekroonde bol", „In 't gezegend brood" en meerdere bakkerijen. De Vroede Vaderen wiste echter door kras se maatregelen en strenge voorschriften het oproer in de geboorte te smoren, zoo dat de burgerij weldra weer vroolijk zingen kon: „De bakker van den hoek, „Die heeft vannacht geblazen en hoe dit schoone lied dan verder luidt. Tegenwoordig is de nachtarbeid afge schaft en ook wordt geen muzikale afkon diging meer gehouden, dat het brood uit den oven is. Maar de boterhammen sma ken nog altijd even lekker. AJO. De muzikale vorming der jeugd. Uit een artikel van A. de Wilt in „Dux": Z. H. Paus Pius XI maakt het ideaal van Zijn roemrijken voorganger tot. het Zijne, verlangt het herstel Aan den kerke- lijken volkszang, opdat priester en volk weer als vroeger om beurten kunnen zin gen. bepaalt met dit doel voor oogen, dat de jeugd van jongs af aan wordt onder wezen in de muziek der kerk, op lagere en middelbare school, in kloosterschool en seminarie. We hebben hier dus, zooals ge zien, te doen met een voorgeschreven mu zikale vorming der schooljeugd, zij het in bepaald opzicht. Feitelijk is de toestand op onze lagere school reed» zóó. dat de methode van dc Amerika an sche Mrs. Ward hier allerwege gemakkelijk veld zal kunnen winnen. Doch het ligt niet in de lijn hier langer over deze categorie uit te weiden. Het. muziekonderwijs op de lagere school is verplicht, en men zal het gemak kelijk in den geest der nieuwe Constitutie kunnen inrichten- In het Duit sche tijdschrift „Al te und Neue Welt" beschrijft de bekeerlinge Else Baumgartner, hoe zij als protestantsch kind voor het eerst aan haar natuurlijke Maria-liefde uiting gaf. Waarom zou je niet van de Moeder Gods houden, daar jo haar Zoon liefhebt, antwoordde mijn moeder op mijn vraag, waarom ik niet evenals mijn katholieke speelmakkertjes van de Moeder Gods mocht houden. Ik herinner mij, hoe ik er vroeger onder leed, dat ik niet evenals vele A'an mijn kleine vriendinnen tot de Moeder van mijn Heiland kon gaan hoe ik hen vol verlangen nakeek, als ze op Zaterdag met hun rozenkrans naar de ka pel gingen. Waarom zou je niet van de moeder mogen houden, daar je haar Zoon lief- hebt Hoe geruststellend en verstandig klon ken deze woorden. Hoe diep moest die stille, zachte vrouw haar kind reeds in de ziel gezien hebben, dat zij mij als troost een antwoord gaf, dat ik in 't geheel niet had durven verwachten. Mag ik dan de Moeder Gods ook op haar feestdag bloemen brengen en die voor haar altaar neerzetten? De kleine Katho lieken doen het ook zij noemen het een offer brengen. Laat mij haar ook een offer brengen. Geef mij geld uit mijn spaarpot, moeder, dan ga. ik bloemen koopen en dan zal zij, op haar feestdag, al onze ge beden verhooren. Het is echter een veel mooier en grooter offer, als je nu naar het bosch gaat en de bloemen zelf plukt, zooals de lieve God ze daar laat groeien en als je dan bij elk bloempje denkt: Ik breng je nu naar Maria, de Moeder van onzen Hei land. Je spaargeld echter geef je aan de arme verlamde vrouw, die altijd op de trap pen der kerk ligt en het goed kan gebrui ken. Dat is ook een offer. Gelukkig huppelde ik weg het bosch in, met een mandje aan mijn arm, om het met de geplukte bloemen to vrullen. Toen ik later vermoeid en verhit thuis kwam, wilde ik aanstonds met mijn bloe men naar de Maria-kapel. Mijn moeder nam mij bij de hand en liet me in den spiegel zien. Ga je naar den verjaardag van je vriendinnen ook met venrard haar en vuile schort? Ik keek beschaamd naar beneden en be greep het zacht verwijt van mijn moeder. Toen ik friscli gewasschen was en een schoon witte schort aan had, toen was ik waardig de lieve- Moeder Marie te gaan „feliciteeren", zooals ik het uit drukte. Wij woonden toen in het landhuis van grootvader, die in de nabijgelegen stad commandant van een artillerie-regiment was en dagelijks bij ons kwam. Vader be vond zich op een studiereis, die hem bijna een jaar lang van ons scheidde, en op deze wijze was hét minder eenzaam en dus aangenamer voor moeder, dat wij naar grootvaders huis verhuisden. Voor mij zijn zulke bezoeken onvergetelijk ge bleven, reeds alleen daarom, daar groot vader alles deed wat ik wenschte. Natuurlijk hield ik buitengewoon veel van grootvader. Ik was trotsch op hem, als ik aan zijn hand door de straten mocht gaan; niet alleen omdat het zoo'n trotsch gevoel was, als alle soldate^ voor hem in het gelid gingen staan en, zijne flinke gestalte opviel, maar ook omdat zijn zachte, oprechte manier van omgang met zijn minderen hem overal eerbied en ach ting had bezorgd. Voor mijn verlangen, de Moeder Gods te bezoeken, toonde mijn grootvader aan vankelijk zeer weinig belangstelling. Hij luisterde echter, toen ik van mijn eerste bezoek aan het Maria-altaar vol begeestering thuiskAvam en liet mij graag vertellen, hoe mooi do kinderen gezongen hadden en hoe helder en feestelijk de kaarsen gebrand hadden, en h<fe het mij te moede was toen ik in de schemering nogmaa-ls naar de naburige kapel gegaan was; het was mij alsof Maria mij zelf toe gelachen had, zoo lief had zij onder het eeuwige licht, naar mij gezien Toen gebeurde het, dat een kapitein uit het regiment van grootvader dikwijls als gast bij ons kwam. Deze kapitein, dien ik oom noemde, was een groot vriend van mijn vader. Hij was meer een geleerde dan een officier en moet zich in z'n beroep niet gelukkig gevoeld hebben. Een sleepende ziekte maakte een lang verlof noodzakelijk, en mijn grootvader die van dezen officier hield als van zijn eigen zoon, trok zich zijn lot op hartelijke wijze aan. Bij een van zijne bezoeken, het was in de dagen, dat ik mijn eerste bloe men aan de Moeder Gods gebracht had. werd weer van zijn steeds erger wordende ziekte gesproken. Het was een droevigen herfstdag. Binnen in huis heerschte een even treurige stem ming als in de natuur. Ik hield het niet langer meer uit. Ik sloop stil het huis uit eerst naar het bosch, waarvan het ruischen te A-ergelijken was met het veraf bruisen der zee en eindelijk naar mijn lievo Moeder-ka pel. Ik wist niet juist Avaarom, maar ik ge voelde, dat ik daar moest, gaan bidden. Toen ik terugkeerde, kwam de zieke kapitein mij reeds in den tuin tegemoet. Hij vroeg waar ik geweest was. Ik vertelde nu hoe ik had gebeden, en hoe de Moeder Maria groote wonderen verricht en ons helpt wanneer ons hart droevig is. Een tijdlang keek de h-rme lijder mij stil en treurig aan, toen nam hij mij bij de hand en zei: Geloof je dan, dat zij mij ook zou kunnen helpen. Daar moet u dan om bidden, ant woordde ik beslist. Wel, breng me dan bij de Moeder Gods, als jo meent, dat zij ook ons, pro testanten zal willen helpen. Zij helpt ons, maar wij moete-n het gelooven, sprak ik en voelde op dat oogen- blik, dat ik hem de baas was. Ik trok hem mee naar de kapel. Zij stond in de buurt van ons huis. Toen wij binnen gingen bemerkte ik, dat de zwarte dikke lucht en de reuk der bloemen den zieke den adem bijna ont namen. Ik vroeg hem, of wij maar lieA-er verder wilden gaan, maar hij schudde langzaam het hoofd. Het Maria-altaar Avas nog geheel ver sierd twee groote kaarsen brandden den geheel-en dag door. Ik zag. dat de offi cier ontroerd was, en fluisterde hem toe: Kom, Avij gaan -bidden het geeft niets, dat Avij protestant zijn. Hij liet zich als een kind tot voor de alt-aar treden leiden. Maar hoo zal ik bidden ik weet het niet precies meer, wierp hij tegen, en ik gevoelde mij niettegenstaande mijn tien jaren als zijn moeder. Ik nam zijn lange, dunne A'ingers en legde ze in elkaar. Daar na knielde ik neer, hij deed eveneens zoo. Bid nu langzaam een Onze Vader, beval ik hem. Hij antwoordde: Wij zullen het beiden hardop doen, mijn kind. Ik keerde mij om er was niemand in de kapel. Het zal altijd onvergetelijk voor mij blijven, met hoeveel eerbied de door het lijden verteerde gestalte A*a-n den officier het gebed prevelde. Nog lang bleef hij in dezelfde houding geknield, ik gevoelde, dat hij zachtjes verder bad. Toen wij de kapel verlieten, streek hij mij door het haar en. vroeg: Zal je altijd aan mij denken, als je Maria bezoekt? Ik beloofde het hem ik heb het tot op heden nog niet vergeten. Toen braken weken aan waarop groot- A'ader alleen en zeer ernstig uit de stad naar ons terugkwam. Nog ééns bracht hij den kapitein mee, maar niet meer fier op een paard, neen, in een gesloten rijtuig had hij den zieke naar ons toe gebracht. Hij wilde den winter in het zonnige Zui den gaan doorbrengen en kwam om af scheid te nemen. Het was een afscheid voor altijd. Het was een mooien herftdag. Ik had voor den zieke een ruiker bont gekleurde asters geplukt. Zie je, die breng ik nu naar Maria, zei hij glimlachend. En ditmaal nam hij mij bij de hand en bracht mij naar de kapel. Eenzaam stond liet kleine kerkje daar in het zonnelicht; ranken met roodgele bladeren omgaven het geheel; dit is in mijn herinnering een beeld van troost en vrede. Toen wij voor het altaar kwamen, knielde de officier neer nu behoefde ik hem geen bidden meer te leeren. Ik haalde uit mijn zak een eenvoudiger» kinderrozen krans, die ik op een keer A-oordat ik wist wat men er mee doen moest van een katholiek A-riendinnetje hacl gekregen. Ik legde hem in zijn handen, hij wist er echter evenmin iets mee te doen als ik in het begin. Toch nam hij hem mee op zijn lange reis, waarvan hij niet meer tot ons terugkeerde. Als we naar den uitgang gingen, keerde hij zich nog eens om en zei zoetjes: Zie, nu heb ik ook een Moeder, en ik behoud haar altijd. Dikwijls tevoren had deze oom mij reeds verteld, hoe -hij zijn moeder al in zijn eer ste levensjaren verloren had, en hoe hij als jongen dikwijls geweend had, als hij andere moeders met hunne kinderen zag lachen en schertsen. Toen wij dan het kerkje verlieten, zei hij opgewekt: Als ik terugkom, brengen wij Maria voorjaarsbloemen en intusschen zullen wij beiden het Weesgegroet leeren bidden En als ik niet terugkeer, voegde hij er na een poos bij, breng je haar voor mij de bloemen en bid A-oor mijIk weet, dat je het doen zult. Ik heb het gedaan. Toen de A-ogels uit het. Zuiden terug keerden en hun eerste lentelied lieten weerklinken, toen heb ik, voor 't eerst tot diep in mijn kinderziel getroffen, met een ruiker in mijn handen voor het Maria- altaar geknield, mijn belofte gehouden. Twee kaarsen, die ik mocht meenemen, brandden op het altaar enhun geknetter Avekte bij mij -herinneringen op aan den dag, toen ik twee mannenhanden tot een reeds lang vergeten gebed samenArouAvde. Wie zou toen hebben kunnen denken, dat deze man spoedig daarna tien jaren A*oor mij den weg naar de Heilige Kerk zou vinden Met de kinderrozenkrans in de handen is de eens zoo levenslustige officier in zijn vaderland gestorven. En zoo had men hem ook. zooals de Italiaan sche A-erpleegster vertelde, in de kist gelegdzijn laatste woord', zóó schreef zij, was „Moeder" ge weest. Ik zelf ging regelmatig door met Maria in dc kapel te bezoeken. Slechts eenmaal hoorde ik. toen men dacht dat ik w»g was, moeder en grootvader over mij spre ken. Zij had er wel veel zorg over gehad, dat mijn neiging naar de Moeder Maria te veel in het oog zou vallen en er daar door moeilijkheden mot don dominé zou den kunnen ontstaan. Maar grootvader, die mij zoo goed kende, praatte ernstig en overtuigend tegen moe-der: Het zou jammer zijn, zoo zei hij, als jr 't kind een onschuldige neiging zoudt willen verbieden, die reed langs voordat je I bemerkte schijnt wortel geschoten te hebben. Je kunt hot weliswaar ver bieden, maar daardoor stel je het kind bloot aan het geA-aar, oneerlijk tegenover je te worden, waardoor ze ernstig van je zou kunnen vervreemden. En ik weet niet waarin het grootste gevaar ligt! Zoo heeft mij dan ook niemand meer tegengewerkt bij 't bezoeken van Maria's kapel, om mijn hart daar uit te storten. „Carmelrozen". N.B. Als niet anders wordt aangegeven dagelijks Gloria, geen Credo. De gewone Prefatie. ZONDAG 25 Aug. Veertiende Zondag na Pinksteren. Mis: Protector. 2o gebed v. d. H. Gregorius, Bisschop v. Utrecht; 3e a\ d. H. Lodewijk, koning van Frankrijk. Credo. Prefatie v. d. Allerh. Drieënheid. Kleur: Groen. Wij hebben hier geen blijA'ende woon plaats; wij zijn bestemd voor het Rijk Gods. Daarop moeten dan ook al onze strevingen allereerst gericht, zijn. (Evan gelie en Conimunio). Maar er zijn er zoo- velen, ook onder de Christenen, die er naar streven hunne met den H. Wil Gods strijdige neigingen te bevredigen, streven ook naar den Mammon d. w. z. den rijk dom, en overdreA-en angstig bezorgd zijn voor het tijdelijke en het Rijk Gods ver geten. 't. Is het. gevolg van kleingeloovig- heid, van gebrek aan vertrouAven op „On zen Vader, die in den hemel is". Vandaag houdt de H. Kerk ons voor oogen, dat wij als ware christenen, d.i. volgelingen van Christus, onze bedorven natuur met. Gods hulp moeten kruisigen; (Gebed; Epistel) moeten vertrouwen op God. Want het is goed te vertrouwen op den Heer. beter dan op de menschen (Graduale). Wio op God vertrouwt zal Zijn bijstand ondervinden (Introitus; Offertorium), vooral in het H. Offer der Mis en in de H. Communie. (Stilgebed en Postcommunio). MAANDAG 26 Aug. Mis v. d. H. Ze- phyrinus, Paus en Martolaar: Sacerdotes Dei. 2e gebed A Cunctis (om de voorbede der Heiligen); 3e naar willekeur v. d. priester. Kleur: Rood. Zephyrinus, een man van hooge weten- schap en heiligen levenswandel beklom den Stoel van St. Petrus in het jaar 202 en regeerde tot 218. In die jaren had hij te lijden onder de vervolging van keizer Severus en te strijden daarbij tegen dwaal leeraren. Over zijn dood is niets met ze kerheid bekend. Omwille van het lijden, waaraan hij gedurende de vervolgingen is blootgesteld geweest wordt hij als marte laar vereerd. DINSDAG 27 Aug. Mis v. d. H. Joseph Calasanctius, Belijder: Venite. Kleur: Wit. Hoe mooi begint vandaag de H. Mis met de woorden: „Komt. kinderen, ik zal u de vreeze des Heeren leeren". Van God geroepen heeft, de H. Joseph Calasanctius zijn leven gewijd aan het onderrichten van arme kinderen in kennis en deugd. Daar voor stichtte hij het later tot zelfstandige Congregatie verheven Genootschap van „de Reguliere Priesters onder de be scherming van do Moeder Gods der vro me leerlingen", korter genoemd „de Pia- risten". welke Congregatie zich zeer sel verbreidde over zeer vele provincies en rijken van Europa. Do H. Joseph stierf op 92-jarigen leeftijd in 1648. WOENSDAG 28 Aug. Mis v. d. H. Augus- tinus, Bisschop, Belijder en Kerkleeraar: In medio. 2e gebed v. d. H. Hermes, Mar telaar. C'redo. Kleur: Wit. Jeugd en jongelingsjaren A-an den zoon van Patricius en de H. Monica gingen voorbij in ketterij en ongeloof tot groot verdriet, zijner H. Moeder. Voortdurend, evenwel bad de moeder voor haren zoon en haar gebed was niet vergeefsch. Op 33- jarigen leeftijd n.l. liet Augustinus zich doopen door den H. Ambrosius, Bisschop van Milaan, die hem, zooals Si. Augustinus zelf getuigt, de oogen opende. Augustinus werd priester en later zelfs Bisschop n.l. van Hippo in Afrika. Zijne buitengewone talenten gebruikte hij nu tot bestrijding der ketterijen van zijn tijd. Vele diepzinnige geschriften zijn van hem uit die dagen overgebleven. DONDERDAG 29 Aug. Feest van de onthoofding van den H. Joannes den Doo- per. Mis: Loquebar. 2e gebed v. d. H. Sa- bina. Maagd en Martelares (in de kerken d. H. Joannes) Credo. Kleur: Rood. Het Evangelie der H. Mis stelt ons de gebeurtenis met hare omstandigheden, welke de H. Kerk vandaag herdenkt, voor oogen. VRIJDAG 30 Aug. Mis v. d. H. Rosa van Lima, Maagd: Dilexisti. 2e gebed v. d. H. Felix en Adauctus, Martelaren. Kleur: Wit. Op nog jeugdigen leeftijd las de H. Rosa het leven A-an de H. Katharina van Siëna. Haar hart openend voor Gods H. genade, bracht zij in beoefening, wat zij las. Evenals de H. Katharina werd ook de H. Rosa lid van de derde Orde v. d. H. Do- minicus. Om hare deugd heeft Rosa veel te verduren gehad, zelfs van haar moe der, broers en zusters, die haar een hui chelaarster en bedriegster scholden. Alles verdroeg Rosa met geduld volgons het voorbeeld A'an haar Goddelijk Toonbeeld. De IT. Rosa is de eerste Heilige van Zuid- Anierika (einde 17e eeuw). ZATERDAG 31 Aug. Mis v. cl. H. Ray- munrius Nornatus. Belijder: Os Justi. 2e gebed voor den Paus. Kleur: Wit. Op verlangen van de H. Maagd trad Raymundus in de Orde t-ol. vrijkoop der slaven. Zijne naastenliefde ging zoover, dat hij zich zeiven als borg stelde om de ge vangen christenen vrij te koopen van de Mahomedanen. Vele Mahomedanen bekeer de hij door zijn woord, waarom hij vele kwellingen verduren moest. IN DE KERKEN DER E. E. P. P. FRANCISCANEN. Alles als in bovenstaande kalender, be halve: ZONDAG. Mis v. d. H. Lodewiik. koning van Frankrijk, lid v. d. Derde Orde: Os Justi. 2e gebed en laatste Evangelie v. d. Zondag. Kleur: Wit. MAANDAG. Mis v. d. Z. Z. Timothëus van Montecchio en Bernardinus van Of- fia, Belijders: Corfiteantur. 2e gebed v. d. H. Zephytinus. Kleur: Wit. Amsterdam. ALB. M. KOK, pr. Z.O.Z.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 7