VOOR ONZE KINDEREN RAADSELS. Oplossingen der raadsels uit het vorige nummer Voor de kleinen. 1. Kat - lat - schat. 2. z-o-o-i-c-t-s. 3. dobbelsteenen; dorninosteenen. 4. O. 5. EEN. Voor de grooten. 1. Specht - echt - Vecht. 2. Pleuris. 3. Vierkant. 4. Eibergen. 5. Berlijn - Spree. Om op te lossen: Voor de kleinen. 1. Hoeveel is de helft van het -3de, van het 4e van 60? 2. Welke hoed kan vader noch moeder dragen 3. Hoe heette de mooie tuin ook weer, waar het eerste menschenpaar in wan delde? 4. Welke verstaanbare zin kunt ge maken van de volgende lettergrepen: God - schep - is - per - de - he - van mei - en - de - aar. 5. Ik ken den naam van een vogel, waar van het eerste deel de naam is van viervoetig huisdier, terwijl het tweede deel iets beteekent, waarvan iedereen veel houdt. Welken vogel bedoel ik? Voor de grooten. 1. Welke namen van plaatsen uit ons land vindt ge in: Lies je koos straks het boek, dat rij gaarne had. Heb je lang oorpijn gehad of was 't gauw over? Dezen keer denk ik vredig thuis te blij ven. Kwam Tom menschen tegen op z'n een zame wandeling? 2. Onzichtbaar loop ik met r de straten door: met v speel ik soms menigeen een liedje voor. 3. Ik ben een zwemvogel. Neem je mij mijn staart af, dan wordt ik een getal. Geef je mij nu nog een hoofd erbij, dan wordt ik een lichaamsdeel. 4. Welken vogel kunt ge' maken van de helft van het werkwoord lijden en een hemellichaam? 5. Mijn geheel is een bekend spreekwoord, dat met 3 woorden en 19 letters ge schreven wordt: 4, 5, 16, 17, 18, 19, 2, 3 is een plaats in Friesland; Een 3, 6, 7, 8, 9 maakt een deel uit van een etmaal; Een 10, 2, 14, 1, 5 is een lengtemaat; De 15, 11, 12, 3 is een hemellichaam; Een 13, 1, 2, 9 is een houten gebouwtje o'f loods. Ba, ra, wat is dat? Wie van U een stel raadsels weet, sture ze aan mijn adres op. Ik zorg dan voor plaatsing. Onderteekenen met naam, voornaam en woonplaats. (De oplossingen erbij geven). OOM WIM. CORRESPONDENTIE. Toosj e B o o n e k o m p, Stomp- w ij k. Zeker laat ik jouw opstelletje plaatsen! Ik hou me zelfs voor „meer" aanbevolen. Dag ïöosje, maak veel groet jes aan de familie, en als ;.e een mooi uitstapje maakt, beschrijf dit dan eens! Annie Waaier, S t o m p w ij k. Ze ker Annie, als zusje meedoet, bestaat er ook geen reden voor jou, om ook niet van de partij te wezen. Zelfs verwacht ik nog meer verhaaltjes van je, maar wees voorzichtig, dat het eigen werk is. Je weet, hoe ik er over denk. „Slechts eigen werk" heeft voor mij waarde en geeft ook alleen voldoening. Bets v. d. Voort. S t o m p w ij k. Heb je het nooit aangedurft om mee te doen, Betsy. Wel, wel, dat is ook wat! Waarom niet? Wat geeft het, als het eens een keertje fout is, of als in het opstel een taalfout zit! Dat geeft niets. Wij zul len „het kromme wel recht zetten", wees daar verzekerd van. Ik laat jou opstel plaatsen om je aan te moedigen en om te laten zien, hoe ik het werk van de Stompwijkertjes op prijs stel. Dag, Betsy! Veel groeten aan Vader, moeder en broers en zusje! Co Picterse, Koorden. Dit is nu een verhaaltje met een pakkend slot. Je hebt het heel goed verteld en ik zal wel zorgen, dat het een mooi plaatsje krijgt ook. Begin maar vast aan iets nieuws. Een briefje vond ik er niet bij. Dag Co! Henk Spitzon, O e g s t g c e s t. Flink zoo, Henk! Ja, ja, ik begreep wel, dat jij meerdere pijlen op jc boog hebt, en dat we nog vele mooie dingetjes van jou zullen te lezen krijgen. Met dank! Veel groeten aan jo ouders! Dag Henk! Hendrika v. Denzen. Noord- w ijker hout. Groot gelijk! Do kansen zijn voor allen dezelfde. Wat was dat jammer van Rinus LTsclmuiden? Had je me dat geschreven, dan had ik in Ons Hoekje een woordje over hem gezegd. Gaat liet nu goed met het Fransch en Duitseh? En wanneer krijg ik nog eens een verhaal! Dag Hendrika! Hiermee we- derkeerig de hartelijke groeten aan Pa, Moe en de zusjes! M a r i e J u ff e r m a n s, Stom p wij k. Wat is dat een mooi versje over „Het Vergeet-mij-nietje! Zoo iets moois moest jij eens kunnen maken, dan kwam ik zelf naar Stompwijk om jou de hand te druk ken en vader en moeder te feliciteeren met zoo'n dochter. Maak zelfs eens wat! Dag F1 i p, Leiden. Dat Chineesch versje was een grapje. Ik hoor ook van alle kan ten, dat men er danig mee inzat. Maar een volgenden keer gaat het als vanzelf. En het opstel? Wordt geplaatst Ik wacht nu af, op meer dingetjes van jou. Het komt me zoo voor dat je kunt. En iemand die kan, moet men melden en mee-trachten ons Hoekje mooi te maken. Dag Flipje! Leuk hè, over dit zelfde on derwerp na de vacantie een groot verhaal. Let maar eens op. Jotty Schlatmann, Oogst- geest. Zeker mag je dat zeggen! Dat vind ik zelf intiem en gezellig. Wat zul jij plezier gehad hebben in Scheveninger En nu naar Katwijk voor een maand. Kou maar! Als ik niet uitging, kwam ik vast eens kijken, hoe het. mijn mede-re,laclrice gaat aan zee. Veel plezier, Jetty! Maak nog eens wat! Zie de volgende week eens! Daag!! Veel goeds en liefs voor u allen! De volgende week gaan we door met het beantwoorden der brieven. Er zijn er nog een tiental en dan ben ik door den stapel heen. Prettige vacantie! Denkt er om: Wie maakt iets voor ons Hoekje Ik wacht af. Jullie liefhebbende OOM WIM. UIT HET LEVEN DER DIEREN. door Johan de Graaf. IV. Mijn duiven Verzorging en africhting. Het hok dient minstens tweemaal per week geheel gereinigd te worden. Duiven houden van baden. Daarom is het goed met goed weer een ondiepe bak met water in of buiten het hok te plaatsen. Het is werkelijk de moeite waard de dieren dan eens af te kijken. Ik heb aan mijn duiven 'badwater gege ven. Snel tippelen er een paar doffers op af en ieder op den rand van de bak zitten ze tegenover elkaar. De blauwe wil erin en de "roode wil erin. Even geschermutsel en floep, de zware roode doffer staat in het water. Hij zet de veeren op en met de vleu gels slaat hij het water over zich heen. De blauwe springt erbij en nu is het een ge plas en geplons van geweld. De anderen liggen met uitgestrekte vleu gels rond den bak de droppels op to van gen. De roode scheidt eruit en een Isabelduif neemt zijn plaats in. Zoo krijgt ieder zijn beurt. Degenen die klaar zijn zoeken een warm plekje op om eens in' de zon te di-o- gen. lederen dag herhaalt zich dit spel letje, want iederen dag plaats ik 's morgens een bak met frisch water in den tuin. Aan het slot van dit artikel wil ik het nog even over de africhting van postduiven hebben. Er zijn duiven, die rich leenen voor den korten en voor den'langen afstand. Ieder dier afzonderlijk onderscheidt zich in een zekere groep. De eene vogel vliegt op den korten afstand uitstekend en niet op den langen en de andere vogel weer andersom. Postduiven verdeelt men daarom in drie klassen. Korte afstandvliegers, vi'tesse-dui- ven 250 K.M. demifond-duiven 250500 K.M. en de fondduiven van 500 tot 800 K.M. en kooger. Postduiven worden getraind, jongo dui ven van b.v. 10 weken oud laat men eerst op enkele K.M. afstand van het huis op. Dit doet men in alle richtingen. Dan gaat het naar het Zuiden 5 K.M.. 10, 15, 25, 50, 65 K.M. enz. hoe langer de afstand wordt, des te grooter de sprongen van het eene sta tion op het andere. Het is dus in vacantie en op vrijo mid dagen hoogst pleizierig de dieren in een mand (duivenmand), op de fiets weg to brengen. Je meet precies op je kaart den afstand op, er 'blijft iemand thuis, je lost op een bepaalde lijd. thuis wordt er gecon troleerd en je kunt de snelheid, waarmee gevlogen is uitrekenen. Dat gaat met vereenigingen in het groot. Er zijn vanuit ons land groote concours- vluchten gehouden naar het buitenland, door de onderlinge postduivenvereenigin- gen. Bekend zijn de succesvolle Plein es- vluchten waaraan bij de eerste door vijftig duizend duiven werd deelgenomen. Een heele trein was daarvoor noodig. Deze vlucht is geheel gefilmd en velen zul len deze film wel gezien hebben. - Ik hoop bij gelegenheid eens spoedig een origineel stuk over postduiven te schrijven, waarin ik de geheele ontwikkeling der post duivensport eens zal beschrijven. Ik hoop reeds door mijn diverse stukken liefhebbers gevormd te hebben, die zich nu al op gebied van aquarium-, konijnen- of duivenhouden -bewegen. Katuurlijk zullen er ook zijn, die deze stukken terzijde hebben gelegd, of wanneer zij ze gelezen hebben zich er niet voor ge ïnteresseerd hebben. Ik wensch dat getal echter zoo klein mogelijk en ik hoop dat er vele nieuwe liefhebbers gevormd zijn. Pietje de Klepper door Wim Simons. XII. Piet wordt leerling-stoker. Z'n vriend kok. Storm. Waar Piel "t bedrag van 10 gestolen had was alles in rep en roer. 10 weg, Piet weg. Gerrit weg. Wat 'n uitzoekerij! AVie had het gedaanAVaar was het geld? AVaar de jongens? Door heel Neder land werd naar de misdadigers gezocht, ook in Amsterdam. De politie deed 'ri onderzoek en nu kwam aan 't licht dat 'n persoon, 2 jongens verleden week over 'n hek in Amsterdam had zien klimmen, en hij beschreef de jon gens precies zooals men ze aan de politie had .ftngftgpvnn. Waren ga nog in .Amster dam. Iedereen zocht naar hen doch nie- mand vond iets .Hadden ze een ongeluk gekregen? AVaren. ze dood? Kee hoor, maak IJ daar maar niet over bezorgd zij zijn in goede handen. Al gauw waren de twee 't schoenpoetsen moe en na twee maanden was 't lot van hen beslist. Piet werd leerling-stoker en Gerrit kok op d£ „Adriana". Overmorgen zou 't schip vertrekken en men was nu aan 't laden en lossen. Men zou naar Amerika gaan. Piet vooral was in z'n schik dat hij nu 'ns op avonturen uitging. Het was op 't oogenblik dat de „Adriana" zou vertrek ken. Aan den wal stonden vele menschen en do vier sleepbooten die 't schip 't ka naal uit zouden slecpen voeren op en neer. Daar luidde de bel en de sleepbooten begonnen te stoomen en gingen langzaam vooruit. De menschen wuifden en eindelijk geraakte Amsterdam uit 't zicht. Tot IJmui- den gingen de sleepbooten mede en toen men daar was aangekomen begon 't schip op eigen kracht vooruit te gaan. „Vaarwel Kederland" mompelde Piet. De reis ging voorspoedig en na. korten tijd was Southampton bereikt. Hier werden de bunkers gevuld en de passagiers bewon derde 't schoone eiland AA7ight. Ku begon pas de groote reis, n.l. over den Atlantischon Oceaan. Ka 2 weken stak er in 't AVesten 'n he vige storm op. Het regende dat 't goot. De blauwe bliksemstralen flitsten door 't lucht ruim, 't schip werd, hoe groot 't ook was, als 'n veertje door de golven gegooid. Ku sloegen de golven over *'t dek, dan weer stond 't schip boven op zoo'n reusachtige waterkolom. De masten werden door den bliksem afgeknapt en vielen in zee. In één woord, 't was verschrikkelijk. De passa giers van 't ongelukkige schip waren wan hopig; de nood werd zoo erg, dat niemand meer hoop had, 't schip zou vergaan Keen, zoo ver kwam 't niet.er kwam hulp. Aan de horizon teekende zich de Amerikaansohe vlag af en daarna kwam ook 'n stoomschip te voorschijn, statig kwam 't aanvaren. De bemanning en passagiers van de „Adriana" werden op de „Kew York" overgezet. Zoo kwam men veilig en wel in Amerika aan. Piet en Gerrit namen afscheid en gingen aan wal. Ku stonden ze in een der grootste en drukste steden der wereld. Ze bewonderde hooge wolkenkrabbers, de ondergrondsche spoorbaan en "t drukke ver keer. AVat leken de straten smal tusschen die groote huizenneen ze zouden hier toch niet altijd willen blijven. Piet en Ger rit zouden samen 'n brief naar hun vrien den van de Athletiekclub schrijven, waarin ze vroeger ook waren geweest. Piet begon te schrijven: Kew York, 9 Augustus 19 1 Beste Vrienden. Ku moeten we jullie toch 'ns even schrij ven hoe we 't maken. Ku best hoor. AA7e zijn ieder 10 c.M. langer en 2 Kilo zwaarder ge worden en zijn nu kerels als boomstammen. Ligt jullie club nog niet uit elkaar, we zou den zeggen: ,,:t AA7ordt tijd weer 'n nieuwe op te richten". Jullie maakt je toch niet tb driftig als je dit leest hoop ik? Anders zijn jullie geen kerels die tegen 'n grapje kun nen. O jó we hebben toch zoo'n storm mee gemaakt, we dachten beslist dat we voor duiker gingen spelen en ieder oogenblik zou ons schip naar den kelder kunnen gaan, naar de vele andere gezonken schepen, maar 't is er niet van gekomen. Bonjour lui. Je vrienden, Piet en Gerrit. P.S. Schrijf ons 'ns gauw terug. Daaagl! AA7o wachten op antwoord. (AVordt vervolgd). De avonturen van Jhon en Bernard. III. Tusschen de andere matrozen aten we. Yoor ons eten baden we. Eerst lachten de matrozen ons dan uit, maar daar stoorden we ons niet aan. Langzamerhand begonnen zij dit hoe langer moe minder te doen. Op het laatst kregen zij zelfachting voor ons. En ze vonden ons dapper. Voorta-an leg den ze hun vork neer en wachtten even. En zoo gingen maanden en maanden voorbij, 'k Had reeds het 8ste reisje zgiee- gemaakt. En zoo kwam het negende die... liever weg had kunnen blijven. Schipbreuk. AA7e waren reeds op de tenigreis van het negende reisje, 'k Lag met Bernard des avonds in bed. Doch opeens worden we gewekt door een vreeselijk gerommel. AA7c springen allebei tegelijk uit bed, vlug kleedden we ons aan en spoedden ons naar het dek. Al de matrozen waren er bijna. De een liep den ander omver want het was stikdonker. Doch spoedig waren we te we ten gekomen wat er aan de hand was. Het schip was tegen een rots aangevaren en zonk al meer en meer. De meeste schepe lingen (R.K.) waren bij eenige priesters die ook meevoeren, gaan biechten en ik met Bernard volgden dat voorbeeld. De meeste reddingsbooten waren neerge laten. AVant het schip stond nu bijna onder water. Bernard en ik sprongen vlug toe, we waren de laatsten met twee priesters en zes matrozen. Ijverig hadden we aan het reddingswerk deelgenomen, de priesters, de laatste biechtelingen geholpen en daar zonk het schip, de machtige ..Prins der Nederlanden", die zoo statig de haven was uitgevaren, 't AA7as stikdonker; op goed ge luk af roeiden we verder. Aran de andere booten was geen spoor te ontdekken want we hadden tot het laatste gewacht. Den morgen brak aan en nog hadden we geen stukje land ontdekt. Zoo roeiden we door tot den volgenden morgen. AA'at had ik een angst uitgestaan Mis schien zou ik nooit weer thuis komen, 'k Dacht, aan m'n vader en moeder en ik herinnerde mij de woorden: .Daar. dan moet je maar hebben wat er bij staat" van vader. AVat zijn ouders dikwijls wijs, maar wij jongens en meisjes waardeeren dat maar al te slecht. Maar afijn, het was nou eenmaal zoo Doch spoedig kwam redding opdagen bui ten verwachting. Den morgen van den twee den dag kregen we land in ;t zicht. AVordt vervoled. Mijn eerste dollar. Iemand, die op het oogenblik een voor aanstaande positie bekleedt, vertelt uit rijn jeugd: Mijn geld was op en ik stond in de let terlijke beteekenis zonder een cent op zak op straat. Kiemand scheen mij te kunnen gebruiken. Ik probeerde alles. Overal klop- ie ik aan ik liep mij de beenen uit het lijf. Steeds weer hoorde ik: wij hebben geen plaats voor u. Eindelijk ontmoette ik den bezitter van een menagerie. Hij had juist iemand noodig die bereid was alles aan te pakken. Ik was de geschikte man. Ik moest en had geen keus. Doch hetgeen hij mij voorsloeg was een beetje te kras. Ik moest mij in een huid van een tijger laten naaien en bij een levende leeuw in het hok gaan. Zijn echte tijger was gestorven. Deze stond echter op de reclamébiljet- ten vermeld en er moest dus een tijger te voorschijn komen, het kostte, wat het wil de. De man zei, dat zijn leeuw oud en on verschillig was en half blind en zóó door voed dat hij niet naar mij zou omkijken. Ik had weinig aanleg voor de rol van tij ger; weigerde eerst maar het einde was dat ik mij voor een dollar in het hok zou wagen. En ik deed het. Sinds dien tijd weet ik wat angst is. Toen zo mij in het vel genaaid hadden, werd ik in de kooi gezet. Het circuszaaltje was stampvol en het publiek juichte mij toe of ik een be roemd toon eel speler was. Maar ik had hon ger en angst. De leeuw bewoog eerst niet, maar eindelijk richtte hij zijn kop op en schudde zijn manen. Het was een prachtig beest- Toen stond hij op en kwam naar mij toe. Ik hield mijn oogen gesloten, ik zou schreeuwen, maar kon het niet. Ik kon geen geluid geven- Maar al zag ik niets, ik hoorde des te scherper. Ik hoor de, hoe het beest nader en nader sloop, hoorde het zachte geluid van zijn klau wen op de houten vloer. Steeds nader kwam hetik voelde, hoe het zijn klauw naar mij uitstrekte, merkt zijn warmen adem en ik hoorde hoe het mij toefluis terde: „Geeft die schurk jou ook maar een dollar per avond Doornroosje. Naar het bosch. „Moeder mag ik gaan wandelen", riep Karei. „Ja, maar denk er om, om zeven uur thuis zijn, hoor""! „Ja Moe" en weg was hij. Met wie zou ik gaan wandelen, ik ga met Piet, dacht hij! Zou hij thuis zijn; wacht ik zal het vragenEn zoo hard hij maar kon loopen ging hij naar Piet. Hij liep het erf op. Hallo, riep Karei, ga je mee. AA7aarheen? riep Piet. Naa-r het bosch! Ja, kom maar even mee ik moet mijn schoenen nog aantrekken. Ziezoo AVij zullen dit pad maar afloopen. Pas waren ze in 't bosch, of Karei riep: AVat is dat voor een ding? 't Lijkt veel op een rooden lap. AVacht, ik weet wat heb is. 't Is een eekhoorn, zei Piet. AVarempel, riep Karei. Zullen wij het vangen, riep Piet. En ze liepen het beest achterna. Maar toen ze een eindje geloo- pen hadden, moesben ze 't opgeven. Ze gin gen op het mos zitten. Ik heb dorst, zei Karei. Ik ook, riep Piet. AVeet je wat, wij loopen net zoo lang, tot wij aan een beekje komen. Dat is goed, zei Karei. Toen ze een eindje geloopen hadden kwamen ze aan een beekje. Hier moet ik drinken, zei Piet. Ik ook riep Ka-rel. Toen ze daarmee klaar waren, gingen ze naar huis. Ze hadden een prettigen middag gehad. En dat- ze- zonder eekhoorntje thuis kwamen vonden ze wel jammer, maar moeder vond het heel best. AVat zouden ze met zoo'n best hebben ge daan? Dat wisten ze zelf niet. Nico Boon. Jantjes prijs. De torenklok sloeg half twaalf, en tege lijkertijd gaan de deuren van de groote jon gensschool open. Blij en pratend loopen de jongens op de speelplaats. Ze praten druk over den wedstrijd die er gehouden zou worden. Mijnheer had gezegd: „Jongens, 't ijs is nu mooi, we zullen eens een wed strijd houden, en wie er een prijs wint, mag kiezen wat ie wil hebben. Maar je moet m'n heele beurs niet leeg maken", zei Mijnheer lachend. Ntiu dat begrepen do jongens wel. Zeg Jo, wat neem jij als je iets wint? Ik vraag om oen mondharmonica, en ik om een paar stelten, of een boek. Zoo praten de jongens. Behalve een jongentje. Die liep starend voor zich uit te kijken, die bemoeide zich nergens mee, en toch moest hij ook mee doen met den wedstrijd. Jan Kr emmers, zoo heette dat jongetje, was een arm kind; z'n vader was al dood en moeder moest toen met naaien en hard wer ken den kost verdienen, dat goed gelukte. Maar nu lag z'n moeder al twee maanden ziek te bed, en toen was er armoe troef, 't Eene meubelstuk na ;t andere werd ver kocht, zoodat er alleen 't hoognoodige over bleef. Er waren nog twee stoelen en een tafel. Dan stond er nog een kacheltje waar geen vuur in was. Moeder vroeg wel eens: „Maar Jan, wat neem jij toch als je iets wint? Maar dan schudde hij lachend met z'n krullebol en zei: „Dat zeg ik lekker niet, dat blijft een .geheim". Op het ijs. Toe Jan, doe je best, je wiub 'b vast, zoo riepen de jongens onder den wedstrijd, toen Jan Kremmers aan de beurt was. Jan deed z'n uiterste best, hij moest nog twee meters en dan was hij aan 't eind. Een poosje la ter draaide Jan zich triomfantelijk om, wanthij had 't- gewonnen. Hij, den eer sten prijs, wie had dat gedacht? Hoera, hoera, leve Jan Kremmers! riepen de jon gens uit alle macht. Mijnheer hacl er ook pret in, dat Jan den eersten prijs had, en riep nog eens: „hiep, hiep hoera! Leve Jan Kremmers!" Ku riep Mijnheer Jan bij zich en zei: „Kou Jan wat wil je hebben? Alle jongens keken hem vragend aan. Jan werd er verlegen van. Jan antwoordde„Ik wil niets voor me zelf hebben, maar een wollen deken voor moeder, moeder is ziek en beeft 't toch zoo koud." Toen brak Jan in snikken uit. Mijnheer zei: „Kou Jan jij krijgt een wollen deken voor moeder". Toen gingen dc jongens met Mijnheer en Jan naar 't huis, waar Jan woonde. En wat was z'n moeder blij, toen ze hoorde wat of Jan ge vraagd had. En weldra verwarmde 't kachel tje het kleine vertrekje. En Mijnheer zorgde dat- er nooit geen gebrek meer was. Jan v. d. Geest. Een harde les. Jan en Piet zijn tweelingen. Het leuke jongens, en ze halen veel katte* uit. Men zou ze niet uit elkaar kun houden, als Moeder niet Jan 'n rood Piet 'n blauw strikje aandeed. Maar s mige menschen hadden geen erg in strikjes, en de jongens balkten hun dikwijls 'n poets. Eens op een dag was 'n tante van Jan en Piet jarig, en de j gens zouden 's middags heerlijke wa| komen eten. Dat wist Jan niet, maar I des te beter. Dus ging Piet 's midd wafels eten en Jan bleef thuis. Toen bij zijn tante kwam, zei hij: „straks fea Jan. hij moet eerst zijn huiswerk mafe Piet ging naar de keuken, waar fc j bordjes wafels stonden. „Deze is t jou", zei tante en ze gaf Piet er een s| bij. Piet begon te smullen en toen bij ze c bad, ging hij voldaan huiswaarts. M piet lustte nog meer en toen hij thuis s j ging hij 'n kwartiertje zitten lezen en g toen weer naar tante, om zijn tweede t tie te halen, die voor Jan bestemd i „Dag Piet", zei tante. „Ik ben Jan", Piet. „Ozei tante, „ik kan jullie niet elkaar houden". Ku werd Piet zijn twe portie voorgezet en weldra was ook verdwenen. „Dank u wel, tante", zei Piet. Maar ging toch met 'n ongerust hart naar h Toen hij thuis kwam, zei Moeder: „vi ben je geweest, Piet?" ,Jk ben wafels g eten bij tante Toos, Moeder", zei Piet. „AVat"' zei Jan, „wafels eten?" „AVist dat niet Jan?" „Keen Moeder". „Nu, gj dan nu maar". Jan vloog de deur uit z zijn pet op en ging naar tante Toos. „Dag tante", zei Jan, „ik kom ook fels^eten". ,,Foei, Jan", zei tante Toos, mag niet zoo begeerig zijn. Jan keek t te verwonderd aan. „Ja", kijk maar i1 zoo verwonderd, want 'fc is waar, de fels zijn op". Jan begreep er niets rende naar huis en vertelde Moeder al Moeder keek Piet streng aan en zei: „P weet jij daar wat van?" ,,Ja Moeder, Piec en keek beschaamd naar den gr( En nu biechtte hij alles op. Moeder „ik zal er met Vader over spreken c voor straf we je zullen geven". 's Avonds moest Piet heel vroeg n bed voor straf. Toen ook Jan naar 1 was gegaan, spraken Vader en Moedei over wat voor straf ze him jongen zout geven. A7ader zei: „Oom Piet heeft me vraa-gd of wc van de week met de jong 'n auto'ochtje wilden maken. Ik heb t ja gezegd. AVat denk je er nu van als Piet eens niet meenamen?" Moeder v dat ook een goede straf, 's Morgens t Piet zich had aangekleed en gewasscl zag hij A'ader. Deze deelde hem zijn sl mede. Piet zei niets en ging naar bene< O, wat had hij nu spijt dat hij 't gedi had, maar er was niets meer aan te d( Zoo gingen eenige dagen voorbij en i dra kwam de dag van 't heerlijke ai tochtje. Jan stond al heel vroeg op om zien wat voor weer 't was. 'b AVas schi rend weer en '*t autotochtje ging door. 's Morgens om 10 uur kwam de- auto en stapten Vader, Moeder en Jan in. 1 keek met verlangen naar die heerl auto die zoo mooi glom. Daar zag hij met vroolijk gezicht zitten zwaaien. I .zwaaide even terug en ging toen in de mer zitten lezen. 's Avonds om 6 uur kwam de auto en stapten Vader, Moeder en Jan uit. begon Jan te vertellen van 't heerlijke i land, waar hij met andere jongens i gevoetbald. „Ja jongen", zei Vader, „'fc is een ha les geweest, past dus in 't vervolg g op". Voor Piet 's avonds ging slapen vr hij Vader en Moeder vergiffenis en loofde het nooit meer te zullen doen. AVies Goddiji Een Legende. Een krijgsman had den vader van ander krijgsman om het leven gebral Door een toeval gebeurde hefc dat de z van den vermoorde den moordenaar vangen nam. Hij trok zijn zwaard en wi zijn slachtoffer in het hart treffen. D deze viel voor hem neer en smee hem, om ter eere van liet heilig kr waaraan God zich over de wereld ferrnde, medelijden met hem te hebl Door deze woorden werd de ander in 't hart getroffen, dat hij overle wat hij doen zou, tot ten laatste de ba hartigheid zijn ziel geheel meester w< Hij hief den armen man van den gr op, terwijl hij sprak: „Ter eere van het Kruis, opdat God ook mij genadig zij, geef ik niet alleen uw schuld, maar ik ook uw vriend wezen. Langen tijd hie was dezelfde ter kruistocht gegaan, te Jeruzalem trad hij de kerk van 's I ren graf binnen', met nog andere dei zame lieden. Dicht bij het altaar lag neergeknield, toen plotseling 's Hee Lichaam zicli van het kruis bewoog ncderboog héél diep naar den sti bidder. Eenige van zijn gezellen, die zagen, maar niet wisten wie deze eer •beurt viel, keerden allen, ieder afz •derlij'k, naar 'heb kruis terug. Maar geen van hen boog zich Christus n dan enkel tot den eerste. Zij vroegen 1 dan naar de reden hiervan, en toen k» hem het verhaalde in z'n gedachten, ij al zijn gezellen verwonderden zich - de goedheid van God, die hem voor k barmhartighoid had willen beloonen. Corrie. Jetjes verdriet. Jetje moet pianospelen En ze heeft zoo weinig zin. 13 Buiten zingen haar vriendinnen „In spin, de bocht gaat in". Die zijn fijn aan 't- touwtje spring» A\7eten van geen noot- of toon, J Die vervelende piano „Kijk, nu springen Riek en Ploon';- Hoor nu toch die vogels fluiten! 'fc Zonnetje schijnt al door de ruit' En ze gingen al m-aar verder ft „Uit spuit de bocht gaat uit"! ft Jetje moet pianospelen, V AA'il zoo graag ook springen gaanft Zuchtend speelt ze do, re, mi, fa. F Op de toetsen valt een traan. ft' Kootje van der Hulst-, A'ooiift.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 10