VOOR ONZE
KINDEREN
RAADSELS.
Oplossingen der raadsels uit het vorige
nummer
Voor de kleinen.
1. Kat - lat - schat.
2. z-o-o-i-c-t-s.
3. dobbelsteenen; dorninosteenen.
4. O.
5. EEN.
Voor de grooten.
1. Specht - echt - Vecht.
2. Pleuris.
3. Vierkant.
4. Eibergen.
5. Berlijn - Spree.
Om op te lossen:
Voor de kleinen.
1. Hoeveel is de helft van het -3de, van
het 4e van 60?
2. Welke hoed kan vader noch moeder
dragen
3. Hoe heette de mooie tuin ook weer,
waar het eerste menschenpaar in wan
delde?
4. Welke verstaanbare zin kunt ge maken
van de volgende lettergrepen:
God - schep - is - per - de - he - van
mei - en - de - aar.
5. Ik ken den naam van een vogel, waar
van het eerste deel de naam is van
viervoetig huisdier, terwijl het tweede
deel iets beteekent, waarvan iedereen
veel houdt. Welken vogel bedoel ik?
Voor de grooten.
1. Welke namen van plaatsen uit ons land
vindt ge in: Lies je koos straks het
boek, dat rij gaarne had.
Heb je lang oorpijn gehad of was 't
gauw over?
Dezen keer denk ik vredig thuis te blij
ven.
Kwam Tom menschen tegen op z'n een
zame wandeling?
2. Onzichtbaar loop ik met r de straten
door: met v speel ik soms menigeen
een liedje voor.
3. Ik ben een zwemvogel. Neem je mij
mijn staart af, dan wordt ik een getal.
Geef je mij nu nog een hoofd erbij,
dan wordt ik een lichaamsdeel.
4. Welken vogel kunt ge' maken van de
helft van het werkwoord lijden en een
hemellichaam?
5. Mijn geheel is een bekend spreekwoord,
dat met 3 woorden en 19 letters ge
schreven wordt:
4, 5, 16, 17, 18, 19, 2, 3 is een plaats in
Friesland;
Een 3, 6, 7, 8, 9 maakt een deel uit van
een etmaal;
Een 10, 2, 14, 1, 5 is een lengtemaat;
De 15, 11, 12, 3 is een hemellichaam;
Een 13, 1, 2, 9 is een houten gebouwtje
o'f loods.
Ba, ra, wat is dat?
Wie van U een stel raadsels weet,
sture ze aan mijn adres op. Ik zorg dan
voor plaatsing. Onderteekenen met naam,
voornaam en woonplaats. (De oplossingen
erbij geven).
OOM WIM.
CORRESPONDENTIE.
Toosj e B o o n e k o m p, Stomp-
w ij k. Zeker laat ik jouw opstelletje
plaatsen! Ik hou me zelfs voor „meer"
aanbevolen. Dag ïöosje, maak veel groet
jes aan de familie, en als ;.e een mooi
uitstapje maakt, beschrijf dit dan eens!
Annie Waaier, S t o m p w ij k. Ze
ker Annie, als zusje meedoet, bestaat er
ook geen reden voor jou, om ook niet
van de partij te wezen. Zelfs verwacht
ik nog meer verhaaltjes van je, maar wees
voorzichtig, dat het eigen werk is. Je weet,
hoe ik er over denk. „Slechts eigen werk"
heeft voor mij waarde en geeft ook alleen
voldoening.
Bets v. d. Voort. S t o m p w ij k.
Heb je het nooit aangedurft om mee te
doen, Betsy. Wel, wel, dat is ook wat!
Waarom niet? Wat geeft het, als het eens
een keertje fout is, of als in het opstel
een taalfout zit! Dat geeft niets. Wij zul
len „het kromme wel recht zetten", wees
daar verzekerd van. Ik laat jou opstel
plaatsen om je aan te moedigen en om
te laten zien, hoe ik het werk van de
Stompwijkertjes op prijs stel. Dag, Betsy!
Veel groeten aan Vader, moeder en broers
en zusje!
Co Picterse, Koorden. Dit is nu
een verhaaltje met een pakkend slot. Je
hebt het heel goed verteld en ik zal wel
zorgen, dat het een mooi plaatsje krijgt
ook. Begin maar vast aan iets nieuws. Een
briefje vond ik er niet bij. Dag Co!
Henk Spitzon, O e g s t g c e s t.
Flink zoo, Henk! Ja, ja, ik begreep wel,
dat jij meerdere pijlen op jc boog hebt,
en dat we nog vele mooie dingetjes van
jou zullen te lezen krijgen. Met dank! Veel
groeten aan jo ouders! Dag Henk!
Hendrika v. Denzen. Noord-
w ijker hout. Groot gelijk! Do kansen
zijn voor allen dezelfde. Wat was dat
jammer van Rinus LTsclmuiden? Had je
me dat geschreven, dan had ik in Ons
Hoekje een woordje over hem gezegd.
Gaat liet nu goed met het Fransch en
Duitseh? En wanneer krijg ik nog eens
een verhaal! Dag Hendrika! Hiermee we-
derkeerig de hartelijke groeten aan Pa,
Moe en de zusjes!
M a r i e J u ff e r m a n s, Stom p wij k.
Wat is dat een mooi versje over „Het
Vergeet-mij-nietje! Zoo iets moois moest
jij eens kunnen maken, dan kwam ik zelf
naar Stompwijk om jou de hand te druk
ken en vader en moeder te feliciteeren met
zoo'n dochter. Maak zelfs eens wat! Dag
F1 i p, Leiden. Dat Chineesch versje
was een grapje. Ik hoor ook van alle kan
ten, dat men er danig mee inzat. Maar
een volgenden keer gaat het als vanzelf.
En het opstel? Wordt geplaatst Ik wacht
nu af, op meer dingetjes van jou. Het
komt me zoo voor dat je kunt. En
iemand die kan, moet men melden en
mee-trachten ons Hoekje mooi te maken.
Dag Flipje! Leuk hè, over dit zelfde on
derwerp na de vacantie een groot verhaal.
Let maar eens op.
Jotty Schlatmann, Oogst-
geest. Zeker mag je dat zeggen! Dat
vind ik zelf intiem en gezellig. Wat zul
jij plezier gehad hebben in Scheveninger
En nu naar Katwijk voor een maand. Kou
maar! Als ik niet uitging, kwam ik vast
eens kijken, hoe het. mijn mede-re,laclrice
gaat aan zee. Veel plezier, Jetty! Maak
nog eens wat! Zie de volgende week eens!
Daag!! Veel goeds en liefs voor u allen!
De volgende week gaan we door met
het beantwoorden der brieven. Er zijn er
nog een tiental en dan ben ik door den
stapel heen. Prettige vacantie!
Denkt er om:
Wie maakt iets voor ons Hoekje
Ik wacht af.
Jullie liefhebbende
OOM WIM.
UIT HET LEVEN DER DIEREN.
door Johan de Graaf.
IV.
Mijn duiven
Verzorging en africhting.
Het hok dient minstens tweemaal per
week geheel gereinigd te worden.
Duiven houden van baden. Daarom is het
goed met goed weer een ondiepe bak met
water in of buiten het hok te plaatsen. Het
is werkelijk de moeite waard de dieren dan
eens af te kijken.
Ik heb aan mijn duiven 'badwater gege
ven. Snel tippelen er een paar doffers op
af en ieder op den rand van de bak zitten
ze tegenover elkaar. De blauwe wil erin en
de "roode wil erin. Even geschermutsel en
floep, de zware roode doffer staat in het
water. Hij zet de veeren op en met de vleu
gels slaat hij het water over zich heen. De
blauwe springt erbij en nu is het een ge
plas en geplons van geweld.
De anderen liggen met uitgestrekte vleu
gels rond den bak de droppels op to van
gen.
De roode scheidt eruit en een Isabelduif
neemt zijn plaats in. Zoo krijgt ieder zijn
beurt. Degenen die klaar zijn zoeken een
warm plekje op om eens in' de zon te di-o-
gen. lederen dag herhaalt zich dit spel
letje, want iederen dag plaats ik 's morgens
een bak met frisch water in den tuin.
Aan het slot van dit artikel wil ik het
nog even over de africhting van postduiven
hebben.
Er zijn duiven, die rich leenen voor den
korten en voor den'langen afstand. Ieder
dier afzonderlijk onderscheidt zich in een
zekere groep. De eene vogel vliegt op den
korten afstand uitstekend en niet op den
langen en de andere vogel weer andersom.
Postduiven verdeelt men daarom in drie
klassen. Korte afstandvliegers, vi'tesse-dui-
ven 250 K.M. demifond-duiven 250500
K.M. en de fondduiven van 500 tot 800 K.M.
en kooger.
Postduiven worden getraind, jongo dui
ven van b.v. 10 weken oud laat men eerst
op enkele K.M. afstand van het huis op. Dit
doet men in alle richtingen. Dan gaat het
naar het Zuiden 5 K.M.. 10, 15, 25, 50, 65
K.M. enz. hoe langer de afstand wordt, des
te grooter de sprongen van het eene sta
tion op het andere.
Het is dus in vacantie en op vrijo mid
dagen hoogst pleizierig de dieren in een
mand (duivenmand), op de fiets weg to
brengen. Je meet precies op je kaart den
afstand op, er 'blijft iemand thuis, je lost
op een bepaalde lijd. thuis wordt er gecon
troleerd en je kunt de snelheid, waarmee
gevlogen is uitrekenen.
Dat gaat met vereenigingen in het groot.
Er zijn vanuit ons land groote concours-
vluchten gehouden naar het buitenland,
door de onderlinge postduivenvereenigin-
gen. Bekend zijn de succesvolle Plein es-
vluchten waaraan bij de eerste door vijftig
duizend duiven werd deelgenomen.
Een heele trein was daarvoor noodig.
Deze vlucht is geheel gefilmd en velen zul
len deze film wel gezien hebben. -
Ik hoop bij gelegenheid eens spoedig een
origineel stuk over postduiven te schrijven,
waarin ik de geheele ontwikkeling der post
duivensport eens zal beschrijven.
Ik hoop reeds door mijn diverse stukken
liefhebbers gevormd te hebben, die zich
nu al op gebied van aquarium-, konijnen-
of duivenhouden -bewegen.
Katuurlijk zullen er ook zijn, die deze
stukken terzijde hebben gelegd, of wanneer
zij ze gelezen hebben zich er niet voor ge
ïnteresseerd hebben. Ik wensch dat getal
echter zoo klein mogelijk en ik hoop dat er
vele nieuwe liefhebbers gevormd zijn.
Pietje de Klepper
door Wim Simons.
XII.
Piet wordt leerling-stoker. Z'n vriend kok.
Storm.
Waar Piel "t bedrag van 10 gestolen
had was alles in rep en roer. 10 weg,
Piet weg. Gerrit weg. Wat 'n uitzoekerij!
AVie had het gedaanAVaar was het
geld? AVaar de jongens? Door heel Neder
land werd naar de misdadigers gezocht,
ook in Amsterdam.
De politie deed 'ri onderzoek en nu
kwam aan 't licht dat 'n persoon, 2 jongens
verleden week over 'n hek in Amsterdam
had zien klimmen, en hij beschreef de jon
gens precies zooals men ze aan de politie
had .ftngftgpvnn. Waren ga nog in .Amster
dam. Iedereen zocht naar hen doch nie-
mand vond iets .Hadden ze een ongeluk
gekregen? AVaren. ze dood? Kee hoor,
maak IJ daar maar niet over bezorgd zij
zijn in goede handen.
Al gauw waren de twee 't schoenpoetsen
moe en na twee maanden was 't lot van
hen beslist. Piet werd leerling-stoker en
Gerrit kok op d£ „Adriana". Overmorgen
zou 't schip vertrekken en men was nu aan
't laden en lossen. Men zou naar Amerika
gaan. Piet vooral was in z'n schik dat hij
nu 'ns op avonturen uitging. Het was op
't oogenblik dat de „Adriana" zou vertrek
ken. Aan den wal stonden vele menschen
en do vier sleepbooten die 't schip 't ka
naal uit zouden slecpen voeren op en
neer. Daar luidde de bel en de sleepbooten
begonnen te stoomen en gingen langzaam
vooruit. De menschen wuifden en eindelijk
geraakte Amsterdam uit 't zicht. Tot IJmui-
den gingen de sleepbooten mede en toen
men daar was aangekomen begon 't schip
op eigen kracht vooruit te gaan. „Vaarwel
Kederland" mompelde Piet.
De reis ging voorspoedig en na. korten
tijd was Southampton bereikt. Hier werden
de bunkers gevuld en de passagiers bewon
derde 't schoone eiland AA7ight. Ku begon
pas de groote reis, n.l. over den Atlantischon
Oceaan.
Ka 2 weken stak er in 't AVesten 'n he
vige storm op. Het regende dat 't goot. De
blauwe bliksemstralen flitsten door 't lucht
ruim, 't schip werd, hoe groot 't ook was,
als 'n veertje door de golven gegooid. Ku
sloegen de golven over *'t dek, dan weer
stond 't schip boven op zoo'n reusachtige
waterkolom. De masten werden door den
bliksem afgeknapt en vielen in zee. In
één woord, 't was verschrikkelijk. De passa
giers van 't ongelukkige schip waren wan
hopig; de nood werd zoo erg, dat niemand
meer hoop had, 't schip zou vergaan
Keen, zoo ver kwam 't niet.er kwam
hulp. Aan de horizon teekende zich de
Amerikaansohe vlag af en daarna kwam ook
'n stoomschip te voorschijn, statig kwam 't
aanvaren. De bemanning en passagiers van
de „Adriana" werden op de „Kew York"
overgezet. Zoo kwam men veilig en wel in
Amerika aan. Piet en Gerrit namen afscheid
en gingen aan wal. Ku stonden ze in een
der grootste en drukste steden der wereld.
Ze bewonderde hooge wolkenkrabbers, de
ondergrondsche spoorbaan en "t drukke ver
keer. AVat leken de straten smal tusschen
die groote huizenneen ze zouden hier
toch niet altijd willen blijven. Piet en Ger
rit zouden samen 'n brief naar hun vrien
den van de Athletiekclub schrijven, waarin
ze vroeger ook waren geweest. Piet begon
te schrijven:
Kew York, 9 Augustus 19
1 Beste Vrienden.
Ku moeten we jullie toch 'ns even schrij
ven hoe we 't maken. Ku best hoor. AA7e zijn
ieder 10 c.M. langer en 2 Kilo zwaarder ge
worden en zijn nu kerels als boomstammen.
Ligt jullie club nog niet uit elkaar, we zou
den zeggen: ,,:t AA7ordt tijd weer 'n nieuwe
op te richten". Jullie maakt je toch niet tb
driftig als je dit leest hoop ik? Anders zijn
jullie geen kerels die tegen 'n grapje kun
nen. O jó we hebben toch zoo'n storm mee
gemaakt, we dachten beslist dat we voor
duiker gingen spelen en ieder oogenblik zou
ons schip naar den kelder kunnen gaan,
naar de vele andere gezonken schepen,
maar 't is er niet van gekomen. Bonjour lui.
Je vrienden,
Piet en Gerrit.
P.S. Schrijf ons 'ns gauw terug. Daaagl!
AA7o wachten op antwoord.
(AVordt vervolgd).
De avonturen van Jhon en Bernard.
III.
Tusschen de andere matrozen aten we.
Yoor ons eten baden we. Eerst lachten de
matrozen ons dan uit, maar daar stoorden
we ons niet aan. Langzamerhand begonnen
zij dit hoe langer moe minder te doen. Op
het laatst kregen zij zelfachting voor ons.
En ze vonden ons dapper. Voorta-an leg
den ze hun vork neer en wachtten even.
En zoo gingen maanden en maanden
voorbij, 'k Had reeds het 8ste reisje zgiee-
gemaakt. En zoo kwam het negende die...
liever weg had kunnen blijven.
Schipbreuk.
AA7e waren reeds op de tenigreis van het
negende reisje, 'k Lag met Bernard des
avonds in bed.
Doch opeens worden we gewekt door een
vreeselijk gerommel.
AA7c springen allebei tegelijk uit bed, vlug
kleedden we ons aan en spoedden ons naar
het dek. Al de matrozen waren er bijna. De
een liep den ander omver want het was
stikdonker. Doch spoedig waren we te we
ten gekomen wat er aan de hand was. Het
schip was tegen een rots aangevaren en
zonk al meer en meer. De meeste schepe
lingen (R.K.) waren bij eenige priesters die
ook meevoeren, gaan biechten en ik met
Bernard volgden dat voorbeeld.
De meeste reddingsbooten waren neerge
laten. AVant het schip stond nu bijna onder
water. Bernard en ik sprongen vlug toe,
we waren de laatsten met twee priesters en
zes matrozen. Ijverig hadden we aan het
reddingswerk deelgenomen, de priesters, de
laatste biechtelingen geholpen en daar
zonk het schip, de machtige ..Prins der
Nederlanden", die zoo statig de haven was
uitgevaren, 't AA7as stikdonker; op goed ge
luk af roeiden we verder. Aran de andere
booten was geen spoor te ontdekken want
we hadden tot het laatste gewacht. Den
morgen brak aan en nog hadden we geen
stukje land ontdekt. Zoo roeiden we door
tot den volgenden morgen.
AA'at had ik een angst uitgestaan Mis
schien zou ik nooit weer thuis komen,
'k Dacht, aan m'n vader en moeder en ik
herinnerde mij de woorden: .Daar. dan
moet je maar hebben wat er bij staat" van
vader.
AVat zijn ouders dikwijls wijs, maar wij
jongens en meisjes waardeeren dat maar
al te slecht.
Maar afijn, het was nou eenmaal zoo
Doch spoedig kwam redding opdagen bui
ten verwachting. Den morgen van den twee
den dag kregen we land in ;t zicht.
AVordt vervoled.
Mijn eerste dollar.
Iemand, die op het oogenblik een voor
aanstaande positie bekleedt, vertelt uit
rijn jeugd:
Mijn geld was op en ik stond in de let
terlijke beteekenis zonder een cent op zak
op straat. Kiemand scheen mij te kunnen
gebruiken. Ik probeerde alles. Overal klop-
ie ik aan ik liep mij de beenen uit het
lijf. Steeds weer hoorde ik: wij hebben
geen plaats voor u. Eindelijk ontmoette
ik den bezitter van een menagerie. Hij
had juist iemand noodig die bereid was
alles aan te pakken. Ik was de geschikte
man. Ik moest en had geen keus. Doch
hetgeen hij mij voorsloeg was een beetje
te kras. Ik moest mij in een huid van een
tijger laten naaien en bij een levende
leeuw in het hok gaan. Zijn echte tijger
was gestorven.
Deze stond echter op de reclamébiljet-
ten vermeld en er moest dus een tijger te
voorschijn komen, het kostte, wat het wil
de. De man zei, dat zijn leeuw oud en on
verschillig was en half blind en zóó door
voed dat hij niet naar mij zou omkijken.
Ik had weinig aanleg voor de rol van tij
ger; weigerde eerst maar het einde was
dat ik mij voor een dollar in het hok zou
wagen. En ik deed het. Sinds dien tijd
weet ik wat angst is. Toen zo mij in het
vel genaaid hadden, werd ik in de kooi
gezet. Het circuszaaltje was stampvol en
het publiek juichte mij toe of ik een be
roemd toon eel speler was. Maar ik had hon
ger en angst. De leeuw bewoog eerst niet,
maar eindelijk richtte hij zijn kop op en
schudde zijn manen. Het was een prachtig
beest- Toen stond hij op en kwam naar
mij toe. Ik hield mijn oogen gesloten, ik
zou schreeuwen, maar kon het niet. Ik
kon geen geluid geven- Maar al zag ik
niets, ik hoorde des te scherper. Ik hoor
de, hoe het beest nader en nader sloop,
hoorde het zachte geluid van zijn klau
wen op de houten vloer. Steeds nader
kwam hetik voelde, hoe het zijn klauw
naar mij uitstrekte, merkt zijn warmen
adem en ik hoorde hoe het mij toefluis
terde: „Geeft die schurk jou ook maar een
dollar per avond
Doornroosje.
Naar het bosch.
„Moeder mag ik gaan wandelen", riep
Karei. „Ja, maar denk er om, om zeven uur
thuis zijn, hoor""! „Ja Moe" en weg was
hij. Met wie zou ik gaan wandelen, ik ga
met Piet, dacht hij! Zou hij thuis zijn;
wacht ik zal het vragenEn zoo hard hij
maar kon loopen ging hij naar Piet. Hij
liep het erf op. Hallo, riep Karei, ga je mee.
AA7aarheen? riep Piet. Naa-r het bosch! Ja,
kom maar even mee ik moet mijn schoenen
nog aantrekken. Ziezoo AVij zullen dit pad
maar afloopen. Pas waren ze in 't bosch,
of Karei riep: AVat is dat voor een ding?
't Lijkt veel op een rooden lap. AVacht, ik
weet wat heb is. 't Is een eekhoorn, zei
Piet. AVarempel, riep Karei. Zullen wij het
vangen, riep Piet. En ze liepen het beest
achterna. Maar toen ze een eindje geloo-
pen hadden, moesben ze 't opgeven. Ze gin
gen op het mos zitten. Ik heb dorst, zei
Karei. Ik ook, riep Piet. AVeet je wat, wij
loopen net zoo lang, tot wij aan een beekje
komen. Dat is goed, zei Karei. Toen ze een
eindje geloopen hadden kwamen ze aan
een beekje. Hier moet ik drinken, zei Piet.
Ik ook riep Ka-rel. Toen ze daarmee klaar
waren, gingen ze naar huis. Ze hadden een
prettigen middag gehad. En dat- ze- zonder
eekhoorntje thuis kwamen vonden ze wel
jammer, maar moeder vond het heel best.
AVat zouden ze met zoo'n best hebben ge
daan? Dat wisten ze zelf niet.
Nico Boon.
Jantjes prijs.
De torenklok sloeg half twaalf, en tege
lijkertijd gaan de deuren van de groote jon
gensschool open. Blij en pratend loopen de
jongens op de speelplaats. Ze praten druk
over den wedstrijd die er gehouden zou
worden. Mijnheer had gezegd: „Jongens,
't ijs is nu mooi, we zullen eens een wed
strijd houden, en wie er een prijs wint,
mag kiezen wat ie wil hebben. Maar je
moet m'n heele beurs niet leeg maken", zei
Mijnheer lachend. Ntiu dat begrepen do
jongens wel. Zeg Jo, wat neem jij als je iets
wint? Ik vraag om oen mondharmonica,
en ik om een paar stelten, of een boek. Zoo
praten de jongens. Behalve een jongentje.
Die liep starend voor zich uit te kijken, die
bemoeide zich nergens mee, en toch moest
hij ook mee doen met den wedstrijd. Jan
Kr emmers, zoo heette dat jongetje, was
een arm kind; z'n vader was al dood en
moeder moest toen met naaien en hard wer
ken den kost verdienen, dat goed gelukte.
Maar nu lag z'n moeder al twee maanden
ziek te bed, en toen was er armoe troef,
't Eene meubelstuk na ;t andere werd ver
kocht, zoodat er alleen 't hoognoodige over
bleef. Er waren nog twee stoelen en een
tafel. Dan stond er nog een kacheltje waar
geen vuur in was. Moeder vroeg wel eens:
„Maar Jan, wat neem jij toch als je iets
wint? Maar dan schudde hij lachend met
z'n krullebol en zei: „Dat zeg ik lekker niet,
dat blijft een .geheim".
Op het ijs.
Toe Jan, doe je best, je wiub 'b vast, zoo
riepen de jongens onder den wedstrijd, toen
Jan Kremmers aan de beurt was. Jan deed
z'n uiterste best, hij moest nog twee meters
en dan was hij aan 't eind. Een poosje la
ter draaide Jan zich triomfantelijk om,
wanthij had 't- gewonnen. Hij, den eer
sten prijs, wie had dat gedacht? Hoera,
hoera, leve Jan Kremmers! riepen de jon
gens uit alle macht. Mijnheer hacl er ook
pret in, dat Jan den eersten prijs had, en
riep nog eens: „hiep, hiep hoera! Leve Jan
Kremmers!" Ku riep Mijnheer Jan bij zich
en zei: „Kou Jan wat wil je hebben? Alle
jongens keken hem vragend aan. Jan werd
er verlegen van. Jan antwoordde„Ik wil
niets voor me zelf hebben, maar een wollen
deken voor moeder, moeder is ziek en beeft
't toch zoo koud." Toen brak Jan in snikken
uit. Mijnheer zei: „Kou Jan jij krijgt een
wollen deken voor moeder". Toen gingen
dc jongens met Mijnheer en Jan naar 't
huis, waar Jan woonde. En wat was z'n
moeder blij, toen ze hoorde wat of Jan ge
vraagd had. En weldra verwarmde 't kachel
tje het kleine vertrekje. En Mijnheer zorgde
dat- er nooit geen gebrek meer was.
Jan v. d. Geest.
Een harde les.
Jan en Piet zijn tweelingen. Het
leuke jongens, en ze halen veel katte*
uit. Men zou ze niet uit elkaar kun
houden, als Moeder niet Jan 'n rood
Piet 'n blauw strikje aandeed. Maar s
mige menschen hadden geen erg in
strikjes, en de jongens balkten hun
dikwijls 'n poets. Eens op een dag was
'n tante van Jan en Piet jarig, en de j
gens zouden 's middags heerlijke wa|
komen eten. Dat wist Jan niet, maar I
des te beter. Dus ging Piet 's midd
wafels eten en Jan bleef thuis. Toen
bij zijn tante kwam, zei hij: „straks fea
Jan. hij moet eerst zijn huiswerk mafe
Piet ging naar de keuken, waar fc j
bordjes wafels stonden. „Deze is t
jou", zei tante en ze gaf Piet er een s|
bij. Piet begon te smullen en toen bij ze c
bad, ging hij voldaan huiswaarts. M
piet lustte nog meer en toen hij thuis s j
ging hij 'n kwartiertje zitten lezen en g
toen weer naar tante, om zijn tweede t
tie te halen, die voor Jan bestemd i
„Dag Piet", zei tante. „Ik ben Jan",
Piet. „Ozei tante, „ik kan jullie niet
elkaar houden". Ku werd Piet zijn twe
portie voorgezet en weldra was ook
verdwenen.
„Dank u wel, tante", zei Piet. Maar
ging toch met 'n ongerust hart naar h
Toen hij thuis kwam, zei Moeder: „vi
ben je geweest, Piet?" ,Jk ben wafels g
eten bij tante Toos, Moeder", zei Piet.
„AVat"' zei Jan, „wafels eten?" „AVist
dat niet Jan?" „Keen Moeder". „Nu, gj
dan nu maar". Jan vloog de deur uit z
zijn pet op en ging naar tante Toos.
„Dag tante", zei Jan, „ik kom ook
fels^eten". ,,Foei, Jan", zei tante Toos,
mag niet zoo begeerig zijn. Jan keek t
te verwonderd aan. „Ja", kijk maar i1
zoo verwonderd, want 'fc is waar, de
fels zijn op". Jan begreep er niets
rende naar huis en vertelde Moeder al
Moeder keek Piet streng aan en zei: „P
weet jij daar wat van?" ,,Ja Moeder,
Piec en keek beschaamd naar den gr(
En nu biechtte hij alles op. Moeder
„ik zal er met Vader over spreken c
voor straf we je zullen geven".
's Avonds moest Piet heel vroeg n
bed voor straf. Toen ook Jan naar 1
was gegaan, spraken Vader en Moedei
over wat voor straf ze him jongen zout
geven. A7ader zei: „Oom Piet heeft me
vraa-gd of wc van de week met de jong
'n auto'ochtje wilden maken. Ik heb t
ja gezegd. AVat denk je er nu van als
Piet eens niet meenamen?" Moeder v
dat ook een goede straf, 's Morgens t
Piet zich had aangekleed en gewasscl
zag hij A'ader. Deze deelde hem zijn sl
mede. Piet zei niets en ging naar bene<
O, wat had hij nu spijt dat hij 't gedi
had, maar er was niets meer aan te d(
Zoo gingen eenige dagen voorbij en i
dra kwam de dag van 't heerlijke ai
tochtje. Jan stond al heel vroeg op om
zien wat voor weer 't was. 'b AVas schi
rend weer en '*t autotochtje ging door.
's Morgens om 10 uur kwam de- auto
en stapten Vader, Moeder en Jan in. 1
keek met verlangen naar die heerl
auto die zoo mooi glom. Daar zag hij
met vroolijk gezicht zitten zwaaien. I
.zwaaide even terug en ging toen in de
mer zitten lezen.
's Avonds om 6 uur kwam de auto
en stapten Vader, Moeder en Jan uit.
begon Jan te vertellen van 't heerlijke i
land, waar hij met andere jongens i
gevoetbald.
„Ja jongen", zei Vader, „'fc is een ha
les geweest, past dus in 't vervolg g
op". Voor Piet 's avonds ging slapen vr
hij Vader en Moeder vergiffenis en
loofde het nooit meer te zullen doen.
AVies Goddiji
Een Legende.
Een krijgsman had den vader van
ander krijgsman om het leven gebral
Door een toeval gebeurde hefc dat de z
van den vermoorde den moordenaar
vangen nam. Hij trok zijn zwaard en wi
zijn slachtoffer in het hart treffen. D
deze viel voor hem neer en smee
hem, om ter eere van liet heilig kr
waaraan God zich over de wereld
ferrnde, medelijden met hem te hebl
Door deze woorden werd de ander
in 't hart getroffen, dat hij overle
wat hij doen zou, tot ten laatste de ba
hartigheid zijn ziel geheel meester w<
Hij hief den armen man van den gr
op, terwijl hij sprak: „Ter eere van het
Kruis, opdat God ook mij genadig zij,
geef ik niet alleen uw schuld, maar ik
ook uw vriend wezen. Langen tijd hie
was dezelfde ter kruistocht gegaan,
te Jeruzalem trad hij de kerk van 's I
ren graf binnen', met nog andere dei
zame lieden. Dicht bij het altaar lag
neergeknield, toen plotseling 's Hee
Lichaam zicli van het kruis bewoog
ncderboog héél diep naar den sti
bidder. Eenige van zijn gezellen, die
zagen, maar niet wisten wie deze eer
•beurt viel, keerden allen, ieder afz
•derlij'k, naar 'heb kruis terug. Maar
geen van hen boog zich Christus n
dan enkel tot den eerste. Zij vroegen 1
dan naar de reden hiervan, en toen k»
hem het verhaalde in z'n gedachten, ij
al zijn gezellen verwonderden zich -
de goedheid van God, die hem voor k
barmhartighoid had willen beloonen.
Corrie.
Jetjes verdriet.
Jetje moet pianospelen
En ze heeft zoo weinig zin. 13
Buiten zingen haar vriendinnen
„In spin, de bocht gaat in".
Die zijn fijn aan 't- touwtje spring»
A\7eten van geen noot- of toon, J
Die vervelende piano
„Kijk, nu springen Riek en Ploon';-
Hoor nu toch die vogels fluiten!
'fc Zonnetje schijnt al door de ruit'
En ze gingen al m-aar verder ft
„Uit spuit de bocht gaat uit"! ft
Jetje moet pianospelen, V
AA'il zoo graag ook springen gaanft
Zuchtend speelt ze do, re, mi, fa. F
Op de toetsen valt een traan. ft'
Kootje van der Hulst-, A'ooiift.