VOOR KINDEREN RAADSELS. Voor ik begin met jelui eenige raad seltjes op te geven, wil ik eerst een woord vooraf zeggen. We hebben nu vacantia. Tijd in over vloed zooveel zelfs, dat we vooral bij regen of slecht weer, niet weten hoe den tijd om te krijgen. Nu dacht ik zoo. Ik geef én voor de kleinen, én voor de groot en iedere week een 5-tal raadsels. De oplossingen moe ten niet opgestuurd worden. Jelui maakt ze cn den volgenden Zaterdag geef ik zelf de oplossingen in de krant. Zoo kun je zien of ge alles goed had of niet. Dat is dus goed begrepen Voor de kleinen. Raadsel I: Als 'k met een k geschreven word, Ben ik een dier, oen k Maar schrijft men mij soms met 'n 1, Dan ben 'k van hout, een 1.... Met s-c-h ben ik het liefst, Men noemt mij dan een sch.... Raadsel II: Wie kan zooiels met 7 letters schrijven 1 Aboeschadarimifonski. Raadsel III: Welke, steenen hebben oogen? (Noem twee soorten) Raadsel IV Hoeveel is: 0 x 1 x 4 x S? Raadsel V: Kunt ge van elf lucifers één maken? Voor de grooten. Raadsel I: Welke vogel wordt pas eoht, als men hem tweemaal onthoofd en een rivier in ons land, wanneer men hem nu een anderen kop geeft. Raadsel II: Maak een ziekte van: Reus Pil. Raadsel III: Mijn eerste is een getal; mijn tweede dient gewoonlijk ter versiering en mijn geheel vertoont hoeken? Raadsel IV: Mijn eerste is iets, wat we nu en dan eten, mijn tweede en derde vormen samen hoogten en mijn geheel is een plaats in Gelderland. Wie ben ik? Raadsel V: f Maak van onderstaande letters de hoofdstad van een land en de rivier, waaraan zij ligt Wie van U een stel raadsels weet, sture ze aan m'n adres op. Ik ^prg dan voor plaatsing. Onderteekenen met naam, voornaam cn woonplaats. De oplossingen erbij geven. OOM WIM. CORRESPONDENTIE. Antoon v. S w i e te n, Stom p- w ij k. Vader hoeft groot gelijkDergelijke dingen móet men ook bewaren, tot men groeier is. Zie je nu wel, waar het mee doen. goed voor is. Wie niet waagt, niet wint. Don volgenden keer zie ik je zeker weerDag Antoon P i m Verhuist. L c i d e n. Ik dank ie wel Pim! Om je een plezier te doen, laat ik de beschrijving van flat uitstapje plaatsen. Zie de volgende week eens? Krijg ik eens van jou een meer uitvoerig ver slag; van een uitstapje naar Soheveningen of Noordwijk. Ik wacht af. Dag Pim! Ik wen sch jou wederkeerig een prettige va cant ie J o s i n a v. d. M e e r, R ij n s b u r g. Dat kleine verhaaltje laat ik plaatsen. We zullen het bijna niet terugvinden, maar toeh zal ik eens laten zien, hoe Jo- siemje al we»t iels te schrijven. Dit geef ik dan als voorbeeld voor de oudere nicht jes, die den noodigen moed missen, om ook eens wat te maken. Ik groet je har telijk, Josina. en verwacht van jou een veel langer verhaal. Wil je eens pro- beeren H n s B o kern, L e i cl e n. Zoo Hans, ben jij den llder. Mei negen jaar gewor den Ja. ik meen me nog zoowat te her inneren. Hoe is het met de bruine boon, die je zelf geplan hebt? Ik denk. dat je al haast aan 'I: eten kunt gaan. Bruine boonen met spek is voor velen een lek kernij. Dag Hans! Krijg ik ook weer eens een verhaal en zul je ook vader en moe der en de broers van me groeten? L a u r a w V a id eren, L e i d o n. Weet je wel waar ik nog altijd op wacht Ik wacht op eer. lang en mooi verhaal van een van de zusjes. Dc vorige opstel len waren altijd éen plaats waard. Pro beer nog eens! Dag Laura! W i m L e s c m o n .1, 8 t o m p w ij k. Waarom niet durven? Een flinke jongen durft alles. wat. goed is. En raadsels oplossen en Ons Hoekje lezen is.... goed. Dus.... blijven meedoen en blijven lezen, wat wij Zaterdags voor jclie schrijven. Dag Wini! Schrijf ilcn volgenden eens met- inkt? G r c i ha v. d. Zon. Z o c t e r w o u d e. Ik dank je wol voor \lc beschrijving van dat uii"a; i'- naar Den Haag. Zoo moet je ook eens iels maken, "als ;-e naar zee gaat. Dergelijke beschrijvingen worden met graagte g. Ik hou me dus aanbevo len! Dag lief dichtje. Antoon en Jan worden ook flink en verdienen ook oen pluimpje v<> Ie koine opstelletjes. N i c o B o o n, L e i d e n. Dal. uitstapje naar hef. bos oh wa<s zoo kwaad nog niet als het twee keer zoo lang was en met wai moer zorg gemaakt was. Toch laat ik het plaatsen. Zie de volgende week eer", of de weck daarop! Kootje v. d. H tl 1st, V o or h o u t. Ja. Koot-je, als jij dat nu eens zelf ge maakt had, dan had jij niet één, maar twee boeken verdiend. Ik zal het laten plaatsen, maar dan moet je mij beloven, een groot opstel tc maken over een of ander uitstapie; ■■aar naar toe is me het zelfde. Dag Kootje. Hierbij zullen wc het laten. De vol gende week ga ik door met het beant woorden der brieven en der vragen. Wie wat te vragen heeft, vrage! Denkt er om, een mooi opstel of vers te maken en mij op te sturenIk zal eens zien, wie het doet Jullie liefhebbende OOM WIM. Pietje de Klepper door Wim Simons. XI. Piet vlucht m c> t 'n vriend. 'n Jaar was verloopen cn Piet begon weer m beetje vroolijker te worden. Over 14 dagen zou hij vacantie krijgen, hij zou dan naar Brussel gaan. Maar hij kwam 10 te kort. Hij had dien morgen veel ver kocht en tot z'n groote vreugde zag hij dat als hij 10 van '*t bedrag, dat dc couranten hadden opgebracht, nam dal cr dan nog 30 overbleef. En Piet stal voor den eer sten keer van z'n leven.... Toen hij 't geld in z'n zak had gestopt werd hij waanzinnig. Als 'n idioot ging hij te keer. klom over 't hek van 't station en was in "n minimum van tijd tusschcn dc auto's verdwenen. Daar kwam hij Gcrrit de Buik tegen. „Hallo Piet, a-1 vacantie?" Piet keek schuchter op en kwam toen op z'n vriend af. Met snikken cn brokken ver telde Piet het gebeurde. „Zoo", zei Gcrrit, „dat is leelijk, maar ik weet wat, laten we achter op de buf fers van een trein gaan zitten, dan zijden we naar Amsterdam en daar zullen we wat te doen zien te krijgen,, loopjongen, koekjes bakker of zoo iets". „Goed", zei Piet, „il* ga mee en dan liet hij- erop volgen: '„Kijk daar al 'n trein". „Ja, gelukkig. Stap niet mis Piet, an der word je overreden". De vrienden gre pen de buffers cn reden naar de hoofdstad Rotterdam, Schiedam, Delft, Rijswijk, Den Haag, Leiden en Haarlem waren reeds lang achter den rug cn men reed door.-... Amsterdam. Dc jongens durfden niet hee lemaal tot 't Centraalstation mee te rijden want zé waren bang gezien te worden. Bij 'n boschje stapten ze af en klommen over 'n hek dé straat op. Piet had 'n doos bij zich waarin schoenborstels, schoencrême en andere dingen zatenAls ze eens schoenpoetsers werden. Hoeragevon den! Ze ging naar het Stationsplein en zetten zich daar neder terwijl ze riepen: „Schoenpoetsen, Iaat hier alleen uw schoe nen poetsen.... slechts één dubbeltje!" Al heel gauw hadden ze 5.50 op zak en ze gingen 'n anderen kant op waar het echter niet zoo 'goed ging. Daarom keer den ze weer terug en kregen nog 10 meer in htm bezit, wat waren ze blij. Den der den dag kochten ze ieder een pak en gin gen netjes aangekleed de Bijenkorf in. Zo gingen met de lift van beneden tot boven en toen ze alles bezichtigd hadden gingen ze voldaan weder den straat op. 's Mid dags gingen ze naar het Stadion en woon den hier de motorrennen bij. Sommigen der motorijders gingen wel eens bij de hoe ken over den kop, maar -slug stonden ze weer op en gingen cr weer van door. Voor 'n val waren ze dus met bang. Er waren in 't geheel 400 motoren op 't veld. Ook hier vandaan gingen de schoenpoetsers vroolijk naar huis. (Wordt vervolgd). UIT HET LEVEN DER DIEREN door: Johan de Graaf. III. Teelt. Half Februari moet voor 't cierenlëg- gen alles in orde zijn. De broedhokken zijn natuurlijk in ord""-, helder gewit, een laagje zand cn een broed- bak erin. Op den bodem van de volière strooi je, flink nestmateriaal, kortgeknipt stroo, hei de takjes uit een bezem, tabaksstelen tegen de luis. Ht nestbouwen neemt een aanvang In den regel sleept de doffer het nestmate riaal aan en de duif bouwt het in de brood bak. Na een dag of 1014, soms later, soms vroeger legt de duif haar eerste ci en twee dagen later het tweede. Het eieren leggen geschiedt meestal 's namiddags tusschcn vier en zes uur. Als er twee eieren zijn vangt de broedperiodê aan, waarin doffer en duif elkaar aflossen. De doffer broedt van ongeveer 's morgens tien tot 's mid dags drie uur. Dat is echter niet altijd pre cies. De een doet het langer dan dc ander. De "duif broedt den overigen tijd. Na zeventien tot achttien dagen komen de jongen uit. Het ei wordt eerst door het. jong zelf „aangepikt" totdat het open barst. Dc jonge diertjes hebben in den regel gele- donsharen, zij zijn tot. den vierden dag blind. Dc eerste vier dagen voeden de ouden hen met pap, een gele brei, die vanaf den. vijftienden broeddag in de krop der ouden aanwezig is. Als de duiven vier a vijf dagen oud zijn i-s het den mooisten tijd ze Ir- ringen. Het gaat dan het gemakkelijkst. Na tien dagen gaat het niet meer. Als de jongen een dag of negen zijn, be ginnen de eerste „stoppels" door te komen en na drie weken zit de jonge vogel al aar dig in de veeren. Op 'tien dagen leeftijd moet het vuije. oude nest met- broedhok en al verwijderd worden. Het broedhok wordt schoon ge maakt en oen nieuwe nestbak met nest, erin geplaatst. Het nest moet nu "geregeld tweemaal per week verversckt worden. Zoo op vier weken beginnen dc jonge duiven „levensmoed" te krijgen en wagen ze zich al eens op de uitvliegklep van het broedhok, om vandaar irit hun eerste vÜ3g- pogingen te gaan aanwenden. Laat z© maar gaan als zc de vleugels al flink voeren kunnen. Kijk echter 's avonds het hok eens na of er geen jongen op den vloer van de volière zitten, die niet naar hun hokje kun nen komen, en plaatst zc dan erin. Als de jongen drie weken oud zijn, heb ben de ouden in den regel weer een nieuw paar eieren. Het mooiste is als je ruimte hebt voor twee nestbakken, dan hebben jongen en ouden ieder een nest. Op vijf a, zes weken leeftijd zijn de jon gen oud genoeg om «zelf hun fortuin te zoe ken. Vliegen en eten gaat hun dan al aar dig af. Mooi kan men die halfwasjongen niet, noemen. Kop en snavel zijn nog niet mooi ontwikkeld. Glans op de veeren ontbre'c kt. Uitgegroeid zijn zc ook nog niet. Na de rui zijn dc duiven het mooist. Piepen kunnen ze dc eerst© maanden niet. Dan worden zc schor en eindelijk koe-ren zc gelijk dc ouden. Jonge duiven wennen het gemakkelijkst op zes weken leeftijd. Zc hebben day in hun oude omgeving nog niet gevlogen en wen nen dan spelenderwijs aan het nieuwe hok en zijn omgeving. (Wordt vervolgd). Lourdes. Reeds meermalen heb ik Lourdes be zocht, het genade-oord van Maria. O, wat is dal oen lange reis-, 36 uur in den trein zitten. Maar toch zou ik cr zoo wel weer naar toe willen gaan. Eerst naar Rozen- daal. dan naar Esschen, Antwerpen, Brus sel, dan naar Feignies. In Fcignies maakte ik kennis met de douane. Wat was ik blij dat ik er voorbij was, alles, zelfs dc riemen van mijn koffc-rs trokken ze stuk. Van Feig nies naar Parijs, waar ik dc leuke lichtre clame zag van Citroen, de Eifeltorcn was goed zichtbaar. Van Parijs naar Bordeaux, waar ik de lekkere druiven, die ik reeds eerder had zien hangen en ter plaatse geproefd had. Heerlijk hoor! Toen door Les Landes, waar ik de steltloopers over bosch- jes zag springen of het niets was. Dat was een leuk gezicht, vooral oen man, clie op stelten liep, te zien breien. Toen kwam ik na een dag en nacht in den trein gezeten te hebben in de Pyreneën. Wat een bergen O, wat werd 't ineens donker! Wat was dat? Het was een tunnel, waar ik wel 5 minuten in 't donker moest zitten. Hé, hé, eindelijk licht, ik was blij toe. Eindelijk zag ik in de verte het doel van mijn reis. 3t Was reeds avond, ik zag de Grot van Lourdes, wat leek die kleinMaria werd door een zee van kaarsen verlicht, 't Duur de nog wel 5 minuten voordat de trein stopte. Hé, hé, eindelijk waren wc cr dan. Een auto stond klaar om ons af te halen, want. ik was met nog twee huisgeirooten. Hij bracht ons naar ons hotel, waar wc de koffers brachten en waar we ons verfrisch- ten. Onze eerste reis was naar de Grot, o, wat was 't daar mooi. Daar zijn wij Ma ria gaan groeten en hebben goed gebeden voor alle intenties. Ik had daar den heelen nacht wel willen blijven, maar ik moest ga,an eten en 't was al zoo laat. geworden, dat ik naar bed too moest. Des morgens om vijf n. gingen we al op stap naar de Grot, om daar te Communie te gaan. Dan naai de kraantjes, waaruit 't Lourdeswalor van de bron komt en daar gaan drinken. Daar na bracht ik mijn dagelijksch bezoek in 't bad. 't Water is zeer koud, 't gelijkt wel ijs. Van 't bad naar 't hotel om te eten en dan naar de Hoogmis, '"s Middags om half vijf begint de Sacramentsprocessie. Daar zag ik veel zieken. Elke zieke wordt afzonderlijk gezegend. Wat ik toen gezien hob, zal ik nooit vergeten n.l. een Zuster uit de Elzas werd onder de zegening volkomen genezen. Zij lag uitgestrekt op 't bed en stond toen ineens met dc zegening op. 's Avonds om half negen begint de flambouwenprocessie. Alle pelgrims van elke nationaliteit zingen daar 't Ave Maria. In 't begin van die liede ren hoort men verschillende talen, maar "t refrein luidt van allen 't zelfde n.l.; Ave, ave, ave Maria, Ave, ave, ave. Op 't einde dei- processie zingt 't geheelc volk 't Credo,, en dan is het voor dien avond afgeloopen, maar wij gaan eerst nog even naar de Grot om Maria te bedanken cn goeden nacht te wenschen. Dan ook zoeken wij ons hotel op, om naar bed te gaan. Ook zijn wc '<s nachts naar :t Lof en dc H. Mis gewqest. Verder heb ik ook de omstreken van Lourdes bezocht. nJ. de Pic du Jez en Ga- vernie. In Gavernie heb ik op 'n ezeltje gereden en ben naar de sneeuwvelden ge weest. Ja ik zou u nog veel meer kunnen vertellen maar dan mag u nog wel een af zonderlijk kranjje er bij doen. Maar dit raad ik al mijn nichtjes en neefjes en vooral Oom Wim aan, om zelf eens een kijkje te gaan nemen, en op tè sparen om dat schoo nt» genade-oord van Maria te bezoeken. Maria heeft toch zelf gezegd aan Berna- detta: „Ik wensch vele menschen hier te zien". Nu dan, wie zou nu niet gehoorzaam willen zijn aan Maria, wanneer zij ons roept. Nu ik hoop, dat. er velen naar toe gaan en dan hoop ik mijn nichtjes en neef jes en Oom Wim daar te ontmoeten. Nu tot ziens, in Lourdes. Nolly. Doen. Ik vind het zeer interessant en. ik zou niets liever wenschen dan jou daar het volgend jaar te ontmoeten. Oom WIM. Kees zijn vischjes. Kees was jarig. Hij kreeg van Moeder een kom met goudvisschen. En van Vader een blokkendoos. Kees verzorgde ze goed. Keesje zat den heelen dag bij zijn visschen Hij gaf ze iederen dag frisoh water. Hij gaf' ook wat broodkruimels. Met zijn blok kendoos speelde hij nooit mee. Keesje had er geen tijd voor. 'n Paar dagen later had hij de goudvisschen vergeten. Moeder zei „eerst de visschen verzorgen", hoor! Op een mooi en dag, toen de zon heerlijk scheen. Ik ga op stap, zei Kees, en dan loop ik de wereld uit. Zoover dat. niemand mij vinden kan. Met zijn paardje onder den arm. wilde hij den tuin uitgaan. Maar het mocht niet van Moeder. „Nee, nee", zei ze, ,,je mag niet hoor! Dan zie ik je niet meer. Ga maar met je paardje in den tuin. Daar mag je loopen, zoover je wilt. Maar zet je visschen in de zon. Dat deed hij. Hij droeg den kom naar buiten. Op een mooi plekje zette hij hem neer. Toen draafde hij dooi den tuin, zoolang, dat hij er moe van werd. En daarna ging hij op de bank zitten. Daar speelde hij met zijn paardje. „Ver geet je vischjes niet", zei Moeder! Nee, Kees zal ze niet vergeten! Maar toen Kees in zijn bedje lag, stonden de visschen nog in den tuin. Heel koud was het. Het vroor, dat er een ijskorst kwam op het water. Och, die arme vischjes! Ga eens kijken naar je visschen zeide moeder den volgen den morgen. De kom was kapot. De vis schen waren dood. En Kees stond te hui len, Arme vischjes! Toch verhoord. Zusje kwam huilende uit. school thuis, en zag er erg bleek uit. Moeder schrok er van cn vroeg wat er toch gaande was. Zusje vertelde aan haar Moeder, dat, ze op school niet goed was geworden cn erge hoofdpijn had. Moeder dacht dat ze mis schien last van de warmte had en kleedclc zusje maar gauw uit en legde zc gauw in haar bcd;-c en maakt 'n sinaasappel voor haar klaar met suiker er op. Maar den volgenden morgen had ze hooge koorts en liet moeder gauw den dokter komen. De dokter vond haar niets in orde en schreef gauw een receptje voor een drankje. Va der cn moeder waren erg bezorgd voor haar en de zusjes en broertjes baden 's avonds bij hun avondgebedje oen extra weesgegroetje voor haar, dat zc maar gauw beter mocht zijn, maar zusje werd steeds erger ziek. En de pastoor kwam ook eens naar haar kijken. Toen wilde zusje zoo graag eens de H. Communie ontvangen. Nu, dat vond Pastoor erg goed en kwam den anderen morgen heel vroeg; toen moesten dc zusjes en broertjes heel zoet en stil zijn en vader en moeder wa ren in dc kamer. Moeder had zusje een mooi schoon nachtjaponnetje aan getrok ken cn een strik in haar haar gedaan, en een mooi kleedje op tafel gelegd en twee brandende kaarsen er op geplaatst. Zusje was erg gelukkig, 's Middags kwam weer de dokter, die zeide, dat ze niet hard vooruit ging en naar t ziekenhuis moest. Dat vonden ze allemaal erg naar, maar 't was beter voor zusje. Toen heeft, zc drie maanden gelegen. Nu gingen we haar na tuurlijk dikwijls bezoeken. Dat was een hcele afleiding voor haar. We kochten dan wat voor haar, want als je zoolang ziek bent, mag je wel iets extra's hebben. Er waren een heeleboel kinderen op de zaal. Dat was erg prettig, dan kon je nog eens wat babbelen of spelen. Zoo ging de tijd toch wel gauw voorbij en we bleven al maar bidden, dat zc beter zou worden. Nu is ons gebod verhoord, want ze is nog wel niet heelemaal beter, maar ze is toch weer thuis, en de dokter zegt, dat t mooie weer jtaar wel weer heelemaal op zal knappen. Nu, dat hopen we dan ook. want ziek zijn is niets prettig, vooral als je zoo jong bent. Dan loop of spring je liever! Dus hopen we maar, dat ze gauw heelemaal herstel zal zijn. En dat ze weer met ons kan spelen. En ook weer naai school kan gaan, want ze wil zoo graag weer l_eeren, dan haalt ze gauw -de schade in en is al het le-ed weer spoedig vergeten. Gerarda Catelein. Het zieltje, dat niet naar 't vagevuur wilde. Er was een kleine jongen, een lief on schuldig jongetje, dat de Zuster op school had hooren vertellen van 't vagevuur, van de pijnen, en van alle nare dingen welke de zieltjes daar moeten lijden, eer dat ze bij O. L. Heer in den mooien Hemel mogen komen, en dat voncNons ventje verschrik kelijk. Ei i altijd bij zijn avondgebed je bad hij: „Heilige Maria, Moeder Gods, bidt voor ons, zondaars, nu en in 'b uur van onze dood, maar niet naar 't vagevuur alstu blieft". En grooter werd de jongen, hij deed zijn Eerste H. Communie en altijd was zijn avondgebedje: „Maar niet naar 't vagevuur alstublieft". Toen moest hij onder de menschen, de groote mensehen waar er zooveel slecht van zijn en waar er zooveel bij zijn die ook kleine jongens willen slecht maken. Maar nooit vergat hij zijn avondgebedje en altijd riep hij Maria's voorspraak in, om toch niet in het vagevuur te komen. Hij werd een jongeman en kreeg veel vrienden, goede, maar helaas ook slechte; hij ging zoo graag uit en hield zooveel van preimaken, en toen werd, o zoo jammer, zijn ziel besmeurd met heel veel vlekken en vlekjes, en toch hoorde Maria njaar steeds de bede: ..Maar niet naar 't vage vuur H. Moeder Gods". En Maria sprak tot Jezus cn tot de H. Jozef: „Wat moet ik.toch beginnen, nu heeft me die jongen altijd maar gebéden én ik kan hem toch zoo niet in den Hemel halen, och wat is dat toch moeilijk, zijn ziel is zoo verschrikkelijk vol leelijke vlekken". En St. Jozef keek eens naar beneden en zucht, en de Lieve Je zus dacht aan al Z'n lijden en durfde zijn „Lieve Goedo Moeder" niets zeggen op dat o ogen blik. En. daar beneden werd onze vriend steeds vroolijker, en vergat bijna heelemaal dat hij toch eigenlijk een kind van Maria was, alleen des avonds vergat hij zijn Goede Moeder niet. Toen werd er in den Hemel een groote vergadering gehouden en alle Heiligen waren er van overtuigd, een ziel met vlekken kunnen wij bij O. L. Heer niet toelaten; alleen lijden maakt schoon die ziel van dien armen jongen. Er gebeurde een groot ongeluk. Kermen de word de jongeman onder de pitinnoo- pen gevonden, net leven mocht hij geluk kig behouden. Maar o hoe smartelijk was zijn lijden. Thuis bij zijn Moedor als de erge pijn wat minder werd, bedacht hij hoe zijn laatste jaren waren geweest- Maria hielp haar kind deze groote beproeving te dragen. De Priester die telkens de H. Com munie bracht, sprak veel met hem en daar hij wist, hoe vreeselijk hij het vagevuur vond, leerde hij hem zijn lijden geduldig dragen. Lang nog duurde zijn pijnen, maar toch kwam de dag dat alles wat hij gele den en gebeden had genoeg was om zijn ziel schoon te maken. En toen, toen werd zijn levenslange bede verhoord, hij behoefde niet naar 't vage vuur, maar z'n ziel steeg zoo maar op naar den schoonen Hemel. Mies v. Dijk. Waar woont 't geluk? Ja 't lag er zoo landelijk en schoon het buitengoed „Rozengaarde" van de familie Rijnders. En 't mocht met eerc den naam „Rozengaarde" dragen. Immers bijna het heele huis was begroeid met rozen, de tuin stond vol rozen tot zelfs de priëeltjes wa ren begroeid met rozen. Gedurende den zomer werd 'b bewoond door 'n schatrijke familie uit de stad waar dat buitengoed van was. Wat moeten die menschen gelukkig zijn, dachten: de menschen in dat dorp al! Maar zon men eens een kijkje bins nomen hebben, dan zou men wel lot, I gedachten gekomen zijn. In de tuit zat 'n vrouw te weenen. Ach, zuchi ik zou hem zoo graag als priestc mijn oudste zoon. Aan het andere van dc kamer zat de vader met zijn tienjarig zoontje. Neen, sprak de toornig en kwaad, er is geen denk] dat jij ooit priester wordt. Ik hej jongens en ik zal er nooit mijn toj raing voor geven dat er één priester Die malle praat is zeker door jé ni in je hoofd gepraat. Neen, sprak d( gen. Moeder, weet 'l pas sinds gisten heb t aan' haai- zelf voorgesteld. R je voor niks niet zoo'n opvoeding gev je allerhande scholen laten bezoeken als priester te zien. Neen, ik geef er mijn toestemming toe. Je moet later opvolger in de zaak worden. Neen' één van mijn kinderen sprak de vafl 1 hij stampte daarbij zoo hard met- zijn op den grond, dat de moeder verst opkeek. Haastig droogde zij haar ti1 af en verliet, de kamer. i 't Is veertien dagen later in dezelfc mor ligt 't veertienjarig zoontje zwaai Dc dokter zegt tegen Mijnheer en i vrouw uw zoontje kan onmogelijk met ter .worden, alleen O. L. Heer kan he Hij 't wil beter maken. Bid veel vrouw Mevrouw doet veel goede werken bidt veel, omdat God haar zoontje als 't Hem behaagt, betier zal maken Maar hij wordt maar nog niet gé In zijn koorts ijlt de jongen, och vader zou ik gelukkig zijn als ik priester Ach vader, laat me toch priester woi geef me toch uw toestemming! Nu de vader eiken dag 't zelfde 1 begint hij er ernstig over na te denke hij hield zielsveel van zijn oudsten hij zou voor geen geld van de wereld len, dat hij stierf. Alleen God kan genezen, had de "dokter gezegd, bidt Maar hij kan niet .meer bidden. Hij al in geen jaren 'n kerk- bezocht zijn godsdienstplichten waargenomen, jongen wordt eiken dag minder: hij. niet lang meer maken, zegt de d< h oofdsohuddend De vader is wanhopig. Hij luister naar Gods genade, valt voor het 1 beeld neer en bidt: „O, Jezus, als Gij zoontje beter maakt, dan mag hij pri worden cn dan zal ik ook mijn godsdi plichten weer vervullen"! Den volgenden morgen komt de d< en zijn gezicht klaart 6p, hij zegt "t is zoo erg meer. Na 'n paar dagen zeg dokter weer: „Het ergste is niet mei vreezen, O. L. Heer heeft hem betel maakt, want menschenhanden hadden onmogelijk beter kunnen maken. Na weken of een maand kan hij weer buiten gaan zegt de dokter. De vader vergeet ook zijn gelofte hij vervult weder zijn Godsdienstpli en over twee maanden zal de jongen het Seminarie vertrekken. De jongen dol gelukkig ma-ar de vader en de mc niet minder. De vader heeft weer :t geluk des levens gesmaakt nu hij naar dc kerk gaat. j Twaalf jaren later droeg de zoon Eerste H. Mis op in zijn geboortedorp kerk was geheel gevuld met geloovigen priester zijn vader en moeder waren eersten die uit zijn handen de H. Oor nie ontvingen. De vader weende van g hij zeide. al willen al mijn zeven an zonen priester worden, ik zou men erf lukkig gevoelen. yi Een jaar daarna gingen .er weer i jongens voor priester studeeren maar werdén nu missiepriester. De vader had nu begrepen waar hel luk woonl nl. niet in rijkdom maar in braaf godvruchtig leven. Josina Hazendoï 'rr Sneeuwongeiuk. '*t Had dik gesneeuwd, 't Was nu pret voor de kinderen. Ze maakten bi en gooiden sneeuwballen, dat het een was. Zoo stond cr 'n troepje jongens snf ballen te gooien. Elke voorbijganger i er een. Er kwam ook een klein, meisje de jongens gooiden, 't Kind wou den ontglippen en gleed uit. Ze kwam opl hoofd terecht; 't Bloed gutste er uit reel stonden er 'n heeleboel menschei heen. Ze droegen het kind een huis bï want ze kon niet loopen. Ze had sol baar d'r beenen gebroken. Dat bleek 1 ook, want toen 'n dokter d'r beenen oiv zocht, zei hij, dat haar beide beenen broken waren. Men vroeg hoe ze hef Mientje Borkel zei ze. Mientjè werd i het ziekenhuis vervoerd waar ze liefdf bij zusters werd opgenomen. Onder schen waren enkele jongens naar de 3 der van Mientje gegaan. Was 'n w> we; haar man was 'n paar jaar geleden s tor ven. En ze verdiende met naaien kost. De jongens vertelden, hoe zij snee ballen gooiden cn hoe ze naar Mie) gooiden. En dat ze uitgleed en haar 1 rien brak, en naar het ziekenhuis verve was. De moedor barstte in tranen uit, 1 eenigste wat ze had was haar Mientje nou lag. ze in het ziekenhuis. De vrouw niet tot bedaren te brengen. Do jongens waren heel bedroefd, o wat ze vrouw Borkel hadden aangedf en ze bespraken dat zij samen, alle on) ten, die Mientje in 'f ziekenhuis fco zouden betalen. De wonde in 't hoofd was niet erg .weest, en wat gauw genezen. Dc jongens bezochten Mientje ht iederen dag. En brachten haar dan kleinigheidje of 'n ruikertje bloemen.' was nu hun vriendinnetje. Na heel lang in het ziekenhuis gelf te hebben mocht. Mientje er eindelijk wat was ze blij. D'r beenen waren gelul recht aangegroeid. En toen ze voor eerst weer wandelen mocht, liep ze schen Moeder en de jongens. Nadert zag men Mientje altijd met. de jon! naar school gaan. Ze was hun zeer ds baar. Als er weer sneeuw was, gooide» jongens nooit meer naar kleine met maar wel naar flinke stevige jongen?- I Annie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 14