VOOR ONZE KINDEREN
CORRESPONDENTIE.
T o o s j e Boonck.-i in p. S t imp-
w ij k. Ik kan me best begrijpen Toosjc,
dat je danig in je knollentuin was, toen
buurvrouw ze:, dat je den» eersten prijs
had. Heb is een mooi stel paarden hé!
Zorg maar. dat ze niet wc-loopen. Dag
Toosje! Jij doel natuurlijk den volgen-t
den keer mee. Groot ook vader, moeder,
zusje en de broertjes van mc
Martic n Hek k o r, W arui ond.
Vast en zeker mag jij een verhaaltje in
sturen! Hoe meer, hoe liever, zou ik zeg
gen. Er is nog plaats .aan <le red action eelt;
tafel. Ja, Marlden, piano spelen, zonder
te leeren, zal slecht gaan. Ik wacht jc ver
der© bijdragen af. Dag Martien!
Wim e li B o r M ui d or. Lei d e 11.
Zoo, hadden jullie zoo gelachen! Tic ge
loof liet heusch, vooral als men het te
vlug wilde lezen, werd liet allcrbespotte-
lijkst. Wel hoop ik, dat dat kleine mannek©
wat beter schrijven leert, nu zag 't er alles
behalve mooi uil. En nu moet ik een
speciaal Avoordjc zeggen tegen Mien. Wat
doet mo dat spijt dat ik Piet vergeten liad!
Ik begrijp het niet: ik vergoot anders nie
mand. En het versje MientjeWordt dc
volgende week geplaatst. Maak nog eens
wat!
Ada v. d. Berg, L c id e 11. Flink
zoo Ada! Jouw opstel vindt dc volgende
week een plaats. E11 nu ik gezien licb, dat
jij dat zoo goed kiint, hoop ik jc vaker te
zien. Begin aan iets nieuws! Dag Ada!
Die li teresje. Waar komt ons
Dichteresjc vandaan? Wie is zij? Ik weet
het niet. Zij was vast, zoo met haar versje
bezig, dat zij vergat haar naam te melden
en de plaats, waar zij woont. Wil ik eens
laten hooren, hoe zij dichten kan. Daar
begint ze:
Heerlijk vooruitzicht.
Zeg morgen, is moeder jarig,
Wat zal dat "n feest zijn, zin
Wij wekken haar in de vroegte
En geven haar zachtjes een kus.
F.n als ze haar oogen dan opent,
En ziet ons opeens allo twee,
Dan roepen wc vroolijk en blijde
Lang leve ons moesje, hoezee!
Van Jt leven wordt vadertje wakker,
E11 dan zus, begint pas dc pret:
We geven ook him dan een zoentje,
En springen wip op het bed!
Wat zal ons liel" rnoedertjo lachen,
Als zij dan ons liedekc hoort,
Zeg, ken je 't nog goed kleine zusje,
Zoodal geen valsch toontje 'fc verstoort!
O, morgen is Moedertje jarig,
Wat zal dat een focsb zijn, hé zus!
Wij wekken haar heel in de vroegte,
- ecil ]cusi
Dichteresjc!
getogen nog dan anders, en de aanwezigen
waaronder dokter Dozous waren getuigen
van een feit dat voor ons gewone men-
schen bijna niet. te begrijpen is.
Bernadette was nl. ncdcrgcknicld voor
de grot in de linkerhand had zij een rozen-
krans, waaraan zij met veel vuur bad en
in de rechterhand had zij een zware ge
wijde brandende kaars.
„Op het oogenblik, dat zij op de knieën,
als naar gewoonte naar do grot klom, zoo
vertelde Dokter Dozous, bleef zij plotsc-
liug stilstaan, en bracht haar rechterhand
naar do linker, zoodat dc vlam der kaars
tusschen do uitgespreide vingers, deze
hand branden moest. Toeli scheen de vlam
hare huid volstrekt niet te hinderen. „Dat
verwonderde mij terecht Cn ik belette, dat-
iemand haar er attent op maakte. En zoo
was ik ccn kwartier lang getuige van dit
wonderlijke feit.
„Nu klom heb meisje, nog altijd in ver
rukking, de Grot liooger op 011 deed door
dat zij haar handen van elkaar hield dc
werking van de vlam eindigen.
Toen dc verrukking geëindigd was, wil
de Bernadctte dc grot verlaten. Ik hield
haar tegen en verzocht haar dc linker
hand te laten zien. En 11a een nauwkeurig
onderzoek bevond ik dal dc kaarsvlam
haar volstrekt ongehinderd had gelaten.
Nu vroeg ik aan den persoon, die dc
kaars had aangenomen deze opnieuw aan
tc steken en mij te geven. Verscheidene
malen Iiield ik dc vlam der kaars onder
den linkerhand van Bernadettc die zo da
delijk wegtrok, zeggende: „Gij brandt'
mij!''
'„Ik verhaal het feit, zooajs ik en velen
het gezien hebben die bij mij waren."
„Ik bevestig het, maar ik verklaar het
niet".
Zoo ziet gij mijne lezers, dat zelfs een
vermaarde dokter dit wondervolle feit niet
verklaren kon. Moesten wij onze handen
slechts één oogenblik in een vlam houden,
wij zouden het uitgillen van pijn, terwijl
Bernadette zulks een kwartier deed zon
der het te merken. Wij moeten hier een
wonder Gods aannemen.
Jaren zijn verstreken, en nog altijd heeft
de familie Oppenheim geen teeken van le
ven van hun zoon gezien.
Was hij dood? Waar bevond hij zich?
Ze weten het niet en hopen maar stil. dat
hun zoon eindelijk zal terug komen. Mis
schien heeft hij geluk gehad, en kan hij
zijn vader er weer bovenop helpen. Zc
wachten en hopen. En dat was niet tever
geefs. Op zekeren dag bracht, dc post een
brief, van hun zoon. Zenuwachtig brak
de heer Oppenheim hem open en las hem
vlug door. Een glans van vreugde kwam op
zijn gelaat en hij riep: „Vrouw we zijn ge
red Onze zoon komt terug als een zeer
rijk man, a.s. Donderdag komt hij
Het was een drukte van belang bij dc
Oppenheiiners. Frits en Jan waren dan ge
komen. En hartelijk, roerend, was liet
weerzien geweest.
Dc moeder kon haar zoon niet moer te
rug, hij was nu een volslagen man gewor
den.
Eu toen zij 's avonds te samen bijeen
zaten en Jan en Frits verleiden van hun
reizen, zei Frits tol zijn ouders:
„En nu gaat gij beiden 'buiten de stad
in een mooi villaatje woüen, wij zullen voor
U beiden zorgen, nietwaar Jan? Wc zijn
niet tevergeefs naar de goudvelden ge
weest."
Deze mooie belofte werd met een harte
lijk applaus begroet.
En met een dronk op beide avonturiers
werd de Avond besloten.
Tot mijn groor genoegen kan ik alle
trouwe lezers en lezeresjes van „Ons Hoek
je" mededeelen, dat we de volgende week
beginnen met een reeks bijdragen van Jo-
han dc Graaf, den schrijver van zoovele ar
tikeltjes die ons allen boeiden en door al
len „mooi" werden be\onden. Hij zal
schrijven en u vertellen °ver „De konij
nen; de mieren, de bijen, dc duiven enz.
Leest, wat hij schrijft. Zijn art. zijn even
welverzorgd als leerzaam. (Bij voorbaat
mijn dank. Johan).
OOM WIM.
De betooverde Stier.
Naverteld door Bernard van Dieren.
II. Slot,
En geven haar zachtjes
Wat dunkt u? Is dat mooi of niet? Of
zou ze het soms zelf niet gemaakt hebben,
waarom ze haar naam niet durft tc zeggen
Ik kan het haast niet gclooven!
Pietje de Prater."Leiden.
Hei gaat hoe langer hoe beter! Eerst een
verhaaltje, nu een versje. En straks beide!
Dat zou pas echt zijn! Dat groote verhaal
verwacht ik nog. Maak ook veel groeten
aan groote Broer, vader cn moeder. Wil
je? Het versje vind ik zoo leuk, dat ik het
onmiddellijk laat plaatsen, als voorbeeld
voor do andere Neefjes, die bet niet aan
durven, om ook iets tc maken. Nu dan!
Daar komt Pietje dc Prater, die het wel
kan.
Qns slagertje.
Daar Avas 'ns n slagertje.
Die had n groote koe:
Hij sloeg ze op 'r ruggetje
Toen zei dc koe: boe! boe!
Hij trok 'r aan d'r slarclje.
Toen werd ons koetje kwaad.
Ze nam 'm op 'r horentjes,
En gooide hem op straat.
Hij kwam daar in 't zand terecht,
Was er anders vast geweest!
Hij had nu dit uit geleerd,
Plaag toch maar nooit- 'n beest.
Pietje de Prater.
Heb ik tc veel gezegd? Dat versje is.,
mooi! En we rekenen op meer. Dag
Pietje.
Gerard cn T h c o Gr ii n >1 e 111 a n 11,
L e i d e 11. Ik was heel blij jullie te
zien. Dc volgende week koin ik eens aan;
dan lean ik dat leuke zusje Annie, waar jc
zoo lekker mee spelen kunt, ook eens zien,
hé Theo. Ik dank jullie ook wel voor har
telijke wcnschcn op mijn verjaardag ook
van vader en moeder ontvangen. Veel
croctjcs aan alle huisgcnoolen. Bucccs
Hiermee wil ik het voor vandaag laten.
Dc volgende vrek ga ik door met het be
antwoorden der brieven. Wie wat tc vra
gen heeft, vrage!
Jullie liefhebbende
Oom Wim.
„BERNADETTE".
door L v. Zandw ijk Jr.
xviii.
Woensdag voor 1';,
Onbevlekte Maagd
Bernadette leek hij
1 Luik.)
erscheen
"de maal.
eer meer i
De laatste verschijning, het was den
achttienden, had. plaats op 16 Juli.
Op den H. Sacramentsdag had Berna
dettc haar eerste H. Communie gedaan en
met het feest van O. L. Vrouw van den
berg Carmel ging zij ten derde ma-lc- ter
H. Tafel.
Tegen den avond hoorde zij een Hernel-
sche stem die haar naar Massabiela riep.
Doch de grot was met een planken
schutting afgesloten. Maar Bernadette en
hare gezellinnen knielden aan den kant
der Gave neder, vlak tegenover de holte
van Massabiela.
Nauwelijks was zij nedergeknield of zij
viel in geestverrukking en riep vol blijd
schap uit: „Ja, ja, daar is Zij!" Zij groet
ons, Zij lacht ons over de omheining toe."
Dat was het vaarwel der Onbevlekte
Maagd, doch de goede Moeder wilde haar
Kind niet bedroeven en zei haar niet, dat
zij Haar slechts zou terugzien in den He
mel. Gedurende deze verschijning was dc
glimlach niet van Haar gelaat gew eken en
Haar vertrouwelinge smaakte een liernel-
schc vreugde.
Eindelijk bij zonsondergang wierp zij op
Bernadette een laatsten blik van tecderc
liefde en verdween.
(Wordt vervolgd).
Frits Oppenheim.
Een oorspronkelijk verhaal
voor de Grooten.
door
Johan de Graaf.
IX. (Slot).
..Wolven!" mompelde Frits.
Steeds nader kwam het gehuil, spook
achtig vermengd met het snerpend gehuil
dor sneeuwstorm, .Zo komen hierheen",
zei Frits. Dat kon wel eens gevaarlijk
worden."
„Waarom?" vroeg Jan.
..Ben jij cv zeker van dat de wolven niet
in den stal kannen komen Door dat gat in
dc eene zijwand, welke voor vcrsche lucht
moet zorgen komen zo met gemak.
Opnieuw klonk het spookachtig gehuil,
nu was het zeer nabij en van alle richtin
gen hoorde men het. De paarden in den
stal begonnen onrustig te hinniken, en te
gen do zijschotten te slaan.
„We zullen liet gat af moeten gaan slui-
ten", zei Jan. „Ga mee." Zij sloegen hun 1
lielsmantcls om en wapenden zich ge
ducht.
Daarna slopen zij zachtjes naar buiten.
De sneeuw vloog hun om dc oorën, en
verblindden hen.Zr- wilden nel naar den stal
loopen toen zij z.ich omringd zagen door
een troep huilende wolven. De twee groo
te honden die naast hen liepen basten
woedend. In een oogenblik hadden Jan en
Frits hun revolvers genomen en vuurden
dezen in het wilde weg op den troep. Het
was een ontzettend lawaai. Met. de kolven
hunner geweren beukten ze op de naar vo
ren dringende wolven in. Dc honden boten
als dollen van zich af en doodden menige
v'olf. Eindelijk hield het handje vol wol
ven het niet meer uit. Order een ijselijk
gehuil namen zij de vlucht, talrijke dooden
achterlatend. Vermoeid en met gescheurde
kleederen keerden dc vrienden in hun hut
terug. Ieder had enkele wond en opgcloo-
pen en een der honden had zelfs een poot
gebroken. Frits nam hem voorzichtig op 011
legde hem in de hut waar hij hem ver
bond. De volgende dagen werden v eer met
het goud zoeken en het zuiveren daarvan
doorgebracht. Zoo zoetjes aan werd het
weer lente cn met haar keerde dc milde
natuur terug welke de vrienden in staat
stellden hun wc-rk onafgebroken voort te
zetten.
Ook het jagen en visschcn werd druk
door hen uitgeoefend.
Nu kou zij de ganzen zien hoeden, en dc
mooie hanen en hennen zien voederen,
waarop de koningin zoo trotsch was. Wat
scheelt er aan, Rika? zei dc prinses, over
't hek leunend. Hebben de ratten de kui
kens opgegeten, of heeft uw moeder u be
knord, omdat ge eieren hebt gebroken.
„Geen van beide, prinses", zei 't meisje
tusschen haar snikken door. „Do kuikens
worden nooit opgegeten, en mijn moeder
beknort mij zelden^ Ik heb grootcr ver
driet-, uiaa-r ik durf 't u niet te vertellen,
aan u veel minder dan aan iemand an
ders". En de gouvernante der prinses, die
er juist- aankwam, zag er weder verschrikt
en onrustig uit-. Prinses zei ze, wat- is dat
voor een gewoonte 0111 met al die dwaze
meisjes te praten? Ga- dadelijk metmij
naar 'fc paleis terug! Ik heb vroeger wel
meer met Rika gepraat, zei dc prinses
zacht, en men heeft mij daarover nooit be
knord, en ik heb haar heel mijn leven ge
kend.
Dc gouvernante gebood wederom de
prinses spoedig naar het kasteel terug te
keeren. Ze begreep niets van al dat ge
heimzinnigs en betreurde het, dat niemand
het haar wilde vertellen. Den anderen
morgen wilde zij weer eens haar mooie
witte kleedje met goud geborduurd aan
doen, maar tot haar schrik was het ver
dwenen. Ook was haar geboden op haar
kamer te blijven. Zelfs de gordijnen moest
ze gesloten 'houden. Tegen den middag
hoorde zij verwarde geluiden. Ze kon
haar nieuwsgierigheid niet langer be
dwingen, en trok dc gordijnen op zij om te
zien wat er aan de hand was.
In den hof stond het vol inenschen, sol
daten tc paard stonden er om de muren
geschaard, en op het bordes van het paleis
stonden de koning en dc koningin naar
een vreemd voorwerp te kijken. Toen zij
geed zag, was het- een grooten stier en had
een jong meisje op zijn rug, waarnaar de
prinses met verbazing keek. Zij dacht eerst
dat ze het zelf was, en dat zij droomde.
Het meisje had het- witte geborduurde
kleedje aan, zij kon haar gezicht niet zien,
want het was met- een sluier bedekt. Toen
gaf de stier een ruk, het meisje hield zich
aan zij horens vast om niet tc vallen en
in ijlende vaart rende hij voort. Een luide
kreet half van vrees, half van vreugde ont
snapte het volk toen men hem zag ver
trekken. Op dit oogenblik hoorde dc
prinses iemand haar kamer naderen. Zc
liet de gordijnen vallen, en zat met haar
ballen te spelen, alsof ze niets gezien had.
Ze sprak er met niemand een woord over.
Dien avond werd zij bij liaari ouders geroe
pen, die Tiaar met liefkozingen overlaad
den.
Verscheidene dagen verliepen rustig,
maar dc prinses -dacht veel 11a. Op zekeren
avond toen zij bij haar moeder zat, trad
de koning in dc grootste ontsteltenis het-
vertrek binnen. Het was donker, dus zag
lijj de prinses niet. De proef is al weder
mislukt, riep hij uit. Het monster laat zich
niet- bedriegen. Hij zweert- dat er geen
eind aan zijn verwoestingen zal komen,
zoolang men hem de ware prinses niet
geeft. Hij is weer teruggekomen woeden
der dan ooit. ontworteld de boomen, ver
woest de huizen en akkers, en verspreidt
doodschrik door liet land. Wal moet er
gedaan worden' Hei volk zegt. dat het
niet langer tc - gen is.
Rika werd ver weg, gekneusd cn bloe
dend, op den weg gevonden.
Dc koningin had den koning in de rede
Aviilen vallen, maar hij was te zeer ont
steld om op haar wenken tc letton. Nu
wist dc prinse - genoeg. Zij sprong van
liaar stoel op cn trad nader. Toen de ko
ning haar zag, hief hij zijn handen wanho
pend omlnfog, maar de prinses zei be
daard Vader ge moet mij alles zeggen. E11
dit deden zij. Weken lang had het monster
dat zij in hel- hof gezien had. hel land met
schrik vervuld. Hij was plotseling gekomen
uit een afgelegen deel van het koninkrijk,
uit het land aan gene zijde van dc zee,
Norrowa genaamd, dat hij verwoest had,
want ofschoon hij niemand doodde of ver
slond. rukte hij de boomen uit, vertrapte
den oogst, en verschrikte een ieder, die
hem in den weg trad. En toen men ver
zocht genadig te willen zijn, en naar zijn
land terug te keeren, brulde hij. dab hij
ieder met vrede- zou laten, als dc koning
hem zijn dochter gal En zijn stem geleek
op die van een mensch cn tegelijk op het
geloei van een os. Dc prinses besloot mee
te gaan. Toen ging zij op den stier zijn
rug zitten on vloog Aveg, niemand wist
waarheen. Zij waren al een dag op Aveg,
toen de prinses in slaap viel, en toen zij
ontwaakte was zij in een prachtig kasteel,
alles Avas er nog veel mooier en schooner
als bij haar thuis. Toen kwam er een oude
vrouw naar haar toe en vertelde, dat er
groot feest- gevierd zou worden, daar zij
door met den stier mee te gaan hem vai
zijn vermomming af geholpen had, Avant
het Avas een betoverde prins.
De prinses stond op 0111 dc oude vrouw
te volgen. D'e gouden ballen die ze altijd
bij zich droeg had ze van huis meegeno
men. Er waren nog drie prinsessen uitge-
nocdigd, die ook zulke mooie gouden bal
len hadden. Wie het behendigste er mee
om zou gaan, zou de bruid van den prins
worden. Nu nam zij aan :t venster plaats
zooals de oude vrouw gezegd had. Zij zag
neer in dc groote zaal die prachtig ver
sierd en met toeschouwers gevuld Avas.
Plotseling liet zich trompetgeschal hoo
ren, cn de prins aroor wien al die toebe
reidselen gemaakt waren trad binnen.
Even later de prinsessen, die de proef met
dc ballen moesten doorstaan.
De prins boog diep maar geen lach ver
helderde zijn ernstig gezicht. Er moet er
toch nog een komen zei hij, maar niemand
Avist daarvan. Dc proef met de ballen be
gon, maar geen van drieën konden met de
ballen behendig omgaan. De prinses die
gezien had dat de pogingen der drie prin
sessen mislukten, Avas toen op aanraden
van de oude vrouw naar voren gegaan. Zij
haastte zich door de menigte, die plaats
voor haar maakte, en terwijl zij A-oort liep
wierp zij haar gouden ballen in de hoogte.
Toen nam zij de plaats in waar de drie
andere prinsessen gestaan hadden, en was
zoo Behendig met do ballen, alsof onzicht
bare koorden ze vast hielden. Dc prins zag
in haar zijn bruid. Toen was alle .verdriet
a-crgeten. Zij reisden spoedig naar haar
ouders waar ze met groote a-reugde ont
vangen Averden. De bruiloft werd spoedig
gevierd en zo leefden nog a'ele jaren geluk
kig en tevreden.
Hondentrouw.
;t. Was een arm zwart hondje. Bibberend
zat hij in een hoekje van het portiek. Men
had liem op straat gegooid en nu nam hij
zijn toeA'lucht in het portiek, 'fc Sneeuwde
hard, en de mensehen holden voorbij. Nie
mand had oog op het kleine zwarte hond
je. Juist, kwam daar Theo voorbij. De tasch
onder den arm, een vroolijk liedje fluitend
stapte ie voorbij. Juist viel zijn oog op
het hondje. „Arm diertje", stamelt hij, cn
het diertje staart- liem medelijdend aan. En
Theo doet hetzelfde. Wat zal hij doen. Het
diertje medenemen. Maar dan krijgt ic ru
zie met moeder die liad het heclemaal
niet op honden. Die maken maar vuile
pooten in dc kanier. Doch hij zal liet maar
probeeren, als het niet mag, zal hij avcI
verder zien. Hij pakt het diertje voor
zichtig beet en doefc het onder zijn jas en
gaat naar huis. Moeder verschrikt haar
jongen om bij half tien thuis te zien.
„Maar Theo, wat is er gebeurd, moet je
dan niet naar school?" „Nee, moe een
hondjeDirect ha-alt hij het onder zijn
jas' A-andaan ter bevestiging zijner Avoor-
dcn. „Wat zegt moeder, daarvoor niet
naar school, Aoor zoo'n vieze hond, nee
maar; breng hem maar waar je hem A-an
daan gehaald hebt!" „Moeder"., stamelt
hij en do tranen sprongen hem in de
oogen: „Moeder moet ie weer in de kou.
Moeder Averd door het gezicht van haar
jongen beAvogen, en ze stemde toe: „Voor
uit dan, we zullen zien Avat vader zegt.
Theo's gezicht veranderde van blijdschap.
Hij zette zijn hondje neer cn vloog z'n
moeder om de hals.
Direct vloög hij naar den zolder cn
•kwam terug met een ronde mand. Hij nam
wat kleedjes en lei die in de mand. Hij
nam het hondje en deed ook dezen erin.
Voor melk en brood zou moeder zorgen.
„Ga- jij nou maar gauAV naar school en
Theo AA:as reeds aveg. 's Middags was ic al
vroeg uit school eerder dan anders.
Vader vond het goed en zei dat het zelfs
een goed ras was. En het hondje groeide
op. Hij bracht Theo naar school cn liaa-ldo
hem. Altijd Avaren ze bij elkaar. Zc F
den nu bij elkaar als de eene vriend bij dc
andere. En zoo kwam dc zomer, de herfst
en daar was reeds de Avintcr.
't SneeuAvde flink cn het vroor dat het
kraakte.
Voor schooltijd hadden dc jongens het-
druk want het was Woensdag en vanmid-
dag hadden zc vrij.
Theo had afgesproken met Pini Verhaar
vanmiddag te gaan schaatsen. Na het
eten ging hij naai- z'n vriend gevolgd door
C'astor, zijn hond. Pirn's vader vond het ijs
nog te zwak en liet z'n zoon niet gaan.
Th?o ging alleen. Aan de vaart gekomen
a\-as er een bont gekriebel op het ijs. „Nu",
sprak Theo in z'11 eigen „Verhaar kan zeg
gen wat hij wil. Als het ijs zwak Avas zou
den er gerust niet zooaccI rijders op zijn".
Tl,"o deed z'n schaatsen aan, terwijl Cas
tor er a erwonderd naar koek. Theo reed
dat het een lieve lust was. C'astor liep
hem hijgend achterna. Nu cn dan ging
Theo aan den kant zitten 0111 het dier niet
.-tl te Acrmocid ic maken. Dan streelde hij
z'n hond en dacht hoe bij hem als klein
diertje verleden jaar uit het portiek ge
nomen had,
Theo reed door. altijd maar door, lot hij
op het laatst buiten de mcnschcndronimcn
ijs. Dan bomt hij weer boven en klemt z'n
handen stijf aan de uiteinden ijs die tel
kens afbrokkelen. Heesch schreeuwde hij
om hulp en om z'n moedertje. Maar de
goede vrouw was wel een half uur van
hem wijderd. Eindelijk slaagde hij or
in door dc Tulp van C'astor boven te ko
men. Uitgeput zijgt de arme jongen nepr
in het gras. Het Avater be\-riest aan zijn
kleeren. Dan sluit hij dc oogen. Hij is be
wusteloos. C'astor likt zijn gezicht nog
warm. Doch dan neemt dc hond een kort
besluit-. Hij rent weg, springt over de
slooten en heggen. Loopt over dc bevroren
vaarten, niets Aveerhoudl hem. Binnen en-
kelo minuten is hij thuis, krabd aan de
deur en vliegt naar binnen en gpringfc on
der luid geblaf tegen de vrouw aan. Deze
begrijpt terstond wat er gebeurd is, want
Theo was allang over zijn tijd. Zo roept
haar man. Deze gaat mot den hond mee
en volgt liem overal. Na een half uur van
flink loopen is hij bij zijn zoon. Welk een
ontsteltenis. Hij neemt z'n jas, doet de bo-,
venkleeren van Theo uit en doefc hem deze
aan. Ware hij een kwartier later geweest,
dan Avas z'11 zoon Avegens dc lievige koude
gestorven. Hij nam hem mee naar huis, cn
legde liem te bed. Ze bgdaaikten God voor
zijn redding. En Castor had voortaan het
beste plaatsje in huis. Want aam hem Avas
liet tc danken dat zij hun zoon nog had
den.
Adriaan Cornelissen.
Pim en Pam.
Pirn en Pam waren '11 paar kabouters,
"t Waren aardige kleintjes! Zij Avoonden
in een dorp Avaar ook een gierige boer
woonde. Als Pim en Pam aan de deur
kivameii en vroegen om een aalmoes, zei
dc boer: jc- krijgt niets! Dan maakten
Pim en Pam dan ze Aveg kwamen. Want
als de boer ze te pakken had, Avaren ze
er nog niet goed af. Op een goeden keer
kwamen zc Aveer aan de deur en vroegen:
„Meneer krijgen wij astublieft een beetje
eten.". „Nee," bromde de boer. „kom je
nou alweer?" en hij gaf ze allebei een
klap om de ooren en zei nou moet je het
niet meer probeeren om te komen, hoor,
leelijke rakkers, anders ga ik naar de poli
tie!" Huilend liepen Pim en Pam Aveg.
Even keerden ze zich nog om en riepen.
Dat zullen wij jc betaald zetten!
s Nachts, toen de boer en de wouw slie
pen gingen Pim en Pam vlug naar de stal
om de koeien los te maken. De man en de
A-rouw werden wakker en wisten niet Avat ze
hoorden. Zc liepen gauw niet een lantaarn
naar buiten en hoorden de koeien te
keer gaan. De A-rouw riep: ..Man, ga gauw
naar den stal toe; hoor die koeien eens te
keer gaan!" Dc boer ging gauw en zag
daar een koe dood liggen. Hij sleepte ze
gauw Aveg en bracht ze in een schuur.
Ze probeerden weer te slapen.
Den volgenden morgen vertelde ze het
overal in liet dorpi Dc vrouw ging naar dc
politie, ze belde aan. D'e vtouav A-an den
polifcieagenefc kwam Aroor. Zc vroeg: Avio
bent u". Ik ben Juffrcuw Bergman, ant
woordde ze. Is de politie thuis?". „Neen,
Juffrouw," antwoordde ze, „ik geloof, dat
ie bij de Burgemeester is, 0p hot gemeen
tehuis. Zal ik daar dan maar naar toe
gaan. Ja, dat is 'fc beste, Ava-s het ant
woord. Juffrouw Bergman ging Aveg. Na
een paar minuten was ze bij den "burge
meester. Deze zei: Ga maar mee naar dc
spreekkamer en neem een stoel. Toen
nam de burgemeester een boekje om alles
op te schrijven. Nu kan u beginnen, zei de
burgemeester, zoo begon ze: Meneer bur
gemeester. Er liepen een paar jongens op
de straat. Ze kwamen aan dc deur cn
vroegen eerst, om Avat eten. Toen zei mijn
man: Je krijgt geen eten. Na een paar da
gen kwamen ze weer en \-roegen om een
cent. Toen Averd mijn man kwaad en gaf
zo allebei een klap om de ooren. Ze liepen
huilend Aveg en riepen nog dafc zal ik je
betaald zetten, 's Avonds gingen wij naar
bed en sliepen gauw. Toen hoorden wij
zoo'n herrie dat Avij er uit moesten. Ik stak
gauw een lamp aan en nam hem mee naar
buiten. Mijn man liep de lieelc Averf rond.
Toen riep ik: Kom toch, kijk die koe eens
gek doen. De koe viel dood neer. Toen
sleepte hij zc uit dc schuur. Juffrouw Berg
man zei: Ik denk. dat die jongens het ge
daan hebben. Dc burgemeester liet de juf
frouw vertrekken en beloofde het te laten
Aveten. Ava-nneer de jongens gevangen Ava
ren genomen.
Een paar weken daarna lcwaui dc bood
schap of Bergman kwam kijken of zc 't wa
ren. De boer ging mee cn herkende zc da
delijk. Zc gingen a-oor vier Aveken dc ge
vangenis in al hadden zc dan ook part
noch deel aan den dood van de koe van
den boer. Zc hadden alleen de koeien los
gemaakt. Toch kwamen zc later nooit
meer in dc buurt van dien gierigen maft,
zooals te begrijpen is.
Johanna.
De kleine Nellie.
was.
Fluks
alleen.
tic hem.
Doch
iced hij door de polders geheel
neen toch niet Cast
Krak gaal het
zakt door het
Heel diep in een bosch Avnondc een oude
vrouw. Zc Avoonde alleen met haar klein
kind. Deze Avas al vroeg Avces geworden. De
kleine Nellie, zoo heette het meisje, hield
veel a-an haar grootmoeder. Ze Avas nu ne
gen jaar oud en bij haar grootmoeder. Heel
dikwijls gebeurde liet dat de kleine Nellie
Aoor haar grootmoeder alleen naar liet
dorp moest, hetwelk eer. half uur van huis
was. op een guren namiddag zei groot moe
der: ik gevoel mij niet w-el, ga spoedig
naar liet dorp en haal voor mij ^cn drankje
bij den dok: r. Het kleine meisje gehoor
zaamde direct. Zij had nauwelijks een
kwartier geloopen cf hoorde achter zich
een a-recselijk laAvaai. Toen zij zich. om
keerde, zag zij tot haar grooten schrik. J. >t
er twee wolven aan kv. ..wen 1<" pen. Hel
kind Avisfc niet, waar zij zicli zou verbevgvn,
Avant dc wolven liepen zoo liasd, dal zij de
kleine Nellie niet eens bemerkte en haar
zelfs in hun volle vaart omverliepen. Het
kind kon na iv cliik sopstaan en zi< huilde
vreesèlijk. Gelukkig voor haar. had zji zich
niet erg bezeerd. Juist kwam daar een heer
voorbij met een fiets. Die nam haar mcc cn
rgezel- j zoo was i j gelukkig weer spoedig .bij haa r
grootmoeder. Maar nooit meor durfde zij
neer alleen naar hel dom.