VOOR ONZE KINDEREN CORRESPONDENTIE. T o o s j e Boonck.-i in p. S t imp- w ij k. Ik kan me best begrijpen Toosjc, dat je danig in je knollentuin was, toen buurvrouw ze:, dat je den» eersten prijs had. Heb is een mooi stel paarden hé! Zorg maar. dat ze niet wc-loopen. Dag Toosje! Jij doel natuurlijk den volgen-t den keer mee. Groot ook vader, moeder, zusje en de broertjes van mc Martic n Hek k o r, W arui ond. Vast en zeker mag jij een verhaaltje in sturen! Hoe meer, hoe liever, zou ik zeg gen. Er is nog plaats .aan <le red action eelt; tafel. Ja, Marlden, piano spelen, zonder te leeren, zal slecht gaan. Ik wacht jc ver der© bijdragen af. Dag Martien! Wim e li B o r M ui d or. Lei d e 11. Zoo, hadden jullie zoo gelachen! Tic ge loof liet heusch, vooral als men het te vlug wilde lezen, werd liet allcrbespotte- lijkst. Wel hoop ik, dat dat kleine mannek© wat beter schrijven leert, nu zag 't er alles behalve mooi uil. En nu moet ik een speciaal Avoordjc zeggen tegen Mien. Wat doet mo dat spijt dat ik Piet vergeten liad! Ik begrijp het niet: ik vergoot anders nie mand. En het versje MientjeWordt dc volgende week geplaatst. Maak nog eens wat! Ada v. d. Berg, L c id e 11. Flink zoo Ada! Jouw opstel vindt dc volgende week een plaats. E11 nu ik gezien licb, dat jij dat zoo goed kiint, hoop ik jc vaker te zien. Begin aan iets nieuws! Dag Ada! Die li teresje. Waar komt ons Dichteresjc vandaan? Wie is zij? Ik weet het niet. Zij was vast, zoo met haar versje bezig, dat zij vergat haar naam te melden en de plaats, waar zij woont. Wil ik eens laten hooren, hoe zij dichten kan. Daar begint ze: Heerlijk vooruitzicht. Zeg morgen, is moeder jarig, Wat zal dat "n feest zijn, zin Wij wekken haar in de vroegte En geven haar zachtjes een kus. F.n als ze haar oogen dan opent, En ziet ons opeens allo twee, Dan roepen wc vroolijk en blijde Lang leve ons moesje, hoezee! Van Jt leven wordt vadertje wakker, E11 dan zus, begint pas dc pret: We geven ook him dan een zoentje, En springen wip op het bed! Wat zal ons liel" rnoedertjo lachen, Als zij dan ons liedekc hoort, Zeg, ken je 't nog goed kleine zusje, Zoodal geen valsch toontje 'fc verstoort! O, morgen is Moedertje jarig, Wat zal dat een focsb zijn, hé zus! Wij wekken haar heel in de vroegte, - ecil ]cusi Dichteresjc! getogen nog dan anders, en de aanwezigen waaronder dokter Dozous waren getuigen van een feit dat voor ons gewone men- schen bijna niet. te begrijpen is. Bernadette was nl. ncdcrgcknicld voor de grot in de linkerhand had zij een rozen- krans, waaraan zij met veel vuur bad en in de rechterhand had zij een zware ge wijde brandende kaars. „Op het oogenblik, dat zij op de knieën, als naar gewoonte naar do grot klom, zoo vertelde Dokter Dozous, bleef zij plotsc- liug stilstaan, en bracht haar rechterhand naar do linker, zoodat dc vlam der kaars tusschen do uitgespreide vingers, deze hand branden moest. Toeli scheen de vlam hare huid volstrekt niet te hinderen. „Dat verwonderde mij terecht Cn ik belette, dat- iemand haar er attent op maakte. En zoo was ik ccn kwartier lang getuige van dit wonderlijke feit. „Nu klom heb meisje, nog altijd in ver rukking, de Grot liooger op 011 deed door dat zij haar handen van elkaar hield dc werking van de vlam eindigen. Toen dc verrukking geëindigd was, wil de Bernadctte dc grot verlaten. Ik hield haar tegen en verzocht haar dc linker hand te laten zien. En 11a een nauwkeurig onderzoek bevond ik dal dc kaarsvlam haar volstrekt ongehinderd had gelaten. Nu vroeg ik aan den persoon, die dc kaars had aangenomen deze opnieuw aan tc steken en mij te geven. Verscheidene malen Iiield ik dc vlam der kaars onder den linkerhand van Bernadettc die zo da delijk wegtrok, zeggende: „Gij brandt' mij!'' '„Ik verhaal het feit, zooajs ik en velen het gezien hebben die bij mij waren." „Ik bevestig het, maar ik verklaar het niet". Zoo ziet gij mijne lezers, dat zelfs een vermaarde dokter dit wondervolle feit niet verklaren kon. Moesten wij onze handen slechts één oogenblik in een vlam houden, wij zouden het uitgillen van pijn, terwijl Bernadette zulks een kwartier deed zon der het te merken. Wij moeten hier een wonder Gods aannemen. Jaren zijn verstreken, en nog altijd heeft de familie Oppenheim geen teeken van le ven van hun zoon gezien. Was hij dood? Waar bevond hij zich? Ze weten het niet en hopen maar stil. dat hun zoon eindelijk zal terug komen. Mis schien heeft hij geluk gehad, en kan hij zijn vader er weer bovenop helpen. Zc wachten en hopen. En dat was niet tever geefs. Op zekeren dag bracht, dc post een brief, van hun zoon. Zenuwachtig brak de heer Oppenheim hem open en las hem vlug door. Een glans van vreugde kwam op zijn gelaat en hij riep: „Vrouw we zijn ge red Onze zoon komt terug als een zeer rijk man, a.s. Donderdag komt hij Het was een drukte van belang bij dc Oppenheiiners. Frits en Jan waren dan ge komen. En hartelijk, roerend, was liet weerzien geweest. Dc moeder kon haar zoon niet moer te rug, hij was nu een volslagen man gewor den. Eu toen zij 's avonds te samen bijeen zaten en Jan en Frits verleiden van hun reizen, zei Frits tol zijn ouders: „En nu gaat gij beiden 'buiten de stad in een mooi villaatje woüen, wij zullen voor U beiden zorgen, nietwaar Jan? Wc zijn niet tevergeefs naar de goudvelden ge weest." Deze mooie belofte werd met een harte lijk applaus begroet. En met een dronk op beide avonturiers werd de Avond besloten. Tot mijn groor genoegen kan ik alle trouwe lezers en lezeresjes van „Ons Hoek je" mededeelen, dat we de volgende week beginnen met een reeks bijdragen van Jo- han dc Graaf, den schrijver van zoovele ar tikeltjes die ons allen boeiden en door al len „mooi" werden be\onden. Hij zal schrijven en u vertellen °ver „De konij nen; de mieren, de bijen, dc duiven enz. Leest, wat hij schrijft. Zijn art. zijn even welverzorgd als leerzaam. (Bij voorbaat mijn dank. Johan). OOM WIM. De betooverde Stier. Naverteld door Bernard van Dieren. II. Slot, En geven haar zachtjes Wat dunkt u? Is dat mooi of niet? Of zou ze het soms zelf niet gemaakt hebben, waarom ze haar naam niet durft tc zeggen Ik kan het haast niet gclooven! Pietje de Prater."Leiden. Hei gaat hoe langer hoe beter! Eerst een verhaaltje, nu een versje. En straks beide! Dat zou pas echt zijn! Dat groote verhaal verwacht ik nog. Maak ook veel groeten aan groote Broer, vader cn moeder. Wil je? Het versje vind ik zoo leuk, dat ik het onmiddellijk laat plaatsen, als voorbeeld voor do andere Neefjes, die bet niet aan durven, om ook iets tc maken. Nu dan! Daar komt Pietje dc Prater, die het wel kan. Qns slagertje. Daar Avas 'ns n slagertje. Die had n groote koe: Hij sloeg ze op 'r ruggetje Toen zei dc koe: boe! boe! Hij trok 'r aan d'r slarclje. Toen werd ons koetje kwaad. Ze nam 'm op 'r horentjes, En gooide hem op straat. Hij kwam daar in 't zand terecht, Was er anders vast geweest! Hij had nu dit uit geleerd, Plaag toch maar nooit- 'n beest. Pietje de Prater. Heb ik tc veel gezegd? Dat versje is., mooi! En we rekenen op meer. Dag Pietje. Gerard cn T h c o Gr ii n >1 e 111 a n 11, L e i d e 11. Ik was heel blij jullie te zien. Dc volgende week koin ik eens aan; dan lean ik dat leuke zusje Annie, waar jc zoo lekker mee spelen kunt, ook eens zien, hé Theo. Ik dank jullie ook wel voor har telijke wcnschcn op mijn verjaardag ook van vader en moeder ontvangen. Veel croctjcs aan alle huisgcnoolen. Bucccs Hiermee wil ik het voor vandaag laten. Dc volgende vrek ga ik door met het be antwoorden der brieven. Wie wat tc vra gen heeft, vrage! Jullie liefhebbende Oom Wim. „BERNADETTE". door L v. Zandw ijk Jr. xviii. Woensdag voor 1';, Onbevlekte Maagd Bernadette leek hij 1 Luik.) erscheen "de maal. eer meer i De laatste verschijning, het was den achttienden, had. plaats op 16 Juli. Op den H. Sacramentsdag had Berna dettc haar eerste H. Communie gedaan en met het feest van O. L. Vrouw van den berg Carmel ging zij ten derde ma-lc- ter H. Tafel. Tegen den avond hoorde zij een Hernel- sche stem die haar naar Massabiela riep. Doch de grot was met een planken schutting afgesloten. Maar Bernadette en hare gezellinnen knielden aan den kant der Gave neder, vlak tegenover de holte van Massabiela. Nauwelijks was zij nedergeknield of zij viel in geestverrukking en riep vol blijd schap uit: „Ja, ja, daar is Zij!" Zij groet ons, Zij lacht ons over de omheining toe." Dat was het vaarwel der Onbevlekte Maagd, doch de goede Moeder wilde haar Kind niet bedroeven en zei haar niet, dat zij Haar slechts zou terugzien in den He mel. Gedurende deze verschijning was dc glimlach niet van Haar gelaat gew eken en Haar vertrouwelinge smaakte een liernel- schc vreugde. Eindelijk bij zonsondergang wierp zij op Bernadette een laatsten blik van tecderc liefde en verdween. (Wordt vervolgd). Frits Oppenheim. Een oorspronkelijk verhaal voor de Grooten. door Johan de Graaf. IX. (Slot). ..Wolven!" mompelde Frits. Steeds nader kwam het gehuil, spook achtig vermengd met het snerpend gehuil dor sneeuwstorm, .Zo komen hierheen", zei Frits. Dat kon wel eens gevaarlijk worden." „Waarom?" vroeg Jan. ..Ben jij cv zeker van dat de wolven niet in den stal kannen komen Door dat gat in dc eene zijwand, welke voor vcrsche lucht moet zorgen komen zo met gemak. Opnieuw klonk het spookachtig gehuil, nu was het zeer nabij en van alle richtin gen hoorde men het. De paarden in den stal begonnen onrustig te hinniken, en te gen do zijschotten te slaan. „We zullen liet gat af moeten gaan slui- ten", zei Jan. „Ga mee." Zij sloegen hun 1 lielsmantcls om en wapenden zich ge ducht. Daarna slopen zij zachtjes naar buiten. De sneeuw vloog hun om dc oorën, en verblindden hen.Zr- wilden nel naar den stal loopen toen zij z.ich omringd zagen door een troep huilende wolven. De twee groo te honden die naast hen liepen basten woedend. In een oogenblik hadden Jan en Frits hun revolvers genomen en vuurden dezen in het wilde weg op den troep. Het was een ontzettend lawaai. Met. de kolven hunner geweren beukten ze op de naar vo ren dringende wolven in. Dc honden boten als dollen van zich af en doodden menige v'olf. Eindelijk hield het handje vol wol ven het niet meer uit. Order een ijselijk gehuil namen zij de vlucht, talrijke dooden achterlatend. Vermoeid en met gescheurde kleederen keerden dc vrienden in hun hut terug. Ieder had enkele wond en opgcloo- pen en een der honden had zelfs een poot gebroken. Frits nam hem voorzichtig op 011 legde hem in de hut waar hij hem ver bond. De volgende dagen werden v eer met het goud zoeken en het zuiveren daarvan doorgebracht. Zoo zoetjes aan werd het weer lente cn met haar keerde dc milde natuur terug welke de vrienden in staat stellden hun wc-rk onafgebroken voort te zetten. Ook het jagen en visschcn werd druk door hen uitgeoefend. Nu kou zij de ganzen zien hoeden, en dc mooie hanen en hennen zien voederen, waarop de koningin zoo trotsch was. Wat scheelt er aan, Rika? zei dc prinses, over 't hek leunend. Hebben de ratten de kui kens opgegeten, of heeft uw moeder u be knord, omdat ge eieren hebt gebroken. „Geen van beide, prinses", zei 't meisje tusschen haar snikken door. „Do kuikens worden nooit opgegeten, en mijn moeder beknort mij zelden^ Ik heb grootcr ver driet-, uiaa-r ik durf 't u niet te vertellen, aan u veel minder dan aan iemand an ders". En de gouvernante der prinses, die er juist- aankwam, zag er weder verschrikt en onrustig uit-. Prinses zei ze, wat- is dat voor een gewoonte 0111 met al die dwaze meisjes te praten? Ga- dadelijk metmij naar 'fc paleis terug! Ik heb vroeger wel meer met Rika gepraat, zei dc prinses zacht, en men heeft mij daarover nooit be knord, en ik heb haar heel mijn leven ge kend. Dc gouvernante gebood wederom de prinses spoedig naar het kasteel terug te keeren. Ze begreep niets van al dat ge heimzinnigs en betreurde het, dat niemand het haar wilde vertellen. Den anderen morgen wilde zij weer eens haar mooie witte kleedje met goud geborduurd aan doen, maar tot haar schrik was het ver dwenen. Ook was haar geboden op haar kamer te blijven. Zelfs de gordijnen moest ze gesloten 'houden. Tegen den middag hoorde zij verwarde geluiden. Ze kon haar nieuwsgierigheid niet langer be dwingen, en trok dc gordijnen op zij om te zien wat er aan de hand was. In den hof stond het vol inenschen, sol daten tc paard stonden er om de muren geschaard, en op het bordes van het paleis stonden de koning en dc koningin naar een vreemd voorwerp te kijken. Toen zij geed zag, was het- een grooten stier en had een jong meisje op zijn rug, waarnaar de prinses met verbazing keek. Zij dacht eerst dat ze het zelf was, en dat zij droomde. Het meisje had het- witte geborduurde kleedje aan, zij kon haar gezicht niet zien, want het was met- een sluier bedekt. Toen gaf de stier een ruk, het meisje hield zich aan zij horens vast om niet tc vallen en in ijlende vaart rende hij voort. Een luide kreet half van vrees, half van vreugde ont snapte het volk toen men hem zag ver trekken. Op dit oogenblik hoorde dc prinses iemand haar kamer naderen. Zc liet de gordijnen vallen, en zat met haar ballen te spelen, alsof ze niets gezien had. Ze sprak er met niemand een woord over. Dien avond werd zij bij liaari ouders geroe pen, die Tiaar met liefkozingen overlaad den. Verscheidene dagen verliepen rustig, maar dc prinses -dacht veel 11a. Op zekeren avond toen zij bij haar moeder zat, trad de koning in dc grootste ontsteltenis het- vertrek binnen. Het was donker, dus zag lijj de prinses niet. De proef is al weder mislukt, riep hij uit. Het monster laat zich niet- bedriegen. Hij zweert- dat er geen eind aan zijn verwoestingen zal komen, zoolang men hem de ware prinses niet geeft. Hij is weer teruggekomen woeden der dan ooit. ontworteld de boomen, ver woest de huizen en akkers, en verspreidt doodschrik door liet land. Wal moet er gedaan worden' Hei volk zegt. dat het niet langer tc - gen is. Rika werd ver weg, gekneusd cn bloe dend, op den weg gevonden. Dc koningin had den koning in de rede Aviilen vallen, maar hij was te zeer ont steld om op haar wenken tc letton. Nu wist dc prinse - genoeg. Zij sprong van liaar stoel op cn trad nader. Toen de ko ning haar zag, hief hij zijn handen wanho pend omlnfog, maar de prinses zei be daard Vader ge moet mij alles zeggen. E11 dit deden zij. Weken lang had het monster dat zij in hel- hof gezien had. hel land met schrik vervuld. Hij was plotseling gekomen uit een afgelegen deel van het koninkrijk, uit het land aan gene zijde van dc zee, Norrowa genaamd, dat hij verwoest had, want ofschoon hij niemand doodde of ver slond. rukte hij de boomen uit, vertrapte den oogst, en verschrikte een ieder, die hem in den weg trad. En toen men ver zocht genadig te willen zijn, en naar zijn land terug te keeren, brulde hij. dab hij ieder met vrede- zou laten, als dc koning hem zijn dochter gal En zijn stem geleek op die van een mensch cn tegelijk op het geloei van een os. Dc prinses besloot mee te gaan. Toen ging zij op den stier zijn rug zitten on vloog Aveg, niemand wist waarheen. Zij waren al een dag op Aveg, toen de prinses in slaap viel, en toen zij ontwaakte was zij in een prachtig kasteel, alles Avas er nog veel mooier en schooner als bij haar thuis. Toen kwam er een oude vrouw naar haar toe en vertelde, dat er groot feest- gevierd zou worden, daar zij door met den stier mee te gaan hem vai zijn vermomming af geholpen had, Avant het Avas een betoverde prins. De prinses stond op 0111 dc oude vrouw te volgen. D'e gouden ballen die ze altijd bij zich droeg had ze van huis meegeno men. Er waren nog drie prinsessen uitge- nocdigd, die ook zulke mooie gouden bal len hadden. Wie het behendigste er mee om zou gaan, zou de bruid van den prins worden. Nu nam zij aan :t venster plaats zooals de oude vrouw gezegd had. Zij zag neer in dc groote zaal die prachtig ver sierd en met toeschouwers gevuld Avas. Plotseling liet zich trompetgeschal hoo ren, cn de prins aroor wien al die toebe reidselen gemaakt waren trad binnen. Even later de prinsessen, die de proef met dc ballen moesten doorstaan. De prins boog diep maar geen lach ver helderde zijn ernstig gezicht. Er moet er toch nog een komen zei hij, maar niemand Avist daarvan. Dc proef met de ballen be gon, maar geen van drieën konden met de ballen behendig omgaan. De prinses die gezien had dat de pogingen der drie prin sessen mislukten, Avas toen op aanraden van de oude vrouw naar voren gegaan. Zij haastte zich door de menigte, die plaats voor haar maakte, en terwijl zij A-oort liep wierp zij haar gouden ballen in de hoogte. Toen nam zij de plaats in waar de drie andere prinsessen gestaan hadden, en was zoo Behendig met do ballen, alsof onzicht bare koorden ze vast hielden. Dc prins zag in haar zijn bruid. Toen was alle .verdriet a-crgeten. Zij reisden spoedig naar haar ouders waar ze met groote a-reugde ont vangen Averden. De bruiloft werd spoedig gevierd en zo leefden nog a'ele jaren geluk kig en tevreden. Hondentrouw. ;t. Was een arm zwart hondje. Bibberend zat hij in een hoekje van het portiek. Men had liem op straat gegooid en nu nam hij zijn toeA'lucht in het portiek, 'fc Sneeuwde hard, en de mensehen holden voorbij. Nie mand had oog op het kleine zwarte hond je. Juist, kwam daar Theo voorbij. De tasch onder den arm, een vroolijk liedje fluitend stapte ie voorbij. Juist viel zijn oog op het hondje. „Arm diertje", stamelt hij, cn het diertje staart- liem medelijdend aan. En Theo doet hetzelfde. Wat zal hij doen. Het diertje medenemen. Maar dan krijgt ic ru zie met moeder die liad het heclemaal niet op honden. Die maken maar vuile pooten in dc kanier. Doch hij zal liet maar probeeren, als het niet mag, zal hij avcI verder zien. Hij pakt het diertje voor zichtig beet en doefc het onder zijn jas en gaat naar huis. Moeder verschrikt haar jongen om bij half tien thuis te zien. „Maar Theo, wat is er gebeurd, moet je dan niet naar school?" „Nee, moe een hondjeDirect ha-alt hij het onder zijn jas' A-andaan ter bevestiging zijner Avoor- dcn. „Wat zegt moeder, daarvoor niet naar school, Aoor zoo'n vieze hond, nee maar; breng hem maar waar je hem A-an daan gehaald hebt!" „Moeder"., stamelt hij en do tranen sprongen hem in de oogen: „Moeder moet ie weer in de kou. Moeder Averd door het gezicht van haar jongen beAvogen, en ze stemde toe: „Voor uit dan, we zullen zien Avat vader zegt. Theo's gezicht veranderde van blijdschap. Hij zette zijn hondje neer cn vloog z'n moeder om de hals. Direct vloög hij naar den zolder cn •kwam terug met een ronde mand. Hij nam wat kleedjes en lei die in de mand. Hij nam het hondje en deed ook dezen erin. Voor melk en brood zou moeder zorgen. „Ga- jij nou maar gauAV naar school en Theo AA:as reeds aveg. 's Middags was ic al vroeg uit school eerder dan anders. Vader vond het goed en zei dat het zelfs een goed ras was. En het hondje groeide op. Hij bracht Theo naar school cn liaa-ldo hem. Altijd Avaren ze bij elkaar. Zc F den nu bij elkaar als de eene vriend bij dc andere. En zoo kwam dc zomer, de herfst en daar was reeds de Avintcr. 't SneeuAvde flink cn het vroor dat het kraakte. Voor schooltijd hadden dc jongens het- druk want het was Woensdag en vanmid- dag hadden zc vrij. Theo had afgesproken met Pini Verhaar vanmiddag te gaan schaatsen. Na het eten ging hij naai- z'n vriend gevolgd door C'astor, zijn hond. Pirn's vader vond het ijs nog te zwak en liet z'n zoon niet gaan. Th?o ging alleen. Aan de vaart gekomen a\-as er een bont gekriebel op het ijs. „Nu", sprak Theo in z'11 eigen „Verhaar kan zeg gen wat hij wil. Als het ijs zwak Avas zou den er gerust niet zooaccI rijders op zijn". Tl,"o deed z'n schaatsen aan, terwijl Cas tor er a erwonderd naar koek. Theo reed dat het een lieve lust was. C'astor liep hem hijgend achterna. Nu cn dan ging Theo aan den kant zitten 0111 het dier niet .-tl te Acrmocid ic maken. Dan streelde hij z'n hond en dacht hoe bij hem als klein diertje verleden jaar uit het portiek ge nomen had, Theo reed door. altijd maar door, lot hij op het laatst buiten de mcnschcndronimcn ijs. Dan bomt hij weer boven en klemt z'n handen stijf aan de uiteinden ijs die tel kens afbrokkelen. Heesch schreeuwde hij om hulp en om z'n moedertje. Maar de goede vrouw was wel een half uur van hem wijderd. Eindelijk slaagde hij or in door dc Tulp van C'astor boven te ko men. Uitgeput zijgt de arme jongen nepr in het gras. Het Avater be\-riest aan zijn kleeren. Dan sluit hij dc oogen. Hij is be wusteloos. C'astor likt zijn gezicht nog warm. Doch dan neemt dc hond een kort besluit-. Hij rent weg, springt over de slooten en heggen. Loopt over dc bevroren vaarten, niets Aveerhoudl hem. Binnen en- kelo minuten is hij thuis, krabd aan de deur en vliegt naar binnen en gpringfc on der luid geblaf tegen de vrouw aan. Deze begrijpt terstond wat er gebeurd is, want Theo was allang over zijn tijd. Zo roept haar man. Deze gaat mot den hond mee en volgt liem overal. Na een half uur van flink loopen is hij bij zijn zoon. Welk een ontsteltenis. Hij neemt z'n jas, doet de bo-, venkleeren van Theo uit en doefc hem deze aan. Ware hij een kwartier later geweest, dan Avas z'11 zoon Avegens dc lievige koude gestorven. Hij nam hem mee naar huis, cn legde liem te bed. Ze bgdaaikten God voor zijn redding. En Castor had voortaan het beste plaatsje in huis. Want aam hem Avas liet tc danken dat zij hun zoon nog had den. Adriaan Cornelissen. Pim en Pam. Pirn en Pam waren '11 paar kabouters, "t Waren aardige kleintjes! Zij Avoonden in een dorp Avaar ook een gierige boer woonde. Als Pim en Pam aan de deur kivameii en vroegen om een aalmoes, zei dc boer: jc- krijgt niets! Dan maakten Pim en Pam dan ze Aveg kwamen. Want als de boer ze te pakken had, Avaren ze er nog niet goed af. Op een goeden keer kwamen zc Aveer aan de deur en vroegen: „Meneer krijgen wij astublieft een beetje eten.". „Nee," bromde de boer. „kom je nou alweer?" en hij gaf ze allebei een klap om de ooren en zei nou moet je het niet meer probeeren om te komen, hoor, leelijke rakkers, anders ga ik naar de poli tie!" Huilend liepen Pim en Pam Aveg. Even keerden ze zich nog om en riepen. Dat zullen wij jc betaald zetten! s Nachts, toen de boer en de wouw slie pen gingen Pim en Pam vlug naar de stal om de koeien los te maken. De man en de A-rouw werden wakker en wisten niet Avat ze hoorden. Zc liepen gauw niet een lantaarn naar buiten en hoorden de koeien te keer gaan. De A-rouw riep: ..Man, ga gauw naar den stal toe; hoor die koeien eens te keer gaan!" Dc boer ging gauw en zag daar een koe dood liggen. Hij sleepte ze gauw Aveg en bracht ze in een schuur. Ze probeerden weer te slapen. Den volgenden morgen vertelde ze het overal in liet dorpi Dc vrouw ging naar dc politie, ze belde aan. D'e vtouav A-an den polifcieagenefc kwam Aroor. Zc vroeg: Avio bent u". Ik ben Juffrcuw Bergman, ant woordde ze. Is de politie thuis?". „Neen, Juffrouw," antwoordde ze, „ik geloof, dat ie bij de Burgemeester is, 0p hot gemeen tehuis. Zal ik daar dan maar naar toe gaan. Ja, dat is 'fc beste, Ava-s het ant woord. Juffrouw Bergman ging Aveg. Na een paar minuten was ze bij den "burge meester. Deze zei: Ga maar mee naar dc spreekkamer en neem een stoel. Toen nam de burgemeester een boekje om alles op te schrijven. Nu kan u beginnen, zei de burgemeester, zoo begon ze: Meneer bur gemeester. Er liepen een paar jongens op de straat. Ze kwamen aan dc deur cn vroegen eerst, om Avat eten. Toen zei mijn man: Je krijgt geen eten. Na een paar da gen kwamen ze weer en \-roegen om een cent. Toen Averd mijn man kwaad en gaf zo allebei een klap om de ooren. Ze liepen huilend Aveg en riepen nog dafc zal ik je betaald zetten, 's Avonds gingen wij naar bed en sliepen gauw. Toen hoorden wij zoo'n herrie dat Avij er uit moesten. Ik stak gauw een lamp aan en nam hem mee naar buiten. Mijn man liep de lieelc Averf rond. Toen riep ik: Kom toch, kijk die koe eens gek doen. De koe viel dood neer. Toen sleepte hij zc uit dc schuur. Juffrouw Berg man zei: Ik denk. dat die jongens het ge daan hebben. Dc burgemeester liet de juf frouw vertrekken en beloofde het te laten Aveten. Ava-nneer de jongens gevangen Ava ren genomen. Een paar weken daarna lcwaui dc bood schap of Bergman kwam kijken of zc 't wa ren. De boer ging mee cn herkende zc da delijk. Zc gingen a-oor vier Aveken dc ge vangenis in al hadden zc dan ook part noch deel aan den dood van de koe van den boer. Zc hadden alleen de koeien los gemaakt. Toch kwamen zc later nooit meer in dc buurt van dien gierigen maft, zooals te begrijpen is. Johanna. De kleine Nellie. was. Fluks alleen. tic hem. Doch iced hij door de polders geheel neen toch niet Cast Krak gaal het zakt door het Heel diep in een bosch Avnondc een oude vrouw. Zc Avoonde alleen met haar klein kind. Deze Avas al vroeg Avces geworden. De kleine Nellie, zoo heette het meisje, hield veel a-an haar grootmoeder. Ze Avas nu ne gen jaar oud en bij haar grootmoeder. Heel dikwijls gebeurde liet dat de kleine Nellie Aoor haar grootmoeder alleen naar liet dorp moest, hetwelk eer. half uur van huis was. op een guren namiddag zei groot moe der: ik gevoel mij niet w-el, ga spoedig naar liet dorp en haal voor mij ^cn drankje bij den dok: r. Het kleine meisje gehoor zaamde direct. Zij had nauwelijks een kwartier geloopen cf hoorde achter zich een a-recselijk laAvaai. Toen zij zich. om keerde, zag zij tot haar grooten schrik. J. >t er twee wolven aan kv. ..wen 1<" pen. Hel kind Avisfc niet, waar zij zicli zou verbevgvn, Avant dc wolven liepen zoo liasd, dal zij de kleine Nellie niet eens bemerkte en haar zelfs in hun volle vaart omverliepen. Het kind kon na iv cliik sopstaan en zi< huilde vreesèlijk. Gelukkig voor haar. had zji zich niet erg bezeerd. Juist kwam daar een heer voorbij met een fiets. Die nam haar mcc cn rgezel- j zoo was i j gelukkig weer spoedig .bij haa r grootmoeder. Maar nooit meor durfde zij neer alleen naar hel dom.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 12