L ALLERLEI HERINNERINGEN AAN DEN STRUD OM DEN KERKELIJKEN STAAT Het Gezellen-leven tniraal Vinery, aan boord van het lucht schip ontvangen en hun verzocht, zijn dank aan de ministers van de luchtvaart en marine over te brengen voor de voor komendheid, aan hen en de bemanning van de „Zeppelin" bewezen. Voorts overhandigde Dr. Eckener een bedrag om de manschappen, die bij de lan ding en bij den start geholpen hebben, te tracteeren. Aan de Matin" zond Dr. Eckener een boodschap voor de Fransche pers, waarin hij zegt, dat hij na de berichten, die hem bij zijn vertrek uit Friedrichshafen anti- Fransche uitlatingen hadden toegeschre ven, niet op zoo'n wanne ontvangst van de Fransche pers had gerekend. Hij betreurt het, dat sommige Duitsche bladen hem woorden in den mond hebben gelegd, die hij nooit heeft gebruikt. Hij waardeert ten zeerste de welwillende en sympathieke houding van de Fransche pers, waarvoor hij haar oprecht dankt en spreekt de over tuiging rut, dat de ongelukkige reis geluk kige gevolgen voor de betrekkingen tus- schen beide landen zal hebben. Dit is zijn innigste wensch voor zijn vertrek uit Frankrijk. Noodlanding van een Fransch vliegtuig in Duitschland. Donderdagavond moest 'n Fransch twee- motorig vliegtuig bij Dessau een noodlan ding maken. Het vliegtuig was op weg van Parijs naai- Berlijn, doch moest in verband met het onweer een omweg maken, waar door de benzinevoorraad uitgeput raakte. De landing had, ondanks de invallende duisternis, een vlot verloop. Gisterenmorgen is het vliegtuig naar Ber lijn doorgevlogen. ZONDERLINGE STRAFBEPALINGEN IN VROEGER DAGEN. Onze hedendaagsehe opvatting van ver gelding voor misdaden of overtredingen hebben wij zeer zeker niet van onze voor ouders overgeërfd. Wanneer men een ver gelijking maakt met de vroegere toestan den op dit gebied, dan treedt duidelijk naar voren het huidige streven naar verbe tering van den delinquent, terwijl in vroe ger dagen slechts aan vergelding werd ge dacht en zulks in een mate, geheel oneven redig aan het begane feit. Wij laten hier van eenige voorbeelden volgen: Het bede len in het openbaar, hetwelk thans in den regel met opzending naar een Rijkswerkin richting wordt gestraft, werd onder Hen drik VIII voor de eerste maal gestraft met geeseling; herhaling van het feit met splij ting van de ooren terwijl een derde ver grijp met den dood, middels ophanging werd gestraft. In ons land waren destijds dezelfde straffen in zwang. In Delft werd in 1536 aan bedelaars gelast de stad binnen drie dagen te verla ten. Zij, die toch binnen de stad bedelden, werden voor de eerste maal gestraft met- het afzetten van de hand, voor het tweedq vergrijp moesten zij met het leven boeten. In Leiden spijkerde men den bedelaar of landloop er met een oor aan een paal, waarna hij verbannen werd, kwam hij toch terug, dan werd hem de rechterhand afge houwen. In Arnhem trad. men nog stren ger tegen bedelaars en landloopers op. Daar strafte men niet alleen den delinquent doch ook dengene, die hem of nachtver blijf bezorgde of een aalmoes gaf. Diefstal werd onder den Engelschen Koning Ri chard Leeuwenhart in 1189 bestraft met het kaalscheren van het hoofd, dat met kokend pek begoten werd en daarna met veeren bestrooid. In de middeleeuwen liet men in Duitschland een nachtelijken dief ophangen met een bel aan den hals en met een vrouwenmuts op heb hoofd, hetwelk bestrooid was met boksharen. In 1528 werd te Neurenberg een ambtenaar, die wederrechtelijk belasting inde, aan de voe ten tusschen twee honden opgehangen. Te Arnhem werd in 1710 zekere Aaltje Ei bers wegens kindermoord gewurgd, met een pop in den arm. Eenige jaren later werden drie schapendieven en een paardendief op gehangen. Te Haarlem werd in 1522 ze kere Jan Willemszn. van Groningen wegens diefstal veroordeeld tot het afsnij den van de ooren. Bovendien werd hij ge- geeseld en daarna verbannen. Dronken schap strafte men voorheen in Engeland met het z.g. dronkenmanshemd d. w. z. de dronkaard werd in een vat geplaatst, waar in gaten voor hoofd beenen en armen wa ren gemaakt. Op deze wijze werd hij door de stad geleid voor kortoren of langeren tijd, naarmate hij zijn medemenschen last had veroorzaakt. Drukpersdelicten werden vroeger in Frankrijk streng gestraft. De geschiedenis meldt, dat zekere Henri Es- tienne de schrijver van de geestige Intro duction des merveilles anciennes et mo- dernes, in 1566 werd veroordeeld tot den brandstapeL Daar hij zich door de vlucht aan het vonnis had onttrokken, werd hij in effigie, d. w. z. zijn gelijkenis als pep ver brand. Hij zelf was naar de bergen van Auvergne gevlucht, welke vroeger nog met sneeuw waren bedekt. Later verklaarde hij nog nooit zulk een koude te hebben ge leden dan op den dag, waarop hij verbrand werd. Het deelnemen aan een duel of twee gevecht werd in 1705 te Middelburg met den dood bestraft. Zekeren Dirk Hen drik, die zijn tegenstander daarbij gedood had, werd op 24 Augustus aldaar onthoofd en zijn goederen verbeurd verklaard. Invoer van ziek vleesch werd in 1713 te Amsterdam als volgt, gestraft: de de linquent werd met het bedorven vleesch om den hals op het schavot geplaatst en zoo gedurende uren publiekelijk tentoonge steld. Meineed werd voorheen gestraft door den meineedige de vingers, waarmede li ij de gewijde voorwerpen had aangeraakt, af te houwen, soms ook de geheele vuist. Een eigenaardige straf was die voor man nen, die beschuldigd waren aan him vrou wen ondergeschikt te zijn. In de 15de eeuw was het algemeen gebruik, dat een man, die zich door zijn vrouw had laten slaan, op een ezel gebonden door de stad werd gevoerd. Het verhaal van een grijsaard uii de dagen van den strijd DE STRIJDERS VOOR DEN PAUS Meest simpele mensehen zijn het, de oud-strijders voor den Paus, de zouaven, menschen, die de eenvoud hebben en de nederigheid van het geloof en die soms de grootste en heldhaftigste daden stellen, zonder bravour en in alle eenvoud, alsof het de eenvoudigste zaak der wereld gold. Datzelfde vonden wij in den bijna 85-ja- rigen grijsaard, die eens mede de wapens opnam, voor de zaak des Pausen. Toen wij dezen oud-zouaaf, Andries Kerkvliet te Hazerswoude opzochten von den wij 'n fieren rijsaard, stram en kloek. Wij waren bevreesd op een ongelegen tijd gekomen te zijn, want het was half vier in den middag en vroegen hem of wij hem soms in zijn middagdutje hadden gestoord. Het antwoord luidde ontkennend, het was dien dag juist veertigurengebed en bij was in plaats van uit bed juist uit de kerk gekomen, waar zijn 83-jarige vrouw nu nog was. Hij vertelde dat hij overdag nooit sliep, dat hij iederen morgen om zes uur opstond en 's avonds steeds om 9 uur naar bed ging. Een grijsaard om meer dan gewone eer bied voor te hebben. En al vertelde hij, dat zijn gezicht niet méér zoo goed was, later bleek dit toch zoo heel erg niet te zijn, want met het lezen van de klein gedrukte tekst achter op een bidprentje van drie gesneuvelde zouaven had hij weinig moeite. Toen wij het doel van onze komst had den uiteengezet, schudde hij bedenkelijk het hoofd. „Je leest al zooveel over die oud-zouaven" vond hij. Over 2 jaar als hij zestig jaar getrouwd was, dan zou het z.i. reden hebben om eens wat over zijn zoua- ventijd te vertellen, Maar nu! Toch begon hij, en al schudde zijn vrouw, die juist, toen hij zijn verhaal had aange vangen, uit de kerk thuis kwam, het hoofd zij bad het verhaal blijkbaar reeds meer gehoord voor ons was het zeer interes sant, want wij kregen van dezen oud-zouaaf die daar om Rome eens stond in het heetst van den strijd, zulk een onopgesmukt en enthousiast verhaal vol van de fijnste en meest minutieuze herinneringen, dat er weinig oud-zouaven zullen zijn, die nu nog zulk een gedetailleerd verslag van hun zoua-ventijd zullen kunnen geven. Hij was geboren, vertelde hij, op 26 De cember 1844 te Nieuwkoop en verhuisde later naar Hazerswoude, waar Pastoor Van der Laar er voor zorgde, dat hij als zouaaf in Rome kwam. Op Aschwoensdag van het jaar 1866 ver trok hij met een jongemap. uit Castricum naar de eeuwige stad. Zijn metgezel was A. Res, die op de te rugreis naar het vaderland in Marseille stierf en daar begraven werd. De reis ging eerst naar Brussel, waar zij werden gekeurd, vandaar ging het met den trein naar Marseille, dan met de boot naar Civitta Vecchia en tenslotte met den trein naar Rome. De eerste dagen bracht hij door in -een Jesuietenklooster, dan kwam hij in een kazerne, waar hij in soldatenuniform werd gestoken om afgericht te worden in Velletri Zijn eerste tochten waren in de bergen, waar de roovers moesten worden ver jaagd. In Juni gingen de zouaven naar Rome, waar een kerkelijk feest werd gevierd en waarbij de St. Pieter geheel verlicht was. Tot aan den advent bleven zij in het kamp te Velletri, waarna zij naar Froscata werden gedirigeerd om het Jesuietenkloos ter aldaar te besehermen tegen gespuis en geboeft". Daarna ging hij naar Rome, waar hij zich zoo goed herinnerde de muziek der Ita- liaansche herders, die op bepaalde tijden van het jaar op deze wijze hun brood trach ten te verdienen. Juist heerschte daar toen de cholera, waaraan zelfs een kameraad van den oud- zouaaf stierf. Veertig zouaven hadden zich vrijwillig aangemeld om de gewonden te vervoeren, en zelfs een' Bisschop hielp daarbij ijverig mede. In October ging het naar Monte Libretti, waar 80 zouaven streden tegen 1200 G-ari- baldisten en waar Pieter de Jong uit Lut- jebrqpk het leven liet. En hij vertelde, dat hij in den strijd een vinger vond van den held van Lutjebroek, die afgehouwen was en naast hem. lag. Dertig van de tachtig zouaven konden zich toen het leven redden door zich van de vestingheuvel te laten afzakken aan de aaneengebonden gordels der zouaven. Bovendien kwam er toen revolutie on der het volk en zijn bataljon werd aange wezen om een fort te veroveren, wat ten slotte na hevigen tegenstand genomen werd. Bij de onderhandelingen zeide toen Lui tenant-Kolonel de Charette: „Ik geef mij niet over aan gespuis, op genade of onge nade kimnen jullie je overgeven. „Wij hadden toen maar één kanon, al dus de oud-zouaaf, en bij het eerste schot weid. de commandant der Garibaldisten gedood, maar na de inname bleken zij zoo geroofd te hebben, dat er zelfs geen eten meer was voor een maaltijd. Toen werd het paard van den luitenant kolonel gevild en geroosterd. De 2O0 krijgsgevangenen, 1 die daarbij werden gemaakt werden van Nerola naar Tivoli gebracht en vandaar naar Rome, waar de overwinnaars geestdriftig werden gehuldigd. In Rome had toen een voorval plaats, dat het militaire muziekkorps het leven kostte. De rebellen hadden nl. vanuit een huis onder den grond een gang gegraven naar de kazerne met het doel deze in de lucht te doen vliegen. In verband met de revolutie in de stad hadden^ alle zouaven dienst, zoodat alleen de muzikanten in dc kazerne waren, die bij de ontploffing allen werden gedood. Dat was anders een zware dienst in die revolutiedagen, vertelde ons de oud-zouaaf verder, op een avond had ik wacht en ik was zoo moe, dat ik in een artilleriekar gmg liggen enin slaap viel. Ik sliep in de open lucht aan een stuk door tot in den morgen en toen ik wakker werd, ver stijfd van de kou, was er geen soldaat meer te zien. 's Nachts om 12 uur was de Jiegle troep ingerukt." „Rome was toen in staat van beleg." „Des middags van den volgenden dag, herleefde het oproer, en van de plaats, waar ik de wacht had, schoot ik over den muur van een klooster heen om voor het oproer te waarschuwen. Het werd toen een tijd. van posten be trekken op gevaarlijke punten. Iederen dag kwam een soldaat van de fourage ons soep brengen, hij werd de soep- drager genoemd. Plotseling bleef hij drie dagen weg. Drie dagen lang kregen wij geen eten, totdat een andere soepdrager zijn taak kwam overnemen, hij was ge sneuveld. Ik betrok toen een post bij een brug over de Tiber en wij hadden het bevel, om, als het noodig mocht zijn de brug op te blazen. Gelukkig was dit niet noodig. De Gari- baklisten naderden intusschen Rome. Op 2 December, na gedurende vier we ken geen bed te hebben gezien, kregen wij nieuwe bedden. Een halve nacht konden wij er Slechts gebruik van maken, want den eersten nacht dat wij er in sliepen, werd er alarm geblazen. Het was echter een va-lsch alarm. Den volgenden dag vertrokken wij naar Mentana^ waar wij een dag later in den morgen aankwamen.' 3 Hier kregen wijwë^n dagorder van den opperbevelhebber, die als volgt luidde: Soldaten Het groote oogenblik, zoolang door ons gewenscht, om van onze lichamen een borstwering voor den Paus te maken, is nabij. De regeering van Koning Victor Em manuel hopende de kroon voor de revolu tie te behoeden, waarmede zij maar al te lang gemeene zaak heeft gemaakt., sleurt haar door het slijk, door den plaatsbeklee- der van Jezus Christus, den verhevenste en beste der vorsten, in zijn heiligdom aan te vallen. Onze troepen in de provincies hebben met het oog op de mogelijkheid van dezen vreesdij ken misdaad het bevel ontvangen om zich op Rome terug te trekken. Zij zul len spoedig aankomen om onze gelederen te versterken. Laten wij hopen dat de hulp troepen van de Katholieken en het edel moedige Frankrijk niet te laat zullen aan komen. In elk geval zullen wij de toegan gen tot Rome met geestkracht verdedigen, vervolgens de muren, en dan tot op den laatsten man, het Vaticaan. Laten wij onze hooge en edele roeping waardig toonen en laten wij aan de wereld doen zien wat een handvol dapperen be zield met gevoelens van godsdienst en eer, kunnen volbrengen. Soldaten Laten wij naar de overwinning of den dood gaan, onder de kreet van: Leve Pius IX. De Generaal pro-Minister van Oorlog Opperbevelhebber der troepen, KANZLER. j! De groote slag zou dus beginnen. Reeds floten de kogels. Wij behoorden tot de eerste compagnie, tweede bataljon en werden in slagorde ge steld. Onze commandanten waren Charette en Aletfci. Wij stonden in een vierkant met het front naar commandant Aletti, die ons een liefderijke vermaning gaf. Deze stond met een rozenkrans op zijn borst en zeide tot ons: C'est pour Dieu et l'Eglise. Het is voor God en de Kerk. Na zijn bevelen te hebben gegeven trok ken wij op in een omtrekkende beweging. De vijand, die hierin een gevaar zag Garibaldi zelf voerde de troepen aan trok zich terug. Het weid de beroemde strijd bij Menta- na, waar wij de hulp kregen van c^rabineri. Zij beschoten ons int de huizen en ik weet nog goed, dat Vlasveld (eveneens een oud- zouaaf uit Hazerswoude, die twee jaar ge leden stierf) achter een paard, dat dood geschoten was, op den grond lag en aldus den vijand beschoot". /V Dan vervolgde de oud-zouaaf, onafgebro ken, vol vuur en geestdriftig, zijn enthou siast verbaal. Monte Rotondo was het, dat de Garibal disten met 7000 man hadden bezeil Twee regimenten Franschen omsingelden het stadje in een vallei, geholpen door onze zouaven. Totdat de vijand vermoeid en uitgeput de witte vlag heesch, na lang weerstand te hebben geboden. Alle 7000 werden zij krijgsgevangen ge maakt en tot de krijgsgevangenen behoor den ook de zonen van Garibaldi, Menotti en Recotti, die beiden luitenant waren^ „Ik zou ze nog wel kennen, zeide"'deTieer Kerkvliet, ik stond vlak bij hen. Het waren knappe kerels, die niet bang waren, want zij hadden krachtig weerstand geboden. Vierduizend man Pauselijke troepen had den deze 7000 krijgsgevangenen gemaakt, die allen tusschen onze bajonetten naar Rome wei-don vervoerd. In Rome vervoerde ik in die dagen een gewonden Franschen korporaal naar het hospitaal en toen ik daar binnen kwam hoorde ik een bekende stem. Het was Vlas veld, die gewond was en mij in onvervalscht Hollandsch toeriep: „Kerkvliet, Kerkvliet, die krenge. hebben mij in mijn achterwerk geschoten." Toen Vlasveld uit het hospitaal ontsla gen werd, moest hij ziekteverlof nemen en ging daarvoor een jaar naar Holland terug. Wij gingen terug naar Monte Rotondo om het slachtveld te ontruimen. Van ónze compagnie waren er 8 gesneuveld, waaron- der ook een zekere Zandvliet uit Zoeter- woude. Wij kwamen daar in een kerk, waar de Garibaldisten vreeselijk hadden huis ge houden, zooals geen beest liet zou doen." En nu nog was de verontwaardiging van den oud-zouaaf hierover zoo groot, dat hij eraan toevoegde: „Als wij dat geweten hadden, hadden wij er nog meer dood gemaakt". „Toen wij voor het eerst in Monte Ro tondo kwamen woei daar de Piemonteesche vlag, nu wapperden daar de Pauselijke kleuren van het stadhuis." p^Wij gingen toen weer naar Rome, waar wij feestelijk werden ingehaald. Het werd een intocht vol onbeschrijfelijke geestdrift, vlaggentooi en illuminatie) Id. Rome waren twëtfrtiospitalen voor de soldaten. Het H. Geesthospitaal was voor de zouaven, het andere voor de Gari baldisten. Sorns had. ik de wacht bij het hospitaal der Garibaldisten en eens moest ik helpen, toen een Engelschman, die er lag, de arm moest worden afgezet. Vele Garibaldisten in het hospitaal be keerden zich en stierven na van de H.H. Sacramenten te zijn vóórzien. Wij moesten in Rome patrouille loopen en namen toen in de Catacomben nog'eens 25 Garibaldisten gevangen, die zich daar hadden verscholen. D'aarna vertoefden wij beurtelings in en buiten Rome, want dik wijls moesten wij de bergen in om deze te zuiveren van bandieten. Toen de rust was hersteld vertrokken wij weer naar Holland, waar wij den eer sten Zondag van de Vasten, in Maart 1868 aankwamen." Dat was het verhaal van den strijd. Maar de oud-zouaaf had nog meer her inneringen en hij vertelde van het feest der heiligverklaring van de H.H. Martelaren van Gorkum en het 18de eeuwfeest van de H.H. Petrus en Paulus. Daar waren de Paus, de kardinalen, aartsbisschoppen en wel 400 bisschoppen. Bij de heiligverklaring der H.H. Marte laren van Gorcum hadden wij, vertelde hij de wacht in het portaal der St. Pieter en konden zoodoende niets zien. Dat beviel onzen zouaaf niet erg, hij fingeerde een aanval van buikpijn en toen de commandant hem verlof had gegeven om heen te gaan, ging hij een zijvleugel bin nen, waar hij de plechtigheden kon gade slaan. „Nooit heb ik zoo iets moois gezien", zeide de heer Vlasveld. Er waren vaandels van de martelaren van Gorcum, voorstel lingen van hun marteldood enz. Het was schitterend". Tenslotte toonde hij ons zijn medailles. Het waren het zilveren kruis van Mentana, de bronzen medaille „Bene Merenti" van Paus Leo XIII en een medaille, die hij, zooals hij met trots vertelde, uit de handen van Paus Pius IX had ontvangen. Ook eenige munten met den beeldenaar van Pius IX en getuigschriften enz. had de heer Kerkvliet trouw bewaard. En toen hij ons oa. net bidprentje liet zien van zijn overleden vader en wij daarop de w-eorden lazen: Heer, gedenk de goede diensten, welke hij door zijne zonen aan Uwen Stedehouder Pius IX bewezen heeft, toen hadden wij eerbied voor dezen grijs aard, die uit zuivere liefde voor den Paus en uit innig geloof trok naar een vreemd land en daar streed voor wat hem dier baarder was dan het leven. Bijna 85 jaren telt hij nu en toch zou hij nog gaarne eens teruggaan naar die geze gende plek, waar hij twee jaren streed voor de rechten van den Paus. Vijf en tachtig jaar welhaast. Een hooge en gezegende ouderdom, maar wie, zooals wij, dezen grijsaard zagen bij zijn enthousiast verhaal, zou niet ver- wónderd zijn als hij, zooals eens de wapens, nu nog eens de pelgrimsstaf opnam om nog eens fee gaan naar de heilige stad om de vreugde te uiten, die hem bezielt, nu onze H. Vader de Paus is hersteld in zijn rech ten als souverein. ART. 16.... EN NOG WAT. Er is in de statuten der- Vereeniging ef artikel, dat zoo echt het huiselijk karakt< J der vereeniging typeert, en toch aan de-' koming ervan Den meesten is het wel bekend, wat artikel'inhoudt n.l. dat de Gezellen hun-w j, loofde aan den Praeses, Gezellenvader mo j «Me t ten voorstellen. Dit spreekt in een katholiek gezin to« vanzelf[o^ De Gezellenvader is in het groote Kc r pingsgezin het middelpunt. Bij hem kunnen de Gezellen in den mc lijken strijd hunner jongelingsjaren raad daad vragen, die hun ook met blijdschap gegeven worden. Maar van den anderen kant is het ni dat hij zijn Gezellen kent.... INGEZONDEN MEDEDEELÏNG. I Doorzitten StuHoopen fPROL Zonnebrand 13811 FAILLISSEMENTEN Uitgesproken:' L. Jongeneel, te Oegstgeest; cur. nr. F. J. J. Trapman te Leiden. Waar blijfttoch vanavond, hi altijd van de partij en verzuimd geen bele bijeenkomst waar zijn tegenwoordij lieid gewenscht is. Een veelbeteekenend gebaar wijst diij uit, wat er de reden van ie. Onze vriend.is verl. Is dat nu echter een reden om zich het aandeel in het actieve leven der Gezjj yA lenvereeniging terug te trekken! en ze|i p{ niet meer op de verplichte vergader^ te verschijnen. Neem eens een voorbeeld aan de huwde gezéllen van Amsterdam I, iedere maand ten getale van r 350 de verplichte maandvergadering!}, wonen En dan, is het fair, om de Gezellen eeniging, waaraan men zooveel te dac heeft, waarin men zooveel genoten hee verschillend opzicht plotseling met een geringer belangstelling gade te slaanl Neen, zult ge zeggen. Stelt allen dan daad terk ichec Ie <1 heeft terk in vc hc Jat u roor inde ithoc deria n liettf rersie {.den. ;7|Hij s« ton, irloi 1150 tocht Jóurs stz VAN DE ONDERAFDEELING „St. PETRUS CANISIUS". Onze excursie. 7. ièotl |w (spi Mr Met z'n zes en twintigen op excurg rirde dat was 't groote feit van 2en Pinksterdij toen in milde zonneschijn en eindelijk p arriveerdè lenteweelde de leden van r Petrus Canisius" naar Amsterdam tog® Hartelijk was daar de ontvangst i die rasechte Kolpingszonen van A'dami waarna eerst een bezoek gebracht wei 13 aan het Scheepvaarthuis. Alles te beschr®«n c ven, is niet doenlijk; twee volle uren hewfrt v de „reuze concierge" ons laten geniete lonabi van dit in scheepsvorm gebouwde huis. 0 jnerz dak zijn we vereenigd en vereeuwigd [eenh de foto geplaatst. Naar Amsterdam en A e voi stcliand, naar Watergraafsmeer enz. hi eten, den we een schitterend zicht. D,]om Een ander belangrijk deel was het 1 euwc seum Amstelkring, waar we werden hei 12 nerd aan deze groote waarheid: „De st itvan men mogen bruischen, St. Petrus rots sta it de vast, door alle eeuwen heen". ie in Na het diner (van Amsterdammers Leidenaars) zijn we gaan varen naar t hi kend Zaandam. Onderweg passeerden (met veel gejuich en gezwaai) een Noonden stoomschip. „Zaandam is niet veel aan" 1 udhei vertelden sommigen enze hadden ouw lijk. Hout, hout en...» Verkade's beschi igestc anders is er niet veel, behalve dan ieeste GVaar Peter-huisje. Met veel enthousiasme werd er de 1 jg a a slag aanhoord van de gymnastiekfeesti erk e waar Brunhilde uit Leiden den lsten pi e St. won. Dat cr gezongen is, spreekt vana ntwe „Lest, Best", dat was de avond in erk Vaderhuis doorgebracht. Te midden t e bec „zijn kerels" heeft de Ceidraal Praeses ti e gro verteld van het rijke Cellenleven. D( mderi clubvoorzitter en Praeses van Galen it en bel den hartige en hartelijke woorden gesp n ver ken. Hoogst voldaan togen we dan ooki chafctc ca 10 uur naar St. Pieters Veste. Of 'fc ensch 1 Nou, en of. Vraag het elk Ci pr(j en het antwoord zal zijn: ,,'t Wasi er, zi reuze-dag". Canisianen, houdt haaks. CURSUS VOOR SENIOREN EN COMMISSARISSEN. „Zonder goede commissarissen vereeniging ten doode opgeschreven", de Praeses Perquin van Rotterdam I !rsten de vergaderde commissarissen van d sta. Amsterdams-che St. Joseph's Gezellen! 1 "it eenigingeu. 'l&k Het hebben van goede commissarisseioor tc vereenigingen een levenskwe.' anka( Daarom zullen in het najaar door i ln de Centraal Verband cursussen worden geb '°den den voor senioren en commissarissen. D v° den Centraal-Praeses of één der leden1 örden den Centralen Raad zullen deze cursusan he worden gegeven en wel te Amsterd Rotterdam, Den Haag, Leiden, Alkmi 'as ve Haarlem en Hoorn. *®n c Zoo zal ons Gezellen'nuis op het Rap ee(l burg de verzamelplaats zijn voor Lei ?mbai en den omtrek. De geheele cursus duurt' her! avonden. lenst ling v poedic VAN HET CENTRAAL VERBAN! erk, Dinsdag 21 Mei werd in het Gebouw 1 c^e St. Joseph's Gezellen-Vereeniging van Hl j eei lem I de jaarlijksche algemeene vergadei en van Presidenten, Vice-Presidenten en nz' ran de Raden van Bestuur ge-houd den Prof. J. Niekel van het Groot-SeminarM ej Warmond hield een inleiding over: ,,"W« a, is de raciale roeping der Gezellen-Veree lebarst lkaar aan medewerken?" oper en scl Doel e bra van she ei aan. fcht In 1930 zal door het Centraal Verb! ror(]en georganiseerd worden een nationale Gtff len-dag. Den Haag I, dat dit jaar haar feest viert, zal de gastvrouwe zijn van| Gezellen-Vereenigingen van Nederland Het welslagen der Gezellen-da^ in de residentie is wel borg voor goed «r, na fcrk et [estichl get 1403 ïsins

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 6