NIEUW LEVEN HEKSEN EN SPOKEN BOTERBLOEMEN WEEK-END LIED VAN DEZEN TIJD Wederom knoppen boom- cn struikge was. Door de velden rondwarende, ontdek ten we ondanks de felle, alles-afstervende en kiemsmorende ijswinden, toch weer de groene, sappige puntjes, die zoodra de temperatuur wat. milder wordt spoedig zullen uitbotten tot pluimen in allerlei lichtscha-kceringen of wouden met waaier vormige kruinen, elkaar toewuivende het blijde nieuwe leven, dat zij zoo juist zijn ingetreden. Onbezorgd spatten de vleczigc vlies- jes open om de nu snel aanwassende •vruoht in Oiaar geheel te ontbolsteren. Wij der en liooger .groeien de staak- en kron- keltakken, kortgeleden nog glad en kaal, spoedig zwaar torsend© armen met bla der- en blo«mtrossige tuilen. •Midzomer staan z'in blakerden welstand, opslorpend hot helle zonnelicht, mat vlecht werk strengelend op den grond, waar de goud-gele stralen, zich een weg banend door de warrelende openingen, spelend en 'betooverend hun kleurige mozaikwerk op neerprojecteeren. Niets vreezende, doen zij als de zonne- vriend hen verlaat, haar verfrisschende nachtrust, om ritselend of heftig bewogen bij de terugkomst haar g'ndag te zeggen in de kille morgenuren. Zoo leeft al wat bloem of blad is. z'n automatische en steeds terugkeerenden gang, geen kwaad vermoedend, vocht en zonnewarmte ongebreideld opslurpend. Doch hun val komt onverwachts. Storm- loeiers en wolkbreuik'rige watermassa's storten zich op de teere, buig-zw ie pend e vederbosschen, knauwend en verruïn eerend 't zoo met zorg geteelde bladmoesweefscl.In één keer gebroken, geknakt en zielsziek, kreunend en treurend staan ze daar, hun armen hoog ingetrokken, de laatste .vesten nog trachtend te beschutten en te verde digen. Helaas, 't mag niet baten, Koning Herfst doet zich gevoelen, de taaiste en pezigste stengelen tukken zioh los, blad voor blad stapelt zich op boven het kille, broei-vochtige kerkhof. Ontwapend, den dood voor oogen, geven zij haar laatste steungevende baleinen over, hun fundament schokt, wankelend valt zij in den afgrond.... Zoo is 't met de zwakke kasplantige en ziekelijke gewassen, de sterke trotseeren de crisis en zamelen nieuwe celstoffeu op om spoedig weer in hun oude pracht en glorie te regeeren. Het is lente, ook bij ons, menschen, ont waakt een gevoeL van nieuw leven, nieuwe idealen, en zich ontpoppende plannen en gedachten» Onwillekeurig staan we er bij stil, hoe sterk toch de natuur, de sahoo- ne schepping Gods, ons geheele wezen penetreert.. Zoodra de zon door de wolken gluurt, om, zij 't ook nog in be scheiden mate, haar bundels in steeds breeder en intensiever-verwannende stra- te doen ontplooien, ontwaakt bij ons een prikkel tot vreugdestemming. Den zomer tegemoet, dat belooft sohoone en genotvolle dagen uitstapjes, sport, en lichaamsontwikkeling. Ook wij laten ons doordrenken van de bacteriedoodende en sterkende, levens- lust-brenger.de zomerstralen. Ook wij leven onbevreesd voort, steeds weer verlangend naar een nieuwen, vol genden dag, om onze plannen, met gedach ten en pen uitgewerkt, te verwezenlijken. Wij hebben immers nog zooveel te doen en 't programma moet voor dezen of dien datum geheel en al opgemaakt en uitge- jwerkt, Dat ook ons een storm zal dreigen, wij weten 't maar al te goed, maar nu leven we in heldere levenspracht, baden we in licht en kleuren, en deze doen ons de schimmel lagen van 'het kerkhof geheel vergeten. Tegen dien crisistijd zullen we ons wel bijtijds schrap zetten, en de. zwakke plek ken in heb gcestesweefsel aansterken, en politoeren de ingevreten ruwe nerven en wanden. Zoo dachten ook de planten en boomen in de vrije natuur. Heele wouden genoten in kommervolle vreugde hun volle pracht en be-zit. totdat de strenge meester kwam en alle zieken en zwakkelingen wegvaag de.... in èèn adem, in bèn. keer. Dat. velen onzer zoo mogen zijn als de sterke, hechte stammen, die tijdig him celvoedsel optasten in hun nooit-tc-verza- digen en hongerige voorraadkasten! D. Het doet ons goed in dezen gejaagden tijd, die de menschheid zenuwachtig haas tend voortwaarts stuwt, te verwijlen bij het rustige Geldersche landschap. Al is ook daar de nieuwe tijd zeer merkbaar en verrijzen in verblijdende wel vaart de druivenkassen en bloemkweeke- rijen in nooit voorzienen getale tusschen de lachende boomgaarden, 'n geest van rust en tevredenheid leeft voort in het eenvoudige landvolk Al is 't in de zomermaanden 'n drukke tijd voor kweeker en landbouwer, in den winter heeft hij tijd om bij gezclligen kout den avond door te brengen in. den familiekring. En wanneer in 't schemerdonker do gemakkelijke plattebuiskachel schijnsels van vlammen tooverb tegen zolder en mu ren, dan gebeurt 't vaak, dat de oude grootvader of grootmoeder verbelt van vroeger, heel vroeger, toen er geen auto's en geen treinen, en natuurlijk geen vlieg machines bestonden. Wat er wel waren in dien tijd? Als wij onze grootouders mogen geloo- ven, wemelde het toen van heksen en spoken en tooverboeken. Avonden aaneen konden zij vertellen 't jan de wonderlijkste spookgeschiekenis- sen en heksentoeren, van wilde juffers en stille kolken met dansende dwaal lichtjes. De gr oo ter on om de haard glimlachen vaak stil om zich heen, geloofden 't niet of niet heelemaal, maar de kinderooren gingen open en hunkerden naar de fabel tjes, die de rustige ouden met overtui gende zekerheid wisten te verhalen. En zij geloofden en zagen 't als voor hun oogen gebeuren als 'n kruidenierster 's avonds opeens met paard en al dwars over den weg kwam te staan, alleen om dat de voerman even te voren een zwarte kater op 'n halven baksteen getrakteerd had. 't Was de wraak van de heks, als 't paard niet verder wou en de man 'n hal ven nacht moest tobben om z'n knol uit de spokenstraat te krijgen. En 't was niet te loochenen, want man en paard werden door verteller genoemd; alleen jammer dat ze beiden reeds ter ziele zijn. Ja, 't is al lang geleden, kwam er vaak zuchtend achter. Met schrikoogen zagen de kinderen in het. donker naar den schoorsteen als er verteld werd van den ouden mulder, die op zekeren avond verhinderd werd zijn gewone beroep van nachtweerwolf uit te oefenen, tot 'n wolfsvel, uit den schouw puilend, 'm dringend aan z'n escapades' herinnerde. Voor do kinderen was 't een noodlottig iets als de ernstige hangklok tenslotte tot slapen maande en met meer aandrang dan anders vleiden ze bij hun lieve moe der om 'n petroleumlampje. *t Was ook zoo donker boven in het. oude boerenhuis. Het bijgeloof sterft weg en de verha len van weerwolven en heksende oude vrouwen worden niet meer ernstig geno men. 't Zijn overblijfsels uit 'n tijd, waarin men wel aan hen geloofde. De oude heidenen zagen reeds de we reld met geesten bevolkt; elfen en nyin- phen waren de geluk- of onheilbrengende wezens en men was ten zeerste bevreesd hun toorn op te wekken. Toen het Christendom zijn zegeningen bracht in deze landen kreeg het geloof aan deze wondere elementen 'n gevoelige knak, maar het geloof aan heksen en spo ken bleef nog eeuwen lang. De Christelijke dogmatiek leert, dat een inwerking der booze geesten op de menschen binnen bepaalde grenzen, door God zelf bepaald, mogelijk is. Evenwel zal men zeer voorzichtig moe ten zijn met 't vaststellen van den invloed des duivels, want in veel voorkomende gevallen waarin de naieve mensch iets wonderbaarlijks meent te zien, heeft men te doen met bedriegers, die zich als spi ritisten of hypnotiseurs uitgeven. De dwaalleeren en ketterijen, die eeuwen lang naast de Katholieke Kerk opschoten, hebben het geloof aan 'n te groote macht, van den duivel vaak bevorderd, terwijl eveneens 't geloof aan heksen en spoken bij de nieuwe sekten bleef voortbestaan. De boeken over rechtspraak in vroeger eeuwen en vele gerechtsordonnantiën in de 16e eeuw zelfs hielden wel degelijk met de hekserij en hare bestraffing re kening. Geestelijken en leeken in dien tijd wa ren van het bestaan van heksen over tuigd. Werd toen 'n persoon van hekserij be schuldigd, dan was zijn verder leven 'n tijd van onrust en angst, altijd gemeden of bespot; meerdere malen echter was de dood door den beul 't einde van het slachtoffer. Velen zijn in de eeuwen, die achter ons liggen, gegeeseld, verbannen, ja zelfs ge worgd en verbrand, omdat een bijgeloovig volk een aanklacht van hekserij of weer- wolverij tegen hen had ingediend. Zoo werd in 1593 in ons land een „heks" gevangen genomen, gegeeseld en gepijnigd totdat zij ten slotte bekende hekserij te hebben bedreven. Naar de gevangenis teruggeleid en wan hopig en vertwijfeld door het vonnis, dat haar te wachten stond, verhing zich de ongelukkige in haar cel. Een landbouwer werd beschuldigd, dat hij 's nachts zich in een weerwolf ver anderde en de schapen der buren doodde of verwondde; hij werd voor de rechtbank gebracht, geworgd en verbrand. In 1595 werd 'n boer uit 't Utrechtsche van hekserij beschuldigd en met zijn ze ventigjarige moeder en achttienjarige dochter verbrand. De straffen waren destijds hard en onbarmhartig. En waren misschien onder de vele gevomiisten enkele met minder smetteloos blazoen, de straf voor hekserij was niet verdiend. Wij kunnen de verblindheid onzer voor ouders betreuren, maar 't geloof aan hek sen en spoken was 'n kwaal des tijds. Het resultaat van verstandige lieden, die meer humaan tegenover de heksen wilden optreden, was gewoon gering. Johann Weyers, 'n dokter uit de 16de eeuw, verklaarde de ongelukkige beschul digden zooveel mogelijk voor ziek. De Jezuiet Frederik von Spree schreef in 1631 nog tegen de hekserij, maar durfde z'n boek niet op zijn naam uitgeven, daar "n vervolging tegen den koenen ^schrijver niet onmogelijk zou zijn geweest. Baltliasar Bekker gaf in 1691 zijn „Be- tooverde Wereld" uit waarin hij vele be driegerijen ontmaskerde, die door z.g. behekste personen werden bedreven, maar 't boek werd met haat en afschuw door vele Calvinistische predikanten vervolgd. Men ziet-, 't volk had nu eenmaal zijn heksen en wilde ze houden. Hoe lang de heksenprocessen bleven voortduren? Het zal u ongetwijfeld verwonderen, dat tot diep in de 18e eeuw nog menschen gedood werden om 'n kwaad, dat zij niet bedreven hadden. In 1783 werd de laatste heks in Glarus (Zwitserland) verbrand. De verlichting der 18e eeuw heeft voor 'n groot deel 'n einde gemaakt aan 't bij geloof, maar of 't thans overal, werkelijk overal verdwenen is? We zijn nu reeds ver in de 20e eeuw, maar wie, die met de eenvoudige bevol king op 't platteland bekend is, zal durven getuigen: „er heorscht geen bijgeloof meer?" De spookgeschiedenissen van rond den huiselijken haard, zij vertoonen een merk waardige overeenkomst met de bijzonder heden uit de heksenprocessen van vroeger eeuwen; 't beste bewijs voor de oudheid dezer verhalen die van ouder op kind overgegaan, nog heden ten dage de oudere toehoorders den wintertijd korten en aan alle kinderen-luisteraars een langdurige „donkervrees" bezorgen. „Geld." S. Mij spreekt de blomme e?n tale!" zegt de groote Gezelle en er was zeker geen enkele bloem, die het voor hem niet deed. Voor den opmerkzamen wandelaar heeft werkelijk elke bloem wat te zeggen. Ze spreekt hem van de wijze, waarop ze door vorm en kleur hem boeit, ze roept hem op, de eerste maal, dat ze zich aan hem voor doet om haar naam te raden, haar schoon heden te ontleden, haar gade te slaan als deel van 't landschap of in verband met haar bezoekers, de insecten, en nog jaren daarna herinnert ze hem aan de genoegens welke ze schonk, als de opmerkzame wan delaar haar weer langs zijn pad aantreft. Zoo'n wandelaar is nooit alleen. Hij is steeds in contact met- zijn bloemrijke om- gering, noemt in zijn geest, de namen van zijn lievelingen, blijft soms bewonderend staan om ze weer eens, misschien na ja ren absentie, als oude, goede bekenden te begroeten. Als ge zoo een halve eeuw ongeveer op den aardbodem hebt rondgekuierd, dan hebt ge al wandelende een groot gedeelte van cFe Nederlandsche flora in u opgeno men' en bij het herdenken daarvan lcomen u allerlei prettige momenten in gedachten. Daarvan wil ik als oude wandelaar vertel len, bedacht ik. Maar toen ik aan dat plan uiting wou geven, deed zich de vraag voor: Welke van uw lievelingen zult ge nu het eerst ten tooneele voeren? En een rij van schitterende namen passeerde. Een oogenblik dacht ik aan zoo iets als: Or- chideën of andere Zuid-Limburgsche dra gers van één of meer zetjes". Echter ik zag daar van af. Want ik bedacht hoe liet mij wel eens ging, als ik van die groote zeldzaamheden lasze wek ten de begeerte om ze te zien in herige mate bij me op, maar dc begeerte werd nooit voldaan, of heel zelden en dan nog vaak na langen, zeer langen tijd. Neen, zei ik, als de wandelaar van mijn schrijven wil profiteeren, als hij wil pro- beeren, dat wat ik beleefde, ook te onder vinden, de schoonheden, welke ik hem voorhoud, zijn eigendom te noemen, dan moeten liet niet die zeldzame curiositeiten zijn, dan moet ik wat dichter bij huis blij ven in tweeërlei zin en hem praten over wat ik kan vertellen van de meest gewone/ planten. En vandaar de keuze: Boterbloemen. Er is zeker wel geen Nederlandsche schooljongen of dito schoolmeisje, dat geen Boterbloemen kont: Weinig planten zijn zoo algemeen en worden zóó in ons heele land met den botanischen naam genoemd. Meestal worden dan de glimmend gele bloempjes bedoeld, welke in weiden of langs wegen en slooten staan. Door het groote publiek worden daarbij geen onder scheidingen gemaakt: Boterbloemen zijn boterbloemen, of ze voorkomen in het hooiland van den boer of langs de greppels tusschen de akkers van den landbouwer, het is him al gelijk. Toch zullen we niet vele minuten kunnen wandelen zonder tenminste twee soorten te passeeren. De algemeenste is wel die, welke op rechtopgaande stengels de weilanden tooit in duizenden exemplaren. Het is de boter bloem par excellence. Zij geniet vooral de twijfelachtige eer de bouquetten te mogen vormen, waarmee do kinderen thuiskomen om hun moeder of misschien wel hun juf frouw op school to verblijden. Het is de zoogenaamde Scherpe boterbloem, Ranun culus acer. Dit „acer" duidt er op, dat de smaak scherp is en dat het vergift, dat in alle soorten boterbloemen zit, hier nogal vrij veel aanwezig is. Het is de scherpe smaak, welke den koeien aanleiding geeft om ze te laten staan. Daarop moet ge eens letten, als ge grazend vee ziet. Om deze boterbloem nu te onderschei den van die andere, welke ge telkens pas seert op uw wandelingen, moet gc op den bloemsteel letten. Die geeft het zekerste kenmerk ter onderscheiding. Zeker, de Kruipende boterbloem, Ranunculus repens staat niet zoo fraai rechtop, heeft nog mooier geverniste bloemen, vind ik, maai er zijn exemplaren van beide, die erg op elkaar lijken. Nooit echter heeft een Krui- pende boterbloem ongegroefde bloemstelen en nooit zijn ze bij de scherpe gegroefd. Daar hebt ge nu al dadelijk iets, dat uw wandeling boeiender kan maken. Onthoudt daarbij, dat beide soorten handvormig gedeelde bladeren helaben en bij beide dc kelkblaadjes netjes tegen de bloemblaadjes staan. Dit laatste is bijvoor beeld niet het geval bij een soort, die ove rigens ook heel veel op ze lijkt, maar waar bij de kelkblaadjes tegen den bloemsteel aan zijn teruggeslagen. Meestal komt deze soort voor op zandigen 'bodem. Ge moet haar eens uitgraven. Ontdekt ge dan, dat de stengel een knolletje heeft, dan zijt ge zeker met de Knoklragende boterbloem te doen te hebben, Ranunculus 'bulbosus. Ze is in de schrale streken van ons land zeer algemeen. Er is nog zoo'h soort met teruggeslagen kelkblaadjes. Die groeit meer op kleiach- tigen bodem en dan gewoonlijk niet ver van de zee. Wij vonden ze tweemaal, wat u al doet vermoeden, dat ze vrij zeldzaam is: een paar exemplaren stonden er bij de stadsreiniging in Amersfoort en enkele meer op. een weiland in één der Eempol- ders. Er zit geen knol aan en de plant is meer behaard dan andere soorten. Vandaar de naam Behaarde boterbloem, Banuncu- lus sardoüs. Een eigenaardigheid van de vruchtjes is, dat ze een rij knobbeltjes dra gon, wat vooral goed aan gedroogde exeiö- plaren te zien is. Merkwaardige vruchtjes, meestal vijf bij een, heeft ook de Akker-boterbloem. Ban- culus arvensis. Hier zijn zo bepaald stekelig te noemen. De soort komt voor op zandige akkers en lieeft in de flora één zetje. Dit duidt niet op erg groote zeldzaamheid, zou men zoo zeggen en toch zagen wij haar maar eenmaal en wel op een bouwland bij Meersen in Limburg. Goed snuffelen op zandig bouwland kan u misschien resultaat geven. Al de voorgaande soorten hebben gewo ne bloemen, d. w. z. echte boterbloemen. Niet alzoo de vergiftigste van allemaal, welke wel gevaarlijk voor het vee wordt genoemd en Blaartrekkende boterbloem heet, Ranunculus Sceleratus. Zij heeft een langwerpig-groen knobbeltje van vruchtjes en daaromheen staan vijf erg kleine gele bloemblaadjes, zoodat het heele bloempje nog geen centimeter doorsnede heeft. Groeit graag aan slooten en in moerassen. Al de voorgaande soorten hebben diep handvormig ingesneden bladeren. Niet alzoo de twee volgende. Hiervan is nummer één vrij gewoon, vooral op veenachligen bodem. Wie niet op de bladeren let heeft niet zoo gauw in de gaten, dat het wat bijzonders is, al lij ken de bloempjes ook wat anders, wat kleiner en gladder dan van gewone boter bloemen. Maar de bladeren geven duide lijk verschil aan: ze zijn niet ingesneden, maar langwerpig, soms zelfs lintvormig. De naam is: Egelboterbloem, Ranunculus Flammula. Veel zeldzamer is de tweede soort met langwerpige bladeren. Wij herinneren ons haar slechts op een drietal plaatsen ge zien te hebben: aan de Bedemsvaart, in de buurt. van. Eemnos en in de „Hel", een veenplas bij Veenendaal. Het is de grootste van alle boterbloemen, stengels hooger dan een meter, bloemen zoo groot als een gulden. Dé naam is Groote Boter bloem, Ranunculus Lingua. Vroeger heette ze ook wel Egelkolen, naam, die we nooit kónden verklaren. En nu: last not least: ons verlangen gedurende ruim con kwart eeuw. Dat was de Gulden boterbloem, Ranunculus aurieo- mus. Werd door Henkels vrij zeldzaam ge noemd. We meenden haar eens te hebben gevonden, doch het exemplaar, dat. we in handen kregen, klopte niet héél precies met de- beschrijving en dus wisten we hot. niet heel zeker. En zietdaar: nog geen jaar geleden.... Maar de geschiedenis is te merkwaardig om die niet in extenso te verhalen. We wandelden met z'n drietjes langs het Dorresteinsche steegje in Amersfoort, toén een van ons, een jongmensch, in deze goe de stad opgegroeid, zei: „Wat is het toch soms jammer, dat die nieuwe bouwterrei nen zoo vaak mooie plekjes opslokken of tenminste merkwaardige planten doen ver dwijnen. Kijk, hier op dit plekje staat elk jaar de Gulden boterbloem en er is allo kans Ik liet hem niet eens uitpraten. ,,Weet je'dat zeker? De Gulden boterbloem? Dat is geen kleinigheid!" „Ja", zei hij, door mijn uitlating misschien wat voorzichtig wor dend: „Ja, ik heb het er altijd voor ge houden!" Het was toen November en ik besloot het plekje 'goed in de gaten te houden. April was in het. land. Allerwegen bloeide nog het Speenkruid en op het aangeduide plekje daartusschen: een boterbloem. Dat moest wel dc Gulden zijn, want zij is de.eenige, waarvan April als bloeitijd wordt genoemd. Gauw gedetermineerd en jawel dat klopte. Ik «wandelde verder, vast be sloten het plantje morgen een veiliger standplaats te bezorgen dan op het bouw terrein. Wat stonden de weilanden geel van Speenkruidplantjes. Maarzie ik goed? Staan daar aan den overkant, van die wijd© sloot boterbloomcn? Gelukkig had ik mijn prismakijker bij me en dus was ik al gauw daarmee speurendeen wis en drie: daar stonden honderden boter bloemen. Half April! Dat zouden dan Gul den boterbloemen moeten zijn! Het was bijna niet te gelooven. Even aan dén eige naar om toegang gevraagd en zietdaar: wat we niet zouden hebben durven hopen: een heel land vol Gulden boterbloemen. We waren toen meteen in de gelegenheid om te constateeren, dat geen enkel bloem pje vijf normaal gevormde blaadjes had. Bijna, leek het, of een spelend kind ze had beschadigd, wat juist het kenmerk is van do zeldzame Gulden. In een weiland daar dichtbij waren kinderen aan het plukken. Ze hadden handen vol van de zeldzame Gulden boterbloem! En wij hadden er veertig jaar naar ge zocht „W andelaar". BELANGSTELLING. Blijkens de in alle 18 kieskringen verza melde gegevens hebben bij de gijte: houden Candida atstelling voor de op 3 Juli a.s. te houden verkiezing van leden van <1# Tweede Kamer niet minder dan 36 politie, ke partijen^of groepen candidatenlijsten in- geleverd. In 1925 hebben 32 partijen en groepen aan de verkiezing deelgenomen, waarva; het slechts aan elf mocht gelukken een ver- tegenwoordiging in de Tweede Kamer verkrijgen. Wat zegt u daarvan? En dan durft men nog wel beweren, da onze goede Nederlanders dezen, keer bij d groote verkiezingen voor de Tweede mèr der Staten Generaal ioo lauw zijn, da de lieele verkiezing hen weinig interes seert. Komt men alleen tot- deze uitspraak, dat de straten nog niet zijn volgekladdert en de muren volgeklad met: Kiest Loutjj of stemt op E. Fikse? Dat is toch geen maatstaf en waar ons dezen keer verheugen in het vreugdi# bezit van zes en dertig politieke partijs meen ik te mogen constateeren, dat Nederlandsche volk nog nimmer met zo;, veel animo aan de verkiezingen heeft deeL genomen als thans. Dat ziet,u direct a.ls u eens nagaat lijsten der candidaten, die voor een pla!s in de Tweede Kamer in aanmerking kom. Dan valt het u direct op, dat er zooV Kamerlustigen opstaan, die plotseling men opduiken uit. plaatsen, waarvan u nimmer hebt gehoord en die u alleen ma goed zou achton voor een zetel in den moodelijken gemeentei-aad van die pla# Ze komen bij massa's opzetten uit Pij jum, Uithuizermeeden, Appelscha en Kei Avezaath, uit Bakkeveen, Niezïjl, IJsqi Vroomshoop, Vlacb-twedd© cn Beetgum# molen. Is dat geen algemeene deelname aand groote verkiezingen, die voor de des s b staan? Lees ik niet, dat er zelfs trouwe Neèi. landers uit het buitenland op de mannen zooals Moeso en Alimin kou, die speciaal uit Rusland gekomen zip aaid om onze rechten hier in Nederland te dedigen? O, ik durf zelfs voorspellen aan dt hand van het leger candidaten dat Ida# 8]uj staat om de Tweede Kamer te bespringen hap] dat het in de nieuwe parlementaire period I een gezellige boel in de Kamer zal worde Ter Hall, de revue-koning staat we j,oe1 klaar om leven en kleur te brengen in h cht. parlementarisme. Floris Vos is er, die, i d er geen tol bij Muiden meer te rammen zijn stormloop wil beginnen op het bestuur en dien de Muidertol plotseling een groot politicus heeft gemaakt. Zal het niet gezellig worden als vogi m van diverse pluimage als K. Brok, Scheele en T. Pannekook Tweede Kameil zullen zijn? Er is een mijnheer Hilaridcs uit Pingju D. Kodde uit Zoutelande, die, het heugt nog, een gevaar zal opleveren voor strandgenoegens aan onze liefelijke Nooi roeg( zee, er is verder een mijnheer E. Fikse Oldenbroek, een naam, die een belofte houdt, E. Sip uit Wageningen, A. Langkc Dop^ per en R. Schaap, allen illustere gro machten, tot heden onbekend, en die te men het voornaamste college van om Nederlandschen staat zullen bevolken. Is er dus geen belangstelling voorde kiczingen, die komen gaan? Misschien! Want er zou nog plaats zijn voor bond van ijscolieden en een wurmeni kerspartij, waarnaar wij in 1933 met langen zullen uitzien. DANIf Hl fai le lijst staif^ nin uit Mot- ndsc sw tl ïllé de rn« :1 m n e: erer ilke i de et d n fe n a larn lenai ECHT ENG. Ik speelde tennis gisteren O, het was vrees'lijk echt, Maar lieve kind, mijn partner, och Die speelde toch zoo slecht. Zijn backhand leek gewoonweg niets, Zoo eng, als hij het deed, 'k Geloof dat hij, ik vind het eng, Van tennis niet veel weet. 'k Dronk gisteren bij Lily thee, Je weet, haar Ma is streng, Wij aten zalige bonbons, Maar haar japon was eng. Ik had die mooie blauwe aan, Die staat me toch zoo echt, En Lily heeft er, is 't niet eng, Niet eens wat van 'k Was gisteravond op het bal, Daar was zoo'n engert, kind, Ik danste en hij zei tot mij: Ik heb U steeds bemind. Toch vond ik wel zalig, zeg, Toen hij dat. had gezegd, Hij heeft mij uitgenoodigd en Ik vond het heusch echt echt. Zeg heb je 't nieuwtje al gehoord Van Emmy, Tilly's nicht? Die gaat naar Indië, 't is' heusch Zij vindt het echt, dat wicht. Eerst gaat ze trouwen, deze maand, Vindt jij dat nou niet eng, Als zij maar weet, dat ik bij haar Vertrek geen tranen pleng. Is dat dan, jongedames1, slechts De maatstaf voor Uw smaak, Dat. alles is öf echt öf eng, Mijn antwoord is dan raak. U moogt mij vinden eng of echt, Of akelig of streng; Ik vind U, dat 's oprecht gemeend. Aanstellerig, echt eng. «ure: nu est Wij Mei uime Het Bont' en o lebbe 1 dei AU, ij no D zij foor TBOTTBAD01

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 10