NIEUW LEVEN
HEKSEN EN SPOKEN
BOTERBLOEMEN
WEEK-END
LIED VAN DEZEN TIJD
Wederom knoppen boom- cn struikge
was. Door de velden rondwarende, ontdek
ten we ondanks de felle, alles-afstervende
en kiemsmorende ijswinden, toch weer de
groene, sappige puntjes, die zoodra de
temperatuur wat. milder wordt spoedig
zullen uitbotten tot pluimen in allerlei
lichtscha-kceringen of wouden met waaier
vormige kruinen, elkaar toewuivende het
blijde nieuwe leven, dat zij zoo juist zijn
ingetreden.
Onbezorgd spatten de vleczigc vlies-
jes open om de nu snel aanwassende
•vruoht in Oiaar geheel te ontbolsteren. Wij
der en liooger .groeien de staak- en kron-
keltakken, kortgeleden nog glad en kaal,
spoedig zwaar torsend© armen met bla
der- en blo«mtrossige tuilen.
•Midzomer staan z'in blakerden welstand,
opslorpend hot helle zonnelicht, mat vlecht
werk strengelend op den grond, waar de
goud-gele stralen, zich een weg banend
door de warrelende openingen, spelend en
'betooverend hun kleurige mozaikwerk op
neerprojecteeren.
Niets vreezende, doen zij als de zonne-
vriend hen verlaat, haar verfrisschende
nachtrust, om ritselend of heftig bewogen
bij de terugkomst haar g'ndag te zeggen
in de kille morgenuren.
Zoo leeft al wat bloem of blad is. z'n
automatische en steeds terugkeerenden
gang, geen kwaad vermoedend, vocht en
zonnewarmte ongebreideld opslurpend.
Doch hun val komt onverwachts. Storm-
loeiers en wolkbreuik'rige watermassa's
storten zich op de teere, buig-zw ie pend e
vederbosschen, knauwend en verruïn eerend
't zoo met zorg geteelde bladmoesweefscl.In
één keer gebroken, geknakt en zielsziek,
kreunend en treurend staan ze daar, hun
armen hoog ingetrokken, de laatste .vesten
nog trachtend te beschutten en te verde
digen. Helaas, 't mag niet baten, Koning
Herfst doet zich gevoelen, de taaiste en
pezigste stengelen tukken zioh los, blad
voor blad stapelt zich op boven het kille,
broei-vochtige kerkhof.
Ontwapend, den dood voor oogen, geven
zij haar laatste steungevende baleinen
over, hun fundament schokt, wankelend
valt zij in den afgrond....
Zoo is 't met de zwakke kasplantige en
ziekelijke gewassen, de sterke trotseeren
de crisis en zamelen nieuwe celstoffeu op
om spoedig weer in hun oude pracht en
glorie te regeeren.
Het is lente, ook bij ons, menschen, ont
waakt een gevoeL van nieuw leven, nieuwe
idealen, en zich ontpoppende plannen en
gedachten» Onwillekeurig staan we er
bij stil, hoe sterk toch de natuur, de sahoo-
ne schepping Gods, ons geheele wezen
penetreert.. Zoodra de zon door de
wolken gluurt, om, zij 't ook nog in be
scheiden mate, haar bundels in steeds
breeder en intensiever-verwannende stra-
te doen ontplooien, ontwaakt bij ons een
prikkel tot vreugdestemming.
Den zomer tegemoet, dat belooft sohoone
en genotvolle dagen uitstapjes, sport, en
lichaamsontwikkeling.
Ook wij laten ons doordrenken van de
bacteriedoodende en sterkende, levens-
lust-brenger.de zomerstralen.
Ook wij leven onbevreesd voort, steeds
weer verlangend naar een nieuwen, vol
genden dag, om onze plannen, met gedach
ten en pen uitgewerkt, te verwezenlijken.
Wij hebben immers nog zooveel te doen
en 't programma moet voor dezen of dien
datum geheel en al opgemaakt en uitge-
jwerkt,
Dat ook ons een storm zal dreigen, wij
weten 't maar al te goed, maar nu leven we
in heldere levenspracht, baden we in licht
en kleuren, en deze doen ons de schimmel
lagen van 'het kerkhof geheel vergeten.
Tegen dien crisistijd zullen we ons wel
bijtijds schrap zetten, en de. zwakke plek
ken in heb gcestesweefsel aansterken, en
politoeren de ingevreten ruwe nerven en
wanden.
Zoo dachten ook de planten en boomen
in de vrije natuur. Heele wouden genoten
in kommervolle vreugde hun volle pracht
en be-zit. totdat de strenge meester kwam
en alle zieken en zwakkelingen wegvaag
de.... in èèn adem, in bèn. keer.
Dat. velen onzer zoo mogen zijn als de
sterke, hechte stammen, die tijdig him
celvoedsel optasten in hun nooit-tc-verza-
digen en hongerige voorraadkasten!
D.
Het doet ons goed in dezen gejaagden
tijd, die de menschheid zenuwachtig haas
tend voortwaarts stuwt, te verwijlen bij
het rustige Geldersche landschap.
Al is ook daar de nieuwe tijd zeer
merkbaar en verrijzen in verblijdende wel
vaart de druivenkassen en bloemkweeke-
rijen in nooit voorzienen getale tusschen
de lachende boomgaarden, 'n geest van
rust en tevredenheid leeft voort in het
eenvoudige landvolk
Al is 't in de zomermaanden 'n drukke
tijd voor kweeker en landbouwer, in den
winter heeft hij tijd om bij gezclligen
kout den avond door te brengen in. den
familiekring.
En wanneer in 't schemerdonker do
gemakkelijke plattebuiskachel schijnsels
van vlammen tooverb tegen zolder en mu
ren, dan gebeurt 't vaak, dat de oude
grootvader of grootmoeder verbelt van
vroeger, heel vroeger, toen er geen auto's
en geen treinen, en natuurlijk geen vlieg
machines bestonden.
Wat er wel waren in dien tijd?
Als wij onze grootouders mogen geloo-
ven, wemelde het toen van heksen en
spoken en tooverboeken.
Avonden aaneen konden zij vertellen
't jan de wonderlijkste spookgeschiekenis-
sen en heksentoeren, van wilde juffers
en stille kolken met dansende dwaal
lichtjes.
De gr oo ter on om de haard glimlachen
vaak stil om zich heen, geloofden 't niet
of niet heelemaal, maar de kinderooren
gingen open en hunkerden naar de fabel
tjes, die de rustige ouden met overtui
gende zekerheid wisten te verhalen.
En zij geloofden en zagen 't als voor
hun oogen gebeuren als 'n kruidenierster
's avonds opeens met paard en al dwars
over den weg kwam te staan, alleen om
dat de voerman even te voren een zwarte
kater op 'n halven baksteen getrakteerd
had. 't Was de wraak van de heks, als 't
paard niet verder wou en de man 'n hal
ven nacht moest tobben om z'n knol uit
de spokenstraat te krijgen.
En 't was niet te loochenen, want man
en paard werden door verteller genoemd;
alleen jammer dat ze beiden reeds ter
ziele zijn. Ja, 't is al lang geleden, kwam
er vaak zuchtend achter.
Met schrikoogen zagen de kinderen in
het. donker naar den schoorsteen als er
verteld werd van den ouden mulder, die
op zekeren avond verhinderd werd zijn
gewone beroep van nachtweerwolf uit te
oefenen, tot 'n wolfsvel, uit den schouw
puilend, 'm dringend aan z'n escapades'
herinnerde.
Voor do kinderen was 't een noodlottig
iets als de ernstige hangklok tenslotte tot
slapen maande en met meer aandrang
dan anders vleiden ze bij hun lieve moe
der om 'n petroleumlampje. *t Was ook
zoo donker boven in het. oude boerenhuis.
Het bijgeloof sterft weg en de verha
len van weerwolven en heksende oude
vrouwen worden niet meer ernstig geno
men.
't Zijn overblijfsels uit 'n tijd, waarin
men wel aan hen geloofde.
De oude heidenen zagen reeds de we
reld met geesten bevolkt; elfen en nyin-
phen waren de geluk- of onheilbrengende
wezens en men was ten zeerste bevreesd
hun toorn op te wekken.
Toen het Christendom zijn zegeningen
bracht in deze landen kreeg het geloof
aan deze wondere elementen 'n gevoelige
knak, maar het geloof aan heksen en spo
ken bleef nog eeuwen lang.
De Christelijke dogmatiek leert, dat
een inwerking der booze geesten op de
menschen binnen bepaalde grenzen, door
God zelf bepaald, mogelijk is.
Evenwel zal men zeer voorzichtig moe
ten zijn met 't vaststellen van den invloed
des duivels, want in veel voorkomende
gevallen waarin de naieve mensch iets
wonderbaarlijks meent te zien, heeft men
te doen met bedriegers, die zich als spi
ritisten of hypnotiseurs uitgeven.
De dwaalleeren en ketterijen, die eeuwen
lang naast de Katholieke Kerk opschoten,
hebben het geloof aan 'n te groote macht,
van den duivel vaak bevorderd, terwijl
eveneens 't geloof aan heksen en spoken
bij de nieuwe sekten bleef voortbestaan.
De boeken over rechtspraak in vroeger
eeuwen en vele gerechtsordonnantiën in
de 16e eeuw zelfs hielden wel degelijk
met de hekserij en hare bestraffing re
kening.
Geestelijken en leeken in dien tijd wa
ren van het bestaan van heksen over
tuigd.
Werd toen 'n persoon van hekserij be
schuldigd, dan was zijn verder leven 'n
tijd van onrust en angst, altijd gemeden
of bespot; meerdere malen echter was
de dood door den beul 't einde van het
slachtoffer.
Velen zijn in de eeuwen, die achter ons
liggen, gegeeseld, verbannen, ja zelfs ge
worgd en verbrand, omdat een bijgeloovig
volk een aanklacht van hekserij of weer-
wolverij tegen hen had ingediend.
Zoo werd in 1593 in ons land een „heks"
gevangen genomen, gegeeseld en gepijnigd
totdat zij ten slotte bekende hekserij te
hebben bedreven.
Naar de gevangenis teruggeleid en wan
hopig en vertwijfeld door het vonnis, dat
haar te wachten stond, verhing zich de
ongelukkige in haar cel.
Een landbouwer werd beschuldigd, dat
hij 's nachts zich in een weerwolf ver
anderde en de schapen der buren doodde
of verwondde; hij werd voor de rechtbank
gebracht, geworgd en verbrand.
In 1595 werd 'n boer uit 't Utrechtsche
van hekserij beschuldigd en met zijn ze
ventigjarige moeder en achttienjarige
dochter verbrand.
De straffen waren destijds hard en
onbarmhartig. En waren misschien onder
de vele gevomiisten enkele met minder
smetteloos blazoen, de straf voor hekserij
was niet verdiend.
Wij kunnen de verblindheid onzer voor
ouders betreuren, maar 't geloof aan hek
sen en spoken was 'n kwaal des tijds.
Het resultaat van verstandige lieden,
die meer humaan tegenover de heksen
wilden optreden, was gewoon gering.
Johann Weyers, 'n dokter uit de 16de
eeuw, verklaarde de ongelukkige beschul
digden zooveel mogelijk voor ziek.
De Jezuiet Frederik von Spree schreef
in 1631 nog tegen de hekserij, maar durfde
z'n boek niet op zijn naam uitgeven, daar
"n vervolging tegen den koenen ^schrijver
niet onmogelijk zou zijn geweest.
Baltliasar Bekker gaf in 1691 zijn „Be-
tooverde Wereld" uit waarin hij vele be
driegerijen ontmaskerde, die door z.g.
behekste personen werden bedreven, maar
't boek werd met haat en afschuw door
vele Calvinistische predikanten vervolgd.
Men ziet-, 't volk had nu eenmaal zijn
heksen en wilde ze houden.
Hoe lang de heksenprocessen bleven
voortduren?
Het zal u ongetwijfeld verwonderen, dat
tot diep in de 18e eeuw nog menschen
gedood werden om 'n kwaad, dat zij niet
bedreven hadden.
In 1783 werd de laatste heks in Glarus
(Zwitserland) verbrand.
De verlichting der 18e eeuw heeft voor
'n groot deel 'n einde gemaakt aan 't bij
geloof, maar of 't thans overal, werkelijk
overal verdwenen is?
We zijn nu reeds ver in de 20e eeuw,
maar wie, die met de eenvoudige bevol
king op 't platteland bekend is, zal durven
getuigen: „er heorscht geen bijgeloof
meer?"
De spookgeschiedenissen van rond den
huiselijken haard, zij vertoonen een merk
waardige overeenkomst met de bijzonder
heden uit de heksenprocessen van vroeger
eeuwen; 't beste bewijs voor de oudheid
dezer verhalen die van ouder op kind
overgegaan, nog heden ten dage de oudere
toehoorders den wintertijd korten en aan
alle kinderen-luisteraars een langdurige
„donkervrees" bezorgen.
„Geld." S.
Mij spreekt de blomme e?n tale!" zegt de
groote Gezelle en er was zeker geen enkele
bloem, die het voor hem niet deed.
Voor den opmerkzamen wandelaar heeft
werkelijk elke bloem wat te zeggen. Ze
spreekt hem van de wijze, waarop ze door
vorm en kleur hem boeit, ze roept hem op,
de eerste maal, dat ze zich aan hem voor
doet om haar naam te raden, haar schoon
heden te ontleden, haar gade te slaan als
deel van 't landschap of in verband met
haar bezoekers, de insecten, en nog jaren
daarna herinnert ze hem aan de genoegens
welke ze schonk, als de opmerkzame wan
delaar haar weer langs zijn pad aantreft.
Zoo'n wandelaar is nooit alleen. Hij is
steeds in contact met- zijn bloemrijke om-
gering, noemt in zijn geest, de namen van
zijn lievelingen, blijft soms bewonderend
staan om ze weer eens, misschien na ja
ren absentie, als oude, goede bekenden te
begroeten.
Als ge zoo een halve eeuw ongeveer op
den aardbodem hebt rondgekuierd, dan
hebt ge al wandelende een groot gedeelte
van cFe Nederlandsche flora in u opgeno
men' en bij het herdenken daarvan lcomen
u allerlei prettige momenten in gedachten.
Daarvan wil ik als oude wandelaar vertel
len, bedacht ik. Maar toen ik aan dat
plan uiting wou geven, deed zich de vraag
voor: Welke van uw lievelingen zult ge nu
het eerst ten tooneele voeren? En een rij
van schitterende namen passeerde. Een
oogenblik dacht ik aan zoo iets als: Or-
chideën of andere Zuid-Limburgsche dra
gers van één of meer zetjes".
Echter ik zag daar van af. Want ik
bedacht hoe liet mij wel eens ging, als ik
van die groote zeldzaamheden lasze wek
ten de begeerte om ze te zien in herige
mate bij me op, maar dc begeerte werd
nooit voldaan, of heel zelden en dan nog
vaak na langen, zeer langen tijd.
Neen, zei ik, als de wandelaar van mijn
schrijven wil profiteeren, als hij wil pro-
beeren, dat wat ik beleefde, ook te onder
vinden, de schoonheden, welke ik hem
voorhoud, zijn eigendom te noemen, dan
moeten liet niet die zeldzame curiositeiten
zijn, dan moet ik wat dichter bij huis blij
ven in tweeërlei zin en hem praten over
wat ik kan vertellen van de meest gewone/
planten.
En vandaar de keuze: Boterbloemen.
Er is zeker wel geen Nederlandsche
schooljongen of dito schoolmeisje, dat geen
Boterbloemen kont: Weinig planten zijn
zoo algemeen en worden zóó in ons heele
land met den botanischen naam genoemd.
Meestal worden dan de glimmend gele
bloempjes bedoeld, welke in weiden of
langs wegen en slooten staan. Door het
groote publiek worden daarbij geen onder
scheidingen gemaakt: Boterbloemen zijn
boterbloemen, of ze voorkomen in het
hooiland van den boer of langs de greppels
tusschen de akkers van den landbouwer,
het is him al gelijk.
Toch zullen we niet vele minuten kunnen
wandelen zonder tenminste twee soorten te
passeeren.
De algemeenste is wel die, welke op
rechtopgaande stengels de weilanden tooit
in duizenden exemplaren. Het is de boter
bloem par excellence. Zij geniet vooral de
twijfelachtige eer de bouquetten te mogen
vormen, waarmee do kinderen thuiskomen
om hun moeder of misschien wel hun juf
frouw op school to verblijden. Het is de
zoogenaamde Scherpe boterbloem, Ranun
culus acer. Dit „acer" duidt er op, dat de
smaak scherp is en dat het vergift, dat in
alle soorten boterbloemen zit, hier nogal
vrij veel aanwezig is. Het is de scherpe
smaak, welke den koeien aanleiding geeft
om ze te laten staan. Daarop moet ge eens
letten, als ge grazend vee ziet.
Om deze boterbloem nu te onderschei
den van die andere, welke ge telkens pas
seert op uw wandelingen, moet gc op den
bloemsteel letten. Die geeft het zekerste
kenmerk ter onderscheiding. Zeker, de
Kruipende boterbloem, Ranunculus repens
staat niet zoo fraai rechtop, heeft nog
mooier geverniste bloemen, vind ik, maai
er zijn exemplaren van beide, die erg op
elkaar lijken. Nooit echter heeft een Krui-
pende boterbloem ongegroefde bloemstelen
en nooit zijn ze bij de scherpe gegroefd.
Daar hebt ge nu al dadelijk iets, dat uw
wandeling boeiender kan maken.
Onthoudt daarbij, dat beide soorten
handvormig gedeelde bladeren helaben en
bij beide dc kelkblaadjes netjes tegen de
bloemblaadjes staan. Dit laatste is bijvoor
beeld niet het geval bij een soort, die ove
rigens ook heel veel op ze lijkt, maar waar
bij de kelkblaadjes tegen den bloemsteel
aan zijn teruggeslagen. Meestal komt deze
soort voor op zandigen 'bodem. Ge moet
haar eens uitgraven. Ontdekt ge dan, dat
de stengel een knolletje heeft, dan zijt ge
zeker met de Knoklragende boterbloem te
doen te hebben, Ranunculus 'bulbosus. Ze
is in de schrale streken van ons land zeer
algemeen.
Er is nog zoo'h soort met teruggeslagen
kelkblaadjes. Die groeit meer op kleiach-
tigen bodem en dan gewoonlijk niet ver
van de zee. Wij vonden ze tweemaal, wat
u al doet vermoeden, dat ze vrij zeldzaam
is: een paar exemplaren stonden er bij de
stadsreiniging in Amersfoort en enkele
meer op. een weiland in één der Eempol-
ders. Er zit geen knol aan en de plant is
meer behaard dan andere soorten. Vandaar
de naam Behaarde boterbloem, Banuncu-
lus sardoüs. Een eigenaardigheid van de
vruchtjes is, dat ze een rij knobbeltjes dra
gon, wat vooral goed aan gedroogde exeiö-
plaren te zien is.
Merkwaardige vruchtjes, meestal vijf bij
een, heeft ook de Akker-boterbloem. Ban-
culus arvensis. Hier zijn zo bepaald stekelig
te noemen. De soort komt voor op zandige
akkers en lieeft in de flora één zetje. Dit
duidt niet op erg groote zeldzaamheid, zou
men zoo zeggen en toch zagen wij haar
maar eenmaal en wel op een bouwland bij
Meersen in Limburg. Goed snuffelen op
zandig bouwland kan u misschien resultaat
geven.
Al de voorgaande soorten hebben gewo
ne bloemen, d. w. z. echte boterbloemen.
Niet alzoo de vergiftigste van allemaal,
welke wel gevaarlijk voor het vee wordt
genoemd en Blaartrekkende boterbloem
heet, Ranunculus Sceleratus. Zij heeft een
langwerpig-groen knobbeltje van vruchtjes
en daaromheen staan vijf erg kleine gele
bloemblaadjes, zoodat het heele bloempje
nog geen centimeter doorsnede heeft.
Groeit graag aan slooten en in moerassen.
Al de voorgaande soorten hebben diep
handvormig ingesneden bladeren. Niet
alzoo de twee volgende.
Hiervan is nummer één vrij gewoon,
vooral op veenachligen bodem. Wie niet
op de bladeren let heeft niet zoo gauw in
de gaten, dat het wat bijzonders is, al lij
ken de bloempjes ook wat anders, wat
kleiner en gladder dan van gewone boter
bloemen. Maar de bladeren geven duide
lijk verschil aan: ze zijn niet ingesneden,
maar langwerpig, soms zelfs lintvormig.
De naam is: Egelboterbloem, Ranunculus
Flammula.
Veel zeldzamer is de tweede soort met
langwerpige bladeren. Wij herinneren ons
haar slechts op een drietal plaatsen ge
zien te hebben: aan de Bedemsvaart, in
de buurt. van. Eemnos en in de „Hel", een
veenplas bij Veenendaal. Het is de
grootste van alle boterbloemen, stengels
hooger dan een meter, bloemen zoo groot
als een gulden. Dé naam is Groote Boter
bloem, Ranunculus Lingua. Vroeger heette
ze ook wel Egelkolen, naam, die we nooit
kónden verklaren.
En nu: last not least: ons verlangen
gedurende ruim con kwart eeuw. Dat was
de Gulden boterbloem, Ranunculus aurieo-
mus. Werd door Henkels vrij zeldzaam ge
noemd. We meenden haar eens te hebben
gevonden, doch het exemplaar, dat. we in
handen kregen, klopte niet héél precies
met de- beschrijving en dus wisten we hot.
niet heel zeker. En zietdaar: nog geen
jaar geleden.... Maar de geschiedenis is
te merkwaardig om die niet in extenso te
verhalen.
We wandelden met z'n drietjes langs het
Dorresteinsche steegje in Amersfoort, toén
een van ons, een jongmensch, in deze goe
de stad opgegroeid, zei: „Wat is het toch
soms jammer, dat die nieuwe bouwterrei
nen zoo vaak mooie plekjes opslokken of
tenminste merkwaardige planten doen ver
dwijnen. Kijk, hier op dit plekje staat elk
jaar de Gulden boterbloem en er is allo
kans
Ik liet hem niet eens uitpraten. ,,Weet
je'dat zeker? De Gulden boterbloem? Dat
is geen kleinigheid!" „Ja", zei hij, door mijn
uitlating misschien wat voorzichtig wor
dend: „Ja, ik heb het er altijd voor ge
houden!"
Het was toen November en ik besloot
het plekje 'goed in de gaten te houden.
April was in het. land. Allerwegen bloeide
nog het Speenkruid en op het aangeduide
plekje daartusschen: een boterbloem.
Dat moest wel dc Gulden zijn, want zij is
de.eenige, waarvan April als bloeitijd wordt
genoemd. Gauw gedetermineerd en jawel
dat klopte. Ik «wandelde verder, vast be
sloten het plantje morgen een veiliger
standplaats te bezorgen dan op het bouw
terrein. Wat stonden de weilanden geel
van Speenkruidplantjes. Maarzie ik
goed? Staan daar aan den overkant, van
die wijd© sloot boterbloomcn? Gelukkig
had ik mijn prismakijker bij me en dus was
ik al gauw daarmee speurendeen wis
en drie: daar stonden honderden boter
bloemen. Half April! Dat zouden dan Gul
den boterbloemen moeten zijn! Het was
bijna niet te gelooven. Even aan dén eige
naar om toegang gevraagd en zietdaar:
wat we niet zouden hebben durven hopen:
een heel land vol Gulden boterbloemen.
We waren toen meteen in de gelegenheid
om te constateeren, dat geen enkel bloem
pje vijf normaal gevormde blaadjes had.
Bijna, leek het, of een spelend kind ze had
beschadigd, wat juist het kenmerk is van
do zeldzame Gulden. In een weiland daar
dichtbij waren kinderen aan het plukken.
Ze hadden handen vol van de zeldzame
Gulden boterbloem!
En wij hadden er veertig jaar naar ge
zocht „W andelaar".
BELANGSTELLING.
Blijkens de in alle 18 kieskringen verza
melde gegevens hebben bij de gijte:
houden Candida atstelling voor de op 3 Juli
a.s. te houden verkiezing van leden van <1#
Tweede Kamer niet minder dan 36 politie,
ke partijen^of groepen candidatenlijsten in-
geleverd.
In 1925 hebben 32 partijen en groepen
aan de verkiezing deelgenomen, waarva;
het slechts aan elf mocht gelukken een ver-
tegenwoordiging in de Tweede Kamer
verkrijgen.
Wat zegt u daarvan?
En dan durft men nog wel beweren, da
onze goede Nederlanders dezen, keer bij d
groote verkiezingen voor de Tweede
mèr der Staten Generaal ioo lauw zijn, da
de lieele verkiezing hen weinig interes
seert.
Komt men alleen tot- deze uitspraak,
dat de straten nog niet zijn volgekladdert
en de muren volgeklad met: Kiest Loutjj
of stemt op E. Fikse?
Dat is toch geen maatstaf en waar
ons dezen keer verheugen in het vreugdi#
bezit van zes en dertig politieke partijs
meen ik te mogen constateeren, dat
Nederlandsche volk nog nimmer met zo;,
veel animo aan de verkiezingen heeft deeL
genomen als thans.
Dat ziet,u direct a.ls u eens nagaat
lijsten der candidaten, die voor een pla!s
in de Tweede Kamer in aanmerking kom.
Dan valt het u direct op, dat er zooV
Kamerlustigen opstaan, die plotseling
men opduiken uit. plaatsen, waarvan u
nimmer hebt gehoord en die u alleen ma
goed zou achton voor een zetel in den
moodelijken gemeentei-aad van die pla#
Ze komen bij massa's opzetten uit Pij
jum, Uithuizermeeden, Appelscha en Kei
Avezaath, uit Bakkeveen, Niezïjl, IJsqi
Vroomshoop, Vlacb-twedd© cn Beetgum#
molen.
Is dat geen algemeene deelname aand
groote verkiezingen, die voor de des s b
staan?
Lees ik niet, dat er zelfs trouwe Neèi.
landers uit het buitenland op de
mannen zooals Moeso en Alimin
kou, die speciaal uit Rusland gekomen zip aaid
om onze rechten hier in Nederland te
dedigen?
O, ik durf zelfs voorspellen aan dt
hand van het leger candidaten dat Ida# 8]uj
staat om de Tweede Kamer te bespringen hap]
dat het in de nieuwe parlementaire period I
een gezellige boel in de Kamer zal worde
Ter Hall, de revue-koning staat we j,oe1
klaar om leven en kleur te brengen in h cht.
parlementarisme. Floris Vos is er, die, i d
er geen tol bij Muiden meer te rammen
zijn stormloop wil beginnen op het
bestuur en dien de Muidertol plotseling
een groot politicus heeft gemaakt.
Zal het niet gezellig worden als vogi m
van diverse pluimage als K. Brok,
Scheele en T. Pannekook Tweede Kameil
zullen zijn?
Er is een mijnheer Hilaridcs uit Pingju
D. Kodde uit Zoutelande, die, het heugt
nog, een gevaar zal opleveren voor
strandgenoegens aan onze liefelijke Nooi roeg(
zee, er is verder een mijnheer E. Fikse
Oldenbroek, een naam, die een belofte
houdt, E. Sip uit Wageningen, A. Langkc Dop^
per en R. Schaap, allen illustere gro
machten, tot heden onbekend, en die te
men het voornaamste college van om
Nederlandschen staat zullen bevolken.
Is er dus geen belangstelling voorde
kiczingen, die komen gaan? Misschien!
Want er zou nog plaats zijn voor
bond van ijscolieden en een wurmeni
kerspartij, waarnaar wij in 1933 met
langen zullen uitzien.
DANIf
Hl
fai
le lijst staif^
nin uit Mot-
ndsc
sw tl
ïllé
de
rn«
:1 m
n e:
erer
ilke
i de
et d
n fe
n a
larn
lenai
ECHT ENG.
Ik speelde tennis gisteren
O, het was vrees'lijk echt,
Maar lieve kind, mijn partner, och
Die speelde toch zoo slecht.
Zijn backhand leek gewoonweg niets,
Zoo eng, als hij het deed,
'k Geloof dat hij, ik vind het eng,
Van tennis niet veel weet.
'k Dronk gisteren bij Lily thee,
Je weet, haar Ma is streng,
Wij aten zalige bonbons,
Maar haar japon was eng.
Ik had die mooie blauwe aan,
Die staat me toch zoo echt,
En Lily heeft er, is 't niet eng,
Niet eens wat van
'k Was gisteravond op het bal,
Daar was zoo'n engert, kind,
Ik danste en hij zei tot mij:
Ik heb U steeds bemind.
Toch vond ik wel zalig, zeg,
Toen hij dat. had gezegd,
Hij heeft mij uitgenoodigd en
Ik vond het heusch echt echt.
Zeg heb je 't nieuwtje al gehoord
Van Emmy, Tilly's nicht?
Die gaat naar Indië, 't is' heusch
Zij vindt het echt, dat wicht.
Eerst gaat ze trouwen, deze maand,
Vindt jij dat nou niet eng,
Als zij maar weet, dat ik bij haar
Vertrek geen tranen pleng.
Is dat dan, jongedames1, slechts
De maatstaf voor Uw smaak,
Dat. alles is öf echt öf eng,
Mijn antwoord is dan raak.
U moogt mij vinden eng of echt,
Of akelig of streng;
Ik vind U, dat 's oprecht gemeend.
Aanstellerig, echt eng.
«ure:
nu est
Wij
Mei
uime
Het
Bont'
en o
lebbe
1 dei
AU,
ij no
D zij
foor
TBOTTBAD01