GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
EEN RIJKE FAMILIE
DERDE blad
DE LEIDSCHE COURANT.
DINSDAG 26 MAART 1929
Twee hoofden benoemd, niet uit de Leidsche onder
wijzer». Wethouder Tepe geeft een „uitmuntende
verdediging Bezorgdheid van de S. D. A. P.
voor de financieele belangen der wethouders. Een
onnoodig en onnut debat over den Stadhuisbrand
OVERZICHT.
Langen tijd heeft de Raad gepraat, alvo
rens kon worden overgegaan tot de benoe
ming van een tweetal schoolhoofden.
En de heer Verweij (S.D.A.P.) en de heer
Sijtsma spraken in motie of voorstel er hun
afkeuring over uit, dat op de voordracht
geen Lejdsche onderwijzers stonden. En
wij hebben met gespannen verwachting
naar de oppositie tegen het voorstel van
B. en W. geluisterd, om maar iets uit hun
mond te vernemen, wat er op zou kunnen
wijzen, dat een Leidsch onderwijzer zon
der meer gepasseerd zou zijn bij
het opstellen van deze voordracht. Eerlijk
gezegdwij hadden gehoopt, dat een
dergelijke mededeeling zou zijn gedaan. Wij
zijn er n.l. voorstanders van, dat bij een be
noeming in Leiden een Leidsche solli
citant wordt benoemd bij g e 1 ij k e ge
schiktheid met sollicitanten van elders en
zelfs o.i. in vele gevallen óók bij iets
i n d e r e geschiktheid.
Maar, helaas, de oppositie toonde zich
oppositie zonder meer, nalatend ook maar
eenige reëelen grond voor haar houding aan
tc geven. En daarom gingen al de Raadsle
den, die niet vóór de beraadslagingen hun
stem reeds hadden bepaald en vastgelegd
(n.l. de sociaal-democraten), mede met liet
voorstel van B. en W., waarvan zooals
heer Verweij' terecht opmerkte door
wethouder Tepe een „uitmuntende verdedi
ging" was gegeven.
"t Was intusschen kwart voor vier ge
worden, toen na de twee bovenbedoelde
benoemingen punt 3 aan de orde kwam.
't Ging er erg warm aan toe bij op één
na het laatste agenda-punt: een voorstel
van den heer Vallentgoed, om aan afgetre
den wethouders niet slechts te verleenen
een wachtgeld van 60 gedurende dén
jaar (daartoe onlangs door den Raad was
besloten), maar een wachtgeld van 60 ge-
duende het eorste èn van 40 gedurende
het tweede jaar na het aftreden. Dit voor
stel kreeg alleen maar de stemmen der
S. D. A. P.!
Ten slotte was aan de orde de interpel
latie van den heer Sijtsma inzake den
brand van het Raadhuis.
's Avonds moest de behandeling van de
interpellatie worden voortgezet.
Onze indruk is, dat de interpellatie wei
nig of geen nut heeft gehad, zooals te voor
zien was. Er is veel gepraat; meer niet.
Wij zijn ook door den interpellant, den
heer Sijtsma, niet geschokt in onze mee
ning, dat noch inzake het voorkomen van
den Stadhuisbrand noch inzake het zoo
veel mogelijk keeren van de eenmaal uit
gebroken brand iemand eenig schuldig
verzuim kan worden verweten. En daarom
Lebben wij veel van wat gezegd is aange
voeld als, zooals wij zeiden, nutteloos, maar
ook, in de gegeven omstandigheden, getui
gend van weinig fijnvoelendheid.
lo. Benoeming van een onderwijzer,
hoof der school aan de Medusastraat B.
De heer S ij t s m a verdedigt zijn voor
stel. Op de voordracht komen alleen onder
wijzers van buiten de stad voor, terwijl er
toch in de stad genoeg onderwijzers gesol
liciteerd hebben. Men heeft opgemerkt, dat
de voorgestelden wat meer ervaring heb
ben, maar dat moet volgens spr. niet den
doorslag geven. Daarom stelt hij voor, dat
B. en W. hun voordracht terugnemen.
De heer V e r w e ij wenscht de voorstel
len zakelijk te bespreken zonder eenig per
soonlijk element. Bij de opstelling van de
voordracht heeft het onderwijsbelang voor
op gestaan, hetgeen spr. een juist stand
punt, vindt. Tooh meent spr. dat het onder-
wijsbelang hier in het gedrang komt. De
promotie onder de onderwijzers staat
thans vrijwel stop, o.a. door het aanstellen
van wachtgelders, het benoemen in andere
plaatsen van uitsluitend plaatsgenooten
de standplaatsaftrek op het platteland,
waardoor promotie aldus is uitgesloten,
verder de usance om geen krachten boven
de 40 jaar als hoofd aan te stellen enz. Om
deze redenen meent spr. dat men het
Leidsch personeel in de gelegenheid moet
stellen promotie te maken. Hierbij moet
men rekening houden met de eischen aan
een goed schoolhoofd te stellen. Hij moet
een goede klas-onderwijzer zijn, moet goed
kunnen omgaan met de ouders en mot de
collega's. Deze eischen acht spr. bij de Leid
sche sollicitanten aanwezig.
Een gevoel van wrevel en depressie
hccrscht thans onder de gepasseerde Leid
sche sollicitanten.
Spr. beveelt met alle klem liet voorstel
van den heer Sytsma aan. Slechts wenscht
hij er iets aan toe te voegen: n.l. intrek
king van punt 1 en 2 teneinde voor de
Leidsche onderwijzers alsnog de gelegen
heid te openen voor een benoeming in aan
merking te komen.
Do heer M e ij n e n kan zich op vele pun
ten vereenigen met den heer Verwey. Ook
hij wil zich laten leiden door het belang
van 'het, onderwijs. -Het meet niet in de
eerste plaats gaan om de persoon van de
onderwijzers zooals de heer Sytsma wilde.
Vindt men dé beste krachten buiten Lei
den, dan moet men die kiezen.
Wat betreft de stopzetting van de pro
motie, merkt spr. op, dat er in de laatste
jaren geen hoofd van een school is kunnen
worden benoemd, want er was geen vaca-
ture in Leiden. Van passeeren van Leid
sche krachten is dus geen sprake. Men
moet voorzichtig zijn met het aandringen
op benoeming van Leidenaars. Op de eer
ste plaats moet men den toestand op de
scholen kennen. Alleen wenscht spr. na
dere inlichtingen omtrent de wijze, waar
op deze voordracht is tot stand gekomen.
Aan uitstel van punt 1 en 2 heeft spr. geen
behoefte. Do heer Verwey heeft de erva
ring over het hoofd gezien.
Den heer v. E s heeft het minder aan
genaam getroffen, dat er niemand uit Lei
den op de voordracht voorkwam. Het spijt
spr dat deze kwestie niet besproken is in
de commissie van onderwijs. Spr. gelooft
wel, dat de commiaie de sollicitaties se
rieus heeft overwogen en dat zal voor spr.
den doorslag geven Vorder is voor spr van
belang de vraag: hoe staat de sollicitant
tegenover het gezag? Wel is het spr. te
gengevallen, dat er onder de Leidsche sol
licitanten niemand voor deze benoeming
in aanmerking kon komen.
Wethouder Tepe verklaart dat het
hem ook spijt, dat er geen Leidsche klach
ten op de voordracht voorkomen. Mien
moet evenwel het' belang van het onder
wijs op de allereerste plaats stellen. For
meel heeft de raad niet te onderzoeken of
de voordracht op de juiste wijze is opge
maakt, doch spr. wil zich niet op zoo'n for
meel standpunt stellen, en moet het ont
breken van Leidsche sollicitanten niet op
vatten als een beleed'iging voor deze solli
citanten. Het niet benoemd worden bij een
sollicitatie beteekent niet, dat men zelf
onbekwaam is, maar dat er een ander was,
die nog bekwamer was. Wanneer men uit
sluitend het, onderwijs-belang op liet oog
heeft, moet men zich niet afvragen, of de
voorgedragellen de allerbesten zijn uit de
sollicitanten. Slechts bij gelijkwaardige
krachten mag men de voorkeur geven aan
Leidenaars. Dat een teleursteleurstelling
voor de Leidsche onderwijzers was, be
grijpt spr. volkomen, doch als men deze
gevoelsargumenten op den voorgrond stelt,
ondergraaft, men ten slotte het, openbaar
onderwijs. Want dan komen de rechten
der anciënniteit eveneens naar voren en
komt men op het hellende vlak. Het be
lang van het onderwijs heeft voorgezeten
èn bij de commissie èn bij den inspecteur
van het onderwijs. Deze commissie heeft
de sollicitanten degelijk aan den tand ge
voeld en een eenstemmig rapport uitge
bracht aan B. en W. Ha een uitvoerige
beraadslaging zijn B. en W. tot de slot
som gekomen, dat het niet verantwoorde
lijk zou zijn andere personen op de voor
dracht te plaatsen dan de voorgedragenen.
Daarom kan spr. de ingediende moties niet
aanvaarden. Daarin ligt de overtuiging op
gesloten, dat B. en W. niet voldoende re
kening hebben gehouden met de belangen
van het openbaar onderwijs.
Wanneer de motie echter mocht worden
aangenomen zullen B. en W. en zeker spr.
en de inspecteur niet denken aan wijziging
an hun standpunt. Bij 'n eventueel verge
lijkend examen zou de voordracht zeker
niet anders luiden dan thans.
De heer M e ij n e n acht het door den
wethouder ingenomen standpunt volkomen
juist en zal tegen de ingediendo moties
stemmen.
De heer Kooien herinnert aan het
jaar 1922 toen 11 Leidsche onderwijzers
benoemd zijn tot hoofden van scholen. Zijn
de tijden thans zóó veranderd
Spr. kent de solliciteerende Leidsche on
derwijzers goed en kan verzekeren, dat er
zeer goede krachten onder zijn.
De heer R o m ij n is volkomen tevreden
gesteld door de uiteenzetting van den wet
houder. Het is teleurstellend voor de Leid
sche krachten, doch als zij zooveel goede
capaciteiten bezitten, hoopt spr. dat zij
ook deze capaciteit hebben, zich over een
teleurstelling te kunnen hcenzettcn.
De heer Y e r w e ij verdedigt zijn stand
punt. De ervaring als schoolhoofd kan een
belangrijke factor zijn, maar mag niet door
slaggevend zijn, daar men anders nimmer
een gewoon klasse-onderwijzer zal kunnen
aanstellen. De heer v. Es wil het denken
over het gezag in aanmerking nemen. Dit
zou zijn zich wagen op zeer glad ijs. De
wethouder heeft gezegd, dat B. eu W. niet
van him standpunt zullen afwijken, doch
dat kan voor spr. geen aanleiding zijn om
zijn meening niet uit te spreken. De an-
cienniteitskwestie wil spr. buiten beschou
wing laten. Daarover zou heel wat te zeg
gen zijn.
Verder wijst spr. erop, dat men de func
tie van schoolhoofd niet al te hoog moet
stellen, anders wordt de vraag gewettigd:
kan een Leidsche onderwijzer hier wel ooit
schoolhoofd worden? Spr. neemt aan, dat
de voorgedfagenen zeer bekwaam zijn,
maar wil men den goeden geest onder het
onderwijzend personeel niet verwaarloozen
en dat doet men, als men hun alle kans op
promotie ontneemt.
De heer S ij t s m a repliceert op voor do
pers onverstaanbare wijze.
De heer W i 1 m e r gaat niet met de mo
ties mee. De heeren Sijtsma en Verweij
hebben geen enkel argument aangevoerd,
dat het uitgebrachte advies niet deskundig
of niet objectief zou zijn.
De heer Groc nevoid meent, dat dc
wethouder zijn uitdrukking, dat de recht-
sche partijen thans blijkbaar beter het be
lang van het openbaar onderwijs begrijpen
dan de linksche, nader zal moeten moti-
De heer E1 k e r b u t stond aanvanke
lijk niet aan. de zijde van den wethouder,
doch na diens verklaring zal hij tegen de
moties stemmen.
Wethouder Tepe wijst er op de eerste
plaats op, dat het college geenerlei verant
woordelijkheid aanvaardt voor de onder-
wijzersbenoemingon van 1922. Dat heeft
met den huidigen toestand niets te maken.
Verder verschilt spr. met den heer Ver
weij van meening, dat een raadslid zich
over deze- voordracht mag uitspreken. Dit
is eigenlijk uitsluitend een zaak van B.
W. Verder is het juist als men denkt, dat
B. en W. erop uit zijn om de functie van
schoolhoofd op een hooger plan te plaat
sen. Dat blijkt evenwel niet uit deze vi
dracht; hefc had evengoed kunnen zijn, dab
een Leidsche kracht in dit opzicht do beste
was geweest. Het funeste voor de Leid
sche krachten was uitsluitend, dat er onder
de sollicitanten van buiten enkele buiten
gewoon goede krachten wareu, die B. en
W. niet konden passeeren. Waren die er
niet geweest, hoogst waarschijnlijk zouden
Leidsche krachten op de voordracht heb
ben gestaan. Met te zeggen, dat de rechter
zijde het belang van het openbaar onder
wijs beter inzage, bedoelde spr. alleen te
zeggen, dat de linkerzijde het belang van
het openbaar onderwijs niet zou inzien, als
zij aan Leidsche krachten de voorkeur zou
willen geven, niettegenstaande zij niet de
besten zijn.
Do heer V e r w e ij keert zich tegen den
heer Wilmer. Als spr. had kunnen aantoo-
nen, dat de commissie niet objectief was
geweest, had er niet 2 uur over de zaak
gesproken behoeven to worden.
De heer Wilmer En tooh doet u dat
maar.
De heer V e r w e ij wil de buitengewone
capaciteiten der voorgedragenen niet in
twijfel trekken, maar hij gelooft, dat
door voordracht van althans één Leidsche
kracht het onderwijs zeer zeker gediend
zou zijn.
Do heer Parmentier hoopt, dat in
den vervolge zoo'n onvruchtbaar debat zal
worden vermeden, door dergelijke voor
drachten in de commissie van onderwijs
ter sprake to brengen.
Plet. voorstel-Sijtsma wordt verworpen
met 20 tegen 10 stemmen. Voor stemde de
,S. D. A. P. en de heer Sijtsma.
Do heer V e r w e ij trekt daarna zijn
motie in, doch verklaart namens zijn frac
tie, dat de 8. D. A. P. niet aan deze be
noemingen wenscht mede te werken.
Benoemd wordt daarna dc heer M. van
Rijswijk, schoolhoofd tc Terborg met 19
van de 31 stemmen. 12 stemmen waren
blanco uitgebracht.
2o. Benoeming van oen onderwijzer,
hoofd der school aan de Paul Kruger-
straat B.
Beuoemd wordt, de heer H. v. d. Jagt,
schoolhoofd te Gouda, met 19 van de 29
INGEZONDEN MEDEDEELING.
broaches
op. ver-
opgeven.
Ijdeade pijn
versterk
:t de snel en
onschadelijke
AKKER'S
ABDIJSIROOP
Voorde Borst
stemmen. Ook hier waren 10 blanco stem
men.
3o. Voorstel tot overplaatsing van het
hoofd der school aan do Vrouwenkerk-
steeg B., A. Dirks, naar de school aan de
Duivenbodeslraat A.
De heer V e r w e ij vraagt waarom hier
niet direct voorzien is in de vacature ont
staan door deze overplaatsing.
Wethouder Tepe Men kan toch niet
voorzien in een vacature, welko nog niet
bestaat. De raad zal eerst moeten beslis
sen. Daarna z. h. sfc. goedgekeurd.
lo. Voorstel om, mc-t intrekking van het
Raadsbesluit van 9 December 1927. een lo
kaal van de voormalige school aan de Pie
terskerkgracht No. 9, te verhuren aan het
Christelijk Muziekgezelschap „Polyhym
nia".
Goedgekeurd.
5o. Voorstel tot- verhuring van de bo
venwoning Garenmarkt No. 4, aan F. A.
Wempe Jr.
Goedgekeurd.
6o. Vooi-stel tot verpachting van het
recht van tolheffing van sohepen, voertui
gen en voetgangers aan dc Leiderdorpsche
brug, alsmede het koffiehuis met woning
c.a.. aan P. J. Ramaker.
Goedgekeurd.
7o. Voorstel tot verpachting van dc ex
ploitatie van de buffetten in dc Stads-Ge-
hoorzaal, aan W. F. van Ingen Schenau Jr.
De heer Schüllcr verneemt met ge
noegen, dat B. en W. thans meldiug heb
ben gemaakt van het feit, dat er een min
derheid wa-s in dc commissie van fabri
cage.
Dc heer Spendel is die minderheid
geweest, doch hij heeft zich bij de meer
derheid neergelegd. Daarna z. h. st. goed
gekeurd.
8o. Voorstel tot overdracht van het on
derhoud van de Bruggeslraat to Zoeter-
woudo aan do gemeente Zootcrwoudo en
tot vaststelling van den dosbetroffenden
begrootingsstaat.
Goedgekeurd.
9o. Voorstel tot verkoop van een strook
grond, deel uitmakende van het perceel
kad. bekend gemeente Leiden, Sectie L
No. 1155, aan de N.V. Fabiiek van Ver
duurzaamde Levensmiddelen, voorhoen L.
E. Nieuwenhuizen te Leiden.
De heer Groene veld vindt don prijs
op zich vrij hoog, doch in aanmerking ge
nomen het feit, dat dit stukje grond voor
dc firma van veel waardo is, meent spr. dat
er een nog hoogoreu prijs had kunnen wor
den gevraagd. Verder kan spr. de noodza
kelijkheid niet inzien, om dit stukje grond
te verkoopen. De gemeente kan het stukje
later noodig hebben, waarom betor zou zijn
het te verhuren.
Wethouder Splinter meent, dat het.
belang van de industrie den doorslag moet
geven. Hot stukje grond is voor de geincon-
te niet van zooveel nut. Verder houdt do
gemeente het recht van wnterloozing wat
van meer waarde is.
De heer Grocneveld blijft bij zijn
meening, dat men niet kan voorzien, hoe
de gemeonto den grond later noodig kan
hebben.
Wethouder Splinter wijst erop, dat
dc firma dat terrein noodig heeft, en dat.
zij anders de stad verlaat. Het voorstel
wordt daarna z. h. st. aangenomen.
De heer Groeneveld wonscht goaeht te
worden te hebben tegengestemd.
lOo. Verordening, houdende wijziging
vau de verordening van 6 April 1925 (Gom.
blad No. 8), houdende aanwijzing van de
stemlokalen voor do stemdistricten, waarin
dc gemeente Leiden is verdeeld voor dc
verkiezing van dc leden van de Tweede
Kamer der Staten-Gencraal, van de Bro-
vinciale Staten en van den Gemeente
raad.
Goedgekeurd.
Ho. Vaststelling vau het aan Gedepu
teerde Staten uit tc brengen verslag aan
gaande do wijze, waarop het op dc begToo-
ting voor 1928 voor schoolkindcrvoedin-g
en -kleeding toegestaan bedrag, is be
steed.
Goedgekeurd.
12o. Voorstel in zake dc toevoeging v.x.i
het vak electrotochniek (c.q. gecombineerd
met instrumentmaken) en van hot vak
auto- en motorherstellen, aan het leerplan
van de Ambachtsschool.
De lieer Vcnve ij gaat met dit voorstel
gaarne mee. De behoefte aan onderwijs in
dergelijke vakkon bestaat in hoogc mate.
Vele leerlingen moeten worden afgewezen,
uit gebrek aan leeraren in deze vakken
dit jaar zelfs 9-1. Het is dus wel een ge
meentebelang ook een industriebelang
dat in dezo vakken meerder onderwijs
wordt gegaven.
Wethouder Tepe zegt, dat in «loze be
hoefte geleidelijk zal worden voorzien. Hel
bestuur van de school zal nog meerdere
leeraren erbij zien te krijgen, o.a- in het
machine-bankwerkcn. Dat hangt van den
minister af. Daarna z. h. at. aangenomen.
13o. Voorstel om do Commissie van Bo
lleer over do gestichten „Endegecst, Voor-
geest en Rhijngocsl" tc machtigen tot. do
aanschaffing van een onlhardiiigrinstaHa-
tic van het waschwater.
Aangenomen.
llo. Voorstel om dr. H. W. Borgerlioff
Mulder, 2e geneesheer bij dc gestichten
..Endegcest, Voorgeest en Rhijngccst". te
bevorderen tot den rang van Isten genees
heer.
Aangenomen.
De wethouderspensioenen.
15o. Voorstel van den heer Vallentgoed
tot wijziging van art. 3 van de verordening,
regelende het verleenen van wachtgeld en
pensioen aan dc wethouders.
De heer Vallentgoed herinnert aan
FEUILLETON
Vrij bewerkt naar het Duitsch
door P. G. Hoeks.
(Nadruk verboden).
10)
V.
Willem Koller, om wien zich 'n troep
meuschen verzameld had, werd door 'n
stevigen werkman opgeholpen. Hij voelde
overal pijnzijn hoofd bloedde en of
schoon hij bjjna niet op zijn beenen kon
staan, zei hij tot. Marie, zijn pleegdochter
om haar gerust te stellen: ,,'t Is niets,
kind. 't Zakt al. Ik ben alleen nog maar
een beetje draaierig in mijn hoofd. Geef
me een arm. dan zullen we zien, dat we
thuis komen".
„'t Zal niet gaanriep de werkman,
die hem 't eerst hulp verleend had. „Dat
meisje alleen kan jou niet houden en
daarom ga ik mee. We zullen je wel tus-
schen ons in nemen. Geef ons maar 'n
arm".
„Weet je, wie je overreden heeft?"
vroeg een ander.
't Was 't rijtuig van Koller, van dien
huizen verknoeierAls ik jou was, zou ik
hem nou eens laten dokken. Daar heb je
recht op
Bij 't hooren van de woorden: ,,'t Was
't rijtuig van Koller" was 't den gewonden
man, alsof hem een steek in zijn hart ge
geven werd. Wel had hij ondervonden, dat
zijn broeder hard was, haar dat hij zóó
hardvochtig kon wezen om na 't ongeluk
niet eens naar hem om te kijken, dat trof
hem diep. Hij sloot de oogen en was op
't punt in. onmacht te vallen.
Een van de omstanders merkte dit en
riep tegen den werkman, die Koller onder
steunde: .iPe krijgt hem nooit thuis, vriud
als hij ver weg woont", en dan tot Marie:
„Kind, waar wonen jullie?"
Ze noemde de straat.
„Hoor je. wel', zei de spreker, .,dat het
te ver is. Je krijgt hem er nooit. Kijk, daar
komt 'n rijtuig!Hei koetsier, stop
eens evenHoeveel vraag je om dien man
naar de Spiegelstraat te brengen? Niet
het vel over mijn Ooren halen, hoor'fc
Mot 'n koopie. Hij is gewonddat zie je
wel
De koetsier noemde 't bedrag.
„Allo, mensehen, ieder een cent of wat.
Dan is de man geholpen".
Hij ging met zijn pet rond en had in een
oogenblik 't geld bij elkaar.
Koller werd in 't rijtuig geholpen en
Marie zette zich naast hem. Maar ook de
werkman stapte in, zeggende: „Dat kan
je alleen niet klaar spelen, juffieIk zal
je straks wel moeten helpen".
En dat was zoo. Want toen 't rijtuig
voor Koller's woning stilhield, was de ge
wonde man niet in staat te loopen en
moest hij door den werkman naar binnen
gedragen worden, waar hij dadelijk naar
bed gebracht werd en het bewustzijn ver
loor.
Vrouw Koller was hevig geschrokken.
25e trok zich 't geval vrees elijk aan en Ma
rie had heel veel moeite haar tot bedaren
te brengen.
„En nou ga ik gauw 'n dokter halen",
zei de werkman. „Ik kom zoo gauw terug,
als 't maar mogelijk is".
Terwijl de man om een dokter ging, ver
telde Marie aan haar pleegmoeder, wat er
gebeurd was en hoe hot ongeluk zich had
toegedragen.
„En dat dit nu juist vader moest over
komen snikte vrouw Koller.
Ofschoon zorgen en tcgensj>oed diepe
rimpels op Koller's voorhoofd hadden ge
groefd droeg zijn gelaat, zooals hij daar
nu lag, het stempel van groote goedheid.
Hij was jonger dan zijn broer en toch zag
hij er veel ouder uit, want zijn haar was
vergrijsd en zijn rug krom geworden door
aanhoudenden z war en arbeid, terwijl ziek
te en tegenspoed in zaken in ruime mate
zijn deel waren geweest.
Toen hij, nu jareu geleden, in zijn woon
plaats zonder werk was gekomen, had hij
dadelijk aan zijn broer gedacht. Die zou
hem wel aan werk helpen, meende hij. Hij
was naar de residentie verhuisd en had
bij ziju broer aangeklopt, maar deze had
hem barsch afgewezen en hem toegevoegd,
dat hij er nooit op hoefde te rekenen, op
een van zijn werken als timmerman aan
genomen te worden. Hij had zelf zoo wijs
moeten wezen te begrijpen, dat dit niet
ging-
Teleurgesteld was Willem Koller thuis
gekomen. Daarna had hij 't bij andere ba
zen geprobeerd, doch zonder resutaat en
toen was hij voor eigen rekening begon
nen. hetgeen heelemaal verkeerd geloopen
was. Zoo kwam t', dat hij van alles aange
pakt had om in 't onderhoud van vrouw
en pleegkind te voorzien. Dit gelukte hem
maar half en toen i.ijn vrouw daarenboven
nog begon te sukkelen, werd de nood zóó
nijpend, dat hij zich nogmaals tot zijn
broer wende om werk. Doch nu schrifte
lijk. Hij had dit even goed kunnen laten,
want hij kreeg niet eens antwoord op zijn
schrijven.
Uit den mond van zijn vrouw had hij
nooit 'n klacht vernomen. Zij droeg zwij
gend en geduldig het harde juk «Ier ar
moede, wel wetend, dat haar man altijd zijn
best deed om werk te vinden en zooveel
mogelijk geld'in te brengen.
Marie, die nu achttien jaar was, had
reeds dikwijls den wensch te kennen gc-
gevén om op een fabriek te gaan werken
en haar pleegouders te ondersteunen met
het loon, dat ze daar zou verdienen, maar
Koller had uarvan niets willen weten en
dat niet. alleen, omdat zijn ziekelijke
vrouw Marie's hulp niet kon missen, maar
voornamelijk, omdat hij liet kind niet wil
de brengen in een atmosfeer, die verpes
tend was voor ziel en lichaam van het
kind. Nu .naaide Ze voor een groot maga
zijn in manufacturen. Dit werk gaf wel
niet zooveel, maar 't hielp altijd nog wel
iets en daarbij had ze 't voordeel, dat zo
thuis kon blijven en moeder over haar
hulp altijd kon beschikken. Na vele po
gingen van moeder en dochter kwam do
zieke weer bij. Hij sloeg dc oogen op, vatte
dc hand van zijn vrouw en zei: „Het is
niets, moederHet iB nietsMaak je
maar niet ongerust't Is alleen van
den schrikIk had de paarden niet ge
zien
Ik had dc paarden niet gezien
„En or zit bloed aan je hoofdviel
moeder Koller hem in do rede.
„Dat kan zoo erg niet wezen. Ik voel er
niets van".
„Marie, haal eens een waschkom met.
water, dan zullen we eens lcijkcn, wat
hot F".
Dc zicko betastte zijn voorhoofd en pro
beerde overeind tc gaan zitten. Maar dc
pijn, die hij in ziju borst kreeg, maakte
hem dit onmogelijk.
„Het wiel heeft vaders borst ook ge
raakt, 1" riep Marie, die met do waschkom
reeds klaar stond, snikkend uit.
Vrouw Koller bctto de wond on vroeg
aan haar man, of zijn borst erg pijn deed.
Deze wilde dc waarheid verbloemen en
schudde ontkennend het hoofd, omdat hij
niet wilde laten merken, dat zelfs het
spreken hem zwaar viel.
„Laat me maar 'n poosje stil liggen",
fluisterde hij, „ik voel, dat de rust me goed
doet."
Toen sloot hij zijn oogon, want hij kon ?t
niet aanzien, dat zijn vrouw en dochter zoo
bedroefd om hem waren.
Do lievige pijn, die hij leed, hinderde
hem 't minst. Het meest leed hij onder
do gedachte, wat er van zijn vrouw cn van
Maric zou moeten worden, als hij weken
achtereen Diet zou kunnen werken cn geen
cent. zou kunnen verdienen, of. wat God
verhoede, als hij niet meer zou genezem.
En nog e«n andere gedachto kwelde hom.
(Wordt vervolgd).