GEMEENTERAAD VAN LEIDEN EEN RIJKE FAMILIE DERDE blad DE LEIDSCHE COURANT. DINSDAG 26 MAART 1929 Twee hoofden benoemd, niet uit de Leidsche onder wijzer». Wethouder Tepe geeft een „uitmuntende verdediging Bezorgdheid van de S. D. A. P. voor de financieele belangen der wethouders. Een onnoodig en onnut debat over den Stadhuisbrand OVERZICHT. Langen tijd heeft de Raad gepraat, alvo rens kon worden overgegaan tot de benoe ming van een tweetal schoolhoofden. En de heer Verweij (S.D.A.P.) en de heer Sijtsma spraken in motie of voorstel er hun afkeuring over uit, dat op de voordracht geen Lejdsche onderwijzers stonden. En wij hebben met gespannen verwachting naar de oppositie tegen het voorstel van B. en W. geluisterd, om maar iets uit hun mond te vernemen, wat er op zou kunnen wijzen, dat een Leidsch onderwijzer zon der meer gepasseerd zou zijn bij het opstellen van deze voordracht. Eerlijk gezegdwij hadden gehoopt, dat een dergelijke mededeeling zou zijn gedaan. Wij zijn er n.l. voorstanders van, dat bij een be noeming in Leiden een Leidsche solli citant wordt benoemd bij g e 1 ij k e ge schiktheid met sollicitanten van elders en zelfs o.i. in vele gevallen óók bij iets i n d e r e geschiktheid. Maar, helaas, de oppositie toonde zich oppositie zonder meer, nalatend ook maar eenige reëelen grond voor haar houding aan tc geven. En daarom gingen al de Raadsle den, die niet vóór de beraadslagingen hun stem reeds hadden bepaald en vastgelegd (n.l. de sociaal-democraten), mede met liet voorstel van B. en W., waarvan zooals heer Verweij' terecht opmerkte door wethouder Tepe een „uitmuntende verdedi ging" was gegeven. "t Was intusschen kwart voor vier ge worden, toen na de twee bovenbedoelde benoemingen punt 3 aan de orde kwam. 't Ging er erg warm aan toe bij op één na het laatste agenda-punt: een voorstel van den heer Vallentgoed, om aan afgetre den wethouders niet slechts te verleenen een wachtgeld van 60 gedurende dén jaar (daartoe onlangs door den Raad was besloten), maar een wachtgeld van 60 ge- duende het eorste èn van 40 gedurende het tweede jaar na het aftreden. Dit voor stel kreeg alleen maar de stemmen der S. D. A. P.! Ten slotte was aan de orde de interpel latie van den heer Sijtsma inzake den brand van het Raadhuis. 's Avonds moest de behandeling van de interpellatie worden voortgezet. Onze indruk is, dat de interpellatie wei nig of geen nut heeft gehad, zooals te voor zien was. Er is veel gepraat; meer niet. Wij zijn ook door den interpellant, den heer Sijtsma, niet geschokt in onze mee ning, dat noch inzake het voorkomen van den Stadhuisbrand noch inzake het zoo veel mogelijk keeren van de eenmaal uit gebroken brand iemand eenig schuldig verzuim kan worden verweten. En daarom Lebben wij veel van wat gezegd is aange voeld als, zooals wij zeiden, nutteloos, maar ook, in de gegeven omstandigheden, getui gend van weinig fijnvoelendheid. lo. Benoeming van een onderwijzer, hoof der school aan de Medusastraat B. De heer S ij t s m a verdedigt zijn voor stel. Op de voordracht komen alleen onder wijzers van buiten de stad voor, terwijl er toch in de stad genoeg onderwijzers gesol liciteerd hebben. Men heeft opgemerkt, dat de voorgestelden wat meer ervaring heb ben, maar dat moet volgens spr. niet den doorslag geven. Daarom stelt hij voor, dat B. en W. hun voordracht terugnemen. De heer V e r w e ij wenscht de voorstel len zakelijk te bespreken zonder eenig per soonlijk element. Bij de opstelling van de voordracht heeft het onderwijsbelang voor op gestaan, hetgeen spr. een juist stand punt, vindt. Tooh meent spr. dat het onder- wijsbelang hier in het gedrang komt. De promotie onder de onderwijzers staat thans vrijwel stop, o.a. door het aanstellen van wachtgelders, het benoemen in andere plaatsen van uitsluitend plaatsgenooten de standplaatsaftrek op het platteland, waardoor promotie aldus is uitgesloten, verder de usance om geen krachten boven de 40 jaar als hoofd aan te stellen enz. Om deze redenen meent spr. dat men het Leidsch personeel in de gelegenheid moet stellen promotie te maken. Hierbij moet men rekening houden met de eischen aan een goed schoolhoofd te stellen. Hij moet een goede klas-onderwijzer zijn, moet goed kunnen omgaan met de ouders en mot de collega's. Deze eischen acht spr. bij de Leid sche sollicitanten aanwezig. Een gevoel van wrevel en depressie hccrscht thans onder de gepasseerde Leid sche sollicitanten. Spr. beveelt met alle klem liet voorstel van den heer Sytsma aan. Slechts wenscht hij er iets aan toe te voegen: n.l. intrek king van punt 1 en 2 teneinde voor de Leidsche onderwijzers alsnog de gelegen heid te openen voor een benoeming in aan merking te komen. Do heer M e ij n e n kan zich op vele pun ten vereenigen met den heer Verwey. Ook hij wil zich laten leiden door het belang van 'het, onderwijs. -Het meet niet in de eerste plaats gaan om de persoon van de onderwijzers zooals de heer Sytsma wilde. Vindt men dé beste krachten buiten Lei den, dan moet men die kiezen. Wat betreft de stopzetting van de pro motie, merkt spr. op, dat er in de laatste jaren geen hoofd van een school is kunnen worden benoemd, want er was geen vaca- ture in Leiden. Van passeeren van Leid sche krachten is dus geen sprake. Men moet voorzichtig zijn met het aandringen op benoeming van Leidenaars. Op de eer ste plaats moet men den toestand op de scholen kennen. Alleen wenscht spr. na dere inlichtingen omtrent de wijze, waar op deze voordracht is tot stand gekomen. Aan uitstel van punt 1 en 2 heeft spr. geen behoefte. Do heer Verwey heeft de erva ring over het hoofd gezien. Den heer v. E s heeft het minder aan genaam getroffen, dat er niemand uit Lei den op de voordracht voorkwam. Het spijt spr dat deze kwestie niet besproken is in de commissie van onderwijs. Spr. gelooft wel, dat de commiaie de sollicitaties se rieus heeft overwogen en dat zal voor spr. den doorslag geven Vorder is voor spr van belang de vraag: hoe staat de sollicitant tegenover het gezag? Wel is het spr. te gengevallen, dat er onder de Leidsche sol licitanten niemand voor deze benoeming in aanmerking kon komen. Wethouder Tepe verklaart dat het hem ook spijt, dat er geen Leidsche klach ten op de voordracht voorkomen. Mien moet evenwel het' belang van het onder wijs op de allereerste plaats stellen. For meel heeft de raad niet te onderzoeken of de voordracht op de juiste wijze is opge maakt, doch spr. wil zich niet op zoo'n for meel standpunt stellen, en moet het ont breken van Leidsche sollicitanten niet op vatten als een beleed'iging voor deze solli citanten. Het niet benoemd worden bij een sollicitatie beteekent niet, dat men zelf onbekwaam is, maar dat er een ander was, die nog bekwamer was. Wanneer men uit sluitend het, onderwijs-belang op liet oog heeft, moet men zich niet afvragen, of de voorgedragellen de allerbesten zijn uit de sollicitanten. Slechts bij gelijkwaardige krachten mag men de voorkeur geven aan Leidenaars. Dat een teleursteleurstelling voor de Leidsche onderwijzers was, be grijpt spr. volkomen, doch als men deze gevoelsargumenten op den voorgrond stelt, ondergraaft, men ten slotte het, openbaar onderwijs. Want dan komen de rechten der anciënniteit eveneens naar voren en komt men op het hellende vlak. Het be lang van het onderwijs heeft voorgezeten èn bij de commissie èn bij den inspecteur van het onderwijs. Deze commissie heeft de sollicitanten degelijk aan den tand ge voeld en een eenstemmig rapport uitge bracht aan B. en W. Ha een uitvoerige beraadslaging zijn B. en W. tot de slot som gekomen, dat het niet verantwoorde lijk zou zijn andere personen op de voor dracht te plaatsen dan de voorgedragenen. Daarom kan spr. de ingediende moties niet aanvaarden. Daarin ligt de overtuiging op gesloten, dat B. en W. niet voldoende re kening hebben gehouden met de belangen van het openbaar onderwijs. Wanneer de motie echter mocht worden aangenomen zullen B. en W. en zeker spr. en de inspecteur niet denken aan wijziging an hun standpunt. Bij 'n eventueel verge lijkend examen zou de voordracht zeker niet anders luiden dan thans. De heer M e ij n e n acht het door den wethouder ingenomen standpunt volkomen juist en zal tegen de ingediendo moties stemmen. De heer Kooien herinnert aan het jaar 1922 toen 11 Leidsche onderwijzers benoemd zijn tot hoofden van scholen. Zijn de tijden thans zóó veranderd Spr. kent de solliciteerende Leidsche on derwijzers goed en kan verzekeren, dat er zeer goede krachten onder zijn. De heer R o m ij n is volkomen tevreden gesteld door de uiteenzetting van den wet houder. Het is teleurstellend voor de Leid sche krachten, doch als zij zooveel goede capaciteiten bezitten, hoopt spr. dat zij ook deze capaciteit hebben, zich over een teleurstelling te kunnen hcenzettcn. De heer Y e r w e ij verdedigt zijn stand punt. De ervaring als schoolhoofd kan een belangrijke factor zijn, maar mag niet door slaggevend zijn, daar men anders nimmer een gewoon klasse-onderwijzer zal kunnen aanstellen. De heer v. Es wil het denken over het gezag in aanmerking nemen. Dit zou zijn zich wagen op zeer glad ijs. De wethouder heeft gezegd, dat B. eu W. niet van him standpunt zullen afwijken, doch dat kan voor spr. geen aanleiding zijn om zijn meening niet uit te spreken. De an- cienniteitskwestie wil spr. buiten beschou wing laten. Daarover zou heel wat te zeg gen zijn. Verder wijst spr. erop, dat men de func tie van schoolhoofd niet al te hoog moet stellen, anders wordt de vraag gewettigd: kan een Leidsche onderwijzer hier wel ooit schoolhoofd worden? Spr. neemt aan, dat de voorgedfagenen zeer bekwaam zijn, maar wil men den goeden geest onder het onderwijzend personeel niet verwaarloozen en dat doet men, als men hun alle kans op promotie ontneemt. De heer S ij t s m a repliceert op voor do pers onverstaanbare wijze. De heer W i 1 m e r gaat niet met de mo ties mee. De heeren Sijtsma en Verweij hebben geen enkel argument aangevoerd, dat het uitgebrachte advies niet deskundig of niet objectief zou zijn. De heer Groc nevoid meent, dat dc wethouder zijn uitdrukking, dat de recht- sche partijen thans blijkbaar beter het be lang van het openbaar onderwijs begrijpen dan de linksche, nader zal moeten moti- De heer E1 k e r b u t stond aanvanke lijk niet aan. de zijde van den wethouder, doch na diens verklaring zal hij tegen de moties stemmen. Wethouder Tepe wijst er op de eerste plaats op, dat het college geenerlei verant woordelijkheid aanvaardt voor de onder- wijzersbenoemingon van 1922. Dat heeft met den huidigen toestand niets te maken. Verder verschilt spr. met den heer Ver weij van meening, dat een raadslid zich over deze- voordracht mag uitspreken. Dit is eigenlijk uitsluitend een zaak van B. W. Verder is het juist als men denkt, dat B. en W. erop uit zijn om de functie van schoolhoofd op een hooger plan te plaat sen. Dat blijkt evenwel niet uit deze vi dracht; hefc had evengoed kunnen zijn, dab een Leidsche kracht in dit opzicht do beste was geweest. Het funeste voor de Leid sche krachten was uitsluitend, dat er onder de sollicitanten van buiten enkele buiten gewoon goede krachten wareu, die B. en W. niet konden passeeren. Waren die er niet geweest, hoogst waarschijnlijk zouden Leidsche krachten op de voordracht heb ben gestaan. Met te zeggen, dat de rechter zijde het belang van het openbaar onder wijs beter inzage, bedoelde spr. alleen te zeggen, dat de linkerzijde het belang van het openbaar onderwijs niet zou inzien, als zij aan Leidsche krachten de voorkeur zou willen geven, niettegenstaande zij niet de besten zijn. Do heer V e r w e ij keert zich tegen den heer Wilmer. Als spr. had kunnen aantoo- nen, dat de commissie niet objectief was geweest, had er niet 2 uur over de zaak gesproken behoeven to worden. De heer Wilmer En tooh doet u dat maar. De heer V e r w e ij wil de buitengewone capaciteiten der voorgedragenen niet in twijfel trekken, maar hij gelooft, dat door voordracht van althans één Leidsche kracht het onderwijs zeer zeker gediend zou zijn. Do heer Parmentier hoopt, dat in den vervolge zoo'n onvruchtbaar debat zal worden vermeden, door dergelijke voor drachten in de commissie van onderwijs ter sprake to brengen. Plet. voorstel-Sijtsma wordt verworpen met 20 tegen 10 stemmen. Voor stemde de ,S. D. A. P. en de heer Sijtsma. Do heer V e r w e ij trekt daarna zijn motie in, doch verklaart namens zijn frac tie, dat de 8. D. A. P. niet aan deze be noemingen wenscht mede te werken. Benoemd wordt daarna dc heer M. van Rijswijk, schoolhoofd tc Terborg met 19 van de 31 stemmen. 12 stemmen waren blanco uitgebracht. 2o. Benoeming van oen onderwijzer, hoofd der school aan de Paul Kruger- straat B. Beuoemd wordt, de heer H. v. d. Jagt, schoolhoofd te Gouda, met 19 van de 29 INGEZONDEN MEDEDEELING. broaches op. ver- opgeven. Ijdeade pijn versterk :t de snel en onschadelijke AKKER'S ABDIJSIROOP Voorde Borst stemmen. Ook hier waren 10 blanco stem men. 3o. Voorstel tot overplaatsing van het hoofd der school aan do Vrouwenkerk- steeg B., A. Dirks, naar de school aan de Duivenbodeslraat A. De heer V e r w e ij vraagt waarom hier niet direct voorzien is in de vacature ont staan door deze overplaatsing. Wethouder Tepe Men kan toch niet voorzien in een vacature, welko nog niet bestaat. De raad zal eerst moeten beslis sen. Daarna z. h. sfc. goedgekeurd. lo. Voorstel om, mc-t intrekking van het Raadsbesluit van 9 December 1927. een lo kaal van de voormalige school aan de Pie terskerkgracht No. 9, te verhuren aan het Christelijk Muziekgezelschap „Polyhym nia". Goedgekeurd. 5o. Voorstel tot- verhuring van de bo venwoning Garenmarkt No. 4, aan F. A. Wempe Jr. Goedgekeurd. 6o. Vooi-stel tot verpachting van het recht van tolheffing van sohepen, voertui gen en voetgangers aan dc Leiderdorpsche brug, alsmede het koffiehuis met woning c.a.. aan P. J. Ramaker. Goedgekeurd. 7o. Voorstel tot verpachting van dc ex ploitatie van de buffetten in dc Stads-Ge- hoorzaal, aan W. F. van Ingen Schenau Jr. De heer Schüllcr verneemt met ge noegen, dat B. en W. thans meldiug heb ben gemaakt van het feit, dat er een min derheid wa-s in dc commissie van fabri cage. Dc heer Spendel is die minderheid geweest, doch hij heeft zich bij de meer derheid neergelegd. Daarna z. h. st. goed gekeurd. 8o. Voorstel tot overdracht van het on derhoud van de Bruggeslraat to Zoeter- woudo aan do gemeente Zootcrwoudo en tot vaststelling van den dosbetroffenden begrootingsstaat. Goedgekeurd. 9o. Voorstel tot verkoop van een strook grond, deel uitmakende van het perceel kad. bekend gemeente Leiden, Sectie L No. 1155, aan de N.V. Fabiiek van Ver duurzaamde Levensmiddelen, voorhoen L. E. Nieuwenhuizen te Leiden. De heer Groene veld vindt don prijs op zich vrij hoog, doch in aanmerking ge nomen het feit, dat dit stukje grond voor dc firma van veel waardo is, meent spr. dat er een nog hoogoreu prijs had kunnen wor den gevraagd. Verder kan spr. de noodza kelijkheid niet inzien, om dit stukje grond te verkoopen. De gemeente kan het stukje later noodig hebben, waarom betor zou zijn het te verhuren. Wethouder Splinter meent, dat het. belang van de industrie den doorslag moet geven. Hot stukje grond is voor de geincon- te niet van zooveel nut. Verder houdt do gemeente het recht van wnterloozing wat van meer waarde is. De heer Grocneveld blijft bij zijn meening, dat men niet kan voorzien, hoe de gemeonto den grond later noodig kan hebben. Wethouder Splinter wijst erop, dat dc firma dat terrein noodig heeft, en dat. zij anders de stad verlaat. Het voorstel wordt daarna z. h. st. aangenomen. De heer Groeneveld wonscht goaeht te worden te hebben tegengestemd. lOo. Verordening, houdende wijziging vau de verordening van 6 April 1925 (Gom. blad No. 8), houdende aanwijzing van de stemlokalen voor do stemdistricten, waarin dc gemeente Leiden is verdeeld voor dc verkiezing van dc leden van de Tweede Kamer der Staten-Gencraal, van de Bro- vinciale Staten en van den Gemeente raad. Goedgekeurd. Ho. Vaststelling vau het aan Gedepu teerde Staten uit tc brengen verslag aan gaande do wijze, waarop het op dc begToo- ting voor 1928 voor schoolkindcrvoedin-g en -kleeding toegestaan bedrag, is be steed. Goedgekeurd. 12o. Voorstel in zake dc toevoeging v.x.i het vak electrotochniek (c.q. gecombineerd met instrumentmaken) en van hot vak auto- en motorherstellen, aan het leerplan van de Ambachtsschool. De lieer Vcnve ij gaat met dit voorstel gaarne mee. De behoefte aan onderwijs in dergelijke vakkon bestaat in hoogc mate. Vele leerlingen moeten worden afgewezen, uit gebrek aan leeraren in deze vakken dit jaar zelfs 9-1. Het is dus wel een ge meentebelang ook een industriebelang dat in dezo vakken meerder onderwijs wordt gegaven. Wethouder Tepe zegt, dat in «loze be hoefte geleidelijk zal worden voorzien. Hel bestuur van de school zal nog meerdere leeraren erbij zien te krijgen, o.a- in het machine-bankwerkcn. Dat hangt van den minister af. Daarna z. h. at. aangenomen. 13o. Voorstel om do Commissie van Bo lleer over do gestichten „Endegecst, Voor- geest en Rhijngocsl" tc machtigen tot. do aanschaffing van een onlhardiiigrinstaHa- tic van het waschwater. Aangenomen. llo. Voorstel om dr. H. W. Borgerlioff Mulder, 2e geneesheer bij dc gestichten ..Endegcest, Voorgeest en Rhijngccst". te bevorderen tot den rang van Isten genees heer. Aangenomen. De wethouderspensioenen. 15o. Voorstel van den heer Vallentgoed tot wijziging van art. 3 van de verordening, regelende het verleenen van wachtgeld en pensioen aan dc wethouders. De heer Vallentgoed herinnert aan FEUILLETON Vrij bewerkt naar het Duitsch door P. G. Hoeks. (Nadruk verboden). 10) V. Willem Koller, om wien zich 'n troep meuschen verzameld had, werd door 'n stevigen werkman opgeholpen. Hij voelde overal pijnzijn hoofd bloedde en of schoon hij bjjna niet op zijn beenen kon staan, zei hij tot. Marie, zijn pleegdochter om haar gerust te stellen: ,,'t Is niets, kind. 't Zakt al. Ik ben alleen nog maar een beetje draaierig in mijn hoofd. Geef me een arm. dan zullen we zien, dat we thuis komen". „'t Zal niet gaanriep de werkman, die hem 't eerst hulp verleend had. „Dat meisje alleen kan jou niet houden en daarom ga ik mee. We zullen je wel tus- schen ons in nemen. Geef ons maar 'n arm". „Weet je, wie je overreden heeft?" vroeg een ander. 't Was 't rijtuig van Koller, van dien huizen verknoeierAls ik jou was, zou ik hem nou eens laten dokken. Daar heb je recht op Bij 't hooren van de woorden: ,,'t Was 't rijtuig van Koller" was 't den gewonden man, alsof hem een steek in zijn hart ge geven werd. Wel had hij ondervonden, dat zijn broeder hard was, haar dat hij zóó hardvochtig kon wezen om na 't ongeluk niet eens naar hem om te kijken, dat trof hem diep. Hij sloot de oogen en was op 't punt in. onmacht te vallen. Een van de omstanders merkte dit en riep tegen den werkman, die Koller onder steunde: .iPe krijgt hem nooit thuis, vriud als hij ver weg woont", en dan tot Marie: „Kind, waar wonen jullie?" Ze noemde de straat. „Hoor je. wel', zei de spreker, .,dat het te ver is. Je krijgt hem er nooit. Kijk, daar komt 'n rijtuig!Hei koetsier, stop eens evenHoeveel vraag je om dien man naar de Spiegelstraat te brengen? Niet het vel over mijn Ooren halen, hoor'fc Mot 'n koopie. Hij is gewonddat zie je wel De koetsier noemde 't bedrag. „Allo, mensehen, ieder een cent of wat. Dan is de man geholpen". Hij ging met zijn pet rond en had in een oogenblik 't geld bij elkaar. Koller werd in 't rijtuig geholpen en Marie zette zich naast hem. Maar ook de werkman stapte in, zeggende: „Dat kan je alleen niet klaar spelen, juffieIk zal je straks wel moeten helpen". En dat was zoo. Want toen 't rijtuig voor Koller's woning stilhield, was de ge wonde man niet in staat te loopen en moest hij door den werkman naar binnen gedragen worden, waar hij dadelijk naar bed gebracht werd en het bewustzijn ver loor. Vrouw Koller was hevig geschrokken. 25e trok zich 't geval vrees elijk aan en Ma rie had heel veel moeite haar tot bedaren te brengen. „En nou ga ik gauw 'n dokter halen", zei de werkman. „Ik kom zoo gauw terug, als 't maar mogelijk is". Terwijl de man om een dokter ging, ver telde Marie aan haar pleegmoeder, wat er gebeurd was en hoe hot ongeluk zich had toegedragen. „En dat dit nu juist vader moest over komen snikte vrouw Koller. Ofschoon zorgen en tcgensj>oed diepe rimpels op Koller's voorhoofd hadden ge groefd droeg zijn gelaat, zooals hij daar nu lag, het stempel van groote goedheid. Hij was jonger dan zijn broer en toch zag hij er veel ouder uit, want zijn haar was vergrijsd en zijn rug krom geworden door aanhoudenden z war en arbeid, terwijl ziek te en tegenspoed in zaken in ruime mate zijn deel waren geweest. Toen hij, nu jareu geleden, in zijn woon plaats zonder werk was gekomen, had hij dadelijk aan zijn broer gedacht. Die zou hem wel aan werk helpen, meende hij. Hij was naar de residentie verhuisd en had bij ziju broer aangeklopt, maar deze had hem barsch afgewezen en hem toegevoegd, dat hij er nooit op hoefde te rekenen, op een van zijn werken als timmerman aan genomen te worden. Hij had zelf zoo wijs moeten wezen te begrijpen, dat dit niet ging- Teleurgesteld was Willem Koller thuis gekomen. Daarna had hij 't bij andere ba zen geprobeerd, doch zonder resutaat en toen was hij voor eigen rekening begon nen. hetgeen heelemaal verkeerd geloopen was. Zoo kwam t', dat hij van alles aange pakt had om in 't onderhoud van vrouw en pleegkind te voorzien. Dit gelukte hem maar half en toen i.ijn vrouw daarenboven nog begon te sukkelen, werd de nood zóó nijpend, dat hij zich nogmaals tot zijn broer wende om werk. Doch nu schrifte lijk. Hij had dit even goed kunnen laten, want hij kreeg niet eens antwoord op zijn schrijven. Uit den mond van zijn vrouw had hij nooit 'n klacht vernomen. Zij droeg zwij gend en geduldig het harde juk «Ier ar moede, wel wetend, dat haar man altijd zijn best deed om werk te vinden en zooveel mogelijk geld'in te brengen. Marie, die nu achttien jaar was, had reeds dikwijls den wensch te kennen gc- gevén om op een fabriek te gaan werken en haar pleegouders te ondersteunen met het loon, dat ze daar zou verdienen, maar Koller had uarvan niets willen weten en dat niet. alleen, omdat zijn ziekelijke vrouw Marie's hulp niet kon missen, maar voornamelijk, omdat hij liet kind niet wil de brengen in een atmosfeer, die verpes tend was voor ziel en lichaam van het kind. Nu .naaide Ze voor een groot maga zijn in manufacturen. Dit werk gaf wel niet zooveel, maar 't hielp altijd nog wel iets en daarbij had ze 't voordeel, dat zo thuis kon blijven en moeder over haar hulp altijd kon beschikken. Na vele po gingen van moeder en dochter kwam do zieke weer bij. Hij sloeg dc oogen op, vatte dc hand van zijn vrouw en zei: „Het is niets, moederHet iB nietsMaak je maar niet ongerust't Is alleen van den schrikIk had de paarden niet ge zien Ik had dc paarden niet gezien „En or zit bloed aan je hoofdviel moeder Koller hem in do rede. „Dat kan zoo erg niet wezen. Ik voel er niets van". „Marie, haal eens een waschkom met. water, dan zullen we eens lcijkcn, wat hot F". Dc zicko betastte zijn voorhoofd en pro beerde overeind tc gaan zitten. Maar dc pijn, die hij in ziju borst kreeg, maakte hem dit onmogelijk. „Het wiel heeft vaders borst ook ge raakt, 1" riep Marie, die met do waschkom reeds klaar stond, snikkend uit. Vrouw Koller bctto de wond on vroeg aan haar man, of zijn borst erg pijn deed. Deze wilde dc waarheid verbloemen en schudde ontkennend het hoofd, omdat hij niet wilde laten merken, dat zelfs het spreken hem zwaar viel. „Laat me maar 'n poosje stil liggen", fluisterde hij, „ik voel, dat de rust me goed doet." Toen sloot hij zijn oogon, want hij kon ?t niet aanzien, dat zijn vrouw en dochter zoo bedroefd om hem waren. Do lievige pijn, die hij leed, hinderde hem 't minst. Het meest leed hij onder do gedachte, wat er van zijn vrouw cn van Maric zou moeten worden, als hij weken achtereen Diet zou kunnen werken cn geen cent. zou kunnen verdienen, of. wat God verhoede, als hij niet meer zou genezem. En nog e«n andere gedachto kwelde hom. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9