VOOR ONZE KINDEREN
CORRESPONDENTIE.
Booie Kees Leiden. Zeker was
de teekening naar mijn zin. Ik vond alleen
de tafel te massief en t potje to klein en
niel.g" naar verhouding. Do voorraad vers
jes is „op!'' Dus.... ik verwacht er weer
eer. ;e. Maarlet op.... maak ieder
versje op een afzonderlijk stuk pap er en.,
ontvang daarvoor bij voorbaat mijn dank
Dag Kees!
Ca dier, Leiden. Wc gaan cres
cendo vriend! De bijdragen stijgen trou
wens in literaire waarde, in verhouding tot
den groei van 't aantal medewerkers
Maak jij nog eens een versje voor me
Wanneer zie ik jo bij me? Met hand en
groet
Anneko Sanders, Leiden.
Wat is dat nu Anneke? Ik heb tevergeefs
naar je naam gezochtToch n'et ziek,
hoop ik! Maak nog eens een mooi opstel
letje als laatst! Zul je? Dag Anneke. Groet
vader en moeder van me
Nelson. Voorhout. Ik was blij
je te zien! Ik dacht alverschwunden!
Dank voor mooie bijdrageZie do volgende
week eens! Beterschap! Kom nog eens
pratenDag Nelson.
Litta, Keekschool, Tilburg.
Dank voor die berg bijdragen! Het spreekt
dat ze geplaatst worden. Zio do volgende
week1 Jammer dat ik niet thuis wasEn
nu tot PaschenDan hoop ik je te z en en
persoonlijk te zeggen, hoe ik je medewer
king op prijs stel. Dag Litta! Met hand en
groet
Wily Br and, Leiden. Zoo Wil
ly, was jij ziek toen de raadsels kwamen.
Dan vind ik het dubbel flink van je. dat
je toch van de partij was. En wanneer komt
eens een versje of opstelletje? Ik wacht af.
Groet vader en moeder van me en ont
vang jij de stovige hand!
Jo Omtzigt, Zoete rwoudo. -
Wel Joke wou jij ook graag een prijsje
hebber? Wie niet, zou ik willen vragen?
Maar dat zaï niet kunnen. Hoe maakt het
zusje? Vee! groetjes aan alle huisgenooten.
„Arm Liesje" wordt geplaatst.
Herman de Prater, Leiden.
Het gaat al beter. Het verhaal wordt
langer. Ik zie in de toekomst nog een me-
dewerkertje die niet alleen „Een Prater"
mag heeten, maar met nog meer of Lever
evenveel recht een. „schrijverNog even
geduldJouw bijdrage wordt geplaatst.
Veel groeten, vooral aan Broer uit Oegst-
geest, en je oudersDag Herman
Jan van Leeuwen, Loiden.
Wel Johannes! Jij maakt groote en goede
voornemensIedere week een verhaal in
sturen! 't Is nog al geen kleinigheid! Je
moet nog even geduld hebben. Zoodra No.
2 geplaatst is, moet je klaar zijn met No.
3. Niet eerder! Dag Jan! Tot z.ens dan!
Nelly van R ij n," Wassenaar.
Jij bent een leukerd Die twee teekenin-
getjes zijn lang niet slecht. Wat zullen va
der en moeder gelachen hebben met jouw
kunstwerk! En de twee versjes?zijn
geen eigen maaksel. Pas op! Niet afschrij
ven Nelly, dat is niet mijn bedoeling! Dag
lief Nichtje!
Ma rietje Knaap, Leiden.
Aangename kenn'smaking MarietjeBlijf
trouw meedoen, ook al word je een beetje
geholpen. Dat mag gerust! Dag Marietje!
Jan Plouvier, Leidc n. Wat jij
schrijft „ik vind dat er van 't ijs van den
winter niet veel te zien is geweest" is op
het oogenblik niet precies ju'st, hè Jan!
Zul je "nog eens probeeren. een opstel te
maken? Niet hoodig Neefje. Laat het
maar tot later! Do berg copy is zoo groot,
dat-ie topzwaar zou worden, zoo, nog een
bijdrage erbij kwam, die zooveel weken
reeds in bewerking is. Maak vooral veel
groetjes aan Jacqueske en dank hem voor
hartelijk briefje. Ook veel groeten aan
moeder vader en Leo, ook namens mijn
vrouwIk kom wel .eens kijken, hoc 't
gaat
Corric Streng, Boskoop.
Aangenaam Corretje! Ik ben blij met zoo
veel nieuwe Nichtjes van heinde en verre
en vooral met jou, die zoo mooi schrijft,
dat het een lust is te zien. Veel groeten
thuis
Piet Pieterse, Noordou. Dat
mooie versje heeft zeker heel wat hoofd
brekens gekost, eer het fatsoenlijk in 't ge
lid stond en.. vaders hulp of moeders
pen hebben zeker ook een deel bijgedra
gen, ia 't wel Dag Piet
Hierbij zullen wo het laten!
Jelie liefhebbende
OOM WIM.
„BERNADETTE"
door Leo van Zandwijk Jr.
„De stad Lourdes en de Grot"
De meesten van ons weten natuurlijk
waar het stadje Lourdes ligt, maar voor
degenen, die het niet weten, zal ik het eens
nader uitleggen.
Lourdes is een lief en fraai stadje van
het departement der Pyreneën; het ligt in
Frankrijk in het Bisdom Tarbes.
Vanuit het stadje zien we een groote
rots, er zijn er wel veel kleinere, maar deze
groote moeten wij hebben. We zullen deze
rots een weinig nader bekijken, er boven
ligt een kasteel-fort, terwijl zij van onder
bijna geheel omsloten is door een ring
muur. Terwijl wij dit kasteel beschouwen,
komen ons wellicht voor den geest, groote
ridderspelen, bloedige oorlogen en vervol
gingen cu vrome legenden. Aan den voet
van dit kasteel, ligt het ons zoo bekende
stadje Lourdes. Het telt slechts een paar
duizend inwoners, die, zooals eens eens
een pastoor zei: „het hoofd levendig en
het hart uitmuntend hielden, dus Fran-
schen. Vijftien jaren voor dat deze geschie
denis begint, kwamen er niet anders dan
badgasten on touristen er hun plcizier zoe
ken. Maar die kwamen alleen voor de
badplaatsen en om mooie wandeltochten
te maken door het Pyreneesch gebergte.
Laten wij nu eens de stad uitgaan, wij ko
men dan aan een onstuimige rivier, het is
de Gave, hoe heerlijk is deze eenzaamheid
en stilte, welke alleen verbroken wordt
door het gedruisch van deze altijd woeste
rivier.
Na eenigen tijd geloopen te hebben, ko
men we aan een oude brug met stevige,
oude bogen, maar we gaan verder en zien
het altijd groene eiland in den volks
mond getiteld „Le Chalet". Ha, nu komen
we eindelijk aan ons doel. Ziel ge daar
links van u die steile rots aan de Gave, die
moeten wij hebben.
Die holte daar, is door de natuur ge
maakt en wordt do Massabiela-grot ge
noemd. Wel, nu gaan we dat eens bezien!
De grot is niet diep en niet hoog maar
zeer mooi, rechts ervan is een kleino nis,
omgeven door de bladeren en bloemen van
een wilden rozelaar.' Verder is de geheele
rots omgeven door bloemen, heiplanten en
onkruid. Zoo moet gij u de Massa biel a-grot
voorstel'en in dc maand Februari van het
jaar 1858.
De grot zelve werd haast nooit bezocht,
nog niet eens door de inwoners van Lour
des. Hoogstens kwam er een kleine herder
tegen het booze weer schuilen, of wanneer
een arm kind dat door haar ouders uitge
zonden was om dood hout te sprokkelen,
er van vermoeionis even kwam uitrusten,
blij een schuilplaats gevonden te hebben
tegen den guren wind. De grot lag dus stil
en verlaten, niets duidde aan, dat hier
binnenkort iets ging gebeuren, dat do ge
heele katholieke Kerk zou doen beven en
sidderen van ingehouden vreugde. De naam
van deze nu zoo sti'le plek zou spoedig op
de lippen liggen van iedereu geloovigen
katholiek. En het voorheen bijna ontoegan-
kelijk pad, zou spoedig een breede weg
worden, bezaaid met pelgrims op iederen
dag van het jaar. Honderden, neen duizen
den pelgrims zul1 en er iedere week toe-
stroomen, naar de nu nos onbekende Has-
sabuiela-grot en rotsen. Want in deze grot
zullen de wonderen gebeuren, die ik hierna
zal vertellen, waarven het middelpunt is:
„de kleine Bernadette".
(Wordt vervolgd).
Vrij bewerkt naar het Gulden Boek
van Kanunnik Vonckc'n te Luik.
Wims geschenk
I.
„Wat mag ik nu aan vader geven, als
hij jarig is?" vroeg kleine Wim aan z'n
moeder, terwijl hij zijn krullebol tegen
haar hoofd vlijde..
Je moet hem maar een extra, héél ste
vige zoen geven gaf zij hem vriendelijk
lachend ten antwoord.
,Hè moe. alweer een zoen, dien geef ik
hem iederen dag. Ik wou nu eens iets
echts geven, net als U altijd op vaders
verjaardag doet
„Malle jongen" sprak moeder, „wacht
daar maar mee tot dat je groot geworden
bent".
Wim Delger was een aardig ventje van
vijf jaar, met donkere guitige oogen en
een blonde krullebol. Hij was liet zonnetje
van het hui" en het valt moeilijk te zeggen
wie van zijn ouders het meest van hem
hield. Over eenige dagen zou z'n vader
jarig zijn en nu had hij z'ch reeds ver
scheidene dagen vermoeid met de vraag,
wat hij nu toch eens aan zijn-vader zou
mogen geven en teen hij maar niets kon
bedenken, was hij zijn moeder om ra&d
gaan vragen Gansch niet tevreden met
den raad, dien hij van haar had gekregen,
ging hij langzaam naar zijn hoekjo in het
vertrek en begon weer rustig te spelen.
Toen een paar dagen later gebeld werd,
was Wim alleen in de kamer. Zijn moeder
had het blijkbaar niet gehoord want even
later werd er weer gebeld. Toen Wim dit
bemerkte verl et hij z'n speelhoek en stap
te, met een gewichtige u'tdrukking op zijn
bijdehand gezicht naar dc straatdeur. Het
was een postbode die hem een pakje in
de handen duwde. ,.Is dat voor mij" vroeg
hij, het pakje bekijkend. Nee ventje, dat
moet je aan je vader geven".
Wim sloot de deur en bleef een oogen
blik, in gedachten verzonken, in do gang
staan. Eensklaps glinsterden zijn oogen
en riep hij uit: „Nu kan ik vader eens fijn
wat geven".
Parmantig en v-astfieraden stapte hij de
kamer binnen en verstopte het pakje in
zijn soeelgoedkastje.
In het begin was de knaap bevreesd dat
hij het geheim niet zou bewaren kunnen,
maarspoedig nam het speelgoed zijn ge
dachten in beslag en was hij het pakje
vergeten.
's Avonds kwam Delger thuis en vroeg
aan z'n vrouw of er een pakje voer hem
was gekomen. Zij antwoordde ontkennend
en kleine Wim was zoo verdiept in zijn
spel dat hij de vraag niet hooide. „Wel.
verwacht je dan iets?" vroeg zijn vrouw.
„Ja. Ik liet vanmoreen het kasboek per
post naar huis sturen, omdat ik het nu
niet mede kon brengen. Het is vrccselijk
druk op kantoor en tot overmaat van ramp
is de boekhouder ziek geworden. Ik was nu
van plan vanavond hier het kasboek ver
der bij te werken. Als het nu op de post
maar niet zoek is geraakt".
„M'sschien komt het nog wel met de
laatste bestelling", sprak zijn vtouw en
zette daarna het avondeten op tafel.
(Wordt vervolgd).
Gods daden zijn ondoorgrondelijk
door Johan de Graaf.
n.
Hij begaf zich naar beneden, waar hij
zijn moeder in hot salon aantrof. Hij ver
telde haar nu wat er tusschen zijn vader
en hem was voorgevallen.
Mrs. Williams beloufde haar zoon, dat
ook zij aiies zou doen om haar echgenoot
tot andere gedachten te brengen, en ze
troostte Johnny door hem te zeggen dat
als wanneer God hem tot Zijn eeisle die
naar had uitgekozen Hij hem zeker helpen
zou de moeilijkheden, welke hem in den
weg kwamen te overwinnen
.Daar vertrouw ik ook op moeder", zei-
de Johnny. „Dat vader zich ook oens spoe
dig bekeero", voegde hij er met een lichte
zucht aan toe.
„Ja", antwoordde zijn moeder, „maar
dan mag cr welhaast een wonder gebeuren.
Ik hoop nog eens iets zal plaats grijpen
wat hem zijn leven-zal doen beteren".
„Weet u wat" zei Johnny, „.k ga naar
pater Malony, mijn biechtvader. Hij heeft
gezegd, dat ik zelf eeist eens bij vader
moest aandringen mij toeslemming te ge
ven. Nu zal hij wel eenige pogingen doen
om hein te bewegen, denk ik.
Eenige oogenblikken later peddelde hij
reeds langs Londens straten, om zich
naar do pastorie te begeven.
Onderweg kwam hij zijn boezemvriend
Fred Gr&en tegen, doch Johnny was zoo
in gepe ns verzonken dat hij hem absoluut
niet zag, doch hem haast onderstboven
reed.
Hallo Johnny!" riep Fred, „je lijkt wel
een kilometervreter die rijden ook maar
raak zonde- zich te bekommeren om het
geen in den weg komt".
Johnny was afgestapt en met een hoog
roode kleur, deels van het harde rijden,
deels omdat hij zich een beetje schaamde
dat hij zoo van de wereld af was geweest
om niet eens zijn vriend te zien.
„Ik ben ook vol van beroerde dingen",
verontschuldigde hij zich en vervolgens:
„Pa heeft me weer gewe.gerd toestemming
.te geven".
„Wat! Heb je nog geen toestemming?"
klonk bet haast verontwaardigd uit Fred's
mond! Fred wist reeds maanden, wat het
ideaal van Johnny was, maar hij wist ook
hoe diens vader daarover dacht. En daar
zijn ouders goede katholieken waren, kon
hij zich haast niet voorstellen hoe Air.
Williams zijn zoon geen toestemming wil
de geven.
„En wat ga je nu doen?" vroeg hij.
„Ik ga naar pater Malony", was John
ny's antwoord, „dan zal deze wel pog ngen
aanwenden".
„Dat is het beste", zei Fred, „ik ga met
je mee tot aan de pastorie".
Met een schel gpluid weerklonk de bel
door het bankiershuis en Mrs. Wililams
haastte zich door dc vest bule naar de
voordeur om do verwachte bezoeker, pn-
tev Malony persoonlijk in te laten.
Het is een week nadat Johnny bij zijn
biechtvader is geweest en deze hem heeft
beloofd, dien dag eens aan te komen.
Met gemengde gevoelens van vrees en
hoop, verwelkomde Mrs. Williams den
Godsgezant. Zij diende hem bij haar echt
genoot aan en liet hem diens kamer in
gaan, daarna verwijderde ze zich zachtjes.
Mr. Will'ams bood zijn bezoeker een
stoel aan. en in de toon waarop hij dit
deed zou men een weinig minachting kun
nen bespeuren. Het spreekt vanzelf, dat
dit pater Malony niet ontging.
Op een uiterst zakelijken toon vroeg
Mr. Williams wat het doel van zijn bezoek
was. alsof hij zich absoluut n'et kon inden
ken, wat een pater bij hem moest doen.
Hel tactvol begon pater Malony zijn be
toog. Hij verklaarde op de allereerste
plaats geheel in het belang van Johnny
te komen. Hij vroeg Johnny's vader of deze
zijn zoon, waar hij ten volle in staat was
diens verlangen ten uitvoer te brengen,
niet zou beletten „Priester" te worden.
(Wordt vervolgd).
De rijke en dc arme Moeder
door tante Marie.
IV.
„Lieve Vader in den hemel, lieve Jezus,
Maria en Jozef maak toch ons lief moe
dertje spoedig beter want och, hoe prett'g
't hier ook is, we missen haar zoo, we
hebben zoo'n behoefte aan moeders nacht
zoen en hoe heerlijk is 't dan, door haar
zdo warm toegestopt te worden. o lieve
Jezus geef ook dat die goede mevrouw
niet zoo dikwijls moet schreien, waarom
weet ik niet, want ze is toch rijk, maar
vaak zie ik haar tranen wegvegen. Ze is
zoo goed voor ons en ons lief moedertje,
maar lieve Heertje laat 't niet zoo lang
meer duren, dat moesje terugkomt."
In 't kamertje werd het stil, maar in
de groote kamer beneden zat een rijke
moeder te schreien: „O Jezus ik heb veel
tegen u misdaan, ik had moeten berusten
in de rampen die van Uwe hand kwamen,
van nu af zal ik anders worden, ik werp
mij weer voor U op de knieën en met de
hulp van deze twee lieve kinderen, zal ik
weer tot u komen on heb ik dan ook mijn
eigen lievelingen verloren, zal ik mij 't lot
aantrekken van uwe arme zusjes en broer
tjes, die Gij zoo bemint". „Laat de kleine
tot Mij komen, want hunner is 't rijk der he
melen". Mijn lieve engeltjes in den hemel
weest gij mijn voorspraak bij het Jezus-
kindje.
Langzaam aan ging de toestand van
Mietje vooruit en do dokter gaf hoop dat
zij nu wel gauw de inrichting zou kunnen
verlaten, 't Liep weer tegen Kerstmis en in
't groote huis werd weer een groot feest
toebereid. Gerard en Marietje mochten
niet meer vrij uit overal in komen, eenige
kamers waren steeds op slot. Gerard zou
moedertje nu ook gauw weer bij ons zijn en
zouden we ons stalletje van thuis mogen
halen, ik zou 't zoo gaarne willen, maar
durft het niet te vragen. He wel hoor, zeide
Gerard, mevrouw is zoo lief voor ons en 't
kleine kopje opgeheven ging hij op me
vrouw toe. die juist door de gang kwam en
deed z'n vraag.
Wel zeker m'n jongen, ik zal direct Koos-
je sturen om het te halen en dan mogen
jullie het in de speelkamer zelf netjes neer
zetten en in ordo maken.
De kinderen waren zoo verheugd en zon
gen door het huis als lustige vogeltjes en
toen ze het keurig in elkander gezet had
den en Koosjo het versierd had met denne-
takjes en ander groen haalden zij in op
tocht mevrouw om te komen kijken. Nu
kerstliedjes zingen, zeide mevrouw zoo
vroolijk, dat beide kinderen haar verbaasd
aankeken en wat zij nog nooit hadden dur
ven doen, deden zij nu, zo vleiden zich elk
aan een kant tegen haar aan en zoo zon
gen zij gedrieën de liederen. Na afloop
vertelde mevrouw hen dat Moeder hen op
Kerstavond kwam halen, dat was de groot
ste vreugde.
De Kerstavond was aangebroken, weder
om pinkelden de sterren als engelenoogjes
op de verlaten besneeuwde straten neer en
wederom glinsterden de kaarsjes van den
Kerstboom door de vensters naar buiten.
Treden we 't groote huis binnen, we vin
den daar niet alleen Gerard en Marietje,
maar tusschen beide in, met de armen om
elk barer kinderen geslagen stond de arme
moeder, rijk omdat zij weer met haar kin
deren vereenigd wa-s, geheel hersteld, zoo
dat zij ook weer voor haar kinderen kon
werken.
(Slot volgt).
Jopie's Vernuft
door Tante Cor.
IV. Slot.
In de gang wou Rie met Joop gaan stoeien;
meest gingen ze na het eten stoeiende de
trap op, naar de jongenskamer, maar Joop
had dien avond geen lust, en ging stil de
trap op. Daar stond vader hem aan den
ingang van do jongenskamer op te wach
ten en zei: Jopic kom jij je huiswerk maar
bij mij op de kamer maken, ik heb van
avond niet veel voor mezelf te doen, dus
kan ik jou eens flink helpen. Dat gebeurde
vaker, dat Joop zijn huiswerk op vaders
kamer maakte, de andere jongens vonden
daar niets vreemds in en Joop was blij dat
hij met vader mee kon gaan. Eerst maakte
hij rustig zijn huiswerk, en toen dat klaar
was, gaf hij het aan vader, die het nakeek
en hier en daar een opmerking maakte,
maar het Joipe toch met een tevreden ge
zicht terug gaf, en zei, flink Joop, daar
krijg je vast een goed cijfer voor. Jopie
kleurde, toen zei vader, hoor eens jongen,
het was nu werkelijk niet zoo'n groote
misstap die je beging en ik kan best be
grijpen dat die aardbeien je zoo aanlok
ten, maar ik wil zoo graag flinke jongens
van jullie maken, en wat je deed was toch
minstens erg kinderachtig, is 't niet? Joop
keek zijn vader aan en knikte, bovendien
ging mijnheer verder, is het om een mooi
standvastig karakter te krijgen, beslist
noodig dat je je ook in kleine dingen be-
heersoht, dan valt het jo later niet moeilijk
in grootere zaken, en clan komt er nog bij,
dat je het juf tamelijk lastig maakte, en
tijd van haar eischte op jou toe te zien, ter
wij] ze dringend andere dingen moest doen,
zie je dat nu in Joop?
Joop, zei vader, 't is zoo gek, eerst vond
ik het heusch een echte leuke truc, om Juf
zoo in 't ootje te nemen, maar zoo gauw ik
uw stem hoorde en uw ernstig gezicht zag,
leek het me heel anders, en vond ik me
zelf erg kinderachtig. Mijnheer keek te
vreden op Joop neer en zei, prachtig jon
gen, ik hoop van harte dat vaders stem al
tijd ingang in je hart zal blijven vinden,
dan za-1 ik mijn ideaal wel bereiken, en
flinke jongens van jullie kunnen maken. Ga
nu maar eens vragen of de jongens met
hu huiswerk klaar zijn en bij mij op de ka
mer komen thee drinken, ik heb daar
straks een mooi boek gekocht, en dan lees
ik jullie nog een uurtje voor. Joop wou
weg hollen maar op eens bleef hij staan,
en zei, zeg vader mag ik Juf ook vragen of
ze komt luisteren, dat vind ik altijd zoo
leuk. Ja gerust, zei mijnheer, vraag maar
of ze tijd heeft. Ja Juf vond het leuk, voor
al nu Joop het haar zoo vriendelijk kwam
vragen en boen mevrouw weer rustig t8
bed lag, genoot het heele gezin van vaders
voorlezen, en zoo had voor Jopie de avond
nog een prettig slot.
Tante Cor.
Naar den Gelderschen Achterhoek.
door Theodora.
X. Slot.
Daarna gaan in lieele drommen de men-
sohen naar het dorp, waar de kermis ge
vierd wordt. Dan geleiden de jongens de
deernen ten dans en die vroolijkheid en
pret duurt tot 's avonds klokslag 10 uur.
Dan is alles afgeloopen en worden de dans
tenten en café's gesloten. Twee dagen in
het jaar het werk laten rusten en naar
hartelust feest gevierd en dan weer werken
en sparen, 's Lands wijs, 's lands eer, een
gepast spreekwoord nietwaar? Ik heb een
heerlijken, langen fietstocht achter den
rug en nu nog van Wehl naar Didam nog
ongeveer 20 minuten. Hier wordt de boo-
ménrij kaler en dunner. De zon gaat reeds
onder. Stilte rondom mij! Daar kom ik een
priester tegen gevo'gd door een misdie
naar! Hij draagt het koorkleed en de
schel klinkt niet. Zij keeren terug van een
stervende en moeten minstens nog een half
uur loopen. Het bedienen van een zieke is
hier zoo mooi, ik zal daar nog eens een
mooi gedicht over maken. Och, lieve lezers
en lezeresjes, er is nog zoo veel in het le
ven wat werkelijk mooi is en wat men
lief kan hebben, maar men moet het zien
en begrijpen! Och, wij hebben zoo veel lief:
de aarde, den hemel, de zee, de bloemen,
de boomen en de bergen, maar bovenal
God, ons huis, ons zelf, ons Vaderland, en
daarom bidt: „leer ons, O God, omdat onze
liefde iets waard zij. Leer ons haar toonen
tot in het kleinste onzer werken"! En nu
bij het vallen van den avond getrouwe le
zersschaar, kom ik weer in mijn Ouderhuis
in Didam aan, en neem ik afscheid van U
ik lroop dat ik U niet verveeld heb*),
heb U verteld van een heel klein stuj
van ons mooi Nederlandje, wat als
bosohviooltje in 't groen voor velen verbo
gen ligt en waarvan velen het bestaan
eens weten. Van dc mooie bosschen
heide, heuvelen en kasteden en burchto
en van de leefwijzen en gewoonten der
voudige lieden en neem ik afscheid met ee
zeer mooi oud vers wat ik vond in de feft
niek van Doetinchem en den Geldersch
Achterhoek:
Ziedaar o Doetichcm in letterschrift
Al wat in uwen wal het oog des
vrcemdelings wad
Al wat in vroeger tijd ten uwent is
bedrevf
En 't wisselend lotgevafc, door God aan
U gegeve
Den bloei die schatten gouds aan
Uwe burgeren boo
't Verval, dat eiken bron van uw
welvaart sloo
De vlam, wier woest geweld uw macht
en eer verniel*
En d' oorlog die zoo vaak uw burger
schaar ontzield
Uw omtrek schoon en groot, zoo
waard aan U h
Waar zich Gods Schepping toont in
al haar heerlijkhei
Uw wateren uit wier nat de stille
velden drinkei
Uw akkers, die door 't schoon van
duizend vruchten blinke;
Uw bergreeks, die aan 't oog den
versten omtrek toon
Uw bosschen, waar natuur in heilig
donker woon
Uw wallen, plat gedrukt door 't
onvermoeid betrede
Uw buitens, die natuur met 't schoon
der kunst bekleede
En die daar wal noch muur hun sieraa<
ooit ontvin
Geen lommer weigeren, aan den
matten vreemdelinj
Uw vlakten, ruim en ver door gene
grens omsohreve
Waar zich 't gejaagd gemoed van
zorgen voelt ontheve
En ver van 't staag gewoel, dat
alle rust verjaa]
Zich nader voelt tot Hem, wiens
Almacht de aardbol draag
God ziet op Stad en Ambt, in gunst
en zegen nede
Ontvangt uw ouden bloei en
welvaart !"r? ,;ik wedt
En vindt in d' ouden deugd, dio
eens in Nederland blon
Het waar en zuiver heil, dat zij den
vad'ren schon
Zoo moogt in Uwen wal, Geloof
en Godsvrucht leve:
Zoo sta tot wereldseind, uw naam
met lof verhevf
Op Neerland's lijst de roem der
eeuwenlan
De roem van dorp en stad in
'*t schoone Gelderlan
Theodora,
Ik houd U aan uw woord Theodora,
wacht dat versje af! Ik geef U de veri
kering dat we met volle belangsteling
reis naar den Gelderschen Achterho
in den geest hebben meegemaakt
houd me aanbevolen voor meer dereelij
beschrijvingen. Ze zijn voor ons Hoef
„als geknipt!"
Oom Wim,
Aan mijn broer Johan op den dag zijn
eerste H. Communie.
Vandaag doet gij mijn broertje
Uw H. Communie voor 't eerst;
Wees door een devote stemming
Vooral dezen dag beheerscht.
Ik heb den lieven Jezus
Deez blijden morgen gevraagd,
Dat gij toch eteeds mag blijven
Een kind, dat God behaagt.
Dat gij op mag groeien
In eer en groote deugd,
Aan God steeds welgevallig
En tot- onzer ouders vreugd
Bescherm hem lieve Jezus
Bewaar hem overal
Behoed hem voor gevaren
Van zonden bovenalJ
Blijf ge mijn lieve broertje
Voor ondeugd steels gespaard
Moge G^d je ook eens roepen
Tot Arbeider in Zijnen gaard.
Cornelia Schrijvershof,
Reeuwijk (Z.-
Straf.
In de wit besneeuwde straten,
Vallen wild de vlokken;
Wat 'n beproeving voor Johan,
Die daar zit te blokken.
Lui op school, les niet gekend:
Wat was meester boos!
Terwijl de vriendjes baant'e glijden
Maakt ie 'n opstel over „De Roos".
Ja, Ja, vriendje, dat berouw
Komt maar weer te laat!
Had je ook je les geleerd
Was je nu op straat!
Maak maar gauw ze opstel af,
Kijk eens door de ruiten,
Met een sneeuwbal in de hand
Wachten zo al daarbuiten.
Rooie Kees-
l