Ned. Oost-lndië.
Voor Huis en Hof.
De kleinzoons van
Graaf Rofenbach.
TWEEDE BLAD
DE LEIDSCHE COURANT
WOENSDAG 2 JANUARI 1929
UIT CHINA
DE KRANTEN HEBBEN HET AL
VERMELD:
Hongersnood. 10 milliocn personen
bedreigd.
Wat hongersnood beteekent, wat «lat is,
dat kunt gij u niet voorstellen. Ge herin
nert u de oorlogsjaren, toen ge op rant
soen werd gesteld, ge weet nog, dat uw
maag jeukte, dat ge een broodkaart van
een ander trachtte te bekomen, dat uw
kleederen te wijd werden, dat uw weer
standsvermogen minder werd, dat ge de
kou meer voeldemaar ge weet niet,
wat hongersnood is. In de jaren 1912'13
heb ik het in China meegemaakt. Wij wo
nen in de provincie Shansi in de aan
grenzende provincie Honan brak hon
gersnood uit. Ge moet weten, dat van de
450 millioen Chineezen 75 a 80 procent
moet leven van de opbrengst van hun eigen
stuk land. Valt de oogst mee, dan is er
vor een jaar te eten, valt ze tegen, d.w.z.
voor het Noorden van China zijn de
zware regens tot na half Juli uitgebleven,
is het land in de groote hitte niet een
paar maal in de week onder water gezet
door de regens, dan krullen de bestoven
bladeren ineen, ze worden geel het ver
armt, het is verloren. Dat is het ge'val ge
weest in de provincies Shansi en Shensi.
De lui konden de oogst op het land laten
staan, alles was verdord, het is niet te
gebruiken. Wat in huis is wordt opgege
ten, wat men kan omzetten in voedsel:
varkens, ezels, honden worden geslacht
en verbruikt. Zij, die hun graanzolders ge
vuld hebben, beginnen zelf aan hun dorps-
genooten uitdeeling van voedsel te hou
den; ze weten, dat ze anders met honder
den stilzwijgend maar dat stilzwijgen
zegt alles! voor hun woning zullen ko
men staan; en is alles in de dorpen de
winkels in de steden zijn gesloten ver
bruikt, dan begint de groote uittocht.
Toegevoerd kan niets worden om den er-
bannelijken toestand der wegen. Die niet
gaan kunnen, igrootvader, grootmoeder,
vrouw en kleinen, worden op een groote
Chineesche kruiwagen geplaatst, een paar
dekens en wat huisraad erbij; de man
duwt, de jongens trekken en zoo trekt
men dagen, maanden achtereen rond, be
delend en stervend. Wie slim is en er
de middelen voor heeft, trekt voordat het
zoo ver gekomen is, na zijn gierst (vogel
tjeszaad) duur verkocht te hebben, met
zijn paard of muilezel naar een andere
provincie; maar de arme, geld heeft hij
niet: hij trekt er uit als hij niets meer
heeft, gaat zoover hij kan, verkoopt onder
weg zijn kinderen, ja zelfs zijn vrouw, als
hij kans heeft, om in leven te blijven.
Maar velen bezwijken onderweg. Neen, gij
weet niet, wat hongersnood is! Zoo heb
ik het in bovengenoemde jaren meege
maakt, dat maanden lang dagelijks 0 a
700 personen in de Bisschoppelijke resi
dentie van Luanfu tweemaal per dag hun
kom zagen Vtffgeschept met pp»i pap van
gierst, een voedsel met weinig pit. Dat
waren de hongersnoodlijders uit Honan.
Nu heerscht de hongersnood onder 10
millioen menschen in Shansi en Shensi.
Hetzelfde bericht in de Maasbode en an
dere kranten meldt, dat in drie maanden
niet minder dan vier duizend personen in
die beide provincies aan de pest zijn be
zweken. Weer heerscht dezelfde toestand
als in 1912'13 en nog erger. Wij moeten
helpen! Ik had toen nog den moed, die
menschen tijdens de spijsuitdeeling te fo
tograf eerenik zou het een tweede
maal niet meer doen! Toen ik er mee be
zig was, had ik spijt dat ik er aan was
begonnen. De arme, haveloos gekleede,
vermagerde, loopende lijken zou men
haast zeggen, keken me aan alsof ze wil
den zeggen: „Spot ge nog met onze ellen
de?" Spreek ze maar niet aan ge krijgt
geen antwoord of ze wijzen op hun kinde
ren of op hun maag. Zoo is de toestand.
Pest en hongersnood.
Mgr. Fortunatus Spruit, de jonge Bis
schop, die onder deze omstandigheden het
eeiste jaar van zijn Bisschoppelijk be
stuur aanvangt, en mijn confrale-s-mis-
sionarissen van Zuid—Shandi smeken mij,
toch een beroep op uwe milddadigheid te
doen. Wij moeien geven; men kan nog
geen dier van hcngei rien sterven, laat
staan een mensc-h. Helpt ons G^d, gij
weet het, zal u ruim beloonen voor wat gij
d?ï» arme. ton ïnenvch die van honger
d/eigt te sterven, geefi. En :k kan u ver
zekeren. al zrudt gij nog zooveel geven,
wij moeten bij eiken gulden, welken gij
ons voor dit i'tel schenk4, naar het voor-
beel var, Engeland een gulden bijleggen.
Of ge zoudt onze verwachtingen al zeer
ver moeten «oeitreffen Begin het nieuwe
iaar met eui edele dniu!
Uw giften worden dankbaar ontvangen.
Men gelieve te adresseeren:
FEANCISCAANSCHE MISSIEBOND,
Minderbroederklooster (W eert (L.)
Giro 4G316.
Pater fr. VICTORIANUS KRUIT
WAGEN, O.F.M. Missie-Procurator.
OUDEJAARSGROET AAN INDIë.
Dr. de Visser spreekt over het medeleven
van het Moederland met Indië.
Dr. J. Th. de Visser, oud-minister, heeft
Maandagmiddag een groet uit het moe
derland, radio-telefonisch, van de studio
van het Hoofdbestuur der P. T. T. te
's-Gravenhago uit, naar de gebieden van
Ned. Indië en West-Indië gezonden.
„De Regeering, aldus spr., heeft mij ver
zocht op den Oudejaarsdag tot dat ge
deelte van het Koninkrijk der Nederlan
den, hetwelk het grondgebied van Neder
landsch-Indië, Suriname, enCurasao om
vat, een woord te spreken, hetwelk ge
tuigenis geeft van het medeleven van het
Moederland met de bewoners aldaar.
En dan mag met voldoening een klim
mende belangstelling hier te lande wor
den geconstateerd voor alles wat de over-
zeesche landen betreft.
In steeds breeder kringen drong het
besef eener bepaalde, hooge roeping tegen
over deze gebieden door en daarmede
ging gepaard het zoeken naar middelen
om daaraan te kunnen voldoen.
Steeds omvangrijker en meer samenge
steld worden de industrieele en commer-
cieele betrekkingen tusschen Nederland en
die gewesten, waarvan beide thans reeds
velerlei vruchten plukken en het in de
toekomst nog op veel grooter schaal kun
nen doen. Aan de intellectueele, moreele
en religieuze vorming van de inlandsche
bevolking wordt zoowel door de regec-
ring als door onderscheidene volkskrin
gen,^zoowel hier te lande als ginds voort
durend grooter aandacht geschonken. Het
onderling verkeer tusschen inlanders, die
persoonlijk kennis met Nederland maken
cn Nederlanders, die zich door eigen aan
schouwing van gindsche landen op de
hoogte stellen, neemt toe. In één woord
zoowel wat het bereiken van die werel
den als wat het persoonlijk contact met
de aldaar levende bevolking betreft, krim
pen de afstanden in.
Op dien weg schreed met hier en
ginds in dit bijna gesloten jaar voort
en in dezelfde richting hoopt men in het
nieuwe jaar voort to gaan.
Die taak, ofschoon een schoono, is ech
ter geen gemakkelijke. Is elk opvoedings
werk zwaar, hier geldt dit in dubbele
mate. Dient wil zij den mensch of
een volk ten goede komen materieele
opheffing immer met intellectueele en mo
reele gepaard te gaan, hier is dit, gezien
de mentaliteit van den Oosterling, te
meer noodzakelijk, wil zijn materieele
opheffing niet tot zijn eigen ondergang
leiden. Maar juist die edele vorming eisclit
groote inspanning omdat de Oostersche
volksziel een zoo geheel andere is dan
die van den Westerling en een cultuur,
waarvan het wezen met haar strijdt, haar
wel opgedrongen kan worden, maar nim
mer organisch met haar verbonden wordt,
veeleer heden of morgen met afkeer wordt
bejegend. Daarbij komt dat de volkeren,
zooals in Insulinde, zelf onderling geheel
verschillen en wat bij het eene gelukt, bij
het andere tot mislukking leidt. Ik be
hoef er niet meer van te zeggen om den
indruk te vestigen dat zoowel de Neder-
landsche als de Indische Regeeringen
ook in het nieuwe jaar voor een zeer ge
wichtige taak worden geplaatst, te ge
wichtiger naarmate de bevolking in Oost
en West tot sterker besef van haar eigen
waarde komt. Het zal dan ook noodig zijn,
dat zoowel alle wettelijke maatregelen
door die regeeringen te nemen, in zoo
verre zij een opvoedend karakter dragen,
met die voorwaarden voor het welslagen
dier opvoeding rekening houden, als dat
allen die in de gebieden van Neder-
landsch-Indië, Suriname en Curasao een
verantwoordelijke positie innemen, in hun
ne personen de waarde der Nederlandsche
heerschappij doen gevoelen. Niet toch de
overheidsmacht, niet de geldmacht mogen
de gedragslijn van den Nederlander te
genover den inlander bepalen, maar het
besef van zijn persoonlijke, zedelijke ver
antwoordelijkheid, in verband met onze
historische ontwikkeling moet dit doen.
De ware aanhankelijkheid wordt zoowel
hij den enkeling als bij een volk, nog
altijd alleen door zedelijk overwicht ge
kweekt. Maar tevens moge de inlandsche
bevolking in die drie gebieden steeds be
denken, dat elke opstandige beweging al
lermeest noodlottig is voor hen, die er
aan deelnemen. Want zij verstoort de ge
regelde opvoeding zij zet de hoogere vor
ming achteruit, zij maakt materieel en mo
reel talrijke slachtoffers en zij dwingt
de overheid tot het betreden van een
weg, dien zij zelf juist, ter wille der be
volking, zoo gaarne mijden wil, n.l. dien
van het geweld.
Daarom kan aan het einde van het jaar
geen betere wensch uit het Moederland
tot Nederlandsch-Indië, Suriname en Cu
rasao komen, dan dat het nieuwe jaar zich
moge kenmerken door eendrachtige samen
werking tot beider opbloei, onder de vei-,
lige schutso van Haar, aan wie de Kroon
der Nederlanden is opgedragen cn Die
den eerbied cn de liefde van allen, die
Nederland, Nederlandsch-Indië, Suriname
en Curasao bewonen,, zoo ten volle waar
dig is.
Hoogere en lagere ambtenaren zij een
hartelijke groet uit het Moederland toe
gebracht. Allcr^ die als vertegenwoordi
gers van bepaalde vereenigingen of krin-
gene, of ook individueel daarginds het
goede voor cte overzeesche gebieden zoe
ken, mogen rijke vrucht op hun werk zien.
De inlandsche en Europeesche bevolking
in die gewesten geniete voorspoed en wor
de voor rampen gespaard. En al deze
wenschen lossen zich op in de bede, dat
God Almachtig, die de gansche wereld be
stuurt, U allen, die mij heden hoort,
in het jaar 1929 in rijke male zegene en
U doe ervaren dat wie Hem begeerig
zoekt, ook vindt!
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
In moes- en bloemtuin, keuken en kelder.
Ie helft Januari.
Met Kerstmis en Nieuwjaar worden ve
len met bloemgeschenken verrast,
als bouquettenen bloemenmandjes, prach
tig Opgevuld, groote cn kleine bloemtafels,
insgelijks prachtig opgemaakt. Hoe vaak
ziet men echter, dat deze geschenken bin
nen eenige dagen hun pracht hebben ver-'
loren cn de salon of woonkamer ontsieren
in plaats van versieren. Hoe komt dat?
Is de schuld te zoeken bij den tuinman
of bloemist van wien ze afkomstig zijn?
Neen. In den regel worden deze bloem-
versieringen in warme kamers gezet, in de
nabijheid soms van heete kachels, en
daaraan is het spoedig verwelken der
bloemen te wijten. Zet men ze in ietwat
koele kamers, en zorgt men voor een wei
nig besproeiing dan zal men er zeker veel
langer genot van hebben.
Het is nog wel geen tijd van zaaien,
doch met het nieuwe jaar begint men
cr toch al eens over te denken. Men heeft
gewoonlijk van de een of ander soort
zaad nog wel iets overgehouden van het
vorige jaar. Velen zullen dat misschien
maar opruimen met de gedachte dat dit
niet meer goed is; dit is evenwel niet
altijd het geval. Wil men weten of het
oude zaad nog goed is dan neemt men
een wollen of flanellen lap, maakt deze
vochtig, en strooit hierop iets van het
zaad. Vervolgens legge men deze lap met
zaad tusschen twee gesloten schalen of
borden, waarna men deze in een goed ver
warmde kamer plaatst. Op die manier zal
het zaad, wanneer het nog goed is nog
kiemkracht bezit, spoedig ontkiemen. Met
goed succes zal het dan nog in den tuin
gezaaid kunnen worden, hoewel men het
toch iets dikker moet zaaien dan ge
woonlijk.
Er is wel niet zooveel meer aan groote
boomen te snoeien maar het is wel
goed nog eens na te zien, of er ook tak
ken hinderlijk voor de boomen zijn. Vooral
moet men er voor zorgen, dat er slechts
één kop de hoogte ingaat; dit is nood
zakelijk om den boom een goeden vorm
te doen behouden. Hot is niet goed de
takken af te zagen, beter is het deze
met een hakmes of bijltje in schuine rich
ting af te hakken, om het inwateren te
voorkomen. Men moet altijd zorgen, dat
op de plaats, waar men takken weghakt,
weer jonge scheuten zitten, die de plaats
weer kunnen innemen, dewijl er anders
gaten ontstaan, welke den boom onooglijk
maken. Lindeboomen als lei- of platte
boomen moeten gergeld elk jaar om
dezen tijd gesnoeid worden. Het is nu
nog geen tijd om vruchtboomen te snoei
en maar aal- en kruisbessen kan men
den gcheelen winter snoeien, zelfs bij
strenge vorst. De bessen in 't geheel niet
snoeien, zou nadeelig zijn; men zou dan
geen of althans zeer kleine vruchten ver
krijgen. De bessen moeten goed gesnoeid
worden althans moet men de struiken van
binnen goed lucht geven; men snijde het
jonge tot op 'n paar oogen na in. De uit
einden der takken kan men iets langer la
ten, b.v. 4 of 5 oogen laten behouden. Aal
bessen en 'kruisbessen behandelt men beide
op deze manier, en wil mei: flinke, groote
vruchten van beide plukken, dan snoeie
men zooals hierboven is aangegeven.
Nu reeds op den kouden grond te
zaaien, zal mogelijk menigeen nog af
schrikken ;toch behoeft men met spina-
z i e-z a a i e n niet meer te wachtenaltijd
onder voorbehoud dat het weer toelaat en
wegens de vorst in den grond kan komen
om te spitten. Bij voorkeur moet men
thans zaaien voor de schutting of zooge
naamd rabat op het Zuiden gelegen. Wan
neer nu de grond goed gespit en daarna
bezaaid is, moet men het zaad met de
greep in den grond werken, of wel in
grepen want het zaad moet nu nog niet
zoo diep in den grond komen. Daarna
harkt men den grond netjes af en giert
er over heen met goeden verdunden koe
mest. (Als men ten minste niets tegen het
„gieren" heeft). Om nu het zaad bij het
opkomen tegen den kouden wind te be
schutten, legge men er een goede laag
takken of rijsjes overheen. Alzoo be
werkt., heeft men kans van zijn bedden
vroeg spinazie te kunnen plukken.
Brusselsch w i 11 o (o) f is tegen
woordig een zeer gezochte en smakelijke
groente welke zeer op prijs te stellen is,
omdat er in dezen tijd weinig groenten
voorhanden zijn. Ook is deze groente ge
makkelijk te telen, zelfs voor hen die niet
in het bezit zijn van bakken of kassen.
Men grave b.v. een greppel diep uit en
vuile dien weder aan met verschen, rui-
gen paardenmest, waarna men er nog een
halven..voet grond op. doet. Hierop steekt
men dé wortels een hand breed van el
kaar in den grond. Vervolgens worden
er boven de wortels twee planken schuin
tegen elkander gezet, die weer bedekt
mooten worden met een goed laag blad-
of broeimest. Na eenigen tijd moet dit
alles weer eens opengemaakt, en dan het
loof met droog zaagsel aangeaard wor
den opdat de kroppen goed bij elkander
blijven. Daarna moet alles weer goed dicht
gemaakt worden, waarna ze na verloop
van een maand ongeveer voor het ge
bruik geschikt zullen zijn. Voor hen, die
in 't bezit zijn van bakken en ramen,
is het zeer aan te bevelen, een paar ra
men met slate beplantenimmers, hoe
lang kan het duren, eer men van den kou
den grond een kropje sla kan krijgen.
Daartoe dient eerst de bak iets warm
gemaakt te worden door middel van blad
en ruigen paardemest; erg warm behoeft
de bak voor de sla niet te wezen. De
soort sla, die men onder glas gebruikt, is
broeigeel, welke in 't najaar daarvoor al
gezaaid moet worden in een kouden bak.
Wanneer er ongeveer een voet grond
(bladaarde) op den bak is gedaan plant
men onder elke ruit, (gewone ruit, geen
één-ruiters) een plantje. Als het vriest,
moet zoo'n bak goed gedekt worden. Op
deze manier kan men in Maart of April
al mooie kroppen hebben. Tusschen de
slaplantjes kan zeer goed radijs gezaaid
worden.
UIT DE RADIO-WERELD.
Huizen, 340,9 M. Na 6 uur 1852 M.
(Uitsfuitend N.C.R.V.-uitzendingen).
11.0011.30 Ziekendienst.
12.301.45 Concert.
2.002.30 Schooluitz.
0.000.30 N.C.R.V. Dr. Ph. A. Lansberg:
Boekbespreking.
6.30—8.00 Concert. Het Hollandsch Harp-
kwartet.
8.00 Yerlossingssainenkomst van het Le
ger des Heils Den Haag.
Hilversum, 1071 M.
10.0010.15 Morgenwijding.
12.15—2.00 Concert door het Boris Lensky
Trio.
2.002.30 Eleclriciteitspraatje.
3.003.30 Causerie door Mevr. de Leeuw
v. Rees.
4.005.00 Ziekenuurtje.
5.005.30 Sportpraatje.
5.307.15 Concert door het Omroep-or-
kest. F. Fischer: zangeres.
7.157.45' Engelscho les.
8.15 Aansl. van het Concertgebouw le
Amsterdam. Orke6t o. 1. v. P. Montcux.
Elis. Schumann: zangeres.
10.15 Persber.
10.30—11.30 Dansmuziek.
Davontry, 1000 M.
10.35 Kerkdienst.
11.20 Gramofoonmuziek.
12.20 Concert (sopraan, piano, bariton).
I.202.20 Gramofoonmuziek.
3.20 Vesper i. d. Westminster Abbey.
4.05 Lezing.
4 20 Fanfareconcert. Callendar's band.
535 Kinderuurtje.
0.20 Muziek.
G.25 Radiobulletin.
0.35 Nieowsb.
6.50 Marktber.
G.55 Muziek
7.05 Beethoven's sonaten voor viool on
piano.
7.20 Muziekcritiek.
7.45 Lezing.
8.05 Hot Temple kwartet.
8.20 Orkestconcert. Werken van Rej'-
nolds.
9.20 Nieuwsb.
9.35 Lezing.
9.50 Nieuwsb.
9.55 Concert. De Aeolian Players.
10.5512.20 Dansmuziek.
„R a d i o-P a r i s", 1750 M.
12.20 Procstantscho causerie.
12.502.10 Orkestconcert.
4.055.05 Symphonieconcert.
7.057.50 Gramofoonmuziek.
8.50—11.20 Concert.
Langenbcrg, 469 M.
II.30 Mechanische muziek.
12.251.50 Operetteconcert.
5.055.50 Kamermuziek. Werag-Trio.
7.20 Vroolijke avond. Westfalia-Orkest en
solisten. Daarna tot 11.20 Dansmuziek.
K n >i g s w u s t e h a u s o n (Zeesen),
1680 M.
1.503.50 Lezingen.
3.504.50 Concert.
4.507.05 Lezingen.
7.05 „Othello', opera in 4 acten van Verdi
Daarna tot 11.50 Dansmuziek.
Hamburg, 395 M.
10.20 Gramofoonmuziek.
3.35 Harpconcert.
5.20 Orkestconcert.
7.20 Vioolconcert.
9.20 Dansles.
10.0511.20 Dansles en dansmuiezk.
B r u 8 s e 1, 509 M.
5.20 Orkestconcert.
6.55 Trioconcert.
7.20 Gramofoonmuziek.
8.35 Orkestconcert.
8.50 Werken van Fischbach.
9.2510.35 Orkestconcert.
FEUILLETON.
Vrij bewerkt naar het Duitsch
door P. G. H oc k s.
43)
[In de feuilleton zijn Maandag door een
verkeerde greep eenige stukken door el
kaar geplaatst.
De aandachtige lezers van de feuilleton
en dat zijn er, naar ons blijkt, zeer vele
zullen reeds gevonden hebben, hoe 't
moet.
Na de tweede alinea, in de eerste ko
lom, voor:
„De kamerdienaar stoorde zich niet"
enz. moeten worden gelezen de twee laat
ste kolommen vanaf:
„Ze stond op en trad op hem toe", enz.]
Graaf Roderik was naar de residentie
gegaan eerstens op verzoek van de oude
gravin, die, beangstigd door de woorden
van haar kamerdienaar, dat er nog een
nakomeling van graaf Anselm's zoon, Her
man, in leven was, hem opgedragen had
nadere informatie's aangaande Heinrich in
te winnen om daardoor te weten te ko
men, of deze de door Lichtenberg bedoel
de persoon was en tweedens om een ac-
coord tc treffen met zijn schuldeischers,
<lie met den dag lastiger werden. Het ge
lukte hem zijn schuldeischers tegen belofte
cvan hoogere interest van de geleende gel
den tevreden te stellen en ook zijn naspo
ringen met betrekking tot Heinrich had
den goede resultaten en toch bevond hij
zich in een onaangename stemming. Geld
moest hij hebben en gauw -ook. Anders
was hij verloren. Het geduld van de woe
keraars, in wier handen hij gevallen was,
raakte uitgeput. Hij had hun beloofd
spoedig te zullen betalen en als hij dit
niet kon, zou hij zich failliet moeten ge
ven.
In die sombere stemming reed hij naar
Dr. Hauser, met wien hij een langdurig
onderhoud had.
„Ik herhaal 't, dokter, als u nog langer
draalt, neem ik de zaak zelf ter hand. Op
't oogenblik ben ik tot alles in staat. Ik
zou Albert kunnen vermoorden, maar al
vorens ik dat deed, zou ik u eerst een ko
gel door den kop jagen om van een lasti-
gen aanklager bevrijd te zijn. U weet dus,
wat u te wachten staat. Adieu
„Hij is er toe in staat om te doen, wat
hij zegt", mompeldo Hauser. „Ik heb ook
nog nooit zoo'n taaien jongen gezien, als
dien Aibert. Hij moet er vier hebben. Hoe
eerder het afgeloopen is, hoe beter. Mis
schien vind ik dan weer ust. Zoo kan ik
't niet uithouden.
Hij schelde zijn koetsier.
„Dadelijk inspannen", beval hij.
Het rijtuig kwam voor en hij steeg in.
„Naar Rotenbach en zoo hard rijden
als je kan."
„Belief je nog meer vroeg Heinrich,
die in zijn kamer met Albert aan de Iundi
zat. „Je houdt geen enkel plaatsje meer
over voor je watersoep en je droge brood
en als je dat niet blijft gebruiken, zal het
de aandacht trekken, voornamelijk ook,
omdat je zoo'n gezonde kleur krijgt. Je
mankeert niets meer je bent zoo gezond
als een visch."
„In vredes naam. Ze mogen, wat mij
■betreft, er achter komen, dat ik heele-
maal bet-er ben, want zoo houd ik 't ook
niet langer meer uit. Ik kan zoo slecht
huichelen en dan, als ik hier gegeten heb,
moet ik aan de familietafel me houden, of
ik nog ziek ben en water en brood ge
bruiken. Neen, dat houd ik niet uit en
den eenen of anderen dag, als ik er niet
aan denk, verraad ik mezelf, maar als die
om is, beginnen de lessen weer en moet
ik den heelen dag in mijn wagen liggen.
Zou jij dat kunne doene Heinrich
„Ik geloof het niet. En toch moet je pro-
beeren je rol tot de eersten November te
blijven spelen."
„Tot den eersten November? Waarom?"
„Wel, dat is de dag, waarop je volgens
graaf Roderik het tijdelijke met het
eeuwige verwisseld moet hebben, of plat
uitgedrukt dood moet zijn om hem uit zijn
geldelijke moeilijkheden te redden."
„O ja, 't is waar ookMaar zoolang kan
ik 't onmogelijk uithouden."
„En wat ben je van plan te doen, als jo
plotseling een eind maakte aan je kome
diespel
„Dan zal ik beginnen met schoon schip
te maken. Ik ben niet wraakzuchtig, dat
weet je, maar een lammetje ben ik nu
juist ook nietHoe gezonder ik word.
hoe meer ik van afschuw vervuld word
vOor mijn schurkachtigen neef en dien dok
ter-moordenaar. Als ik Roderik zie, begin
ik te beven en als die dokter mij zoo hui
chelachtig moed inspreekt, dan zou ik
hem wel willen toeschreeuwen, dat hij een
moordenaar is. En de dag zal komen,
Heinrich, dat ik 't doe. Ik zal ze beiden
aan de kaak stellen voor 't oog van do
heele familie. Aan 't gerecht overleveren
wil ik ze niet, maar hun schurkerijen ont
maskeren, dat zal ik zeker. En dan moet
dat maar zoo spoedig mogelijk gebeuren
ook, anders zou Rosamunde ook ten onder
gaan. Zij zou een wanhoopsdaad gaan ver
richten. Ik zie dagelijks welken zwaren
strijd ze met zichzelf voert en om daar
een eind aan te maken, zou ze zich, tegen
haar eigen gevoel in, gaan verloven met
dien.... dien Roderik."
Heinrich was opgestaan en liep in de
kamer heen en weer, alsof hij iets zocht.
Albert kon hem nu niet in zijn gezicht
zien en hij kon de kleur, die hij gekregen
had, nu gemakkelijker voor hem verber
gen.
„En wanneer moet het dan gebeuren?"
vroeg hij zonder Albert aan te kijken.
„Bij de eerste de beste gelegenheid. Op
een paar dagen komt het niet aan, dat be
grijp je. En zoo lang wil ok nog wel voor
't oog van mijn familie op water en brood
leven.... Hoor, wat i3 dat?Een rij
tuig!Zeker de dokter!"
Zoo vlug als hij maar kon, liep hij naar
zijn eigen kamer en nog voordat het dok
tersrijtuig voor het bordes stil stond,
lag hij in zijn wagen.
Hauser trad binen. Hij deed de grootste
moeite zijn patiënt op zijn gewone wijze
vriendelijk goeden dag te zeggen, doch dit
gelukte hem maar half. Hij haastte zich
op een stoel te.gaan zitten, want hij voel
de zijn becncn onder zijn lichaam trillen
van zenuwachtigheid en was bang, dat hij
zou neervallen.
„Scheelt er iets aan, dokter? Is u niet
wel?" vroeg Albert. „U ziet er ellendig
uit."
„Ik ben al een heelen tijd niet goed in
orde", antwoordde Hauser. „Ik heb een
vorschrikkelijkcn hinder van hartkloppingen
en daarmee gepaard gaande duizeligheid
en eetlust heb ik heeleinaal niet."
„Dan gaat het u net als mij dokier'",
zei Albert. „Met mijn eten gaat het ooi
slecht en toch word ik dikker in mijn ge
zicht. Zou dat waterzucht kunnen zijn
„Waterzucht? O, neen! Dat is 't niet.
Of zijn uw beencn misschien ook gezwol
len
„Ongelukkig wel. Ik vermoed, dat Uil
komt door de waterige soep, die ik voort
durend moet gebruiken."
„Zal ik u nog eens onderzoeken?"
„Vandaag liever niet. Mijn vermoeden
moest eens juist zijn."
„Neen, neenMaak u in dit opzicht niet
ongerust. U gaat werkelijk vooruit."
Hij stond op en voelde hem den pols.
„Uw pols is uitstekend. De uitwerking
van de pillen is goed merkbaar en we zul
len uw ziekte nu nog wat krachtiger aan
pakken. In 't vervolg moet u vier pillen
innemen."
„Wat zegt u? Vier pillen!" riep Albert.
Al zijn ingehouden toorn kwam opeens tot
uitbarsting. Hij wierp de deken van zijn
beenen en sprong geheel gekleed uit den
wagen. Daar stond hij, bloeiend van ge
zondheid met dreigende blikken voor de:i
onthutsten dokter.
(Wordt vervolgd)