Ned. Oost-lndië. Voor Huis en Hof. De kleinzoons van Graaf Rofenbach. TWEEDE BLAD DE LEIDSCHE COURANT WOENSDAG 2 JANUARI 1929 UIT CHINA DE KRANTEN HEBBEN HET AL VERMELD: Hongersnood. 10 milliocn personen bedreigd. Wat hongersnood beteekent, wat «lat is, dat kunt gij u niet voorstellen. Ge herin nert u de oorlogsjaren, toen ge op rant soen werd gesteld, ge weet nog, dat uw maag jeukte, dat ge een broodkaart van een ander trachtte te bekomen, dat uw kleederen te wijd werden, dat uw weer standsvermogen minder werd, dat ge de kou meer voeldemaar ge weet niet, wat hongersnood is. In de jaren 1912'13 heb ik het in China meegemaakt. Wij wo nen in de provincie Shansi in de aan grenzende provincie Honan brak hon gersnood uit. Ge moet weten, dat van de 450 millioen Chineezen 75 a 80 procent moet leven van de opbrengst van hun eigen stuk land. Valt de oogst mee, dan is er vor een jaar te eten, valt ze tegen, d.w.z. voor het Noorden van China zijn de zware regens tot na half Juli uitgebleven, is het land in de groote hitte niet een paar maal in de week onder water gezet door de regens, dan krullen de bestoven bladeren ineen, ze worden geel het ver armt, het is verloren. Dat is het ge'val ge weest in de provincies Shansi en Shensi. De lui konden de oogst op het land laten staan, alles was verdord, het is niet te gebruiken. Wat in huis is wordt opgege ten, wat men kan omzetten in voedsel: varkens, ezels, honden worden geslacht en verbruikt. Zij, die hun graanzolders ge vuld hebben, beginnen zelf aan hun dorps- genooten uitdeeling van voedsel te hou den; ze weten, dat ze anders met honder den stilzwijgend maar dat stilzwijgen zegt alles! voor hun woning zullen ko men staan; en is alles in de dorpen de winkels in de steden zijn gesloten ver bruikt, dan begint de groote uittocht. Toegevoerd kan niets worden om den er- bannelijken toestand der wegen. Die niet gaan kunnen, igrootvader, grootmoeder, vrouw en kleinen, worden op een groote Chineesche kruiwagen geplaatst, een paar dekens en wat huisraad erbij; de man duwt, de jongens trekken en zoo trekt men dagen, maanden achtereen rond, be delend en stervend. Wie slim is en er de middelen voor heeft, trekt voordat het zoo ver gekomen is, na zijn gierst (vogel tjeszaad) duur verkocht te hebben, met zijn paard of muilezel naar een andere provincie; maar de arme, geld heeft hij niet: hij trekt er uit als hij niets meer heeft, gaat zoover hij kan, verkoopt onder weg zijn kinderen, ja zelfs zijn vrouw, als hij kans heeft, om in leven te blijven. Maar velen bezwijken onderweg. Neen, gij weet niet, wat hongersnood is! Zoo heb ik het in bovengenoemde jaren meege maakt, dat maanden lang dagelijks 0 a 700 personen in de Bisschoppelijke resi dentie van Luanfu tweemaal per dag hun kom zagen Vtffgeschept met pp»i pap van gierst, een voedsel met weinig pit. Dat waren de hongersnoodlijders uit Honan. Nu heerscht de hongersnood onder 10 millioen menschen in Shansi en Shensi. Hetzelfde bericht in de Maasbode en an dere kranten meldt, dat in drie maanden niet minder dan vier duizend personen in die beide provincies aan de pest zijn be zweken. Weer heerscht dezelfde toestand als in 1912'13 en nog erger. Wij moeten helpen! Ik had toen nog den moed, die menschen tijdens de spijsuitdeeling te fo tograf eerenik zou het een tweede maal niet meer doen! Toen ik er mee be zig was, had ik spijt dat ik er aan was begonnen. De arme, haveloos gekleede, vermagerde, loopende lijken zou men haast zeggen, keken me aan alsof ze wil den zeggen: „Spot ge nog met onze ellen de?" Spreek ze maar niet aan ge krijgt geen antwoord of ze wijzen op hun kinde ren of op hun maag. Zoo is de toestand. Pest en hongersnood. Mgr. Fortunatus Spruit, de jonge Bis schop, die onder deze omstandigheden het eeiste jaar van zijn Bisschoppelijk be stuur aanvangt, en mijn confrale-s-mis- sionarissen van Zuid—Shandi smeken mij, toch een beroep op uwe milddadigheid te doen. Wij moeien geven; men kan nog geen dier van hcngei rien sterven, laat staan een mensc-h. Helpt ons G^d, gij weet het, zal u ruim beloonen voor wat gij d?ï» arme. ton ïnenvch die van honger d/eigt te sterven, geefi. En :k kan u ver zekeren. al zrudt gij nog zooveel geven, wij moeten bij eiken gulden, welken gij ons voor dit i'tel schenk4, naar het voor- beel var, Engeland een gulden bijleggen. Of ge zoudt onze verwachtingen al zeer ver moeten «oeitreffen Begin het nieuwe iaar met eui edele dniu! Uw giften worden dankbaar ontvangen. Men gelieve te adresseeren: FEANCISCAANSCHE MISSIEBOND, Minderbroederklooster (W eert (L.) Giro 4G316. Pater fr. VICTORIANUS KRUIT WAGEN, O.F.M. Missie-Procurator. OUDEJAARSGROET AAN INDIë. Dr. de Visser spreekt over het medeleven van het Moederland met Indië. Dr. J. Th. de Visser, oud-minister, heeft Maandagmiddag een groet uit het moe derland, radio-telefonisch, van de studio van het Hoofdbestuur der P. T. T. te 's-Gravenhago uit, naar de gebieden van Ned. Indië en West-Indië gezonden. „De Regeering, aldus spr., heeft mij ver zocht op den Oudejaarsdag tot dat ge deelte van het Koninkrijk der Nederlan den, hetwelk het grondgebied van Neder landsch-Indië, Suriname, enCurasao om vat, een woord te spreken, hetwelk ge tuigenis geeft van het medeleven van het Moederland met de bewoners aldaar. En dan mag met voldoening een klim mende belangstelling hier te lande wor den geconstateerd voor alles wat de over- zeesche landen betreft. In steeds breeder kringen drong het besef eener bepaalde, hooge roeping tegen over deze gebieden door en daarmede ging gepaard het zoeken naar middelen om daaraan te kunnen voldoen. Steeds omvangrijker en meer samenge steld worden de industrieele en commer- cieele betrekkingen tusschen Nederland en die gewesten, waarvan beide thans reeds velerlei vruchten plukken en het in de toekomst nog op veel grooter schaal kun nen doen. Aan de intellectueele, moreele en religieuze vorming van de inlandsche bevolking wordt zoowel door de regec- ring als door onderscheidene volkskrin gen,^zoowel hier te lande als ginds voort durend grooter aandacht geschonken. Het onderling verkeer tusschen inlanders, die persoonlijk kennis met Nederland maken cn Nederlanders, die zich door eigen aan schouwing van gindsche landen op de hoogte stellen, neemt toe. In één woord zoowel wat het bereiken van die werel den als wat het persoonlijk contact met de aldaar levende bevolking betreft, krim pen de afstanden in. Op dien weg schreed met hier en ginds in dit bijna gesloten jaar voort en in dezelfde richting hoopt men in het nieuwe jaar voort to gaan. Die taak, ofschoon een schoono, is ech ter geen gemakkelijke. Is elk opvoedings werk zwaar, hier geldt dit in dubbele mate. Dient wil zij den mensch of een volk ten goede komen materieele opheffing immer met intellectueele en mo reele gepaard te gaan, hier is dit, gezien de mentaliteit van den Oosterling, te meer noodzakelijk, wil zijn materieele opheffing niet tot zijn eigen ondergang leiden. Maar juist die edele vorming eisclit groote inspanning omdat de Oostersche volksziel een zoo geheel andere is dan die van den Westerling en een cultuur, waarvan het wezen met haar strijdt, haar wel opgedrongen kan worden, maar nim mer organisch met haar verbonden wordt, veeleer heden of morgen met afkeer wordt bejegend. Daarbij komt dat de volkeren, zooals in Insulinde, zelf onderling geheel verschillen en wat bij het eene gelukt, bij het andere tot mislukking leidt. Ik be hoef er niet meer van te zeggen om den indruk te vestigen dat zoowel de Neder- landsche als de Indische Regeeringen ook in het nieuwe jaar voor een zeer ge wichtige taak worden geplaatst, te ge wichtiger naarmate de bevolking in Oost en West tot sterker besef van haar eigen waarde komt. Het zal dan ook noodig zijn, dat zoowel alle wettelijke maatregelen door die regeeringen te nemen, in zoo verre zij een opvoedend karakter dragen, met die voorwaarden voor het welslagen dier opvoeding rekening houden, als dat allen die in de gebieden van Neder- landsch-Indië, Suriname en Curasao een verantwoordelijke positie innemen, in hun ne personen de waarde der Nederlandsche heerschappij doen gevoelen. Niet toch de overheidsmacht, niet de geldmacht mogen de gedragslijn van den Nederlander te genover den inlander bepalen, maar het besef van zijn persoonlijke, zedelijke ver antwoordelijkheid, in verband met onze historische ontwikkeling moet dit doen. De ware aanhankelijkheid wordt zoowel hij den enkeling als bij een volk, nog altijd alleen door zedelijk overwicht ge kweekt. Maar tevens moge de inlandsche bevolking in die drie gebieden steeds be denken, dat elke opstandige beweging al lermeest noodlottig is voor hen, die er aan deelnemen. Want zij verstoort de ge regelde opvoeding zij zet de hoogere vor ming achteruit, zij maakt materieel en mo reel talrijke slachtoffers en zij dwingt de overheid tot het betreden van een weg, dien zij zelf juist, ter wille der be volking, zoo gaarne mijden wil, n.l. dien van het geweld. Daarom kan aan het einde van het jaar geen betere wensch uit het Moederland tot Nederlandsch-Indië, Suriname en Cu rasao komen, dan dat het nieuwe jaar zich moge kenmerken door eendrachtige samen werking tot beider opbloei, onder de vei-, lige schutso van Haar, aan wie de Kroon der Nederlanden is opgedragen cn Die den eerbied cn de liefde van allen, die Nederland, Nederlandsch-Indië, Suriname en Curasao bewonen,, zoo ten volle waar dig is. Hoogere en lagere ambtenaren zij een hartelijke groet uit het Moederland toe gebracht. Allcr^ die als vertegenwoordi gers van bepaalde vereenigingen of krin- gene, of ook individueel daarginds het goede voor cte overzeesche gebieden zoe ken, mogen rijke vrucht op hun werk zien. De inlandsche en Europeesche bevolking in die gewesten geniete voorspoed en wor de voor rampen gespaard. En al deze wenschen lossen zich op in de bede, dat God Almachtig, die de gansche wereld be stuurt, U allen, die mij heden hoort, in het jaar 1929 in rijke male zegene en U doe ervaren dat wie Hem begeerig zoekt, ook vindt! WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. In moes- en bloemtuin, keuken en kelder. Ie helft Januari. Met Kerstmis en Nieuwjaar worden ve len met bloemgeschenken verrast, als bouquettenen bloemenmandjes, prach tig Opgevuld, groote cn kleine bloemtafels, insgelijks prachtig opgemaakt. Hoe vaak ziet men echter, dat deze geschenken bin nen eenige dagen hun pracht hebben ver-' loren cn de salon of woonkamer ontsieren in plaats van versieren. Hoe komt dat? Is de schuld te zoeken bij den tuinman of bloemist van wien ze afkomstig zijn? Neen. In den regel worden deze bloem- versieringen in warme kamers gezet, in de nabijheid soms van heete kachels, en daaraan is het spoedig verwelken der bloemen te wijten. Zet men ze in ietwat koele kamers, en zorgt men voor een wei nig besproeiing dan zal men er zeker veel langer genot van hebben. Het is nog wel geen tijd van zaaien, doch met het nieuwe jaar begint men cr toch al eens over te denken. Men heeft gewoonlijk van de een of ander soort zaad nog wel iets overgehouden van het vorige jaar. Velen zullen dat misschien maar opruimen met de gedachte dat dit niet meer goed is; dit is evenwel niet altijd het geval. Wil men weten of het oude zaad nog goed is dan neemt men een wollen of flanellen lap, maakt deze vochtig, en strooit hierop iets van het zaad. Vervolgens legge men deze lap met zaad tusschen twee gesloten schalen of borden, waarna men deze in een goed ver warmde kamer plaatst. Op die manier zal het zaad, wanneer het nog goed is nog kiemkracht bezit, spoedig ontkiemen. Met goed succes zal het dan nog in den tuin gezaaid kunnen worden, hoewel men het toch iets dikker moet zaaien dan ge woonlijk. Er is wel niet zooveel meer aan groote boomen te snoeien maar het is wel goed nog eens na te zien, of er ook tak ken hinderlijk voor de boomen zijn. Vooral moet men er voor zorgen, dat er slechts één kop de hoogte ingaat; dit is nood zakelijk om den boom een goeden vorm te doen behouden. Hot is niet goed de takken af te zagen, beter is het deze met een hakmes of bijltje in schuine rich ting af te hakken, om het inwateren te voorkomen. Men moet altijd zorgen, dat op de plaats, waar men takken weghakt, weer jonge scheuten zitten, die de plaats weer kunnen innemen, dewijl er anders gaten ontstaan, welke den boom onooglijk maken. Lindeboomen als lei- of platte boomen moeten gergeld elk jaar om dezen tijd gesnoeid worden. Het is nu nog geen tijd om vruchtboomen te snoei en maar aal- en kruisbessen kan men den gcheelen winter snoeien, zelfs bij strenge vorst. De bessen in 't geheel niet snoeien, zou nadeelig zijn; men zou dan geen of althans zeer kleine vruchten ver krijgen. De bessen moeten goed gesnoeid worden althans moet men de struiken van binnen goed lucht geven; men snijde het jonge tot op 'n paar oogen na in. De uit einden der takken kan men iets langer la ten, b.v. 4 of 5 oogen laten behouden. Aal bessen en 'kruisbessen behandelt men beide op deze manier, en wil mei: flinke, groote vruchten van beide plukken, dan snoeie men zooals hierboven is aangegeven. Nu reeds op den kouden grond te zaaien, zal mogelijk menigeen nog af schrikken ;toch behoeft men met spina- z i e-z a a i e n niet meer te wachtenaltijd onder voorbehoud dat het weer toelaat en wegens de vorst in den grond kan komen om te spitten. Bij voorkeur moet men thans zaaien voor de schutting of zooge naamd rabat op het Zuiden gelegen. Wan neer nu de grond goed gespit en daarna bezaaid is, moet men het zaad met de greep in den grond werken, of wel in grepen want het zaad moet nu nog niet zoo diep in den grond komen. Daarna harkt men den grond netjes af en giert er over heen met goeden verdunden koe mest. (Als men ten minste niets tegen het „gieren" heeft). Om nu het zaad bij het opkomen tegen den kouden wind te be schutten, legge men er een goede laag takken of rijsjes overheen. Alzoo be werkt., heeft men kans van zijn bedden vroeg spinazie te kunnen plukken. Brusselsch w i 11 o (o) f is tegen woordig een zeer gezochte en smakelijke groente welke zeer op prijs te stellen is, omdat er in dezen tijd weinig groenten voorhanden zijn. Ook is deze groente ge makkelijk te telen, zelfs voor hen die niet in het bezit zijn van bakken of kassen. Men grave b.v. een greppel diep uit en vuile dien weder aan met verschen, rui- gen paardenmest, waarna men er nog een halven..voet grond op. doet. Hierop steekt men dé wortels een hand breed van el kaar in den grond. Vervolgens worden er boven de wortels twee planken schuin tegen elkander gezet, die weer bedekt mooten worden met een goed laag blad- of broeimest. Na eenigen tijd moet dit alles weer eens opengemaakt, en dan het loof met droog zaagsel aangeaard wor den opdat de kroppen goed bij elkander blijven. Daarna moet alles weer goed dicht gemaakt worden, waarna ze na verloop van een maand ongeveer voor het ge bruik geschikt zullen zijn. Voor hen, die in 't bezit zijn van bakken en ramen, is het zeer aan te bevelen, een paar ra men met slate beplantenimmers, hoe lang kan het duren, eer men van den kou den grond een kropje sla kan krijgen. Daartoe dient eerst de bak iets warm gemaakt te worden door middel van blad en ruigen paardemest; erg warm behoeft de bak voor de sla niet te wezen. De soort sla, die men onder glas gebruikt, is broeigeel, welke in 't najaar daarvoor al gezaaid moet worden in een kouden bak. Wanneer er ongeveer een voet grond (bladaarde) op den bak is gedaan plant men onder elke ruit, (gewone ruit, geen één-ruiters) een plantje. Als het vriest, moet zoo'n bak goed gedekt worden. Op deze manier kan men in Maart of April al mooie kroppen hebben. Tusschen de slaplantjes kan zeer goed radijs gezaaid worden. UIT DE RADIO-WERELD. Huizen, 340,9 M. Na 6 uur 1852 M. (Uitsfuitend N.C.R.V.-uitzendingen). 11.0011.30 Ziekendienst. 12.301.45 Concert. 2.002.30 Schooluitz. 0.000.30 N.C.R.V. Dr. Ph. A. Lansberg: Boekbespreking. 6.30—8.00 Concert. Het Hollandsch Harp- kwartet. 8.00 Yerlossingssainenkomst van het Le ger des Heils Den Haag. Hilversum, 1071 M. 10.0010.15 Morgenwijding. 12.15—2.00 Concert door het Boris Lensky Trio. 2.002.30 Eleclriciteitspraatje. 3.003.30 Causerie door Mevr. de Leeuw v. Rees. 4.005.00 Ziekenuurtje. 5.005.30 Sportpraatje. 5.307.15 Concert door het Omroep-or- kest. F. Fischer: zangeres. 7.157.45' Engelscho les. 8.15 Aansl. van het Concertgebouw le Amsterdam. Orke6t o. 1. v. P. Montcux. Elis. Schumann: zangeres. 10.15 Persber. 10.30—11.30 Dansmuziek. Davontry, 1000 M. 10.35 Kerkdienst. 11.20 Gramofoonmuziek. 12.20 Concert (sopraan, piano, bariton). I.202.20 Gramofoonmuziek. 3.20 Vesper i. d. Westminster Abbey. 4.05 Lezing. 4 20 Fanfareconcert. Callendar's band. 535 Kinderuurtje. 0.20 Muziek. G.25 Radiobulletin. 0.35 Nieowsb. 6.50 Marktber. G.55 Muziek 7.05 Beethoven's sonaten voor viool on piano. 7.20 Muziekcritiek. 7.45 Lezing. 8.05 Hot Temple kwartet. 8.20 Orkestconcert. Werken van Rej'- nolds. 9.20 Nieuwsb. 9.35 Lezing. 9.50 Nieuwsb. 9.55 Concert. De Aeolian Players. 10.5512.20 Dansmuziek. „R a d i o-P a r i s", 1750 M. 12.20 Procstantscho causerie. 12.502.10 Orkestconcert. 4.055.05 Symphonieconcert. 7.057.50 Gramofoonmuziek. 8.50—11.20 Concert. Langenbcrg, 469 M. II.30 Mechanische muziek. 12.251.50 Operetteconcert. 5.055.50 Kamermuziek. Werag-Trio. 7.20 Vroolijke avond. Westfalia-Orkest en solisten. Daarna tot 11.20 Dansmuziek. K n >i g s w u s t e h a u s o n (Zeesen), 1680 M. 1.503.50 Lezingen. 3.504.50 Concert. 4.507.05 Lezingen. 7.05 „Othello', opera in 4 acten van Verdi Daarna tot 11.50 Dansmuziek. Hamburg, 395 M. 10.20 Gramofoonmuziek. 3.35 Harpconcert. 5.20 Orkestconcert. 7.20 Vioolconcert. 9.20 Dansles. 10.0511.20 Dansles en dansmuiezk. B r u 8 s e 1, 509 M. 5.20 Orkestconcert. 6.55 Trioconcert. 7.20 Gramofoonmuziek. 8.35 Orkestconcert. 8.50 Werken van Fischbach. 9.2510.35 Orkestconcert. FEUILLETON. Vrij bewerkt naar het Duitsch door P. G. H oc k s. 43) [In de feuilleton zijn Maandag door een verkeerde greep eenige stukken door el kaar geplaatst. De aandachtige lezers van de feuilleton en dat zijn er, naar ons blijkt, zeer vele zullen reeds gevonden hebben, hoe 't moet. Na de tweede alinea, in de eerste ko lom, voor: „De kamerdienaar stoorde zich niet" enz. moeten worden gelezen de twee laat ste kolommen vanaf: „Ze stond op en trad op hem toe", enz.] Graaf Roderik was naar de residentie gegaan eerstens op verzoek van de oude gravin, die, beangstigd door de woorden van haar kamerdienaar, dat er nog een nakomeling van graaf Anselm's zoon, Her man, in leven was, hem opgedragen had nadere informatie's aangaande Heinrich in te winnen om daardoor te weten te ko men, of deze de door Lichtenberg bedoel de persoon was en tweedens om een ac- coord tc treffen met zijn schuldeischers, <lie met den dag lastiger werden. Het ge lukte hem zijn schuldeischers tegen belofte cvan hoogere interest van de geleende gel den tevreden te stellen en ook zijn naspo ringen met betrekking tot Heinrich had den goede resultaten en toch bevond hij zich in een onaangename stemming. Geld moest hij hebben en gauw -ook. Anders was hij verloren. Het geduld van de woe keraars, in wier handen hij gevallen was, raakte uitgeput. Hij had hun beloofd spoedig te zullen betalen en als hij dit niet kon, zou hij zich failliet moeten ge ven. In die sombere stemming reed hij naar Dr. Hauser, met wien hij een langdurig onderhoud had. „Ik herhaal 't, dokter, als u nog langer draalt, neem ik de zaak zelf ter hand. Op 't oogenblik ben ik tot alles in staat. Ik zou Albert kunnen vermoorden, maar al vorens ik dat deed, zou ik u eerst een ko gel door den kop jagen om van een lasti- gen aanklager bevrijd te zijn. U weet dus, wat u te wachten staat. Adieu „Hij is er toe in staat om te doen, wat hij zegt", mompeldo Hauser. „Ik heb ook nog nooit zoo'n taaien jongen gezien, als dien Aibert. Hij moet er vier hebben. Hoe eerder het afgeloopen is, hoe beter. Mis schien vind ik dan weer ust. Zoo kan ik 't niet uithouden. Hij schelde zijn koetsier. „Dadelijk inspannen", beval hij. Het rijtuig kwam voor en hij steeg in. „Naar Rotenbach en zoo hard rijden als je kan." „Belief je nog meer vroeg Heinrich, die in zijn kamer met Albert aan de Iundi zat. „Je houdt geen enkel plaatsje meer over voor je watersoep en je droge brood en als je dat niet blijft gebruiken, zal het de aandacht trekken, voornamelijk ook, omdat je zoo'n gezonde kleur krijgt. Je mankeert niets meer je bent zoo gezond als een visch." „In vredes naam. Ze mogen, wat mij ■betreft, er achter komen, dat ik heele- maal bet-er ben, want zoo houd ik 't ook niet langer meer uit. Ik kan zoo slecht huichelen en dan, als ik hier gegeten heb, moet ik aan de familietafel me houden, of ik nog ziek ben en water en brood ge bruiken. Neen, dat houd ik niet uit en den eenen of anderen dag, als ik er niet aan denk, verraad ik mezelf, maar als die om is, beginnen de lessen weer en moet ik den heelen dag in mijn wagen liggen. Zou jij dat kunne doene Heinrich „Ik geloof het niet. En toch moet je pro- beeren je rol tot de eersten November te blijven spelen." „Tot den eersten November? Waarom?" „Wel, dat is de dag, waarop je volgens graaf Roderik het tijdelijke met het eeuwige verwisseld moet hebben, of plat uitgedrukt dood moet zijn om hem uit zijn geldelijke moeilijkheden te redden." „O ja, 't is waar ookMaar zoolang kan ik 't onmogelijk uithouden." „En wat ben je van plan te doen, als jo plotseling een eind maakte aan je kome diespel „Dan zal ik beginnen met schoon schip te maken. Ik ben niet wraakzuchtig, dat weet je, maar een lammetje ben ik nu juist ook nietHoe gezonder ik word. hoe meer ik van afschuw vervuld word vOor mijn schurkachtigen neef en dien dok ter-moordenaar. Als ik Roderik zie, begin ik te beven en als die dokter mij zoo hui chelachtig moed inspreekt, dan zou ik hem wel willen toeschreeuwen, dat hij een moordenaar is. En de dag zal komen, Heinrich, dat ik 't doe. Ik zal ze beiden aan de kaak stellen voor 't oog van do heele familie. Aan 't gerecht overleveren wil ik ze niet, maar hun schurkerijen ont maskeren, dat zal ik zeker. En dan moet dat maar zoo spoedig mogelijk gebeuren ook, anders zou Rosamunde ook ten onder gaan. Zij zou een wanhoopsdaad gaan ver richten. Ik zie dagelijks welken zwaren strijd ze met zichzelf voert en om daar een eind aan te maken, zou ze zich, tegen haar eigen gevoel in, gaan verloven met dien.... dien Roderik." Heinrich was opgestaan en liep in de kamer heen en weer, alsof hij iets zocht. Albert kon hem nu niet in zijn gezicht zien en hij kon de kleur, die hij gekregen had, nu gemakkelijker voor hem verber gen. „En wanneer moet het dan gebeuren?" vroeg hij zonder Albert aan te kijken. „Bij de eerste de beste gelegenheid. Op een paar dagen komt het niet aan, dat be grijp je. En zoo lang wil ok nog wel voor 't oog van mijn familie op water en brood leven.... Hoor, wat i3 dat?Een rij tuig!Zeker de dokter!" Zoo vlug als hij maar kon, liep hij naar zijn eigen kamer en nog voordat het dok tersrijtuig voor het bordes stil stond, lag hij in zijn wagen. Hauser trad binen. Hij deed de grootste moeite zijn patiënt op zijn gewone wijze vriendelijk goeden dag te zeggen, doch dit gelukte hem maar half. Hij haastte zich op een stoel te.gaan zitten, want hij voel de zijn becncn onder zijn lichaam trillen van zenuwachtigheid en was bang, dat hij zou neervallen. „Scheelt er iets aan, dokter? Is u niet wel?" vroeg Albert. „U ziet er ellendig uit." „Ik ben al een heelen tijd niet goed in orde", antwoordde Hauser. „Ik heb een vorschrikkelijkcn hinder van hartkloppingen en daarmee gepaard gaande duizeligheid en eetlust heb ik heeleinaal niet." „Dan gaat het u net als mij dokier'", zei Albert. „Met mijn eten gaat het ooi slecht en toch word ik dikker in mijn ge zicht. Zou dat waterzucht kunnen zijn „Waterzucht? O, neen! Dat is 't niet. Of zijn uw beencn misschien ook gezwol len „Ongelukkig wel. Ik vermoed, dat Uil komt door de waterige soep, die ik voort durend moet gebruiken." „Zal ik u nog eens onderzoeken?" „Vandaag liever niet. Mijn vermoeden moest eens juist zijn." „Neen, neenMaak u in dit opzicht niet ongerust. U gaat werkelijk vooruit." Hij stond op en voelde hem den pols. „Uw pols is uitstekend. De uitwerking van de pillen is goed merkbaar en we zul len uw ziekte nu nog wat krachtiger aan pakken. In 't vervolg moet u vier pillen innemen." „Wat zegt u? Vier pillen!" riep Albert. Al zijn ingehouden toorn kwam opeens tot uitbarsting. Hij wierp de deken van zijn beenen en sprong geheel gekleed uit den wagen. Daar stond hij, bloeiend van ge zondheid met dreigende blikken voor de:i onthutsten dokter. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 5