UIT HET VATICAAN.
DE AFGELOOPEN WEEK IN HET
BUITENLAND
SPORT.
De kleinzoons van
Graaf Rotenbach.
DERDE BLAD
OE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 22 DECEMBER 1928
Door Prof. ANDREAS RASETSCHNIG (Rome)
Toen Woensdagmiddag de voorzitter van
den Leidschen Raad bij de behandeling
van de bcgrooting zijn rede begon, zeide hij
te hebben verwacht, dat de naderende
Kerstdagen een vredelievende stemming in
de raadzaal zouden hebben gebracht. Hij
had gehoopt, dat er vrede zou geweest zijn
in den Raad en in B. en W. een welbehagen
Deze verwachting was stellig wat al te
optimistisch en was dan ook waarschijnlijk
schertsenderwijze uitgeproken.
De ster van den Kerstnacht pleegt haar
licht niet uit te stralen over de politiek,
over de gemeente-politiek zoo min als over
de internationale politiek, Zou dat komen,
omdat er slechts vrede is voor hén, die van
goeden wille zijn
Hoe dit zij de afgeloopen week in het
buitenland maakte een allesbehalve vrede-
lievenden indruk. Krijgsrumoer weerklonk
zoowel uit het Oosten als uit het Westen.
In het Oosten ziet het er nogal leelijk uit,
maar Zuid-Amerika is de druk der na-
buurlan c 1 blijkbaar zoo groot geweest dat
de schreeu ende tierende kwajongens in
Bolivia en Paraguay opeens vredelievend
zijn geworden en arbitrage hebben aan
vaard.
En gisteren bereikte ons warempel het
bericht, dat er in China ook al weer ge
vochten zou worden. Er zou n.l. een con
flict met Siarn zijn uitgebroken.
De Volkenbond. Laten wij, om
tenminste met iets vredelievends in dezen
Kersttijd te beginnen, eerst den Volken
bond beschouwen, dat instrument des vre-
des, die in de afgeloopen dagen eenig tec-
ken van leven heeft gegeven. Vorige week
zijn, zooals bekend, de leden van den Vol
kenbondsraad te Lugano bijeengekomen.
Resultaten hebben zij niet bereikt, althans
daarvan blijkt niet veel. Er is onderhands
veel gepraat over de ontruiming van het
Rijnland, doch men is niet tot overeenstem
ming kunnen komen, omdat Stresemann,
vermoedelijk krachtens een kabinetsbesluit,
het Fransche denkbeeld om na ontruiming
commissies van controle voor onbepaalden
tijd toezicht te laten houden op de demili
tariseering van het Rijnland, van de hand
heeft gewezen.
Wanneer wij optimistisch gestemd
toch een resultaat van Lugano willen heb
ben, dan kunnen wij dat zien in de omstan
digheid, dat de leiders der buitenlandsche
politiek van de naast-betrokken mogend
heden in ieder geval de overtuiging heb
ben gekregen, dat zij stuk. voor stuk van
goeden wil zijn, bereid om zich in eikaars
moeilijkheden te verplaatsen en tob een
schikking te komen, die voor alle partijen
aannemelijk is.
Op de tweede plaats heeft de V. B.-Raad
zich nog verdienstelijk gemaakt door als
vredestichter op te treden in het conflict
tusschen Bolivia en Arentinië.
Op den laatsten zittingsdag is besloten
een telegram naar de twee brieschende
Zuid-Amcrikaansche regeeringen te zen
den, met de dringende aanmaning om de
kalmte te bewaren. Of het aan deze inter
ventie nu bepaald gelegen heeft, weten wij
niet, maar het doel is in ieder geval be-
roikt en de beide kleine kemphanen heb
ben hun oorlogstoerustingen laten varen en
hebben de bemiddeling van het Pan-Ame-
rikaansch Conges aanvaard.
Veel geschreeuw enZoo
als gezegd, hebben de twee Zuid-Ameri-
kaansche republiekjes Bolivia en Para
guay, wier reeds jaren hangend permanent
geschil omtrent het Gran Chaco-gebied op
eens in een acuut stadium was getreden
door de bezetting van een fort door de Bo-
livianen, hun aanvankelijk kabaal wat doen
bedaren. Het geschreeuw heeft evenwel de
aandacht van de wereld weer eens doen
richten op deze twee staatjes.
Bolivia zoo genoemd naar Simon Boli
var, den bevrijder van Zuid-Amerika van de
Spaansche heerschappij, is, behalve Para
guay, de eenige staat in Zuid-Amerika. die
niet aan zee grenst. Het is een land vol te
genstellingen we bedoelen hier niet op
de eerste plaats geestelijke en politieke
tegenstellingen maar zulke, die bodem
gesteldheid, klimaat, enz. betreffen.
Wij zien er een grillige afwisseling van
hoog en laag, groote vruchtbaarheid en
troosteloozo dorheid gloeiend tropenkli-
maat en ijskoude steppenlucht.
Het geweldig gebergte der Cordilleras
de los Andes maakt de westelijke helft des
lands uit. Het oostelijke deel wordt ingeno
men door de vlakten der Amazone- en
La plata-rivieren.
De hoofdrijkdom van het land bestaat in
zijn mineralen.
Het grootste deel der rivieren bevat
goudwasscherijen. Veel belangrijker intus-
goudwascherijen. Veel belangrijker intus-
schen is de rijkdom aan zilver. Ook koper
wordt gedolven, evenals lood en tin.
De bevolking van Bolivia bestaat uit
blanken en kleurlingen; de laatsten zijn
bijna uitsluitend van Spaansche afkomst.
Paraguay vormt een overgangsgebied
tusschen de tropische en de gematigde
zones. Naast de vooral in het vochtige Oos
ten talrijke tropenwouden met palmen,
bamboe, slingerplanten, enz. vindt men
groote droge woudgebiedenin het Zui
den en Zuid-Westen komen overheerschend
grassteppen voor.
De bevolking bestaat, met inbegrip van
de 100.000 deels wilde, deels half-bcschaaf-
de Indianen, voor het overgroote deel uit
inboorlingen. Slechts een zeer klein per
centage zijn vreemdelingen (Argentijnen,
Italianen, Duitschers).
Ofschoon de onuitputbare bodem in den
zomer tropengewassen, in den winter de
producten van gematigde zones levert be-
teekent de landbouw nog niet veel.
Er worden mais, suikerriet, tabak, boo-
nen, rijst, katoen, bananen, koffie, enz. ver
bouwd. Ook groeien er veel oranjeappels.
In sommige streken wordt veeteelt be
oefend.
Ook de wouden leveren veel kostbare
producten.
De mijnbouw is beperkt tot ijzerwinning,
de industrie tot de vervaardiging van sui
ker, het inzouten van vleesch, het conser-
veeren van vruchten, het vervaardigen van
sigaren, olie, pottebakkerswaren, zeep, ka
toenen, weefsels, verder scheepsbouw, zage
rijen, enz.
De handel lijdt onder het gebrek aan ver
keerswegen.
Teveel op eens. Tenslotte nog
iets over het krijgsrumoer in Afghanistan.
Het is nog niet zoovele maanden geleden
dat in berichten uit Kabcel, de hoofdstad
van Afghanistan, het luisterrijk feest be
schreven werd, dat koning Aman Ocllah na
den terugkeer van zijn groote reis door
Europa had aangericht. De stamhoofden
uit alle hoeken des lands waren ertoe ge-
noodigd en moesten aanschouwen hoe al
lerlei Wcstersche nieuwigheden aan het
oude hof hun intrede hadden gedaan. Ko
ning en Koningin vertoonden zich in Euro-
pecsche kleedij en de rechtzinnige Moha-
medanen moesten koningin Soerija in het
ongesluierde gezicht zien. De harde proef
waarop de Afghaansohe rechtzinnigheid
toen door 's Konigns in Europa versterkte
vervormingszucht gesteld werd, is niet
vreemd geweest aan den opstand die nu in
het land onder leiding van de Moelah's
(priesters) tegen den Koning is uitgebroken
Aan den Britsch-Indischen kant van de
grens weet men te vertellen dat de wensch
van de Koningin om de purdah (sluier) at
te schaffen, een van de voornaamste aan
leidingen tot de jongste uitbarsting is ge
weest.
De berichten laten geen twijfel dat de
hoofdstad door de oproerige stammen ern
stig bedreigd is.
De jongste telegrammen zijn :n dit op
zicht weer gunstiger voor den koning men
weet zelfs te berichten,'dat de opstand on
derdrukt zou zijn. Misschien is hier de
wensch de vader der gedachte, want een
opstand in Afghanistan is altijd een hache
lijk ding.
Het land is do bufferstaat tusschen Rus
land en Britsch-Indië en Kaboel ligt dwars
op den weg die van Aziatisch Rusland door
den Khyber-pas naar Indië gaat. In histo
risch opzicht is Kaboel de grendelstelling
van Azië, welke al de groote veroveraars
voorbij moesten. Het Britsche Rijk heeft
Afghanistan's onafhankelijkheid alleen er
kend onder het stilzwijgend beding, dat het
sterk genoog moet zijn om zichzelf te we
zen, en de Britsche diplomatie moet daar
voortdurend waakzaam blijven, opdat Af
ghanistan niet de invalspoort voor bolsjc-
wieksche besmetting van het Indische rijk
wordt. Hier in de eenige plaats waar het
Britsche en het Sovjet-rijk rechtstreeks
met elkaar in botsing kunnen komen.
De komende Zondag.
Als de donkere dagen voor Kerstmis in
het land zijn, dan weet men, dat zulks
maar al te dikwijls het gevolg is van het
sombere weer, veroorzaakt door regen en
wind. Daar blijven we ook nu niet van
verstoken en we voelen op het oogenblik
zelfs in erge mate de groote afwisseling
van ons klimaat. Den eenen dag vriest het
en een volgende brengt weer regen. De
voetbalvelden worden daar allerminst be
ter van en zooals het er deze week heeft
uitgezien mogen we verwachten, dat er
Zondag niet veel gevoetbald zal worden.
We achten het daarom overbodig deze
week een uitvoerig overzicht te schrijven,
omdat misschien slechts hier en daar
een ontmoeting plaats heeft.
We meenen dan ook te mogen volstaan
met te verwijzen naar de diverse pro
gramma's.
R. K. FEDERATIE.
Wedstrijdprogramma voor a.s. Zondag.
Eerste klasse A.
KimbriaG. S. V.; V. V. H.Marsana;
O. V. C.Sitt. Boys; WilhelminaR. K.
O. N. S.
Eerste klasse B.
HeesVenlo; R. K. T. V. V.—Kolping;
B. V. C.Mulo; UnionGennep.
Overgangsklasse C.
V. V. Z.L. en Sn.; ExcelsiorG. D.
A.; H. B. O.—D. H. L.; T. Y. B. B.—Lisse.
Tweede klasse H.
Graaf Willem II-Edoh; D. O. N. K—
Leiden; DuivenS. J. O.
DIOC. HAARL. BOND.
Wedstrijdprogramma voor a.s. Zondag.
Eerste klasse C.
Graaf Floris V-S. D. C. I; D. H. L. II—
R. I. A. I; V. G. M. IBlauw Zwart L
Tweede klasse C.
Lisse IISantpoort II; Onze Gezellen
I—D. S. S. I.
Tweede klasse D.
G. D. A. II—V. A. P. I; V. V. L. I-Wil
helmus I; L. en Sn. II—P. F. C. I; West-
landia I-A. V. V. I.
Derde klasse D.
Alliance I-Lisse III; S. J. O. III-B.
S. M. 1 (12.30 uur); Teijlingen IIGeel
Wit II.
Derde klasse E.
S. J. C. II-S. D. O. I; D. O. S. I-D.
V. O. I.
Derde klasse F.
Blauw Zwart IIGr. Floris V; P. F. C.
II-Edoh II; Gr. Willem III—Wilhel
mus II.
Terwijl geheel de Eeuwige Stad zich ge
reed maakt om het Kerstfeest te vieren,
het feest van vrede voor alle menschen,
die van goeden wille zijn, wordt de wereld
ineens opgeschrikt door de alarmeerende
berichten: 't is oorlog tusschen Paraguay
en Bolivia!
't Is begrijpelijk, dat de H. Vader die
zich als heerlijke levenstaak heeft gesteld
den Vrede van Christus, die ieder aardsch
geluk te boven gaat, te verbreiden in
Christus Rijk, met weemoed en droefheid
vervuld was toen hij hoorde hoe mensohen
die elkanders broeders zijn, naar de wa
penen grepen om elkander te dooden en te
verminken. Dan schreit het Vaderhart om
het groote leed van Zijn kinderen. Het
ligt dan ook geheel in de lijn van het
Yredesprogram van den Paus, dat de H.
Vader zal trachten, om verder bloedvergie
ten te voorkomen. Niet dat Z. H. de Paus
zich zou mengen in de politiek, noch dat
de H. Vader tusschenbeiden zou willen
komen, maar als Vader der geheele Chris
tenheid wilde Hij zijn onmiskenbaar groo-
ten moreelen steun verleenen aan de ver
schillende bemiddelingspogingen die wer
den gedaan. In verband met het gerezen
conflict tusschen de Zuid-Amerikaansche
Republieken Paraguay en Bolivia heeft de
H. Vader, naar men mij verzekerde, den
nieuw-benoemden Apostolischen Nuntius
van Bolivia in langdurige audiëntie ont
vangen en aan beide regeeringen een te
legram gezonden, waarin Z. H. aandringt
op een vredelievende oplossing van de
gerezen moeilijkheden tusschen beide lan
den. De H. Vader heeft geen grooter ver
langen, dan dat de haat uit de wereld
worde gebannen en dat de liefde moge
heerschen in aller harten. In deze dagen
is er meer dan ooit een vurig gebed uit
Jt' Pausen particul'ere kapol opgestegen
tot voor den troon van den Vorst des
Vredes: Da pacem Domine: Geef vrede
Heer, geef vrede aan uw volk! Moge het
Kerstfeest voor allen een echt feest van
vrede zijn. moge het zwaard en de oor
logslans weer omgesmeed worden in ploeg
schaar en sikkel, in werktuigen des Vredes!"
In de batrte dagen hebben we weer
herhaaldelijk kunnen en mogen ondervin
den, hoe we hier in Rome in een brand
punt leven van allerlei diplomatieke be-
drijvighe;d en hoe uit haast alle landen
der wereld de wegen naar Rome leiden.
De Italiaansche regeering, die in 1870 door
de wederrechtelijke verovering der Pause
lijke 6taten de Romeinsche kwestie in het
leven riep, is zich ook 'hiervan ten volle
bewust en zij wil dan ook niets liever dan
een definitieve oplossing met het Vati-
caan tot stand brengen. Er wordt hier
thans reedt beweerd, dat Italië de exter
ritorialiteit van den H. Stoel zou willen
erkennen; dit grondgebied zou dan een op
pervlakte van eenige vierkante kilometers
beslaan, en de regeenng zou een ruime
schadeloosstelling aan den H. Stoel beta
len. Doch zoover zijn de onderhandeelingen
tusschen het Vaticaan en het Quirinaal
thans nog niet gevorderd, alhoewel door
sommigen verwacht wordt, dat in het ko
mende jaar een begin gemaakt zal worden
met de definitieve oplossng van de Ro
meinsche kwestie. Ook wij voor ons weten
dat er nog heel veel moeilijkheden over
wonnen moeten worden; in ieder geval zijn
er verschijnselen, die erop wijzen, dat Italië
voelt, dat het onrecht hersteld moet wor
den.
In tegenstelling met de algemeene ver
wachtingen heeft Z. H. de Paus in het ge
FEUILLETON.
Vrij bewerkt naar het Duitsch
door P. G. H oc k s.
37)
Toen ze den vorigen avond haar
redder teruggezien had, was in haar hart
de liefde voor dien flinken, jongen man
plotseling ontwaakt. Ze was er van ge
schrokken. Haar verstand zei haar echter,
dat ze aan dat gevoel niet mocht toege
ven. Nooit toch zou ze de zijne kunnen
worden en hoe smartelijk ze het ook vond
ze mocht niet toegeven, ze moest over
winnen en de gedachte aan hem geheel
uit het hoofd zetten en de liefde uit haar
hart verbannen. Nu zou ze de eerste proef
moeten doorstaan en ze doorstond ze. Ze
ging naar Albert toe en zei hem, dat het
haar zoo verheugde, dat de dokter hem
veroorloofde van de heerlijke lucht te ge
nieten en dat hij maar dikwijls naar bui
ten moest gaan. Dan richtte ze het woord
tot Heinrich en zei: „Ik ben blij, mijn
heer Schmidt, dat Albert niet alleen een
goed verpleger in u gevonden heeft, maar
ook iemand, wien hij zijn vertrouwen kan
schenken. Ik koester de stellige hoop, dat
hij onder uw behandeling zal genezen".
„Dat hoop ook ik van ganscher harte",
antwoordde Heinrich, haar aanziende en
alle moeite aanwendend om zijn zelfbe-
hee.sching niet te verliezen.
heime Consistorie geen overzicht gegeven
van de verschillende wereldgebeurtenissen
die de belangen der Katholieke kerk raken.
De toespraak (allocutie), die de H. Vader
gehouden heeft, was bijna geheel gewijd
aan het groot succes van het Eucharistisch
Congres van Sydney. Het Eucharistisch
Congres was een fe't van groote beteekenis
voor Australië zoowel als voor de geheele
wereld. De H. Vader bracht na God eere
en dank aan de Bisschoppen en Priesters,
die het H. Geloof in de verre landstreken
van Australië verspreidden, in 't bijzonder
ook aan Mgr. Kelly, aan het Episcopaat
van Australië, aan de burgerlijke autoritei
ten en ten slotte aan alle mannen en vrou
wen, die onder de voortreffelijke leiding
van Mgr. Heylen, Bisschop van Namen,
alles in het werk hebben gesteld, om dit
congres zoo schitterend mogelijk te doen
slagen.
Uit de berichten, die Z. H. heeft onb
vangen van hen, die aan het Congres heb
ben deelgenomen, bleek duidelijk dat het
Congres van Sydney in geen enkel opzicht
minder geslaagd zou zijn dan de Congres
sen, doe er aan voorafgingen, ondanks het
feit, dat dit Congres gehouden werd in een
van de meest afgelegen deelen van de we
reld. Het Congres van Sydney is een triumf
geweest voor Christus-Koning, voor de be
vestiging en uitbreiding van Zijn Konink
rijk en voor de bekeering van Australië.
Het Congres had alle verwachtingen verre
overtroffen. Aan allen, die aan dit succes
hebben meegewerkt schonk de H. Vader
zijn Apostolischen Zegen.
Enkele dagen geleden heeft Z. H. de
Paus de oversten, professoren en leerlingen
van het Fransche Seminarie te Rome in
particuliere audiëntie ortvangen. Deze
audiëntie was van groote beteekenis. want
sedert de veroordeeling van de Action
Fran^aise, die op het Seminarie zeer sterk
doorgedrongen was. had de H. Vader zich
genoodzaakt gezien, cm het bestuur en den
geest op het Seminarie geheel te verande
ren.
Nadat Z. H. alle aanwezigen tot den
handkus had toegelaten las de Rector van
het Seminarie dr. Berthet, een adres voor
van hulde en trouw aan Z. H. den Paus en
de Pauselijke voorschriften. In naam van
allen bood de Rector de gelukwenschen van
het Seminarie aan; de leerlingen hoopten
dat hun hulde en trouw den H. Vader zou
kunnen troosten, daar er zooveel anderen
zijn, die volharden in hun ongehoorzaam
heid aan den H., Stoel en de Kerkelijke
Overheid. :H
De H. Vader antwoordde mot een toe
spraak, waarin hij zijn vreugde erover uit
sprak, rond z'ch te zien, zijn geliefde kinde
ren die komen uit het beminde Frankrijk,
om het Fransche Seminarie te bezoeken,
dat hij beschouwt als een der meest schoone
en dierbare dingen, die hem hier in Rome
van alle kanten omringen. De H. Vader
dankte hen voor hun gehoorzaamheid en
voor den goeden geest, waarmede thans alTe
leerlingen van het Fransche Sem'narie be
zield zijn. Z. H. zag in hen allen even zoo
vele harten en geesten die zoeken op te sta
pelen die schatten, wel'ke zij in een minder
of meer nabije toekomst om zich heen zul
len verspreiden in de harten van anderen,
een menigte zielen, die tot ieder der aan
wezigen zullen komen om te deelen in de
schatten, waarmede Rome hen verrijkt
heeft.
Nadat de H. Vader hun plechtig den'ze
gen had geschonken, zongen de Seminaris
ten het „Oremus pro Pontifice". (Laten we
bidden voor den Paus).
„Het heeft ons allen gespeten, dat wij
u niet eerder voor uw moedige daad heb
ben kunnen bedanken. Ik hoorde van Al-
bert, dat u dadelijk na den brand ziek
werd. Was dat ten gevolge van uw brand
wond?"
„O, neen, gravin .Die wond was spoedig
genoeg genezen, maar ik kreeg typheuse
koortsen".
„U werd dus nog al ernstig ziek?"
„Niet bepaald ernstig, maar ik moest
langen tijd het bed houden en mocht niets
doen; niet eens lezen en zoo bleef ik on
kundig van uw oproep in de bladen."
„En nu voert het lot u hierheen. Wat
'n wonderlijke samenloop van omstandig
heden."
Ze sloeg even do oogen neer, maar da
delijk vervolgde ze: „Toen ik op den
avond van den brand weer tot bewustzijn
kwam, scheen 't me toe, alsof ik gedroomd
had. Later vond ik uw handschoen, half
verbrand, en daaruit moest ik afleiden,
dat u uw hand moest gebrand hebben."
„Ook mij, was 't, gravin, alsof ik had
gedroomd en ook nu nog twijfel ik er wel
eens aan, of dat alles wel werkelijk is
gebeurd."
„Zoo gaat het mij ook".
„Ik was er van overtuigd, dat ik u nooit
meer terug zou zien."
„En ik heb altijd gehoopt, den redder
van mijn leven nog eens mijn dank te kun
nen betuigen."
„Die dank is mij gisterenavond zoo van
alle kanten ten deel gevallen, dat ik er in
derdaad verlegen onder werd".
„En u hebt alles", viel Albert hem in
de rede op zulk een hoffelijke wijze van de
hand gewezen, dat onze schuld nog zwaar
op ons drukt. In elk geval zullen we alles
in 't werk stellen om tot delging van die
schuld, u het verblijf zoo aangenaam mo
gelijk te maken."
„Ik hoop, dat het u hier zal blijven be
vallen", begon nu Rosamunde weer, „en
dat u de genoegens van de residentie niet
al te zeer zult missen."
„Wat zijn de genoegens van de residen
tie in vergelijking met een verblijf in deze
heerlijke natuur te midden van bergen en
bosschen! Niets. Ik voel me hier zóó wel,
als ik me nog nooit gevoeld heb."
Rosamunde keek hem, bij het hooren
van die woorden, flink in de oogen en ook
hij zeg haar aan. Zij weerstond dien blik.
Haar hart begon niet sneller to kloppen
en geen blosje verscheen op haar wangen.
Ze zei nog eenige woorden tot Albert
en dan verliet ze hen, beiden een hartelijk
„tot weerziens" toeroepend.
„Dat was de eerste proef. Ik heb ze ge
lukkig goed doorstaan", fluisterden haar
lippen. „O, Heer, ik dank U en bid U mij
ook in 't vervolg bij te staan."
Heinrich en Albert zetten hun weg
voort. Aanvankelijk spraken ze weinig,
want ieder was bezig met zijn eigen ge
dachten. Spoedig werd hun gesprek weer
levendiger en nadat ze op verscheidene
plekjes geweest waren,'die zo des morgens
niet hadden kunnen bezoeken, keerden zo
tegen vier uur naar het slot terug.
Even later werd Heinrich's diner opge
diend. De deuren werden gesloten en Al-
bert bekwam opnieuw zijn deel van den
maaltijd: een kleino portie vleesch en wat
wijn. Hij beweerde dat het hem nog beter
smaakte dan des middags en dat het niet
lang zou duren, of Heinrich zou een hon-
gerigen kostganger aan hem hebben.
Na het diner reed Heinrich met Wilhelm
naar het station, waar zijn koffer reeds
aangekomen was en waar hij tevens een
brief vond van tante Ivoch.
Den vorigen dag had hij haar het vol
gende geschreven:
Lieve Tante,
U zult wel verwonderd zijn zoo spoe
dig reeds na mijn vertrek een brief van
me te ontvangen. Dat komt, omdat ik u
vriendelijk wil verzoeken mij de volgen
de dingen te zenden en die in mijn groo-
ten reiskoffer te pakken: lo. Het groote
geneeskundig ewerk uit het eerste vak
van mijn boekenkast; 2o. de electriseer-
machine; 3o. mijn beste pak kleeren en
het fijne linnengoed; 4o. tweo kistjes
van mijn beste sigaren. Ze staan op den
droogzolder, zooals u weet en 5o. zes
flesschen van den wijn, die ik onlangs
gekocht heb. Als 't u mogelijk is, tante,
wees dan zoo goed om alles dadelijk na
ontvangst van dezen brief te verzenden,
dan heb ik 't morgenavond reeds in mijn
bezit. Adresseer alles aan Heinrich
Schmidt, vooral niet Dr. voor mijn naam,
station Rotenbach. Poste-restante. Ik
haal alles zelf af
Het gaat mij zeer goed. Hoe maakt U
het en oom? Vele hartelijke groeten
van uw pleegzoon
HEINRICH.
Tante Koch schreef:
Be6te Heinrich,
Ik was blij iets van u te vernemen,
want Koch en ik vonden 't jammer, dat
je ons zoo gauw verlaten moest. Uw
brief kreeg ik van morgen al met de
eerste post. De wagen met groenten
stond al klaar, maar nu moest oom
naar de markt. Dat was een heele on
derneming voor hem. Hij kan nooit ont
houden, hoeveel de groente kost en
praten met de klanten kan hij ook niet.
Maar toen hij Uw brief gelezen had,
vond hij goed, dat ik thuis bleef. Ik heb
dadelijk aan uw verzoek voldaan. Ik wil
geen nieuwsgierige vragen tot u richten
om te weten, wat je doet en waarom je
dit alles meet hebben. Alleen zou ik
graag zoo nu cn dan een lettertje van
U ontvangen om te weten, hoe het met
U gaat, omdat we evenveel van U hou
den, alsof je onze eigen zoon was.
Veel groeten van oom en van mij uw
tante
CAROLINA KOCH.
„Wat 'n hartelijke brief', zei Heinrich,
nadat hij hem gelezen had. „En ja, ze heeft
gelijk, ze heeft me altijd als een eigen
kind behandeld. Daarvoor zal ik haar im
mer dankbaar blijven."
Hij stak den brief aan zijn vriend in de
bus, liet den koffer in het rijtuig zetten en
Nreed dan naar 't slot terug.
Voor 't bordes zag hij de groote sta
tiekoets staan met den eersten koetsier
Winkelmann op den bok. Op zijn vraag
aan Wilhelm, wat dit te beduiden had,
vertelde deze, dat de familie dien avond
op bezoek ging bij graaf Silberbach en
niet voor middernacht zou terugkeeren.
(Wordt vervolgd)