UIT DE PERS. BINNENLAND. GEMEENTERAAD VAN LEIDEN De kleinzoons van Graaf Rofenbach. TWEEÜE BLAD ,DE LEiDSCHE COURANT" DINSDAG 11 DECEMBER 1928 DE ANTI-REVOLUTIONNAIREN EN WIJ. 3Iet Huisgezin schrijft: Toen op den dag van den heer Kersten de anti-revolutionnaire Kamerfractie met twee uitzonderingen voor de handha ving van het gezantschap bij den H. Stoel stemde, is deze houding der partij van dr. Kuyper zeer gewaardeerd. Een zelfde waardcering komt haar toe voor het stemmen met één uitzondering, en in haar stem tegen sympathieke uitzon dering voor de rijksbijdrage aan de R. K. Handelshoogeschool. En wij zijn evenmin vergeten, hoe in deze parlementaire periode, de hulp der anti-revolutionnairen nooit heeft ontbroken, wanneer onzerzijds door nomische maat regelen werd getracht, het lot van belang rijke industrieën en van de arbeiders in die industrieën te verbeteren. Ook hebben wij een leider der anti-re volutionnaire partij nooit hooren verkla ren, dat zij zich in belangrijke zaken nauw aan de liberalen verwant voelt. En in het algemeen leeft bij de anti- revolutionnairen sterk het besef, dat zij, evenals wij, katholieken, een volkspartij zijn. In één woord: een sterke band bindt ons aan de anti-revolutionnairen, de band van een veeljarig bondgenootschap, de band van beproefde trouw, de band van dezelfde warme belangstelling voor en toewijding aan de groote zedelijke volksbelangen, de zelfde erkenning van de waarde van den godsdienst en van het gezin. Volkomen verklaarbaar is, dat wat er nog aan vertrouwen over was in de moge lijkheid van een herstel der rechtsche coa litie thans ernstig is geschokt, en dat men met de christelijk-historischen als deelheb bers in een christelijk bewind meent te hebben afgerekend. Maar deze overtuiging mag niet belet ten, dat een samengaan met de anti-revo lutionnairen niet alleen onder de ernstige mogelijkheden moet worden gerangschikt, doch dat dit samengaan feitelijk nooit is verbroken. Men kan niet te lang vooruit spreken, niemand weet zeker wat de verkiezingen zullen opleveren, het anti-revolutionnair program voor 1929 is nog niet vastgesteld en hun politiek wachtwoord moet nog wor den uitgegeven. Doch katholiek Nederland zou, met allen eerbied voor het politiek inzicht onzer staatkundige leiders, het als een tekort dezerzijds beschouwen, indien niet tijdig voeling werd gehouden met de leiding van de anti-revolutionnaire partij. Formeel staan wij los van hen en zij van ons, maar er is ook in de staatkunde zekere continuïteit, en al bevat geen enkel reglement een bepaling, die overleg met den generalen staf der anti-revolutionnai ren voorschrijft, een vriendschappelijke sa- menspreking en inlichting is toch ook ner gens verboden. Het is thans te vroeg om de vraag te opperen, of een minderheidskabinet van katholieken en anti-revolutionnairen zoo veel ongerijmder zou zijn dan een extra parlementair kabinet onder christelijk- historische leiding; of zulk een minder heidskabinet niet tot een meerderheids kabinet ware te maken door de toetreding van de vrijzinnig-democraten; of nog an dere combinaties onder het oog waren te zien. Dit eene beantwoordt intusschen wel sterk aan hetgeen in onze kringen wordt gevoeld: dat wij met de christelijk-histo rischen niet de anti-revolutionnairen mo gen wegdringen, dat dezen integendeel, ook door hun trouw, aanspraak hebben op bij zondere égards onzerzijds. DOMINEE LINGBEEK GEZANT BIJ DEN PAUS? Onder dezen titel schrijft een klooster ling M. M. B. de volgende beschouwing in De T ij d Mag een van de mannen „met minder behoeften" 'n enkel woordje meespreken over de op 't oogenblik actueele salaris regeling der religieuzen? De kwestie valt wel niet rechtstreeks onder het gebied mijner studie, maar ze interesseert me toch zeer. Niet omdat ik er eenig belang bij heb. Mijn eenige geldelijke connectie met Vader Staat is, dat mijn Oversten voor mij een stevige, m.i. veel te hooge belasting betalen. Doch als religieus voel ik diep den pijn lijken smaad, die door de actie van domi nee Lingbeek den religieuzen stand wordt aangedaan. Want daar tegen gaat het bij hem. Hij vindt, dat wij minder behoeften hebben. Ook vegetariërs, geheelonthouders en nict-rookers hebben minder behoeften! Maar wie krijgt het in zijn hoofd hen daar om een deel van hun loon te onthouden? Blijkbaar beschouwt hij ons echter als een soort minderwaardige, of althans ander soortige wezens. En toch, waarde dominee, wij hebben precies dezelfde en net zoo veel behoeften als U. Als wij die niet vol doen en soberder leven (denk er om, U is het zelf, die ons dezen lof opdringt!), dan doen wij dat heusch niet om aan den Staat, uit dank voor een anti-papistische gezindheid, geld in den zak te jagen. Evenwel, daarvan afgezien: hoe wil dominee Lingbeek constateeren, of iemand religieus is, en dus minder behoeften heeft dan een normaal mensch? Het valt tocb in ons land van grondwettelijk gewaar borgde vrijheid totaal buiten de staatsbe- voegdheid om te onderzoeken of iemand religieus is of niet? Want niet iedere geestelijke is religieus of kloosterling; dit laatste wordt men door bepaalde geloften, waardoor men zich in geweten tegenover God bindt. En met zulk een gewetenszaak heeft onze Staat niets te maken. Wil de wet de religieuzen treffen, met of zonder de edele bedoelingen, die daarbij bij domi nee Lingbeek voorzitten, dan zal zij een burgerlijke norm hebben uit te denken, zóó handig en vernuftig, dat daaronder pre cies alleen de kloosterlingen vallen. Blijkbaar is Minister De Geer, als on partijdig en constitutioneel staatsman, hier volkomen van overtuigd. En daar hij van den anderen kant voor de suggestie van dominee Lingbeek wel iets sthijnt te voe len, heeft hij de formuleering in overwe ging gegeven: „Zij, die in communiteit le ven". Maar ziende, dat hierin dan toch dui delijk do bedoeliing zou liggen bepaalde Nederlanders te treffen, alleen omdat ze religieuzen zijn, en wars als hij is van alle anti-papisme, voegt hij eraan toe: deze maatregel zou nooit tot stand mogen ko- ,men, zonder volledige instemming en me dewerking der naastbetrokkenen. En hier zijn we, waar we wezen moe ten. We hoeven nauwelijks te twijfelen, of de kloosteroversten zullen, indien een groot maatschappelijk belang dit eischt, zonder moeite van dat beetje meer geld afzien, dat dominee Lingbeek hun niet gunt. Maar zij' moeten daar vrijwillig in toestemmen. Hoe zal de Staat zich van deze toestem ming vergewissen? Alle religieuze over sten bijeenroepen, zal moeilijk gaan! En als er maar één tegen zou zijn, zou heel het compromis gevaar loopen, want de Overste der eene orde of Congregatie heeft' over die der andere niets te zeggen. Onderhandelen met het Doorluchtig Ne- derlandsch Episcopaat? Dominee Lingbeek voelt al een koude rilling over zijn rug loopen! En toch, waarde dominee, zelfs dat is geen uitweg. Er zijn onderwijsge vende Congregaties, die niet onder den Bisschop staan, althans wat de regeling hunner inwendige huishoudelijke aangele genheden betreft, maar uitsluitend onder den Paus. Dus onderhandelen met den Paus?! Ja, dat is het eenige, wat er op zit. En hoe? Wel, heel eenvoudig, door een gezant te sturen naar Zijne Heiligheid. „Maar ik heb den gezant weggejaagd", roept de dappere kampvechter Lingbeek uit. Welnu, dominee, dan moeten we er maar weer een maken, zij het dan alleen ad hoe. Ook de Paus zal, ondanks de on gemotiveerde beleediging, Iiem aangedaan, niet kijken op een paar duizend gulden om een noodlijdend Nederland ter wille te zijn. Tenminste, zoo denk ik er in mijn onnoozel'neid over, als man met minder behoeften. Maar de Paus zal eischen, dat de zaak langs regelmatigen weg behandeld worde, en dat de Staat, die Hem om een concessie te verzoeken heeft, behoorlijk een gezant naar Rome zende, om daar tor plaatse de besprekingen te voeren. Welnu, zou niet de aangewezen man, om deze zending te vervullen, zijn de ijverige, op dit gebied zoo deskundige en actieve dominee Lingbeek? O, natuurlijk, een tij delijke missie, geen blijvende gezant- scliapsposb; ik zou niet graag den dood van dominee Lingbeek op mijn geweten hebben De politiek is over het algemeen nogal droog, maar Minister De Geer heeft zin voor humor, zegt „De Tijd" van Dinsdag avond. Zou Z.Exc. de politieke en nièt- politieke wereld niet een vroolijke Kerst- vacantie willen bezorgen en een beroep doen op doininee's gloeiende naastenliefde, door hem uit tc noodigen als „Neder- lanclsch gezant, belast met een tijdelijke zending" naar Rome te gaan, en daar in eigen persoon de vrucht van zijn nobelen arbeid te gaan plukken? Onze beste wenschen zouden hem ver gezellen. Eerlijk! OVERZICHT. 't Was een betrekkelijk korte openbare Raadszitting, die door een vrij langdurige zitting met gesloten deuren is gevolgd. Een punt was aanleiding voor een gerekte discussie. Eenige loden der S. D. A. P., vooral de hee- Groeneveld, voerden oppo sitie tegen het voorstel tot het aangaan van een overeenkomst met de N.V. Neder- landsche Thermo-Chemische Fabrieken Ier Amsterdam inzake de verwerking van af gekeurd vee en vleesch (in een te Gouda op te richten fabriek). Do oppositie kon niet aantoonen, dat het hygiënisch bealng beter bevorderd wordt door eigen gemeentelijke vernieti ging van bedoeld vleesch, dan op de door B. en W. voorgestelde wijze. En evenmin dat het financieel belang der gemeente het. wenschelijk maakt, dat de gemeente dit zelf ter hand neemt, 't Was hier een oppo sitie, voortgesproten uit het socialistisch dogma, dat de gemeenschap alles zooveel mogelijk zelf moet doen, omdat zulks per se en altijd beter is De heer Bergers, lid der Slachthuis commissie, wees hierop zeer terecht. Even als zijn medelid de heer v. d. Re.vden en de voorzitter dier commissie wethouder Reimeringer en later ook de heer Man- ders. Een simpele vraag yan den heer Wilmer, of het contract met genoemde N. V. niet voor korter tijd zou kunnen worden geslo ten; of andere gemeenten óók voor minstens 15 jaar contracteerden (de voorzichtigste weg is toch, dat de gemeente Leiden een dergelijk contract niet voor langer tijd sluit, dan de andere partij aan alle con- tracteerende gemeenten als eisch stelt) lokte een onverklaarbaren uitval uit van den heer Huurman, die op een ontploffing geleek, maa" die toch eindigde in een vriendschappelijke schermutseling tusschcn beide raadsleden. lOo. Voorstel tot het aangaan van eene overeenkomst met de N.V. Nederlandscbe Thermo-Chemische Fabrieken te Amster dam, in zake de verwerking van afgekeurd vee ,en vleesch. De heer v. E c k wenscht eenige nadere inlichtingen te vernemen. Spr. begrijpt niet goed, waarom zoo'n kaart gemaakt moet worden. Pas in 1932 moet een destructor worden tceeepast volgens de bepalingen van de wet. Wij weten van die thermo-chemi- sche fabriek zoo weinig af. Wat is dat voor een fabriek. De heer K o o 1 e vindt, dat de commis sie voor den Markt- en Havendienst is ge passeerd bij de opstelling der nieuwe be palingen omtrent het vervoer van en naar het slachthuis. De heer Groeneveld merkt op, dat het college van B. en W. niet zoo'n haast gemaakt heeft met het indienen van dit voorstel. Waarom zou de raad er haast mee maken? B. en W. stellen voor om ter voorkoming van fraude de vernietiging van afgekeurd vleesch aan een particulier be drijf op te dragen. Dat is niet logisch. In handen van zoo'n bedrijf kan een dergelijke dienst, die eigenlijk door de overheid zelf ter hand moet worden genomen, onmogelijk veilig zijn, niettegenstaande alle controle op papier.. Bovendien gaat de zaak niet zoo rooskleurig en daarom zal de Mij alle mo gelijke moeite doen om de winst te ver- grooten, misschien met ontduiking van de controle ten nadeele van de volksgezond heid. Wij weten evenmin onder welke arbeids voorwaarden het personeel werkt, misschien is de verleiding voor het personeel wel groot om te gaan knoeien. Ook in den A'damschen Raad is over deze kwestie gesproken, doch daar was men er tegen en werd met bijna algemeene stemmen be sloten tot een kostbare vernieuwing van den bestaanden destructor. Verder maakt het contract op spr. den indruk alsof dat door de N. V. maar eenvoudig is gedic teerd. Er staan tenminste bepalingen in, welke geen enkele gemeente op zich mag nemen, hetgeen spr. nader toelicht. O.a. staat er in, dat wanneer de N. V. met an dere gemeenten voordeeliger bepalingen maakt, deze ook zullen gelden voor Leiden. Dat is al heel gek, dat een andere gemeen te kan vaststellen wat nu in het contract voor Leiden zal staan. De heer Bergers antwoordt den heer Groeneveld, dat de zaak reeds twee jaar hangende is, zoodat het tijd wordt, dat er „een eind aan komt. Bezwaren tegen een particuliere onderneming zijn er altijd. Maar zooals de toestand thans is gaat het niet langer. Het voorstel van de N. V. gaf werkelijk uitkomst. De overzijde moest niet zoo veronderstellen, dat de arbeiders daar zoo slecht zijn, om er iets bij te wil len verdienen ten koste van do volksgezond heid. De S. D. A. P. is anders altijd zoo'n advocaat voor de arbeidersHet zou wer kelijk een groot voordeel zijn voor Leiden en een opluchting voor de buitengemeen ten, als het voorstel van de N. V. wordt aanvaard. De heer v. d. R ey d e n zegt, dat deze kwestie in den breede besproken is in de commissie voor het slachthuis. De heer Groeneveld zal echter nooit te overtuigen zijn, omdat hij een voorstander is van het overheidsbedrijf. Spr. is ervan overtuigd, dat het een uitkomst voor Leiden is. Wethouder Reimeringer zegt, dat als men niet per se tegenstander wil zijn, omdat men tegen het particulier bedrijf is, men moet toegeven, dat deze wijze van vernietigen de beste is. Deze particuliere N. V. is trouwens ontstaan op initiatief van verschillende gemeenten. De voorgestelde regeling is uitstekend en de N. V. is goed geoutilleerd, staat onder voldoende con trole door Staatsambtenaren en het kost do gemeente nagenoeg niets. Het is wer kelijk in het belang van Leiden, dat de voorgestelde regeling tot stand komt. Het brengt dus niets dan voordeel, zoowel op financieel, economisch als hygiënisch ge bied. De heer Groeneveld merkt op, dat de toestanden in de buitengemeenten thans slecht mogen zijn, deze moeten in 1932 in icdor geval ophouden. Spr. wil heelemaal geen advocaat voor de arbeiders zijn, doch de verleiding is in ieder geval sterk om te gaan knoeien. Het systeem van vernieti ging met een Kori-oven is heelemaal niet duur, al is het niet afdoende. Spr. vindt het gevaarlijk deze vernieti-. ging aan een particuliere onderneming op te dragen. Wie verzekert mij, dat ik het af gekeurde vleesch niet weer in worst bijv. terugvind. Ik spreek geen kwaad van deze menschen. De heer Bergers: Je maakt zo toch maar aardig verdacht. De heer Groeneveld: Ja er gebeu ren nu eenmaal veel knoeierijen. Misschien zijn er goeden onder, maar er is geen en kele reden om aan te nemen, dat wij hier juist met een goede firma te doen hebben. De heer S ij t s m a: Je denkt slecht over je medemenschen, hoor. UIT DE RADIO-WERELD. Programma voor Woensdag 12 December. Huizen, 310.9 M. Na 6 uur 1870 M. Uitsluitend 1JCR V-uitzendingen. 11.0011.30 Korte Ziekendienst. 12.301.45 Concert. 5.006.00 Kinderuurtje. 6.307.30 Fransch beginners. 7.007.30 Engelsche handelscorrespon dentie. 7.308.00 Causerie over Pluimveeteelt. 8.00 Concert in Enschedé. Hilversum, 1017 M. 10.00—10.15 Morgenwijding. 12.152.00 Concert door het Boris Lens- ki-Trio. 2.303.00 Cursus leerbewerking. 3.004.00 Maak het zelf. 4.005.00 Lezing door Dr. D. Cohen: Het Oude Egypte. 5.456.15 Landbouwhalfuurtje. 6.157.15 Concert door het Boris Lens- ki-Trio. 7.157.45 Gezondheidshalfuurtje door Dr. Thomassen. 8.05—9.30 Concert door het Omroep orkest, o. 1. v. Nico Treep. Fransch Opera-programma. 9.3010.30 Vaudeville-Programma. Chr. Nesnah, Kees Pruis, Looscher en het Dan8-orkest. 10.00 Persberichten. Daventry, 1600 M. 10.35 Kerkdienst. 11.20 Gramofoonmuziek. 12.20 Balladenconcert (tenor, cornet). 12.50 Gramofoonmuziek. I.20—2.20 Orkest concert. 2.50 Voor de scholen. 3.15 Muziek. 3.20 Herdenkingsdienst voor zeelieden 3.40 Muziek. 3.50 Engelsche gedichten-voorlezing. 4.05 Lezing. 4.20 Licht klassiek concert. 5.05 Orgelbespeling (Cinema-orgel). 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Gramofoonmuziek. 6.35 Niewsberichten. 6.50 Tuinpraatje. 7.00 Muziek. 7.05 Schubert-liederen voor bariton. 7.20 Lezing. 7.35 Muziek. 7.45 Lezing. 8.05 Gershom Parkington Kwartet. 8.20 „Life 's a dream", radio-tooneel van Trend. 10.20 Nieuwsberichten. 10.40 Balladenconcert. II.2012.20 Dansmuziek. „R a d i o-P a r i s", 1750 M. 12.502.10 Orkestconcert. 4.055.50 Trioconcert. 8.50—11.20 Concert. Langenberg, 469 M. 10.3511.15 Oude en nieuwe Kerstmu- ziek. 11.30 Mechanische muziek. 12.35—1.50 Orkestconcert. 5.055.50 Vocaal en instrumentaal con cert. 7.20—8.15 Concert. 8.20 Hannes Ruch herdenking. Daarna dansmuziek. Königswusterhausen, 1250 M. Z e e s e n, 1680 M. 11.204.20 Lezingen en lessen. 4.205.20 Orkestconcort. 5.207.05 Lezingen en lessen. 7.20 „Christgcburt", kerstkapel van We ber. 8.20 „Minnesang", v. d. Vogelweide. Daarna tot 11.50 Dansmuziek. Hamburg, 395 M. 3.50 „Olav Trygvassen, drama van Björnson. 5.20 Orkestconcert. 7.20 Hoorspel-opvoering. 8.20 Concert. Orkest en solisten. 10.0511.10 Dansmuziek. Brussel, 509 M. 5.20 Orkestconcert. 6.50 Concert. 8.35 Gramofoonmuziek. 8.50 Concert i. d. Dierentuin van Ant werpen. FEUILLETON. Vrij bewerkt naar het Duitsch door P. G. H oc k s. „Gaat u al heen, mijnheer Schmidt?" vroeg de oude Grauer. „Ik üioet wel. Het wordt mijn tijd". „Dan ga ik zoo ver met u mee". „Heet u Schmidt?" vroeg nu de oude Amerikaan. „Om u te dienen". „Zoo heet ook de man, dien ik zoek. Is u uit de residentie geboortig?" „Ja, maar ik geloof niet, dat wij iemand in de familie hebben, die vroeger naar Amerika is vertrokken". Heinrich nam nu afscheid. De jonge Tanner deed hem uitgeleide, drukte hem hartelijk de hand en zei: „Het doet me genoegen kennis met u gemaakt te heb ben. Vindt u goed, dat we die kennisma king voortzetten?" „Ik zal dat zeer aangenaam vinden en daarom: heel graag, voorzoover mijn be trekking het veroorlooft". „Ik zou u graag nog wat vragen. Toen ik heden avond met grootvader op 't kas teel was om den koop van den grond voor de fabriek met den graaf af te sluiten, zag ik twee dames, een brunette en een blon de. Wie waren dat?" „De brunette is een nicht van den graaf, gravin Rosamunde, de blonde is een zekere freule Berghofer, die gelijk met Rosamunde op 't slot grootgebracht is. Ze is een wees en nicht van burge meester Paulsen. Een buitengewoon zacht en goed kind. Bijna altijd is ze op 't kasteel en iedereen daar mag haar graag lijden". „Dank u voor uw inlichting. Tot weer ziens, mijnheer Schmidt". „Tot weerziens mijnheer Tanner". Heinrich nam met den ouden Grauer den terugweg aan naar 't slot. Hij sprak weinig, want zijn geest hield zich bezig met hetgeen hij dien avond ondervonden en gehoord had en nadat hij van Grauer bij diers woning afscheid genomen had, haastte hij zich naar huis en had het ge* noegen den koetsier Wilhelm nog even te spreken, door wien hij zich liet vertellen, dat hij morgen Marianne naar het sta tion zou moeten brengen om haar op den trein naar de residentie te zetten. XI. Nadat Heinrich weggegaan was, voelde Albert zich zeer neerslachtig. Maar die neerslachtigheid maakte plaats voor een hevigen toorn, als hij dacht aan de schurk achtige plannen van zijn neef en diens handlanger, den dokter en hij prees zich gelukkig in Heinrich een vriend gevonden te hebben aan wien hij zijn volle vertrou wen kon schenken. Hij hield van hem en ook Heinrich moest van hem houden, an ders zou hij hem niet gewaarschuwd heb ben tegen zijn belagers. Voortaan zou hij met hem omgaan, zooals een vriend om gaat met een vriend en hij zou dit zijn ver wanten toonen, hedenavond al. Hij greep de tafelbel en schelde zoo hard mogelijk. Balthasar ,die hem, tijdens Heinrich's afwezigheid moest bedienen, kwam ver schrikt binnen. „Wat belieft mijnheer de graaf?" „Ga dadelijk naar vader, grootmama en gravin Bosamunde en verzoek ze uit mijn naam hier te komen." „Om u te dienen". „En vraag het ook aan freule von Richt hof." „Tot uw dienst". Dat Albert ook freule Ulrike von Richt hof uitnoodigde, was sluwe berekening. Hij had meermalen ondeiwonden, dat deze, alleen om zijn grootmoeder te dwars- boomen, 'zelfs als hij de dwaaste dingen vroeg, zijn partij koos .Van die ondervin ding zou hij aanstonds partij kunnen trek ken, dacht hij. Balthasar kwam na een paar minuten reeds temg met het antwoord, dat aan zijn verzoek zou voldaan worden. Het eerst verschenen graaf Stefan en Rosamunde en even daarna de oude gra vin en de freule. „Vind ik mijn zoon en Rosamunde ook hier?" vroeg gravin Louise verwonderd, toen ze de kamers binnentrad. „Is er iets bijzonders gebeurd?" En dan tot Albert: „Scheelt er iets aan, Albert?" „Neen, grootmama". „Telkens, als je me zoo onverwachts laat roepen, schrik ik, omdat ik dan moet den ken, dat je iets naars overkomen is. Ik verzoek je daarom'in het vervolg mij al tijd te laten weten, waarom ik hier moet komen. Dan behoef ik me nooit ongerust te maken." „Neen maar, grootmoeder, dat zou mooi zijn! Dan zoudt u het antwoord aan den bediende mee kunnen geven en ik zou u nooit hier zien en daarenboven zou die man meteen te weten komen, waarover ik u zou willen spreken. U is erg verstandig van avond, dat moet ik. zeggen". Gravin Louise richtte het hoofd hoog op. Een kouden, trotschen blik wierp ze op haar kleinzoon en op scherpen toon zei ze: „Ik verbied je critiek uit te oefenen op mijn doen of laten." „Och!" zei Albert een weinig opgewon den, terwijl hij zijn handen zenuwachtig bewoog, „u is dadelijk klaar mijn woorden verkeerd uit te leggen en mij boos aan te kijken. U weet, dat ik dat niet kan ver dragen. Dat hindert me, nog uren daarna." .„Albert, zeg dat niet „Nu, waarom laat ik u roepen? Toch niet om u te miskennen! Integendeel, juist uit eerbied voor uw gezag en uw ouder dom. En toch behoefde ik dat niet te doen. Is u hier gebiedster? In 't geheel niet. Pa pa is hier heer en meester. Als ik hëm iets verzoek en hij staat me dat verzoek toe, heb ik uw verlof in 't geheel niet noodig. Als ik u dus iets vraag ik herhaal het doe ik zulks alleen uit eerbied voor uw hoogen leeftijd". Rosamunde, graaf Stefan en de freule stonden bij het hooren van die woorden versteld. Zóó had nog geen sterveling hier in Jt slot tegen de oude gravin durven spreken. De vader vroeg zich af, waar de jongen den moed had gevonden om zooiets te doen en freule von Richthof had inwendig pleizier, dat deze jonge knaap 't durfde bestaan haar meesteres den scepter, dien ze zoo geducht zwaaide, uit de hand te rukken. Gravin Louise evenwel deed, alsof ze niets gehoord had en keek met toenemen de bezorgdheid naar haar zieken klein zoon. „Albert, lieve jongen!" riep ze einde lijk, „wees toch kalm! Ik heb 't zoo erg niet bedoeld. Alles wat je gezondheid niet schaadt, zal ik je gaarne toestaan." „Ja, dat heb ik tot heden toe gemerkt. Als ik u iets vroeg, maakte u altijd be zwaar. 't Is verschrikkelijk om altijd be handeld te worden als een klein kind!" Bij deze woorden liet hij zich in de kus sens terugvallen en bleef bewegingloos liggen. „Albert, wat scheelt er aan?" vroeg de oude gravin angstig. „Vraag, wat je wilt. ik zal het je toestaan, als je je maar niet zoo overstuur maakt". Ook Rosamunde en zijn vader kwamen een paar stappen dichterbij en keken hem ongerust aan. Toen de zieke dit merkte, richte hij zich weer op. Dien twee wilde hij geen onnoo- digen angst bezorgen. Daar had hij ze te lief voor. ,,'t Gaat al wat beter .Het zakt alweer," zei hij nu. „Gaat alleen maar eens zitten, want ik heb u iets gewichtigs mee te dee- len." Rosamunde kreeg een kleur, maar om dat het al duister in de kamer begon te worden, werd dit door niemand opge merkt. „We hebben lang naar den redder van Rosamunde gezocht, r'et waar? Ik kan u nu zeggen, dat hij gevonden is." „Gevonden?" riep de graaf. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5