STADSNIEUWS. LUCHTVAART. De kleinzccns van Graaf Rotenbach. VIERDE BLAD DE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 8 DECEMBER 1928 EEN JUBILEUM. De jubilea zijn niet van de lucht. Nu is er een dienstbode veertig jaar bij één en dezelfde mevrouw tegenwoordig een reuze prestatie. Dan weer herdenkt een stadsbcambte 't feit, dat hij 25 jaar in den dienst, der gemeente heeft doorgebracht. Elders maar, waar zou ik blij ven, als ik op dezen voet wenschte door te gaan. Ja, 't feesten houdt aan. Gelukkig, want 't bewijst nog eens te meer, hoe energie en werklust 't lichaam op kracht houden en a. h. w. aanhoudend verjon gen en verjeugdigen. 't Gaat U zeker als mij. Zegt mij een opschrift in de courant, dat ergens een ju bileum werd gevierd, dan even gauw nakijken, wie er feest vierde, wie de spre kers waren enja, dan geloof ik 't wel De sprekers zijn natuurlijk vol lof over den feesteling. Daar mankeert nu letterlijk I niets aan. Ik voor mij kan de gedachte niet van me afzetten, dat, als wéér een nieuwe spreker zich aankondigt, 't slachtoffer gaarne hardop zou willen denken: ,,'t Is nu eigenlijk al mooi genoeg! Daar hoeft heusch geen schepje meer op. „Menschen, menschen, wisten jullie toch eens (en de meesten weten 't allang) hoe zielig klein ik me voel en hoe onverdiend jullie me staat op te kammen!" Enfin, 't hoort er nu eenmaal bij, als de honing bij de koek, en je neemt 't [maar op den koop toe. En toch zou ik op deze plaats nog I gaarne 'n woorden meer zeggen over een jubileum. Ons gerénommeerd R. K. Dagblad heeft 't in zijn nummer van 5 December al terloops aangekondigd. s Ik bedoel het jubileum van den heer Jac. P. Creijghton op 15 Dec. a.s. Dan herdenkt president Creyghton 't feit, dat hij vóór vijf en twintig jaar wij len den heer H. C. Coebergh verving als president van de St. Vincentius-Vereeni- ging hier ter stede. Nu komt 't niet in m'n hoofd op, om al les, wat de a.s. Jubilaris in dien tijd voor de Vereeniging, dus voor de armen, heeft gedaan, aan de groote klok te hangen. Dat zal O. L. H. wel eens doen en Die weet alles haarfijn. Te zeggen heb ik weinig, of 't moest alleen dit zijn, dat op 9 Aug. 1921 H. M. de Koningin, bij gelegenheid van 't 75-ja- rig bestaan der Vereeniging, deze eerde in haar President, door hem te benoemen tot ridder in de orde van Oranje Nassau. Meer heb ik niet te zeggen, maar wel iets te vragen. En wel dit: Deze regelen gaan 't feest een achttal dagen vooraf. In dezen tusschentijd moet U 't hoofd nu niet warm maken over een of andere mooie speech, brief, kaart of zoo iets.... Och, dat'is wel aardig, maar onze President wordt er zoo weinig wij zer van. Wat U zeggen wilt. weet hij al lang. En misschien nog veel meer. Maar weet U, wat U nu eens wél doen moet? Kijk Uw brandkast ee^s na of er soms geen versleten obligatietje of effectje in ligt, van eenige waarde. En denk dan eens: „Och, zonder dat ding kom ik er ook wel. Heb je geen brandkast, en dat overkomt de meesten, welnu, in je porte- feuil'e vind je na eenig zoeken misschien een lapje van 25; wie weet van 100. waar van 't bestaan je totaal door 't hoofd was gegaan. Of je portemonnaie. wie weet, is er in een verborgen zakje een goud tientje te vinden, dat al zoolang zucht om eens verlost te worden uit zijn donkere gevangenis Oftoe lezer, vul zelf eens in! Kiik, dat zou een „speech" zijn, die de president gaarne hooren zou enzeker accepteeren. Wat zou hij glunderen, als hij na den 15den ee tct zijr vier "anferentien kon gaan (elk kerk beeft haar conferntie) en zeggen: „Mannen-Broeders, hier is-je pre sident! „Ik kom jullie eens blij maken!" „Ik weet, dat jullie altijd sukkelt met kassen, die geregeld lijden aan bloedar. moe". „We zijn in staat gesteld den armen de zen winter iets extra's, iets warms te ge ven". „Kijk reis hier, nu kunnen jullie voor uit voor een poos! Gevraagd heb ik niets! Alles is gegeven, spontaan!! Laten we God danken! Amen, Amen, antwoorden de Vincentianen En ze zijn verheugd. En de armen ver heugen zich. En de gevers verheugen zich in 't bewustzijn in den Adventstijd zoo on gezocht de gelegenheid te hebben gekre gen een offer te kunnen brengen! Toe, denk er eens aan, neen.... niet denken, maar doen! Spoedig! 't Is zoo broodnoodig! 't Adres van pres. Creyghton is Rijnsb. weg 149. VINCENTIAAN. Congres te Cairo. Zooals reeds gemeld zullen in Cairo van 1522 December plaats hebben: I. Herdenking 100-jarig bestaan der medische faculteit van Cairo. II. Congres voor tropische geneeskunde en Hygiëne. III. van 15—24 December Journées me- dica'.es d Egypte. Naar I heeft de senaat van onze Uni versiteit Prof. Dr. J. v. d. Hceve afge vaardigd om de gelukwenschen van de Se naat aan te bieden. Voor II kregen prof. Flu en prof. v. d. Hoeve persoonlijke uitnoodigingen om dit congres bij te wonen en is prof. Flu afge vaardigd door de Tropische Vereeniging Rotterdam en Leiden om' deze aldaar té vertegenwoordigen. Bovendien vaardigde de vereeniging zoowel prof. Flu als prof. v. d. Hoeve naar I en II af. Voor III de Journées medicales kreeg prof. v. d. Hoeve eer.e uitnoodiging om in het bestuur zitting te nemen. Bij het congres worden een groot aan tal voordrachten gehouden op tropisch- medisch en hygiënisch gebied, waarbij ook vele oogheelkundige vraagstukken bespro ken worden .De journées medicales be oogen om artsen op de hoogte te brengen van de vooruitgang der medische weten schap. Er worden daarom verschillende sprekers van verschillende deelen der we reld gevraagd daar voordrachten te hou den. Dergelijke journées medicales werden het eerst gehouden te Brussel, lator ook te Parijs, Marokko, Buenos Avros enz. Tijdens ht congres zal de eerste steen .gelegd worden van een gebouw voor de medische faculteit, terwijl de koning, de regeering, de gemeenteraad van Alexan- drië enz. de congressisten zullen ontvan gen en deze in de ge'egenheid gesteld worden verschil'ende bezienswaardighe den van het land te zien. BRIEVEN VAN EEN WANDELAAR. LXIV. Het vereenigingsleven is ka.pot, sprak een ijverig vereenigingsman dezer dagen in een kring van ijverige organisatiemen- schen, die dit beaamden en er het hunne uit eugen ervaring toe bijbrachten. En wij zijn geneigd het zoo langzamerhand ook te gaan gelooven, waar wij op velerlei wijze in staat zijn dit te constateer en. Zie s'echts hoe dun de zitplaatsen zijn bezet, op een vergadering, tel de neuzen en men za.l tct de erkenning komen, dat de belangstelling gedaa-Id is beneden het vriespunt. Zóó koud staat men tegenwoor dig ten opzichte van het orgamisntie!even, dat men geneigd is te vragen of het niet beter was er maar een eind aan te maken en den trouwen voormannen en ijverigen comparanten te ontheffen van bergen werks, dooi anderen toch niet gewaar deerd, die toch maar lekkertjes genieten do profijten, welke worden verkregen. In heel gewoon Hollandsch noemen wij klap- loopen een zeer te misprijzen eigenschap, die niet genoeg kan worden aan de kaak gesteld. En toch gaat aa-n dezu'ken niet geheel voorbij, wat door anderen in de organisatie wordt gedaan en dikwijls na noesten arbeid en prijzenswaardig uithou dingsvermogen wordt verkregen. Zóó, dat zij steeds klaar staan met crit'ek. met be dillen de daden van de werkers, die zij tooh weer anders en beter zouden hebben gedaan. Van verre begluren die vitters elke daad, elke handeling, oan straks, in zelfverwatern ijdelheid, zich te spannen in het gareed van den nurkschen phariseër. die onder het mom van dienaar van het algemeen belang niets aadert is, dan een droevige figuur, die doodt elk organisatie leven. Dezulken zijn er niet weinigen want er loopen er, helaas, velen rond, die elke gezonde ontwikkeling tegenhou den en er zich geen spat van aantrekken, of de organisatie, waarin zij vaai huis uit be-hooren, bloeit of een langzamen. maar zekeren dood tegemoet gaat. En zijn ze dan nog lid dan werpen zij met een hau tain gebaar de jaarlijksche contributie den penningmeester toe, die him bedunkens blij mag wezen dat zij ook de betaling nog niet stop zetten. Dat zijn d.ie leden op peu- pier, waarvan el'ke organisatie, in on-ze dagen, er heel wat telt en wier getal eer der toe- dan afneemt. Rationeel zou het zijn,-ze maar te royeeren, ze als kaf onder het koren uit te ziften en aan de verge telheid prijs te geven. Ze verdienen geen beter lot en zeker niet de lankmoedigheid, waarmede de besturen nog maar immer hopen op het aangroeien va/n betere in zichten, het toenemen van meerdere be langstelling, het vaardig worden van mede-arbeidslust en het bewustzijn va<n het bp*ef, dat slechts kracht kan worden ontwikkeld als belanghebbenden zich vast aaneensluiten en gezamenlijk optrekken naar een gemeenschappelijk doel. Doch velen blijven doof; noch de ver maningen van de kerkelijke overheid noch de levendige propaganda vanwege de or ganisatie kan indruk op hen maken; ze staan daar boven en zullen zelve wel uit maken wat hun belang U. Het is een crime met deze menschen te zitten opge scheept zonder een haartje kans ze ooit binnen te halen in den kring van belang stellenden, laat staan dat zij ooit de rijen vullen van de stoere werkers, die met lust en ijver bezield zijn en gaarne offers bren gen voor de zaak van eigen- en ook an der er-geestelijk en stoffelijk welzijn. Het is echter nog een haartje erger, als die afzijdige menschen in neutrale organi saties him heil meenen te vinden. Dan zou men er toe komen te veronderstellen, dat zij zich schamen voor een organisatie op principieele basis; dat zij niet zoodanige geloofsovertuiging hebben, dat zij tot of feren bereid zijn. O zeker, allerlei verontschuldigingen hoeft men bij de hand, met besjes argu menten kemt men aandragen om goed te praten dat lid zijn van neutrale vereeni- gingen. Als men slechti de helft van de ijver waarmede men zijn handeling goed praat in dienst stelde van de principieele organisatie, dan was het raailsel vandaag al opgelost en kreeg onze arbeid vleesch en bloed, zoo nooddg voor een krachtig leven en met tientallen werden onze rijen versterkt. Gebrek aan meel houdt ve'en tegende door de neutrale toebedeelde functiën in bestuur of op andere wijze zijn nóg m'éer dikwijls de obstakels voor de liefde voor de goede zaak. 't Is treurig maar waa-r er bi onze dagen nog menschen zijn, die voor een bord linzen- soeo hun beginsel ontrouw zijn. Meent men, dat het nu nog gekleed staat? Die dagen zijn reeds lang voorbij; de onze staan minstens op even hoog peil ais soortgelijke en men leert al heel aar dig rekening houden met onze organisa ties bij de lichamen van openbaar bestuur, 't Is oen vreemde verschijning in het maat schappelijk leven, een vaak niet te ver klaren houding, menschen te zien, die overigens in alle opzichten braaf Ivatho- l'ek zijn, vaak hervorragende plaatsen in nemen in het openbaar leven, en toch nog gekluisterd zitten in neutrale boeien, wel ke te slaken blijkbaar boven hun kracht gaat of waarvoor zij zich geen enkele in spanning, geen enkel offer getroosten wil len. Is dat nog een overblijfsel van de liberale levensopvatting welke in onze rijen voorheen zooveel aanhang vond? En die vooral was gebaseerd op het begrip, dat daar de ware vrijheid woonde en het elk voor zich als hoofdmotief goed en hoogste wet Men moet al van weinig me deleven met de transformatie van inzich ten getuigen wanneer men meent dat die verbleekte leuzen nog ecnigen invloed hebben in onze dagen. Als niet een levendig besel van aan do goede zaak te arbeiden velen had gesterkt, dan zouden wij nimmer ons Katholiek o rganisati el even op zulk een hoog peil kunnen opstuwen, hadden wij nimmer een schare getrouwen kunnen vormen die, in weerwil van de weinige erkenning door velen van hun goede bedoelingen, zich inspannen, om immer tot beter inrichting sterker ledental van onze organisatios te geraken en haa-r een plaats te doen in nemen, waarip zij ten volle recht, hebben in het openbaar leven. Daarvoor verdienen deze mannen lof, niets dan lof en met res pect stellen wij gaarne hun arbeid tot voorbeeld en bewondering. Ook een zelfde eer bewijzen wij gaarne aan de vrouwen, die op haar terrein zooveel reeds hebben tot stand gebracht en in edelen wedstrijd hare beste krachten geven tot heil van alle* wat door vrouwenzorg tot hooger bloei en levenskracht wordt ge-bracht. Waren wij in den aanhef van dezen brief wat pessimistisch, schrijvende is dit overgedaan. Bij het behandelen van deze materie steeg in ons het vertrouwen rn den goeden wil, het beter inzicht van de genen, die wij nog ni'et tot de onze in de organisatie kunnen rekenen. En dat dit vertrouwen niet zal beschaamd worden, daarvoor is ons de ijver van de voorman nen borg, die wanneer zij st-raki tot de afzijdigen zullen komen, vooral door het machtig middel van huisbezoek, velen zullen ontmoeten, die hun halfslachtige houding prijs geven en spontaan zul1 en intreden in de principieele organisatie, haar kracht versterken niet alleen, doch door hun medewerking er toe zullen bij dragen, dat de macht \an onze verecnigra- gen er een wordt, waarmede overal ter dege rekening dient te woa-den gehouden. Wandelaar. VLIEGTUIG NAAR INDIE. De Directeur van het postkantoor te Leiden deelt ons mede, dat 11 dezer een vliegtuig van Schiphol zal vertrekken naar Bandoeng teneinde het publiek in de gelegenheid te stellen de Kerst- en Nieuw- jaarscorrespondentie voor Ned. Indië te verzenden. Dc correspondentie kan be stemd zijn voor Karachi, Calcutta, Akijab, Bangkok, Medan, Palembang, Batavia en Bancloeng. Gewone correspondentie d.d. 11 dezer tot 2-dO aan het hoofdkantoor, 10 dezer tot 22 in de bijbussen gepost, wordt met de aangeduide gelegenheid verzon den. Gewoon aangeteekende stukken en postwissels kunnen tot 10 dezer te 19.30 resp. 15 worden verzonden. Het luchtrecht, dus behalve het gewone port, bedraagt 40 et. per briefkaart of postwissel en 75 cent per 20 gram voor de overige stukken (brieven, drukwerken, monsters enz.) Personen, die luchtcorres- pondentie naar Ned. Indië wenschen te verzenden, doch daar geen relaties heb ben, kunnen hun stukken richten aan het hoofd van de afd. Vervoer Posterijen Bandoeng, welke autoriteit bereid is aan verzoeken om terugzending van het stuk te voldoen, mits de daarop vallende kos ten voor terugzending met het retour- vliegtrig, dat ongeveer een weck na aan komt in Ned. Indië zal terupkeeren zijn bijgevoegd of tijdig afzonderlijk zijn toe gezonden, waarvoor o.a. gebruik kan wor den gemaakt van Indische frankeer- en luchtpostzegels of van antwoordcoupons. Dc Indische postadministratie is voor nemens voorrang te geven aan briefkaar ten en andere kaarten niet in omslag. Te rugzending enveloppen per luchtpost kan derhalve niet worden gewaarborgd, ook niet a's aangeteekend stuk. Indië zal vermoedelijk een luchtrecht heffen van 40 cent per briefkaart of postwissel en 75 cent per 20 gram voor dc overige stuk ken. INGEZONDEN STUKKEN St. Joseph's Gcz. Ver. Dat de Studie- en Deb.club van de Leid- sche Gez. Ver. het aandurft, een sociale cursus te organiseeren, is een zoo mooi iets, dat wij gaaine al onze krachten inspannen, om het te doen slagen. UIT DE RADIO-WERELD. Malmö verdwijnt. „World Radio" meldt, ,-dat het stafion Malmö tegen Kerstmis a.s. door den nieu wen zender in llörby zal worden vervan gen. De energie bedraagt 20 KW. Verdringt de radio de gewone telegraaf? De gewone telegraafdienst heeft oen zwaren strijd tc voeren tegen do radio, waarin hij eerlang, wat persaangelegcn- heden betreft, zeker het onderspit zal moeten delven. Hoewel de persagent schappen in Amerika than3 nog dagelijks ongeveer 5.000.000 woorden langs de tele graaflijnen- en kabels uitzenden, wordt meer en meer gebruik gemaakt van den cs-aadloozen dienst. De Federale Radio Commissie heeft onlangs aan de pers agentschappen en de vereenigingen van dagbladen concessie gegeven voor den bouw van niet minder dan 16 kortcgolf- stations Radio en film. De Parlcmount-filmmaatschappij bouwt op het oogenblik een 5 KW-zender te Los Angeles waarvan de energie later op 50 KW zal worden gebracht. Men beoogt mot dezen zender niet alleen het uitzenden van concerten e.d. maar ook, zooals van zelf spreekt, voordrachten over filmtech niek, terwijl bovendien de dagelijks bin- nenstroomende vloed van brieven van be langstellenden in de filmtechniek zal wor den behandeld, daar de schriftelijke be antwoording ei-van onmogelijk is geble ken. Tevens hoopt men in dc toekomst dit station te gebruiken voor de draadlooze uitzending van sprekende films. Radio-muziek op schooi. De Radio Corporation of America heeft het initiatief genomen tot het geven van een reeks concerten voor scholen. De con certen staan onder leiding van den beken den dirigent Walter Damrosch en zijn ge splitst in 4 series, elk van 12 concerten. Deze indeeling houdt verband met den leeftijd en do ontwikekling der leerlin gen. Zoowel lagere, middelbare als hoogere onderwijsinrichtingen zullen deze concer ten volgen, die door 26 zenders over ge- hcèl Amerika zullen worden uitgezonden en die zoodoende in duizenden klasselo kalen zullen worden gehoord. Het doel is dc leerlingen van werkelijke goede muziek te laten genieten en hun muzikaal gevoel te ontwikkelen. Het zendstation te Kootwijk. Door het departement van Financiën is ten behoeve van den Radiodienst tc Koot wijk aanbesteed hot bouwen van twee zendgebouwen en andere bouwwerken on verbouwingen. Ingeleverd werden 27 bil jetten. Hoogste inschrijver was J. Witte brood te Beemster voor 92.800; laagste J. Baron te Drachten voor 64.887. Het is nu eenmaal een feit, dat vele ka tholieke jongemannen niet weten, welk ge vaar er schuilt in het socialisme. Hei doet zich zoo schoon voor, het prijst zich zei ven aan door zulke lokkende theoriecn, liet houdt den arbeiders voor de felle schijn werpers van ontwapening en medezeggen schap, ja, het :s zich als het ware bewust, dat zijn leer alleen do wereld redden kan. Het is zaak dat al onze jongens en jonge mannen paraat zijn, want slechts dan, als wij kennen het socialisme, kunnen wij ons met de kennis van ons heerlijk Roomsch geloof, verdedigen. Gij, leden der St. Jos. Gez. Ver., begrijpt gij uw plicht? Gij wilt toch weten wat ons in de maatschappij te doen staat, willen wij die behouden voor Christus? Welnu, laat deze gelegenheid niet voorbijgaan Kaarten met recht van toegang voor alle avonden worden u gratis verstrekt. Laten wij allen toonen deze hoogst belangrijke zaak te be grijpen, want ook in dit opzicht kunnen wij spreken van succes, als ons Gezellenhuis ge vuld is met de mannen en jongelingen van onze mooie vereeniging. Tot Dinsdagavond half negen. S. M. FEUILLETON. Vrij bewerkt naar het Duitsch door P. G. H oc k s. 25) „Weet u dat dan al? Van wien hebt u 't gehoord?" „Van Wilhelm, den koetsier. Hij vertelt me bijna alles, wat er op 't slot voorvalt. Hij is een goede kennis van me. Kent u hier al eenige menschen, mijnheer Schmidt?" „Nog zoowat niemand". „Als u tijd hebt, moest u eens met mc meegaan. Ik ben op weg naar de dorps herberg. Daar hebben de voornaamste lui van het dorp zoo'n soort sociëteit opge richt. Eens in de week komen we daar bij elkaar en dat is nu juist vanavond. Als u gelegenheid hebt, kan ik u aan hen voor stellen en kunt u kennis met hen maken." „Heel graag." Gezellig keuvelend wandelden ze naast elkander voort en kwamen zoo in „De Gouden Leeuw". Grauer stelde Heinrich aan de aanwezi gen voor en nadat de kennis gemaakt was, zetten ze zich in den kring der bezoekers neer. Er werd druk gesproken over een fabriek, die twee Amerikanen, vader en kleinzoon in het dorp wilden bouwen en dio arbeid zou verschalfen aan verscheidene inwoners. Men was juist bezig het voor en tegen van een fabrieksinrichting te be spreken, toen de beide Amerikanen bin nentraden, die door de aanwezigen harte lijk begroet werden. De oudste van hen was reeds een man op leeftijd, een zeven tiger, terwijl de jongste tegen de dertig scheen te loopen. Het bleken gezellige lui te zijn, want ze namen dadelijk in den kring plaats en al heel gauw was het ge sprek weer in vollen gang. „U was een en twintig, toen u t' land verliet om naar Amerika te gaan. Zei u dat zoo even niet, mijnheer Tanner?' vroeg de burgemeester. „U hebt goed verstaan, burgemeester". „Was u koopman?" „Neen, ik was officier. Een liefdesge schiedenis was oorzaak, dat ik 't land verliet en 't heeft jaren geduurd, eer ik over de teleurstelling heen was. Maar van achteren beschouwd, ben ik er later blij over geweest. Nu ik weer hier in de streek teruggekeerd ben, is de gedachte eraan weer een beetje naar voren gekomen, dat begrijpt u wel". „Dat kan ik me best begrijpen", viel de dorpsonderwijzer hem in de rede. ..Dan komt de herinnering aan alles, wat vroe ger geschied is, weer boven. U had, om zoo te zeggen, een meisje lief van hooge geboorte. Ook zij beminde u, maar haar oude heer stak een spaak in 't wiel, ver bood haar allen omgang met u, daarna schaakte u het meisje en vluchtte met haar naar Amerika". „U hebt 't aardig verzonnen, meester, en ik bewonder uw phantasie. Aan u is oen romanschrijver veiloren gegaan. En toch, zooals u 't daar voorstelt is 't niet gegaan". „U zegt daar, mijnheer Tanner", bracht de buigemeester in t midden, „dat aan onzen leeraar der jeugd een romanschrij ver verloren is gegaan. Maar dat is toch niet heelemaal waar, want hij heeft zoo nu en dan al eers een novellctje in de courant laten drukken. Zijn laatste stukje was al heel aardig. Het heette: „de dooie koe". „Cch, burgemeester, spreek daar nu alstublieft niet verder meer over. Mijn heer Tanner zou een te hoogen dunk van me krijgen". „O, neen", viel de heer Tanner hem in de reden. „Ik vind 't zeer vereerend voor me met een schrijver zooals u er een is, kennis te maken". „Och, ik laat me er hec'emaal niet op doorstaan", zei de schoolmeester. ,^tk dce 't zoo goed, als ik kan". „Nu, als ik u er een genoegen mee kan doen, wil ik graag ook mijn geschiedenis verhalen. Op mijn leeftijd denk ik daar heel anders over, dan een dikke veertig jaar terug, toen ik een jongmensch van twintig was en kan me nu niet begrijpen, hoe ik zoo dwaas kon wezen een meisje te beminnen, van wie ik reeds tevoren wist, dat ze naar geboorte en stand, nooit de mijne zou kunnen of mogen worden. Doch de liefde is blind, zegt het spreekwoord en de liefde maakte ook mij blind. De per sonen, die in mijn tresohie lenis voorko men, zijn waarschijnlijk reeds allen gestor ven en daar ik geen namen zal nucmen, heb ik er geen bezwaar tegen, dat u de stof verwerkt voor uw weekblad. Ik zal dus maar beginnen op ouderwetscho ma nier: daar was creis. Daar was ereis een officier, die officier was ik, die dol verliefd was op een aar dig meisje en dat aardige meisje mocht ock mij graag lijden dat scheen ten minste zoo. De jonge gravin het was namelijk een gravin was niet bepaald een schoonheid ,maar ze was jong, eerst zeventien jaar oud, heerlijk om te zien en frisch en gezond. Wat mij het meest in haar aantrok was haar pikante geest, die, op 't kant e af, wel eens hatelijk kon worden en wat mïi in 't bijzonder vleide, was, dat ze mij den voorrang gaf boven zooveel andere heeren, die haar het hof maakten. Toen ik haar op zekeren dag alleen ontmoette, waagde ik 't haar mijn liefde te verklaren, waarmee ze zeer in genomen was. Zoo nu en dan spraken we elkaar in den slottuin en om er zeker van te zijn, dat we niet door andoren cn voor al niet door haar vader, den graaf, zou den verrest worden, stond een vriendin van haar. een arm, jong adellijk dametje, die ze als gezelschapsjuffrouw tot zich genomen had, op den uitkijk .Die geheime somenkomsten vond ik op de duur niet behoorlijk en het stuitte me tegen de borst daarmeö voort te gaan. Als officier hinderde mij dat geheimzinnige gedoe. Recht door zee was altijd mijn leus en daarom nam ik een kloek besluit. Zonder dat mijn geliefde bet wist, begaf ik me naar haar vader en vroeg hem om de hand van ziin dochter. Maar ik kwam bij den duivel te biecht. Zoo vroeg hij me o.a., hoe groot mijn inkomen was en toen ik hem antwoordde, dat ik niets bezat en enkel van mijn tractement leven moest, barstte hij uit in een hoonend gelach en riep: „Dat is sterk! Neen maar, dat is sterk!" „En kent mijn dochter u?" vroeg hij dan. Juist wilde ik hom vertellen, dat we elkaar reeds lang kenden en dat wij veel van elkander hielden, toen de deur open ging en gravin Louise met haar vriendin de kamer binnentrad. Tic zag, dat ze schrok, toen ze me zag en ook, hoo haar gelaat veranderde en een toornige uit drukking aannam. Ze kreeg een hevige kleur en toen haar vader haar vroeg: „Kent u dezen heer?" wierp ze trotsch het hoofd in den nek en antwoord he afge meten: „Ik heb een paar maal met hem gedanst. Verder heb ik niet de eer hem ontmoet te hebben". Ik meende verkeerd te hebben gehoord. De graaf vervolgde: „Deze heer heeft mij zoo even om uw hond gevraag'1. Hebt u hem daartoe aanleiding gegeven." „Neen", antwoordde ze kort en'voegde er hatelijk lachend aan toe: „Ik begrijp niet, waar mijnheer de driestheid vandaan haalt, zooiets te durven doen." Toen wendde ze zich tot haar gezel schapsjuffrouw en vroeg: „Begrijr t u het Ulrikc?" „Ik evenmin", antwoordde dat valsi-ke mcnsch. En u moet weten, dat ze zoo dik wijls voor ons op den uitkijk gestaan had." „Ik ben gerust gesteld", zei nu de graaf en zich tct mij wendend, maakte hij een diepe, buiging, en zei zoo spotten-! moge lijk: „U hoort het. mijnheer!" (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 13