STADSNIEUWS.
LUCHTVAART.
De kleinzccns van
Graaf Rotenbach.
VIERDE BLAD
DE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 8 DECEMBER 1928
EEN JUBILEUM.
De jubilea zijn niet van de lucht. Nu is
er een dienstbode veertig jaar bij één en
dezelfde mevrouw tegenwoordig een
reuze prestatie.
Dan weer herdenkt een stadsbcambte
't feit, dat hij 25 jaar in den dienst, der
gemeente heeft doorgebracht.
Elders maar, waar zou ik blij
ven, als ik op dezen voet wenschte door
te gaan.
Ja, 't feesten houdt aan. Gelukkig,
want 't bewijst nog eens te meer, hoe
energie en werklust 't lichaam op kracht
houden en a. h. w. aanhoudend verjon
gen en verjeugdigen.
't Gaat U zeker als mij. Zegt mij een
opschrift in de courant, dat ergens een ju
bileum werd gevierd, dan even gauw
nakijken, wie er feest vierde, wie de spre
kers waren enja, dan geloof ik 't wel
De sprekers zijn natuurlijk vol lof over den
feesteling. Daar mankeert nu letterlijk
I niets aan.
Ik voor mij kan de gedachte niet van
me afzetten, dat, als wéér een nieuwe
spreker zich aankondigt, 't slachtoffer
gaarne hardop zou willen denken: ,,'t Is
nu eigenlijk al mooi genoeg! Daar hoeft
heusch geen schepje meer op. „Menschen,
menschen, wisten jullie toch eens (en de
meesten weten 't allang) hoe zielig klein
ik me voel en hoe onverdiend jullie me
staat op te kammen!"
Enfin, 't hoort er nu eenmaal bij, als
de honing bij de koek, en je neemt 't
[maar op den koop toe.
En toch zou ik op deze plaats nog
I gaarne 'n woorden meer zeggen over
een jubileum. Ons gerénommeerd R. K.
Dagblad heeft 't in zijn nummer van 5
December al terloops aangekondigd. s
Ik bedoel het jubileum van den heer
Jac. P. Creijghton op 15 Dec. a.s.
Dan herdenkt president Creyghton 't
feit, dat hij vóór vijf en twintig jaar wij
len den heer H. C. Coebergh verving als
president van de St. Vincentius-Vereeni-
ging hier ter stede.
Nu komt 't niet in m'n hoofd op, om al
les, wat de a.s. Jubilaris in dien tijd voor
de Vereeniging, dus voor de armen, heeft
gedaan, aan de groote klok te hangen.
Dat zal O. L. H. wel eens doen en Die
weet alles haarfijn.
Te zeggen heb ik weinig, of 't moest
alleen dit zijn, dat op 9 Aug. 1921 H. M.
de Koningin, bij gelegenheid van 't 75-ja-
rig bestaan der Vereeniging, deze eerde in
haar President, door hem te benoemen
tot ridder in de orde van Oranje Nassau.
Meer heb ik niet te zeggen, maar wel
iets te vragen. En wel dit:
Deze regelen gaan 't feest een achttal
dagen vooraf. In dezen tusschentijd moet
U 't hoofd nu niet warm maken over een
of andere mooie speech, brief, kaart of zoo
iets.... Och, dat'is wel aardig, maar
onze President wordt er zoo weinig wij
zer van. Wat U zeggen wilt. weet hij al
lang. En misschien nog veel meer.
Maar weet U, wat U nu eens wél doen
moet?
Kijk Uw brandkast ee^s na of er soms
geen versleten obligatietje of effectje in
ligt, van eenige waarde. En denk dan
eens: „Och, zonder dat ding kom ik er
ook wel. Heb je geen brandkast, en dat
overkomt de meesten, welnu, in je porte-
feuil'e vind je na eenig zoeken misschien
een lapje van 25; wie weet van 100. waar
van 't bestaan je totaal door 't hoofd was
gegaan. Of je portemonnaie. wie weet, is
er in een verborgen zakje een goud
tientje te vinden, dat al zoolang zucht om
eens verlost te worden uit zijn donkere
gevangenis
Oftoe lezer, vul zelf eens in!
Kiik, dat zou een „speech" zijn, die de
president gaarne hooren zou enzeker
accepteeren.
Wat zou hij glunderen, als hij na den
15den ee tct zijr vier "anferentien kon
gaan (elk kerk beeft haar conferntie) en
zeggen: „Mannen-Broeders, hier is-je pre
sident!
„Ik kom jullie eens blij maken!"
„Ik weet, dat jullie altijd sukkelt met
kassen, die geregeld lijden aan bloedar.
moe".
„We zijn in staat gesteld den armen de
zen winter iets extra's, iets warms te ge
ven".
„Kijk reis hier, nu kunnen jullie voor
uit voor een poos! Gevraagd heb ik niets!
Alles is gegeven, spontaan!! Laten we
God danken! Amen, Amen, antwoorden de
Vincentianen
En ze zijn verheugd. En de armen ver
heugen zich. En de gevers verheugen zich
in 't bewustzijn in den Adventstijd zoo on
gezocht de gelegenheid te hebben gekre
gen een offer te kunnen brengen!
Toe, denk er eens aan, neen.... niet
denken, maar doen!
Spoedig!
't Is zoo broodnoodig!
't Adres van pres. Creyghton is Rijnsb.
weg 149.
VINCENTIAAN.
Congres te Cairo.
Zooals reeds gemeld zullen in Cairo
van 1522 December plaats hebben:
I. Herdenking 100-jarig bestaan der
medische faculteit van Cairo.
II. Congres voor tropische geneeskunde
en Hygiëne.
III. van 15—24 December Journées me-
dica'.es d Egypte.
Naar I heeft de senaat van onze Uni
versiteit Prof. Dr. J. v. d. Hceve afge
vaardigd om de gelukwenschen van de Se
naat aan te bieden.
Voor II kregen prof. Flu en prof. v. d.
Hoeve persoonlijke uitnoodigingen om dit
congres bij te wonen en is prof. Flu afge
vaardigd door de Tropische Vereeniging
Rotterdam en Leiden om' deze aldaar té
vertegenwoordigen.
Bovendien vaardigde de vereeniging
zoowel prof. Flu als prof. v. d. Hoeve
naar I en II af.
Voor III de Journées medicales kreeg
prof. v. d. Hoeve eer.e uitnoodiging om in
het bestuur zitting te nemen.
Bij het congres worden een groot aan
tal voordrachten gehouden op tropisch-
medisch en hygiënisch gebied, waarbij ook
vele oogheelkundige vraagstukken bespro
ken worden .De journées medicales be
oogen om artsen op de hoogte te brengen
van de vooruitgang der medische weten
schap. Er worden daarom verschillende
sprekers van verschillende deelen der we
reld gevraagd daar voordrachten te hou
den.
Dergelijke journées medicales werden
het eerst gehouden te Brussel, lator ook
te Parijs, Marokko, Buenos Avros enz.
Tijdens ht congres zal de eerste steen
.gelegd worden van een gebouw voor de
medische faculteit, terwijl de koning, de
regeering, de gemeenteraad van Alexan-
drië enz. de congressisten zullen ontvan
gen en deze in de ge'egenheid gesteld
worden verschil'ende bezienswaardighe
den van het land te zien.
BRIEVEN VAN EEN WANDELAAR.
LXIV.
Het vereenigingsleven is ka.pot, sprak
een ijverig vereenigingsman dezer dagen
in een kring van ijverige organisatiemen-
schen, die dit beaamden en er het hunne
uit eugen ervaring toe bijbrachten. En wij
zijn geneigd het zoo langzamerhand ook
te gaan gelooven, waar wij op velerlei
wijze in staat zijn dit te constateer en.
Zie s'echts hoe dun de zitplaatsen zijn
bezet, op een vergadering, tel de neuzen
en men za.l tct de erkenning komen, dat
de belangstelling gedaa-Id is beneden het
vriespunt. Zóó koud staat men tegenwoor
dig ten opzichte van het orgamisntie!even,
dat men geneigd is te vragen of het niet
beter was er maar een eind aan te maken
en den trouwen voormannen en ijverigen
comparanten te ontheffen van bergen
werks, dooi anderen toch niet gewaar
deerd, die toch maar lekkertjes genieten
do profijten, welke worden verkregen. In
heel gewoon Hollandsch noemen wij klap-
loopen een zeer te misprijzen eigenschap,
die niet genoeg kan worden aan de kaak
gesteld. En toch gaat aa-n dezu'ken niet
geheel voorbij, wat door anderen in de
organisatie wordt gedaan en dikwijls na
noesten arbeid en prijzenswaardig uithou
dingsvermogen wordt verkregen. Zóó, dat
zij steeds klaar staan met crit'ek. met be
dillen de daden van de werkers, die zij
tooh weer anders en beter zouden hebben
gedaan. Van verre begluren die vitters
elke daad, elke handeling, oan straks, in
zelfverwatern ijdelheid, zich te spannen
in het gareed van den nurkschen phariseër.
die onder het mom van dienaar van het
algemeen belang niets aadert is, dan een
droevige figuur, die doodt elk organisatie
leven. Dezulken zijn er niet weinigen
want er loopen er, helaas, velen rond,
die elke gezonde ontwikkeling tegenhou
den en er zich geen spat van aantrekken,
of de organisatie, waarin zij vaai huis uit
be-hooren, bloeit of een langzamen. maar
zekeren dood tegemoet gaat. En zijn ze
dan nog lid dan werpen zij met een hau
tain gebaar de jaarlijksche contributie den
penningmeester toe, die him bedunkens
blij mag wezen dat zij ook de betaling nog
niet stop zetten. Dat zijn d.ie leden op peu-
pier, waarvan el'ke organisatie, in on-ze
dagen, er heel wat telt en wier getal eer
der toe- dan afneemt. Rationeel zou het
zijn,-ze maar te royeeren, ze als kaf onder
het koren uit te ziften en aan de verge
telheid prijs te geven. Ze verdienen geen
beter lot en zeker niet de lankmoedigheid,
waarmede de besturen nog maar immer
hopen op het aangroeien va/n betere in
zichten, het toenemen van meerdere be
langstelling, het vaardig worden van
mede-arbeidslust en het bewustzijn va<n
het bp*ef, dat slechts kracht kan worden
ontwikkeld als belanghebbenden zich vast
aaneensluiten en gezamenlijk optrekken
naar een gemeenschappelijk doel.
Doch velen blijven doof; noch de ver
maningen van de kerkelijke overheid noch
de levendige propaganda vanwege de or
ganisatie kan indruk op hen maken; ze
staan daar boven en zullen zelve wel uit
maken wat hun belang U. Het is een
crime met deze menschen te zitten opge
scheept zonder een haartje kans ze ooit
binnen te halen in den kring van belang
stellenden, laat staan dat zij ooit de rijen
vullen van de stoere werkers, die met lust
en ijver bezield zijn en gaarne offers bren
gen voor de zaak van eigen- en ook an
der er-geestelijk en stoffelijk welzijn.
Het is echter nog een haartje erger, als
die afzijdige menschen in neutrale organi
saties him heil meenen te vinden. Dan zou
men er toe komen te veronderstellen, dat
zij zich schamen voor een organisatie op
principieele basis; dat zij niet zoodanige
geloofsovertuiging hebben, dat zij tot of
feren bereid zijn.
O zeker, allerlei verontschuldigingen
hoeft men bij de hand, met besjes argu
menten kemt men aandragen om goed te
praten dat lid zijn van neutrale vereeni-
gingen. Als men slechti de helft van de
ijver waarmede men zijn handeling goed
praat in dienst stelde van de principieele
organisatie, dan was het raailsel vandaag
al opgelost en kreeg onze arbeid vleesch
en bloed, zoo nooddg voor een krachtig
leven en met tientallen werden onze rijen
versterkt. Gebrek aan meel houdt ve'en
tegende door de neutrale toebedeelde
functiën in bestuur of op andere wijze zijn
nóg m'éer dikwijls de obstakels voor de
liefde voor de goede zaak. 't Is treurig
maar waa-r er bi onze dagen nog
menschen zijn, die voor een bord linzen-
soeo hun beginsel ontrouw zijn.
Meent men, dat het nu nog gekleed
staat? Die dagen zijn reeds lang voorbij;
de onze staan minstens op even hoog peil
ais soortgelijke en men leert al heel aar
dig rekening houden met onze organisa
ties bij de lichamen van openbaar bestuur,
't Is oen vreemde verschijning in het maat
schappelijk leven, een vaak niet te ver
klaren houding, menschen te zien, die
overigens in alle opzichten braaf Ivatho-
l'ek zijn, vaak hervorragende plaatsen in
nemen in het openbaar leven, en toch nog
gekluisterd zitten in neutrale boeien, wel
ke te slaken blijkbaar boven hun kracht
gaat of waarvoor zij zich geen enkele in
spanning, geen enkel offer getroosten wil
len. Is dat nog een overblijfsel van de
liberale levensopvatting welke in onze
rijen voorheen zooveel aanhang vond? En
die vooral was gebaseerd op het begrip,
dat daar de ware vrijheid woonde en het
elk voor zich als hoofdmotief goed en
hoogste wet Men moet al van weinig me
deleven met de transformatie van inzich
ten getuigen wanneer men meent dat die
verbleekte leuzen nog ecnigen invloed
hebben in onze dagen.
Als niet een levendig besel van aan do
goede zaak te arbeiden velen had gesterkt,
dan zouden wij nimmer ons Katholiek
o rganisati el even op zulk een hoog peil
kunnen opstuwen, hadden wij nimmer een
schare getrouwen kunnen vormen die, in
weerwil van de weinige erkenning door
velen van hun goede bedoelingen, zich
inspannen, om immer tot beter inrichting
sterker ledental van onze organisatios te
geraken en haa-r een plaats te doen in
nemen, waarip zij ten volle recht, hebben
in het openbaar leven. Daarvoor verdienen
deze mannen lof, niets dan lof en met res
pect stellen wij gaarne hun arbeid tot
voorbeeld en bewondering. Ook een zelfde
eer bewijzen wij gaarne aan de vrouwen,
die op haar terrein zooveel reeds hebben
tot stand gebracht en in edelen wedstrijd
hare beste krachten geven tot heil van
alle* wat door vrouwenzorg tot hooger
bloei en levenskracht wordt ge-bracht.
Waren wij in den aanhef van dezen
brief wat pessimistisch, schrijvende is dit
overgedaan. Bij het behandelen van deze
materie steeg in ons het vertrouwen rn
den goeden wil, het beter inzicht van de
genen, die wij nog ni'et tot de onze in de
organisatie kunnen rekenen. En dat dit
vertrouwen niet zal beschaamd worden,
daarvoor is ons de ijver van de voorman
nen borg, die wanneer zij st-raki tot de
afzijdigen zullen komen, vooral door het
machtig middel van huisbezoek, velen
zullen ontmoeten, die hun halfslachtige
houding prijs geven en spontaan zul1 en
intreden in de principieele organisatie,
haar kracht versterken niet alleen, doch
door hun medewerking er toe zullen bij
dragen, dat de macht \an onze verecnigra-
gen er een wordt, waarmede overal ter
dege rekening dient te woa-den gehouden.
Wandelaar.
VLIEGTUIG NAAR INDIE.
De Directeur van het postkantoor te
Leiden deelt ons mede, dat 11 dezer een
vliegtuig van Schiphol zal vertrekken
naar Bandoeng teneinde het publiek in de
gelegenheid te stellen de Kerst- en Nieuw-
jaarscorrespondentie voor Ned. Indië te
verzenden. Dc correspondentie kan be
stemd zijn voor Karachi, Calcutta, Akijab,
Bangkok, Medan, Palembang, Batavia en
Bancloeng. Gewone correspondentie d.d.
11 dezer tot 2-dO aan het hoofdkantoor, 10
dezer tot 22 in de bijbussen gepost, wordt
met de aangeduide gelegenheid verzon
den. Gewoon aangeteekende stukken en
postwissels kunnen tot 10 dezer te 19.30
resp. 15 worden verzonden.
Het luchtrecht, dus behalve het gewone
port, bedraagt 40 et. per briefkaart of
postwissel en 75 cent per 20 gram voor
de overige stukken (brieven, drukwerken,
monsters enz.) Personen, die luchtcorres-
pondentie naar Ned. Indië wenschen te
verzenden, doch daar geen relaties heb
ben, kunnen hun stukken richten aan het
hoofd van de afd. Vervoer Posterijen
Bandoeng, welke autoriteit bereid is aan
verzoeken om terugzending van het stuk
te voldoen, mits de daarop vallende kos
ten voor terugzending met het retour-
vliegtrig, dat ongeveer een weck na aan
komt in Ned. Indië zal terupkeeren zijn
bijgevoegd of tijdig afzonderlijk zijn toe
gezonden, waarvoor o.a. gebruik kan wor
den gemaakt van Indische frankeer- en
luchtpostzegels of van antwoordcoupons.
Dc Indische postadministratie is voor
nemens voorrang te geven aan briefkaar
ten en andere kaarten niet in omslag. Te
rugzending enveloppen per luchtpost
kan derhalve niet worden gewaarborgd,
ook niet a's aangeteekend stuk. Indië zal
vermoedelijk een luchtrecht heffen van 40
cent per briefkaart of postwissel en 75
cent per 20 gram voor dc overige stuk
ken.
INGEZONDEN STUKKEN
St. Joseph's Gcz. Ver.
Dat de Studie- en Deb.club van de Leid-
sche Gez. Ver. het aandurft, een sociale
cursus te organiseeren, is een zoo mooi iets,
dat wij gaaine al onze krachten inspannen,
om het te doen slagen.
UIT DE RADIO-WERELD.
Malmö verdwijnt.
„World Radio" meldt, ,-dat het stafion
Malmö tegen Kerstmis a.s. door den nieu
wen zender in llörby zal worden vervan
gen. De energie bedraagt 20 KW.
Verdringt de radio de gewone telegraaf?
De gewone telegraafdienst heeft oen
zwaren strijd tc voeren tegen do radio,
waarin hij eerlang, wat persaangelegcn-
heden betreft, zeker het onderspit zal
moeten delven. Hoewel de persagent
schappen in Amerika than3 nog dagelijks
ongeveer 5.000.000 woorden langs de tele
graaflijnen- en kabels uitzenden, wordt
meer en meer gebruik gemaakt van den
cs-aadloozen dienst. De Federale Radio
Commissie heeft onlangs aan de pers
agentschappen en de vereenigingen van
dagbladen concessie gegeven voor den
bouw van niet minder dan 16 kortcgolf-
stations
Radio en film.
De Parlcmount-filmmaatschappij bouwt
op het oogenblik een 5 KW-zender te Los
Angeles waarvan de energie later op 50
KW zal worden gebracht. Men beoogt mot
dezen zender niet alleen het uitzenden
van concerten e.d. maar ook, zooals van
zelf spreekt, voordrachten over filmtech
niek, terwijl bovendien de dagelijks bin-
nenstroomende vloed van brieven van be
langstellenden in de filmtechniek zal wor
den behandeld, daar de schriftelijke be
antwoording ei-van onmogelijk is geble
ken.
Tevens hoopt men in dc toekomst dit
station te gebruiken voor de draadlooze
uitzending van sprekende films.
Radio-muziek op schooi.
De Radio Corporation of America heeft
het initiatief genomen tot het geven van
een reeks concerten voor scholen. De con
certen staan onder leiding van den beken
den dirigent Walter Damrosch en zijn ge
splitst in 4 series, elk van 12 concerten.
Deze indeeling houdt verband met den
leeftijd en do ontwikekling der leerlin
gen.
Zoowel lagere, middelbare als hoogere
onderwijsinrichtingen zullen deze concer
ten volgen, die door 26 zenders over ge-
hcèl Amerika zullen worden uitgezonden
en die zoodoende in duizenden klasselo
kalen zullen worden gehoord.
Het doel is dc leerlingen van werkelijke
goede muziek te laten genieten en hun
muzikaal gevoel te ontwikkelen.
Het zendstation te Kootwijk.
Door het departement van Financiën is
ten behoeve van den Radiodienst tc Koot
wijk aanbesteed hot bouwen van twee
zendgebouwen en andere bouwwerken on
verbouwingen. Ingeleverd werden 27 bil
jetten. Hoogste inschrijver was J. Witte
brood te Beemster voor 92.800; laagste
J. Baron te Drachten voor 64.887.
Het is nu eenmaal een feit, dat vele ka
tholieke jongemannen niet weten, welk ge
vaar er schuilt in het socialisme. Hei doet
zich zoo schoon voor, het prijst zich zei ven
aan door zulke lokkende theoriecn, liet
houdt den arbeiders voor de felle schijn
werpers van ontwapening en medezeggen
schap, ja, het :s zich als het ware bewust,
dat zijn leer alleen do wereld redden kan.
Het is zaak dat al onze jongens en jonge
mannen paraat zijn, want slechts dan, als
wij kennen het socialisme, kunnen wij ons
met de kennis van ons heerlijk Roomsch
geloof, verdedigen.
Gij, leden der St. Jos. Gez. Ver., begrijpt
gij uw plicht? Gij wilt toch weten wat ons
in de maatschappij te doen staat, willen wij
die behouden voor Christus? Welnu, laat
deze gelegenheid niet voorbijgaan Kaarten
met recht van toegang voor alle avonden
worden u gratis verstrekt. Laten wij allen
toonen deze hoogst belangrijke zaak te be
grijpen, want ook in dit opzicht kunnen wij
spreken van succes, als ons Gezellenhuis ge
vuld is met de mannen en jongelingen van
onze mooie vereeniging.
Tot Dinsdagavond half negen.
S. M.
FEUILLETON.
Vrij bewerkt naar het Duitsch
door P. G. H oc k s.
25)
„Weet u dat dan al? Van wien hebt u
't gehoord?"
„Van Wilhelm, den koetsier. Hij vertelt
me bijna alles, wat er op 't slot voorvalt.
Hij is een goede kennis van me. Kent u
hier al eenige menschen, mijnheer
Schmidt?"
„Nog zoowat niemand".
„Als u tijd hebt, moest u eens met mc
meegaan. Ik ben op weg naar de dorps
herberg. Daar hebben de voornaamste lui
van het dorp zoo'n soort sociëteit opge
richt. Eens in de week komen we daar bij
elkaar en dat is nu juist vanavond. Als u
gelegenheid hebt, kan ik u aan hen voor
stellen en kunt u kennis met hen maken."
„Heel graag."
Gezellig keuvelend wandelden ze naast
elkander voort en kwamen zoo in „De
Gouden Leeuw".
Grauer stelde Heinrich aan de aanwezi
gen voor en nadat de kennis gemaakt was,
zetten ze zich in den kring der bezoekers
neer. Er werd druk gesproken over een
fabriek, die twee Amerikanen, vader en
kleinzoon in het dorp wilden bouwen en dio
arbeid zou verschalfen aan verscheidene
inwoners. Men was juist bezig het voor
en tegen van een fabrieksinrichting te be
spreken, toen de beide Amerikanen bin
nentraden, die door de aanwezigen harte
lijk begroet werden. De oudste van hen
was reeds een man op leeftijd, een zeven
tiger, terwijl de jongste tegen de dertig
scheen te loopen. Het bleken gezellige lui
te zijn, want ze namen dadelijk in den
kring plaats en al heel gauw was het ge
sprek weer in vollen gang.
„U was een en twintig, toen u t' land
verliet om naar Amerika te gaan. Zei u
dat zoo even niet, mijnheer Tanner?'
vroeg de burgemeester.
„U hebt goed verstaan, burgemeester".
„Was u koopman?"
„Neen, ik was officier. Een liefdesge
schiedenis was oorzaak, dat ik 't land
verliet en 't heeft jaren geduurd, eer ik
over de teleurstelling heen was. Maar van
achteren beschouwd, ben ik er later blij
over geweest. Nu ik weer hier in de streek
teruggekeerd ben, is de gedachte eraan
weer een beetje naar voren gekomen, dat
begrijpt u wel".
„Dat kan ik me best begrijpen", viel
de dorpsonderwijzer hem in de rede. ..Dan
komt de herinnering aan alles, wat vroe
ger geschied is, weer boven. U had, om
zoo te zeggen, een meisje lief van hooge
geboorte. Ook zij beminde u, maar haar
oude heer stak een spaak in 't wiel, ver
bood haar allen omgang met u, daarna
schaakte u het meisje en vluchtte met
haar naar Amerika".
„U hebt 't aardig verzonnen, meester,
en ik bewonder uw phantasie. Aan u is
oen romanschrijver veiloren gegaan. En
toch, zooals u 't daar voorstelt is 't niet
gegaan".
„U zegt daar, mijnheer Tanner", bracht
de buigemeester in t midden, „dat aan
onzen leeraar der jeugd een romanschrij
ver verloren is gegaan. Maar dat is toch
niet heelemaal waar, want hij heeft zoo
nu en dan al eers een novellctje in de
courant laten drukken. Zijn laatste stukje
was al heel aardig. Het heette: „de dooie
koe".
„Cch, burgemeester, spreek daar nu
alstublieft niet verder meer over. Mijn
heer Tanner zou een te hoogen dunk van
me krijgen".
„O, neen", viel de heer Tanner hem in
de reden. „Ik vind 't zeer vereerend voor
me met een schrijver zooals u er een is,
kennis te maken".
„Och, ik laat me er hec'emaal niet op
doorstaan", zei de schoolmeester. ,^tk
dce 't zoo goed, als ik kan".
„Nu, als ik u er een genoegen mee kan
doen, wil ik graag ook mijn geschiedenis
verhalen. Op mijn leeftijd denk ik daar
heel anders over, dan een dikke veertig
jaar terug, toen ik een jongmensch van
twintig was en kan me nu niet begrijpen,
hoe ik zoo dwaas kon wezen een meisje te
beminnen, van wie ik reeds tevoren wist,
dat ze naar geboorte en stand, nooit de
mijne zou kunnen of mogen worden. Doch
de liefde is blind, zegt het spreekwoord
en de liefde maakte ook mij blind. De per
sonen, die in mijn tresohie lenis voorko
men, zijn waarschijnlijk reeds allen gestor
ven en daar ik geen namen zal nucmen,
heb ik er geen bezwaar tegen, dat u de
stof verwerkt voor uw weekblad. Ik zal
dus maar beginnen op ouderwetscho ma
nier: daar was creis.
Daar was ereis een officier, die officier
was ik, die dol verliefd was op een aar
dig meisje en dat aardige meisje mocht
ock mij graag lijden dat scheen ten
minste zoo. De jonge gravin het was
namelijk een gravin was niet bepaald
een schoonheid ,maar ze was jong, eerst
zeventien jaar oud, heerlijk om te zien en
frisch en gezond. Wat mij het meest in
haar aantrok was haar pikante geest, die,
op 't kant e af, wel eens hatelijk kon
worden en wat mïi in 't bijzonder vleide,
was, dat ze mij den voorrang gaf boven
zooveel andere heeren, die haar het hof
maakten. Toen ik haar op zekeren dag
alleen ontmoette, waagde ik 't haar mijn
liefde te verklaren, waarmee ze zeer in
genomen was. Zoo nu en dan spraken we
elkaar in den slottuin en om er zeker van
te zijn, dat we niet door andoren cn voor
al niet door haar vader, den graaf, zou
den verrest worden, stond een vriendin
van haar. een arm, jong adellijk dametje,
die ze als gezelschapsjuffrouw tot zich
genomen had, op den uitkijk .Die geheime
somenkomsten vond ik op de duur niet
behoorlijk en het stuitte me tegen de
borst daarmeö voort te gaan. Als officier
hinderde mij dat geheimzinnige gedoe.
Recht door zee was altijd mijn leus en
daarom nam ik een kloek besluit. Zonder
dat mijn geliefde bet wist, begaf ik me
naar haar vader en vroeg hem om de
hand van ziin dochter. Maar ik kwam bij
den duivel te biecht. Zoo vroeg hij me
o.a., hoe groot mijn inkomen was en toen
ik hem antwoordde, dat ik niets bezat en
enkel van mijn tractement leven moest,
barstte hij uit in een hoonend gelach en
riep: „Dat is sterk! Neen maar, dat is
sterk!"
„En kent mijn dochter u?" vroeg hij
dan.
Juist wilde ik hom vertellen, dat we
elkaar reeds lang kenden en dat wij veel
van elkander hielden, toen de deur open
ging en gravin Louise met haar vriendin
de kamer binnentrad. Tic zag, dat ze
schrok, toen ze me zag en ook, hoo haar
gelaat veranderde en een toornige uit
drukking aannam. Ze kreeg een hevige
kleur en toen haar vader haar vroeg:
„Kent u dezen heer?" wierp ze trotsch
het hoofd in den nek en antwoord he afge
meten: „Ik heb een paar maal met hem
gedanst. Verder heb ik niet de eer hem
ontmoet te hebben".
Ik meende verkeerd te hebben gehoord.
De graaf vervolgde: „Deze heer heeft
mij zoo even om uw hond gevraag'1. Hebt
u hem daartoe aanleiding gegeven."
„Neen", antwoordde ze kort en'voegde
er hatelijk lachend aan toe: „Ik begrijp
niet, waar mijnheer de driestheid vandaan
haalt, zooiets te durven doen."
Toen wendde ze zich tot haar gezel
schapsjuffrouw en vroeg: „Begrijr t u het
Ulrikc?"
„Ik evenmin", antwoordde dat valsi-ke
mcnsch. En u moet weten, dat ze zoo dik
wijls voor ons op den uitkijk gestaan had."
„Ik ben gerust gesteld", zei nu de graaf
en zich tct mij wendend, maakte hij een
diepe, buiging, en zei zoo spotten-! moge
lijk: „U hoort het. mijnheer!"
(Wordt vervolgd)