h
DE AFGELOOPEN WEEK IN HET
BUITENLAND
LIEFDE'S
JEUGDDROOM
TWEEDE BLAD
DE LEIDSCHE COURANT
2ATERDAG 15 SEPTEMBER 1928
Italië
"«l) TJV rr
Tot weerziens! Nederland heeft
leze week afscheid genomen van den Vol-
jenbondsraad. Het was met Columbia en
China aan de beurt van aftreden en maak-
;e in tegenstelling met China, dat blijven
«rilde, gaarne plaats voor een ander.
Verleden week Zaterdag werd daarom
Thr. Beelaerts van Blokland in de laatste
aijeenkomst van den Raad gehuldigd voor
le vele diensten, welke hij in den Raad ge
presteerd heeft. En deze hulde was zonder
:enigen twijfel ten volle verdiend.
In plaats van de aftredende landen zijn
hans gekozen: Perziê, Spanje en Vene
zuela.
De Volkenbondsraad is nu als volgt sa-
.engesteld:
Er zijn vijf permanente leden, te weten
uitschland, Frankrijk, Groot-Brittannië,
ië en Japan.
Er zijn negen nieLpermanente leden, die
nu de laatste drie leden-op-korteren-ter-
mijn zijn afgetreden, allen voor drie jaar
zitting hebben, met dien verstande, dat elk
jaar een derde van het totaai moet aftre
den.
Deze negen zijn: Chili, Polen en Roeme
nië (moeten aftreden in 1929), Canada, Cu
ba en Finland (moeten aftreden in 1930),
ïerzië, Spanje en Venezuela (moeten aftre
den in 1931). Van deze negen zijn er twee,
iPolen en Spanje, onderscheidenlijk in 1929
en 1931 herkiesbaar.
Ontnuchtering. Hoe lang is het
-leden, dat het Parijsche volk riep: „Leve
Stresemann, leve de vredeHoe lang is
het geleden, dat minister Briand bij gele
genheid van de onderteekcning van het
Kellbgg-pact een hoogdravende rede hield
over den vrede Een paar luttele dagen
Was dat dezelfde Briand, die Maandag
in de Vergadering van den Volkenbond
zulk een donderrede hield, dat heel Euro
pa er kippetjes-vel van kreeg?
Wat was er gebeurd?
Zaterdag van te voren had de Duitsche
rijkskanselier Hermann Müller gesproken
over den Duitschen vredeswil en over de
Duitsche ontwapening en erop gewezen,
dat nu Duitschland het voorbeeld gegeven
heeft, het zoo langzamerhand eens tijd
wordt, dat ook de andere mogendheden
him goeden wil toonen. Men praat wel,
maar gedaan wordt er niets. De ontwape
ning schijnt totaal van de baan en ondanks
alle beloften te Locarno gedaan, denken de
Franschen er niet over om het Rijnland te
ontruimen.
Wat de Duitsche rijkskanselier toen zei-
de, was niets anders dan weergeven, wat
niet alleen de Duitschers denken, maar ook
vele „neutralen".
Briand was er evenwel herig door in zijn
•wiek geschoten en Maandag heeft hij Mül
ler zijn vet teruggegeven.
Het kwam in t' kort hierop neer:
„Zoo gemakkelijk gaat dat maar niet met
die ontwapening. En of jullie Duitschers
nu al pochen, dat jullie ontwapend zijn, dat
moeten we maar gelooven. Jullie kunt alle
mogelijke reserves oproepen en jullie fa
brieken omzetten in fabrieken voor oor
logstuig. Er zijn 100.000 man beroepssolda
ten bij de Duitsche Rijkswcer, die dank ^ij
het lange dienstverband een geducht ka
der vormen voor een eventueel te vormen
leger. (Tusschen haakjesdat lange dienst
verband is n.b. in het verdrag van Ver
sailles zelf voorgeschrevenWij moeten
dus wel een beetje voorzichtig zijn."
Aldus sprak Briand. Poincaré had het
hem niet kunnen verbeteren.
Als Stres emann tegenwoordig geweest
was, hij zou zijn oogen hebben uitgewreven
en gezegd hebben: „Hé Briand, ben je niet
lekker, man? Wat bezielt je? Was het
wijntje vandaag minder lekker dan te
Thoiry, of bevalt het meer van Genève je
minder dan dat van Locarno?"
Briands rede werkte als een knuppel in
het kippenhok.
Men sprak reeds van het einde der
Fransch-Duitsche toenadering, doch zoo
erg bleek het niet te zijn. Briand heeft in
een gesprek met de pers reeds dien eigen
dag water bij zijn wijn gedaan en ook Mül
ler heeft in een persgesprek getoond, dat
hij de zaken niet zoo tragisch opvat.
Een Rheinisches Madel....
Misschien was het donderbuitje van
Briand wel een middel om de lucht eens
te doen opklaren, opdat de besprekingen
over de vervroegde Rijnlandontruiming
zouden mogen vlotten in een atmosfeer van
welwillendheid en onderling begrijpen.
De Franschen toonen evenwel vooralsnog
weinig lust om den Rijn te verlaten. „Ein
Rheinisches Madel beim Rheinischen Wein,
das musz ja der Himmel auf Erden sein."
En waar het zoo „hemelsch" is, niet
waar, daar is het goed te blijven.
Formeel staat de zaak zóó, dat in 1930
de tweede Rijnlandzone (die van Coblenz)
en in 1935 de derde (die van Mainz) wordt
ontruimd, maar dat die ontruiming wordt
vervroegd als Duitschland al zijn verdrags
verplichtingen is nagekomen. De vraag:
moet het Rijnland zoo spoedig mogelijk
door de 67.000 Franschen, Belgen en En-
gelschen worden ontruimd? wordt dus be
antwoord door het antwoord op die ande
re vraag: Is Duitschland zijn verdragsver
plichtingen na-gekomen
Berlijns antwoord op die vraag ligt voor
de handhet luidt; „wij zijn al onze ver
dragsverplichtingen nagekomen: wat de
militaire betreft is dit door de controle
commissie geconstateerd; wij hebben poli
tieke garanties gegeven door Locarno, en
financieele door de aanvaarding van het
Dawes-plan. Ge wilt met ontruiming toch
niet wachten tot de laatste mark betaald
is Gaat weg, het zal u nooit berouwen.
Er zal een hartelijke toenadering op vol
gen, die thans door het „ijzeren scherm"
van soldaten wordt belet."
Wat is hierop de Fransche repliek: „Wij
l%ten on3 niet met een kluitje in het riet
sturen. De aanvaarding van het Dawes-
plan is geen afdoende garantie voor werke
lijke betaling: ge zult nog anders over de
brug moeten komen. En bovendien, Locar
no staat niet op zichzelfde geest van Lo
carno eischt, dat D.uitsohland aan Polen
evenveel garanties geoft als aan Frankrijk
en België, zoowel door zijn eigen houding
als door invloed te oefenen op de Sovjet-
Unie. Eerst als dit alles geschied is, kun
nen wij u volkomen vertrouwen, en gaan
wij eerder heen."
Dat zijn de twee uiterste standpunten.
Het is evenwel de vraag of zij gehandhaafd
zullen worden. Of Frankrijk al deze waar
borgen zal blijven eischen en of Duitsch
land nog niet een waarborg.je er bij zal
doen, wat het thans nog weigert.
Het gaat voornamelijk tusschen deze
twee landen, want de andere bezettende
mogendheden willen graag weg, als Frank
rijk ook maar weggaat.
De besprekingen over dit vraagstuk
worden zorgvuldig geheim gehouden, maar
naar in „welingelichte kringen" verluidt,
Hebben zij geen onbevredigend verloop. Zij
worden morgen, Zondag, voortgezet.
Een herinnering. In dit ver
band even een herinnering aan een histo
risch moment.
Het was Woensdag 7 Mei 3919. De Duit
sche delegatie trad het Klein Trianon te
Versailles binnen, om daar het verdrag in
ontvaugst te nemen, dat na maandenlang
geconfereer was opgesteld. „De tijd is ge
komen. om de rekening te vereffenen,"
klonk het uit den mond van Clemenceau.
„Ik maak mij geen illusies omtrent uw ge
voelens," repliceerde de Duitsche gedele
geerde, „maar ik heb een bondgenoot, het
recht, dat ons door het wapenstilstands
verdrag (de 14 punten) gegeven is."
Deze aanvoerder der Duitsche delegatie
ried de partijen in Duitschland aan de on-
derteetcning van dit verdrag te weigeren.
Men dorst het niet aan. Toch had deze
Duitsche diplomaat gelijk gehad. Want on
langs flapte Lloyd George, in een gesprek
met Thcodor Wolff van het Berliner Ta-
geblatt, er uit: ja, wij hadden ook niet er
op gerekend, dat ge teekenen zoudtZoo
was he'. De staatslieden, in Versailles bij
een, hadden maar één angst: dat de Duit
schers ruggegraat zouden hebben. Dan was
het met het verdrag in dien vorm gedaan
geweest.
En dan stond de Rijnlandkwestie er wel
licht ook anders voor.
Deze diplomaat met ruggegraat, die den
toestand juist overzag, was graaf Brock-
dorf Rantzau, die dezer dagen te Moskou
plotseling is overleden.
Een lustrum. Tot slot het eerste
lustrum van Primo's dictatuur in Spanje.
Donderdag was het juist 5 jaar geleden,
dat Spanje's dictator het land redde. Het.
moest luisterrijk gevierd worden. Inder
daad is het door het heele land gevierd. In
Madrid met een groote optocht en in de
provincie met een samenzwering. Tot meer
dere glorie van Prirfio zijn honderden ge
arresteerd onder Primo's tegenstanders,
maar uit de voortdurende samenzweringen
tegen Primo's bewind blijkt toch wel, dat
er heel wat Spanjaarden zijn, die een te
rugkeer tot het constitutionalisme wen-
schen, of althans Primo weg willen hebben.
Of Primo ooit zijn tweede lustrum halen
zal
BRIEVEN VAN EEN WANDELAAR.
LVI.
In de bussen of onder de deur, wordt
vooral in de volkswijken een blaadje ge
stopt wat zich aandient als „Propaganda
blad van de afdeeling Leiden der Sociaal-
Democratische Arbeiderspartij". Wij willen
even de moeite doen eenige beschouwingen
aan den inhoud van dit blaadje te wijden
en eens te vergelijken of wat daarin wordt
geschreven nu inderdaad zoo ver uitsteekt
boven datgene wat aan de zijde van de
Kath. vakbeweging wordt gedaan. Als men
zoo oppervlakkig leest wat door de S. D.
A. P. in hare zorg wordt betrokken, zou
men allicht tot, de conclusie kunnen komen,
dat die arbeiders toch maar goed af zijn
in de S. D. A. P. en dat hun belangen daar
een prima verzorging vinden, in tegenstel
ling met wat aan onze kant wordt gedaan.
Men is er immers op uit in dit blaadje de
alleen zaligmakende leer te verkondigen,
dat slechts in de rijen van de S. D. A. P.
de werken worden beoefend van stoffclijk-
ja zelfs zedelijk belang van de groote mas
sa der werkers voor het dagelijksch brood.
Dit is niet alleen een tikje arrogant, doch
in vele opzichten overdreven, om nu niet
eens van demagogie te spreken. Immers is
het al van weinig kennis getuigende, wat
anderen doen, als men een toon aanslaat
die doet veronderstellen dat als men hot
lidmaatschap van do S. D. A. P. bezit, te
gelijk zich toebedeeld ziet een reeks van
voordeelen, die wel de begeerlijkheid kun
nen opwekken, doch zullen blijken te zijn
beloften, en niets anders dan beloften,
waarvan de vervulling nog in het verre ver
schiet ligt, om niet te spreken van een uto
pie, die vervaagt, naarmate men met des
te grooter verlangen de vervulling tege
moet ziet.
De lectuur van alle geschrijf in de S. D.
A. P. bladen en geschriften is overigens
zeer leerzaam en of men leest de door de
grootore goden of de mindere verkondigde
theoriën, steeds zal men daarin zien een
hengeten naar de gunst van de massa, een
opzetten van stellingen en een om hals
brengen van problemen, die wel wat
vorm betreft, vaak goed verzorgd zijn, doch
waarvan de logica dikwijls zeer ver te zoe
ken is. Het is heusch geen nieuwe conclu
sie welke wij stellen en meerdere vóór ons
en talrijke na ons zullen het eveneens doen,
dat het socialisme sterk doet aan leuzen,
die eigenlijk en alleen de propaganda op
peil moeten houden en tracht den argeloo-
zen lezer karren zands in de oogen to
strooien en hem het normaal beschouwen
van de dingen der werkelijkheid te belet
ten. Immers, de leiders weten vooraf, dat
van al die schoone en gemakkelijk te ge
ven beloften een miniem percentage te ver
overen valt en dat, hoe keurig en smaak
vol ook gegoten in woord en geschrift, de
werkelijkheid het wel anders leert Het is
slechts een op een hoop jagen van ontevre
denen en kankeraars, die bij welk systeem
van regeerir.gsvorm of sociale verzox-ging
dan ook, immer zullen blijven menschen
die nooit te bevredigen zijn. Waarbij dan
ook nog komt het hameren op de volksziel
over dingen, die in elk systeem wel een
onbevredigde oplossing zullen vinden.
Vandaar bij die propaganda dat gemis
aan erkenning van wat anderen doen, welk
streven wordt verkleind of zelfs ontkend
en waar eigenlijk en alleen een heele dosis
bijbedoelingen worden gesuggereerd aan de
massa, die vaak in blind volgen den leiders
het gelijk toekent. In de openbare licha
men van bestuur onderkent men al dadelijk
de tactiek van de leidende S. D. A. P.-man-
nen. Het is daar een voortdurend spel van
critiek op de daden van de tegenoverstaan
de partijen en een spreken, vaak over de
eenvoudigste zaken, voor de tribune of de
courant, die kosteloos het gesprokene aan
de massa overbrengt. Wat wordt in die
raadszalen geleverd aan opbouwende cri
tiek en wat wordt de massa nu beter van
alles wat daar met veelheid van woorden,
en veelal snorkende phrasen en met breed
gebaar wordt verkondigd? Pover is veelal
het succes er. ook dit wordt weer geweten
aan de overzijde die zwemt in conservatis
me, die doof blijft voor een argumentatie,
welke ten doel heeft het welvaartspeil en
de verheffing van de massa te vervolma
ken. En de massa laat zich dab veelal aan
leunen en gaat zien in die goedo verzor
gers van hare belangen, de eenig goede en
vertrouwbare mannen. Dezelfde tactiele
wordt ook toegepast in het propaganda-
blaadje, waar men een program ontwik
keld vindt, waarin de schrijver (Tj.) het doet
voorkomen of alleen de S. D. A. P. de mas
sa „Omhoog" vuurt, zooals hij dit in het
opschrift aangeeft en dan verder uitwerkt.
Hij begint met te zeggen dat het verwijt
dat de 8. D. A. P. alleen het stoffelijke be
oogt, misleiding is. Doch als men dan de
opsomming leest van de middelen welke do
S. D. A. P. aanwendt tot heil van de massa
en steunpunten bij de actie, dan vindt men
daarin terug goede bekenden die ook in do
R.-K. Vakbeweging soliede verzorging vin
den. "Wanneer hij spreekt van arbeid j-
ontwikkeling, betere inrichting van het la-
geronderwijs, langer leertijd, volksconcer
ten en den aanleg van parken en plantsoe
nen en daarbij zegt dat dit alles steeds den
steun van de S. D. gehid heeft, dan is
dit heusch geen uitblinker, geen reden om
daar nu zoo bijzonder op te stoffen. Min
stens even vèr, zooal niet verder zijn daar
in onze R.-K. Organisaties, die aan die za
ken voortdurend aandacht schenken. Ze
ker, niet met de middelen en de bedoelin
gen welke het zout zijn van de S. D. actie,
doch desalniettemin met belangrijk resul
taat. Het gevoel van eigenwaardo, van
mensch zijn wil de S. D. den mensch bij
brengen, doch dan toch slechts in stoffe-
lijken zin. Daar vèr boven uit steekt de
Katholieke organisatie, die ook dit bewust
zijn bijbrengt en bovendien het veel voor
namer zieleheil met voortdurende zorgen
omringt en het bewustzijn van een hooger
levensdoel haar leden voorhoudt. De
schrijver schampert „de mensch leeft niet
van brood alleen" en dat is ook zooDoch
men meeno nu niet dat hij dan tipt slechts
naar een hooger, geestelijke ontwikkeling,
doch een die slechts voortvloeit uit het le
zen van een boek, het zien van een tooneel-
werk, het aanhooren van een concert cn
vooral de Zondagmorgen-bijeenkomsten,
die niet bedoeld zijn als middelpunten waar
zielevoedsel valt te vergaren, doch alleen
enkele verrijking van den geest.
Natuurgenot wil hij hen doen smaken,
doch dan alleen met het bloote oog en niet
in het bewustzijn dat er Een is die dit alles
heeft geschapen en Wien daarvoor dank en
lof toekomt. Materialist als hij is opgevoed,
zal den door schrijver bedoelden natuur-
genieter zoo enorm veel verliezen van die
DE VERBINDING MET INDlS
VOORHEEN EN THANS
De heer F. uit Den Haag schrijft ons het
volgende
Daar was een tijd, dat een brief naar
Oost-Indië per zeilschip moest worden ver
zonden en ongeveer 120 dagen onderweg
was. Een antwoord op zoo'n brief deed er
ook 120 dagen over, zoodat pl.m. 9 maanden
voor vraag en antwoord noodig waren, 270
dagen. De reis ging langs de Westkust van
Afrika en Kaap de Goede Hoop naar Java.
Detijd brak aan, dat het Kanaal door da
landengte van Suez werd gegraven en daar-*
mede een veel kortere weg naar Indië ge
opend.
De stoomboot maakte groote vorderingen
en steeds sneller varende stoomschepen de*
den den afstand tusschen het Vaderland ert
den Oost steeds kleiner worden, aangezien
deze booten hun koers door het bovenge*
noemd Suez-Kanaal namen, waardoor brie*
ven in 30 a 32 dagen werden overgebracht»
Dat was de zeepost.
Algemeen wordt thans van de trein go*
bruik gemaakt om brieven te verzenden
hetzij via Marseille hetzij via Genua, waar
door een 10-tal dagen wordt gewonnen en!
correspondentie in pl.m. 25 dagen in detf
Oost komt.
Het duurde nog veel to lang. Nog to veel
tijd was er mede gemoeid.
De vliegtuigen zouden het record elaan|
en zij deden het ook.
Een ieder, die geregeld zijn krant least»
zal zich herinneren dat Luitenant Kop pad
in ongeveer 13 dagen naar Indië vloog en
zijn terugreis met brieven enz. aanboord in
12 dagen terugkeerde, zoodat da brieven
nog warm waren van de tropische zon toenj
belanghebbenden ze in ontvangst namon.
In 25 dagen vraag en antwoord I
De telegrafische verbinding met onze In
dische bezittingen was intusschen een feilj
geworden. Op een telegram daarheen had
men gewoonlijk in 6 a 7 uur entwoord.
Achtereenvolgens kregen we de telefoon,
de draadlooze telegrafie, eindelijk het spre
ken zonder draad.
De RadioSpreken met Indië, de stem
men vernemen van familileleden die jaren
afwezig waren en aan het ondereinde der
aarde woonden.
Men heeft gelezen van de kruisgesprek-
ken met Indië door het Hoofdbestuur der.
Posterijen, Telegrafie en Telefonie Ingesteld
Schrijver dezer had het voorrecht mel^
familie te Weltevreden te mogen spreken,
Het was een gedenkwaardige nooit te ver-^
geten dag,toen mijn familie zich aan 't hoofd
bestuur bevond en toegelaten werd tot de(
studio (spreekkamer), het vertrek vol ge
heimzinnigheid en spanning. Het was toen
ongeveer 5 uur nam, terwijl te Weltevreden
do klok half twaalf 's nachts aanwees.
De groote gebeurtenis zou een aanvang
nemen. Een ingenieur noodigde ons plaotsj
te nemen en wij tooiden ons met een kop>»
telefoon om daarna beurtelings door den
microfoon te spreken, die onw stemgeluid
zou overbrengen aan de familie op een afi
stand van 12 a 14.000 kilometers.
Toen gebeurde het wonderbare
„Hallo Weltevreden" en in minder daq
geen tijd, kwam het antwoord, klaar en dui
delijk „Hier Weltevreden" en spraken wij
met dochter, echtgenoot en kleinkinderen
Vragen en antwoorden volgden elkander
snel op, het was zóó duidelijk, dat het waa
alsof men van aangezicht tot aangezicht
stond. Onze laatste woorden waren „goedg
nacht", waarop van Weltevreden hot anh»
woord kwam „smakelijk eten".
Het was verrukkelijk om -nimmer te ver«
geten.
Nog een verrassing volgde. De volgendd
ochtend 7 uur kwam er een telegram uit
Semarang met het vroolijke nieuwtje, dat
een ander familielid aldaar, het geheelo ge
sprek had afgeluisterd!
FEUILLETON.
Uit het Engelsch van
EFFIE A. ROWLANDS.
Nadruk verboden.
De eerste was vijftig jaar geleden, toen
hij zijn oude tehuis moest vaarwel zeggen.
Hij was toen nog maar een jongen van
vijftien en ik was vijf jaar ouder. Het
rijtuig stond voor de deur om hem naar het
station te brengen. Mevrouw Emberson, de
arme vrouw snikte. De oude squire zag
eruit alsof hij den genadeslag had gekre
gen. Carlton was doodsbleek, maar zijn
oogen schitterden onnatuurlijk. Hij keerdë
zich naar mij en wees met zijn vinger naar
het oude grijze huis.
Den een of anderen dag zal het weer
van mij zijn, Harry, zei hij, ik zweer het
je! Ik ging naar Indië maar af en toe
hoorde ik over je vader spreken als over
een goed zakenman en een koen financier.
Toen mijn vader stierf trok ik mij uit het
|eger terug en vestigde mij hier. Anderhalf
jaar geleden hoorde ik vertrouwelijk, dat
heb naburige landgoed weer in veiling zou
komen. Met wat moeite kwam ik te weten
waar mijn vriend uithing en ik vertelde
heb hem.
Mijn God! riep hij uit. Het komt
V1jf jaar te vroeg!
De wanhoop, Dick, die ik op zijn ge
zicht zag, bleef me nog welcen daarna bij.
Ik was niet in staat om hem te helpen,
want, weet je, ik ben lieelemaal geen rijk
man, ofschoon Enid binnenkort een kleine
erfenis krijgt. Het landgoed werd ver
kocht en ik hoorde niets meer van je va
der. Je kunt je mijn verbazing en vreugde
voorstellen, toen je vader ten slotte tofch
kooper bleek en je kunt daaruit ook zien
wat een ontzaggelijke taak hij op zich
genomen heeft. Hoe hij zijn moeilijkheden
te boven kwam, weet ik niet, maar het
heeft zijn sporen bij je vader achter gela
ten, Dick.
Ik wou dat hij me meer in vertrou
wen nam, zei de jongeman ernstig.
Hij is een beste vader voor mij ge
weest en toch, ziet u kolonel, kan ik me
met u meer vrij uitspreken, dan met hem.
Ah, viel hij zich zelf verheugd in de rede,
toen een aardig pony-rijtuigje getrokken
door twee dikke ponies de oprijlaan in
kwam. Daar zijn ze!
Met een paar sprongen was Dick bij het
rijtuigje en hielp eerst mevrouw Anerley
daarna Enid uitstappen. Het laatste scheen
eenigszins moeilijker en langduriger te zijn
daar de hoofden van de twee dicht naar
elkaar toegingen en een arm zich otn het
middel van de dame legde.
Een stalknecht die to voorschijn was ge
komen bij het hooren van knarsende wie
len op het kiezelpad, keek een anderen
kant uit om een onbescheiden lachje te
verbergen en mevrouw Anerley zag met
een vragenden glimlach haar man aan. Hij
knikte en zij tikte Enid nu op den
schouder.
Slimraerdje! zei ze verwijtend,
waarom vertelde je niet waar het om ging,
zoodat ik thuis kon blijven om mijfe schoon
zoon te ontvangen.
Hij had nog v,'el op het laatste oogen-
blik van meeniug kunnen veranderen!
lachte ze.
Daarop sloot mevrouw Anerley Dick in
haar armen en stortte eenige vreugdetra
nen.
Toen de omhelsde vrij kwam, en een
beetje schaapachtig keek, zooals jonge
mannen na dergelijke emoties plegen te
doon, kwam kolonel Anerley hem te hulp.
Mary, beste, zei hij droog, als je
huilen wilt, is mijn schouder tot je be
schikking. Dick brandt van verlangen om
Enid te vertellen, hoe ik mij als een hard
vochtige vader heb doen kennen. Gaan
jullie nu maar, jongelui. Ik geef jullie een
half uur den tijd cm elkaar confidenties
te doen en je daarna weer als redelijke
menschen te gedragen.
Het tweetal maakte vlug van de toe
stemming gebruik, kalm naast elkaar voort
loopend, totdat eenige hooge heesters hen
bij den kromming van den weg aan de hen
volgende blikken onttrok. Toen stelde Dick
zich, volgens minnaars-zede, voor het lange
wachten schadeloos en toen Enid zich ten.
slotte blozend en bijna ademloos uit zijn
armen losmaakte, nam hij haar beide han
den in de zijne en keek haar lang en tee-
der aan. Dit is het wat hij zag: een huid,
waarvan de ongerepte friscliheid aan flu
weel deed denken en die bij elke emotie
een vluchtig rose doorschijnen liet; blond
haar dat haar gezicht als met een aureool
omgaf en oogen van een wonderlijk rein
diepblauw.
Dick, lieveling, zei ze met een ietwat
onzeker lachje, ik ben zoo gelukkig, zoo
innig gelukkig, er is maar één ding dat me
bezorgd maakt.
En wat is dat, liefste?
Het is dom van me, natuurlijk, maar
ik denk maar steeds aan het oude gezeg
de, dat ware liefde door strijd en moei
lijkheden moet gaan. En sedert we elkaar
voor het eerst zagen, heeft zich bij ons
nooit de minste hindernis voorgedaan. Bij
mij thuis zijn ze blij, jouw vader heeft er
ook niets op tegen, niet waar?
Dick bevestigde dit.
Hij zei me dat hij het zoo gewenscht
had van den eerste dag af dat hij jou zag.
Welnu dan, lachte Enid, een van
tweeën: of we maken het oude spreek
woord te schande, of het lot heeft voor ons
nog een leelijke poets in petto. Maar onze
liefde zal daar tegen bestand zijn, nietwaar
Dick?
Als antwoord wilde hij haar weer tegen
zich aan trekken, maar zij schudde het
hoofd.
Je bent toch wel heel, heel zeker
van jezelf, niet liefste? vroeg ze, met iets
van angst in haar stem. Ze zeggen dat voor
een man liefde zooveel minder beteekent
dan voor een vrouw.
Deze woorden zetten de jongeman aan
tot een hartstochtelijk protest.
Hoe kun je ook maar in de verste ver
ten aan dergelijke idiote praatjes geloo
ven? zei hij verwijtend. Kijk me aan,
En; 1 i zeg dan of je aan mij twijfelt.
Zijn grijze oogen lichtten en met een
l
y.ucht van tevredenheid legde ze bef
hoofd aan zijn schouder.
Neen, fluisterde zij, als ik aan joxf
moest twijfelen, zou ik ook moeten twijf^
len aan het beste dat in mezelf is!
Zijn arm gleed om haar middel en s4*
men gingen ze het sprookjesland der gou
den droomen binnen.
En Diclc yerliet het domein van hdg
Linden" zooals de bezitting van den kolo
nel werd genoemd, niet eerder dan juisl
vijf minuten voor het tijdstip van zijn va*
ders diner.
Tot morgen, lieveling! waren zijn la&tsté
woorden toen hij het hek uitsnelde.
O, Dick, ik wou dat het nu al morgei
was! klonk het vroolijke antwoord.
HOOFDSTUK II.
Ontnuchtering.
Den volgenden morgen vond Dick Enï-
berson bij de post een brief die een sch»*
duw wierp over zijn geluksstemming. Dio
brief was geschreven in een kloeke vrou
wenhand en luidde aldus:
Beste Dick. Kom vandaag tta&r
de stad, ik moet je onmiddellijk spre
ken! Geen uitvluchten! Wat ik je te
zeggen heb, betreft iemand die je erg
na staat en in levensgevaar verkeert.
Wanneer je weigert zal het je tot den
laatsten dag van je leven berouwen.
DENI8E BEVAft
(Wordt vervoigd).