Rechtzaken. KERKNIEUWS. KIEKJES. Nummer?????? Ik weefc zelf niet, welk nummer het moet zijn; maar, als er een nummer boven moet., dan kon het bijna „elf" wezen, want, o, mijnheer de Redacteur en ach, mijnheer de Redacteur, ik zit toch zoo in de war. In de war, maar wie zit er tegenwoordig niet eens in de war; en als alle menschen die in de war zitten, stukken in de krant gingen schrijven, dan werd het nog een grooter war-boel, want het gaat met in-de- war zijn als met ziekten. Iemand, die niets mankeert, voor zoover hij weet, hoort van een ander een opstandig relaas van zijn ziekte, en ja dan gebeurt liet niet zelden, dat hij ook zoo iets gevoelt en dan denkt en denkt en wacht en wacht, tot hij ten slotte besluit, en naar den dokter trekt om te spreken over zijn kwaal. En zoo gaat het ook met in-de-war-zijn. Hooren van iemand, die in de war is, maakt soms menschen in de.war. Maar toch, ik moet er op wagen, dat ik anderen ook in de war maak, want eigen lijk zit ik niet in de war, maar op slot toch maar als tweede in de war. Ik zit in de war over een ander, die in de war zit. In de war zit door de belasting. „Die zijn er meer", zegt U. En een ander zegt: „er moet geld wezen, dus moet er betaald worden, en als nu allen, die daar over in de war zaten, gingen schrijven, dan kon de krant zoo nu en dan wel een extra nummer uitgeven over de belasting". En ik antwoord, dat ik zoo iets niet zou willen; ofschoon het èn voor het publiek èn misschien ook voor de heeren, die aan de belasting werken, leerzaam kon zijn. In de war Het betreft een goeden kennis van mij, die ik al meer dan veertig jaren ken; hij is pastoor, en heeft ten koste van veel moeiten het zoo ver weten te brengen, dat hij na veel nu laat ik het woord maar noemen na veel bedelen een kerk en pastorie heeft kunnen bouwen, voor de duidelijkheid zeg ik erbij dat het buiten de stad is. Waar?????? dat doet niet ter zake. En trouwens er zijn er zooveel. „Dus die pastoor is klaar, dan behoeft hij toch niet te zuchten". Odus' aan de renten behoeft hij niet te denken! Over aflossingen moet hij geen zorg hebben? Ik begrijp dat de lezers gaan denken, dat wordt een bedelstukje; ik verzeker u op mijn woord van eer, ik Siegfried verze ker u, dat u daarvoor gerust niet behoeft te vreezen. Daartoe heb ik geen last cn ook geen lust, omdat ik weet, dat het niet „als- te-veel" geeft. Me vrind dan zit in de war, verschrikke lijk in de war, en wel over de belastingen. „O, die kan hij niet betalen. En daar voor komt ge Vragen.... volstrekt niet, we zijn toch nog niet zoover gevorderd, dat iemand zijn belasting bij elkaar moet bedelen. Ik heb er wel eens gehoord, dat zoo iets een enkelen maal gebeurt onder de Negers; maar dat is dan ook in, wat we kunnen noemen, de Negerij, maar hier is de beschaving te groot. In de war, en nu ga ik verder met mijn vriend. En zet voorop, dat hij zijn belasting en alle belastingen, die er ten koste van hem en van zijn kerk zijn, heeft betaald. Ik word hier onderbroken door iemand, ik hoor het als van ver door de radio. En er wordt mij gezegd: „maar kerken zijn toch vrij". Zeker mijnheer, die zijn vrij, vrij ten min ste van sommige belastingen. Ik was laatst bij me vriend, die juist be zig was' zijn belastingen, niet de bedragen, maar te soorten te tellen, en als ge zelf met de inkomstenbelasting er af bent, is het wel leerzaam ze te hooren. Ze waren: Inkomstenbelasting. Grondbe lasting van twee gemeenten. Waterschap- belasting oftewel Rijnlandsbundergeld. Pol derbelasting. Riool- en straatbelasting. Hon denbelasting en Personeele belasting. En voeg daar dan nog. bij, ging me vriend verder, dat ik voor me dienstboden en voor mijn koster zegeltjes moet plakken, dan heb je zoowat een idee, wat er af moet. „Nu ja dat zal alles best gaan", meende ik. Maar me lieve man, wat had ik het toen verkorven; hij stond niet op, maar vloog op, en in zijn vale kale toog die ik, nu in eens onder de tafel en achter zijn boeken vandaan gekomen kon zien, stapte hij naar de kluis'.... „Kluis", meent iemand, „ik heb geen ikluis; als daar een kluis is, dan is er ook wel geld". U redeneert zooals misschien "een belas tingambtenaar (hoort wel, ik zeg misschien redeneert), maar ik ken die kluis, en ik weet wat er in is', alles, behalve geld. Zoo'n kluis dient voor het bewaren van de boeken en bescheiden van de parochie. Naar de kluis dan, en hij haalde er uit een ordner vol met betaalde coupons, wierp die voor mij op tafel onder.... „en wie betaalt dat dan? wie denkt er aan, dat er ieder half jaar maar weer zevenduizend gulden rente moet betaald worden' Toen waagde ik het, zeker wat onvoor zichtig, met te zegen: „maar waar alles vandaan komt, zal ook dat wel vandaan ko men; en als er zooveel rente kan betaald ^worden, dan kan Dan komt het Rijk toch ook wat toe, ze ker; je moet rekenen, dat het Rijk van den bouw van een kerk niets heeft; weet je wel, dat als een pastoor na lang tobben zoover is gekomen, dat de schuld, die er is, weg is; en hij dan overgaat tot het uitschrijven van een leening, weet je wel hoeveel er dan be taald moet worden aan het Rijk? „Ik dacht van niets Daar heb je het, neen man, je bouwt vrij, behalve dat misschien de een of de andere rechtsman je keet eens openbreekt; maar verder bouw je vrij, maar aan zegelen van obligaties alleen hebben wij vijftienhonderd gulden betaald; dat wil dus zegen: voordat je een cent van je geleende geld ziet, zorg je eerst, dat het Rijk de zegelrechten krijgt „Nu jadat is nu eenmaal de wet Best.maar zeg me dan niet dat er nog niets betaald is. Vijftienhonderd gulden betaald, dat is in renten gerekend ieder jaar vijf-en-zeventig gulden. „Nu ja Neen, geen „nu ja". U moet ook inzien, en niet doen ah- een belastingambtenaar doet. Die er voor staat: „jongen dat is een mooi huis: daar is". Erin komt, wel niet veel ziet, maa.r toch zooveel kamers en gauw- noteert een kluis, een brandkast, kort en goed een pastorie vergelijkt met een ander huis, dat een particulier laat bouwen, en ge heel tot zijn eigen pleizier laat bouwen en gebruikt „Maar een pastoor is toch Zoo goed als eigenaar wil je zeker zeg gen. als |>et zoo wasdan kon men hem gelijk stellen met iemand die r ij k e ja ren maakt, zijn oude huis doet sloopen, en er een ander voor in de plaats zet, model gemeubi leerd, want dat hoort bij een nieuw huis. Maar kijk dan hier, wat zie je hier nieuw?. Als je alles beziet is er hier minder dan vroeger, maar mijn biljet is toch zooveel meer. Maar dat laat ik er nog even buiten. Het ergerlijke vind ik dat men niet vraagt naar het doel van zoo'n groot huis. Dat men geen idee schijnt te hebben van een ambtswoning. „Maar dan zou ik toch reclameeren In de war. Dezer dagen was- ik weer eens bij hem, want ik had gehoord, dat hij naar het H. Land ging. Iknaar het H. Landdan zouden ze wel gauw uitgaan-belasting uitdenken. Naar het H. Land, dat zal zich wel bepa len tot de H. Landstichting. Ik had het alweer gehoord, 't zat er met de b„.astingen nog niet goed, en ik behoef de toch hier niet te zeggen: „geef den Kei zer, wat des Keizers is", want ik wist van hem, dat hij, executeur zijnde van iemand, op de memorie van successie nog een sup pletie had gegeven van tweehonderd gulden, een nauwgezetheid, waarmede menig amb tenaar zal gelachen hebben. Hier had ik dus niets te vermanen. Hij begon: luister en zeg me wat ik moet doen. Hij las: „Krachtens art. 106 der Wet op de Inkomstenbelasting 1914 heb ik de eer U uit te noodigen, mij binnen veertien dagen na, dagteekening van deze, eene door U on- derteekende opgaaf te verstrekken van de belooning in het laatst verloopen kalender jaar 1927 in eenigen vorm genoten door de aan ommezijde vermelde, in Uw dienst zijn de personen. „Over wie gaat het?" Over een werkster. „Welnu, dat is toch heel eenvoudig. Luister maar, en hij las verder: N.B. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft hij, die, door den in specteur gevraagd om een opgaaf als be doeld bij art. 106 der Wet op de inkomsten belasting 1914 opzetelijk een valsche opgaaf verstrekt. „Hij, die niet volledig voldoet aan zijne verplichting ingevolge voormeld art. wordt gestrafd met een geldboete van ten hoog ste honderd gulden. „Maar zoo ernstig behoeft u dat niet te némen, dat staat Dat staat er altijd bij, dat weet ik ook. Het is niet de eerste keer, dat ik zoo'n ding krijg, die zijn er niet zelden in het begin van het jaar al; ik heb ze wel gehad op Nieuwjaarsdag, frissche morgen: twee jaren zitten of honderd gulden boete. „Maar nog eens: dat is toch eenvoudig. U antwoordzooveel genoten'J Doch als de rekeningen en kwitanties nu, volgens art. zooveel, bij de gemeente zijn. Die ze, volgens art. zooveel plus nog wat, er wel eens gaat nakijken. Tot ze geleden worden, volgens art. zooveel, in de verant woording voor de Provincie, van wie ze eindelijk ter gemeente terugkeeren, om zoo ongeveer in het jaar 1930, of misschien een halve week vroeger, na de noodige inlich tingen, volgens art. zooveel en zooveel, be houdens de noodige conferenties, mitsga ders de onvermijdeiljke opmerkingen, terug te zenden tot het Bestuur aan het welk n u de opgaaf gevraagd wordt. „Nu goed, maar u heeft toch uw boek houding?" Zeker, maar de officieele boekhouding is niet in ons bezit, maar bij de gemeente. „Maar het hoofd van de school". Doch als die op het oogenblik niet te be reiken is. „U weel het toch wel circa". Circa, maar ik heb u toch voorgelezen: de gevangenis staat toch open, of de geld boete wordt al bepaald. Ik tel en til zulke dingen zwaar. En dan binnen veertien da gen antwoord. Ik weet wel, dat is de gewo ne Rijksterm. Wie moet antwoorden krijgt veertien dagen,maar wie antwoord van het R ij kmo et hebben telle de weken en maanden maar. Toen begreep ik, dat het nu mét «ijn in- de-war-zijn wel los liep, maar meende toch dit te moeten kieken en de wereld in te zenden, het eerbiediglijk opdragende aan de heeren die bij het belastingwezen zijn betrokken, alsmede aan het Nederlandsche publiek, dat er gerust eens iets meer van mag weten, en daarom schreef ik dit neer. En terwijl anders Siegfried niet wil dat- zijn stukken of stukjes worden overgenomen daar hij niet meer schrijft en niet meer schrijven wil, maakt hij daarvoor nu een uitzondering, en verzoekt niet, maar staat welwillend toe. dat andere bladen dit over nemen. Verbeeld u, zoo krijgt misschien een minister het nog in handen. SIEGFRIED. Waarom leest de priester de H. Mis in 't Latijn? We hebben in ons blad al menigmaal mooie en onderrichtende beschrijvingen ge lezen over de schoone Misliturgie, zooals over liturgische schoonheid in den bouw der H. Mis, Kerkzang en liturgie, middelen en symbolische beteekenissen in de liturgie enz. En den weleerw. schrijver daarvan, komt daarvoor, dunkt me, een woord van lof en hulde toe. Maar mij werd eens ge vraagd: „Waarom wordt hier altijd de H. Mis in 't Latijn gelezen? Waarom niet in 't Hollandsch m.a.w. waarom die liturgi sche taal in de H. Mis 1 Voor velen zal waarschijnlijk de woor den: „liturgie" en „liturgische taal" vreemd klinken. Welnu. Liturgie is de openbare kerkelij ke eeredienst zooals die door het kerkelijk gezag is geregeld en vastgesteld, de samen vatting van de ceremonieën en plechtighe den, waarvan de Kerk zich bedient bij de uitoefening van hare godsdienstoefeningen, zooals bij de H. Mis, de Vespers, de toedie ning der Sacramenten, de Zegeningen; m. a.w. zij geeft aan de wijze, waarop die gods dienstoefeningen moeten worden uitge oefend. De liturgische taal is de taal, welke de Katholieke Kerk gebruikt bij haar uit- wendigen eeredienst. Deze is in Westersche Kerk de Latijnsche, terwijl in de Oostersche, met toestemming van Rome, sinds onheuge lijke tijden bij de H. Mis de oude volkstaal wordt gebruikt, doch in de Oostersche Kerk bedient men zich in de H. Mis niet van de gewone volkstaal, die daar door heel het volk verstaan wordt, maar de Grieken be dienen zich van 't oud-Grieksch, dat het volk in 't geheel niet verstaat, evenzoo be dienen de Syriërs zich van 't oud-Syrisch. Alvorens de gestelde vraag te beant woorden, kunnen we de vraag stellen: „Waarom die eenheid van taal?" Maar, zoo zal menigeen denken, ik zie die eenheid niet in, want in de Oostersche. Kerk wordt de H. Mis gelezen in de oude volkstaal. Het antwoord is heel eenvoudig. Ondanks het voorschrift, dat er slechts ééne liturgi sche taal in de geheele H. Kerk gebruikt mag worden, heeft de Paus om gewichtige reden aan de Oostersche Kerk toegestaan zich in de H. Mis van de oude volkstaal te bedienen. Hierbij zij opgemerkt, dat het ge bruik der Latijnsche taal volstrekt geen dogma d.i. een geloofsartikel, door God geopenbaard en door de Katholieke Kerk te gelooven voorgesteld betreft, doch slechts de tucht, die gewijzigd kan worden, wanneer gewichtige redenen daartoe drin gen; veelal om erger te voorkomen. Het gebruik van die oude volkstaal maakt op den regel eene uitzondering; de omstandig heden maakten die toestemming van den Paus geoorloofd en wettig, zoodat daardoor de wet van de ééne liturgische taal in de H. Kerk niet is opgeheven geworden. Er is nu eenheid-van-taal bij de uitoefe ning van den openbaren kerkelijken eere dienst, omdat zij ten zeerste bevorderlijk is: lo. voor de eenheid van godsdienst en 2o. voor de eenigheid der Kerk. Zij is ten zeerste bevorderlijk voor de eenheid van godsdienst, doordat zij die een heid helpt bestfendigen en haar tevens dui delijk doet uitkomen. Laat de Katholiek gaan, waarheen hij wil in de Westersche Kerk, overal, in iede re Katholieke Kerk vindt hij dezelfde kerk taal gebezigd in de H. Mis en in de overige liturgische godsdienstoefeningen en kan hij de H. Mis goed volgen, hetgeen niet altijd 't. geval zou zijn, wanneer die eenheid van taal ontbrak. Wanneer b.v. een Hollander, die geen Fransch verstaat, onder een in het Fransch gezongen Hoogmis een kerk zou binnentreden, dan zou hij niet aan den zang kunnen hooren, bij welk gedeelte van de H. Mis hij de kerk is binnengetreden; ook niet. of de priester de „prefatie" zingt of de „Pater noster", of de zangers de „Kyrie" zingen of de Gloria", of de „Sanctus". Dat zou volstrekt niet bevorderlijk zijn voor het nauwkeurig volgen en aandachtig bijwonen der H. Mis. Maar ook strekt die eenheid van taal zeer tot gemak van den priester voor 't lezen der H. Mis in vreemde landen. Overal, waar hij zich ook bevindt, kan de priester 't H. Misoffer opdragen, zonder dat hij zich te bekommeren heeft over de ge sproken nationale taal van de plaats waar hij zich bevindt. Een priester van de Wes tersche Kerk leest de H. Mis in het Latijn, en een van de Oostersche Kerk leest de H. Mis in hun oude volkstaal, die 't volk in t geheel niet" verstaat. Wanneer echter de kerktaal verschilde en in ieder land dezelf de was als de volkstaal, hoeveel priesters zouden dan door hunne onbekendheid met die vreemde talen zich 't lezen der H. Mis soms moeten ontzeggen wegens de gebrekki ge uitspraak. Wanneer b.v. een Fransch- man de H. Mis in 't. Hollandsch zou moeten lezen, dan zou hij sommige woorden of letters niet goed uitspreken, hetgeen de consecratiewoorden ongeldig zou kunnen maken, omdat aan die woorden niets mag ontbreken. En bovendien 't kan toch niet be vorderlijk zijn voor ;t aandachtig en god vruchtig lezen der H. Mis, als de priester dit moet doen in een taal, die hij volstrekt' niet verstaat, en die hij slechts met moeite kan spreken. Het behoud van die ééne Latijnsche taal is echter niet alleen ten zeerste bevorderlijk voor de „eenheid" van godsdienst, maar ook voor de „eenigheid der Kerk. Zij verbindt de over de geheele aarde verspreide kerken onderling en met de Moederkerk te Rome; zij verbindt het tegenwoordige met het ver- ledene; levert ons de oudste oorkonden; ontsluit ons de bepalingen der kerkvergade ringen; maakt ons- vertrouwd met de wer ken der Kerkvaders en godgeleerden van alle eeuwen. Ondanks de Protestanten, de Jansenisten, de oud-Katholieken, behoudt de Roomsche Kerk de Latijnsche taal als de liturgische. Waarom is nu als die ééne liturgische taal het Lat ij n in de Kerk in gebruik? Ie. Wijl het de taal van Rome is, de hoofdstad van het christendom. Het christe lijk geloof werd door de apostelen St. Petrus en St. Paulus naar Rome overgebracht. Daar vestigde zich de Princ der Apostelen, daar was de woonplaats der toenmalige beheer- schers der wereld; vandaar uit werden door "t Hoofd der Kerk en diens opvolgers verkon digers gezonden naar alle deelen der aarde; van daar uit werden gezanten uitgezonden om de Westersche volkeren in Christus' Kerk op té nemen. Vandaar, dat de Latijn sche taal, die toen in het geheele Roniein- sche Rijk de heerschende was, bij de gods dienstoefening niet slechts te Rome, maar in alle kerken van het Westen gebezigd werd en ook behouden bleef, toen zij reeds uit het burgerlijk leven was verdrongen en opgehouden had eene „levende" taal te zijn. Evenzoo werd ook in het Oud-Verbond de Hebreeuwsche taal bij de godsdienstoefenin gen behouden, hoewel het Joodsche volk, na de Babylonische gevangenschap, het Syro-chaldeeuwsch sprak. 2de. Omdat de Latijnsche taal niet aan verandering onderhevig is, of, zooals men gewoonlijk zegt, wijl zij tot de doode talen behoort. Levende talen, zooals Hollandsch, Fransch, Duitsch, veranderen soms, b.v. uit drukkingen, die vroeger geldig waren, wor den nu niet meer gebruikt, woorden krij gen soms andere beteekenissen. 't Is b.v. een onloochenbaar feit, dat het oud-Neder land sch nog slechts door de taalkundigen wordt verstaan en dat deze of gene verta ling, voor eenige eeuwen geleverd, nu noch bij de geleerden, noch bij het volk in den smaak valt. Voortdurend zou de Kerk genoodzaakt zijn, als zij levende talen gebruikte, hare gebeden te veranderen en te verbeteren. En daarbij zou het nog zeer moeilijk zijn, het iedereen naar den zin te maken en zou de deur voor minder juiste uitdrukkingen, zelfs voor dwalingen worden ontsloten. Dus als tweede reden kan worden aan gegeven: om dwalingen te vermijden, waartoe, de vertalingen aanleiding en gele genheid zouden kunnen geven. Ten laatste kan hier nog bijgevoegd worden, dat de Latijnsche taal zelfs op Golgotha in eo.rc werd gehouden ;want op t H. Kruis stond niet slechts in het Grieksch en Hebreeuwsch, maar ook in 't Latijn ge schreven: „Jezus Nazarenus, Rex Judaeo- rum" d.i. „Jezus van Nazareth, Koning der »Ioden. 3. En ten slotte, nog, om aan de liturgi sche teksten den eerbied te verzekeren, waarop zij recht hebben. Het eenige Grieksch, dat in de H. Mis in de Westersche Kerk voorkomt, is hét „Kyrie eleison" hetgeen beteekent: „Heer, ontferm U onzer", eene aangrijpende en ootmoedige bede om hulp. Evenals eens de blinde bij Jericho, de Chananeesche vrouw en de tien melaatschen Christus met deze bede aanriepen, zoo roept nu de priester voor 't kruisbeeld staande, de H. Drievul digheid aan en wel driemaal den Vader door „Kyrie eleison": Heer, ontferm U on zer", driemaal den Zoon, door „Christe eleison: Christus, ontferm U onzer" en eindelijk driemaal den heiligen Geest, we derom door: „Kyrie eleison: Heer, ont ferm U onzer". Overigens, dat de Latijnsche taal voor 't volk onverstaanbaar is met uitzondering van enkele woorden zooals: Gloria in ex- celsis Deo, Sanctus, Sanctus, Sanctus, Pa ter noster, Agnus Dei, waarvan iedere Ka tholiek de beteekenis wel zal weten kan geen reden zijn, bij de H. Mis eene andere taal te gebruiken. Als de H. Mis eene on derrichting was, die dus verstaan en in haar geheel begrepen en gekend moest zijn, dan zou daarvoor reden zijn. Men moet echter wèl in 't oog houden, dat de H. Mis geen „onderrichting" is, maar een daad van Godsvereering. Het doel der H. Mis is niet te onderwijzen. Het H. Misof fer is daarbij voor de Katholieken vol strekt geen gesloten boek, al verstaan d^ meesten ook de meeste gebeden niet, die onder de H. Mis gestort worden. Om echter de H. Mis aandachtig en nauwkeurig te kunnen volgen met al de veranderlijke gebeden van de „Introïtus 't „Offertorium" en de „Communio' en t Epistel en 't Evangelie van iedere Mis, is het den geloovigen zeer aan te bevelen zich te bedienen van een Missaal, waarin dao alles te vinden is. De geloovigen kunnen de gebeden der Kerk bj^rijpen, door zich te bedienen van vertalingen, die tot hunne dispositie zijn gesteld. In de Westersche Kerk, is het latijn de 'liturgische taal, met uitsluiting van de vulgaire landstalen. Men heeft alleen enkele forraulen in 't Grieksch en in 't Hebreeuwsch behouden, om de eenheid der Kerk aan te duiden en er aan te herinneren, dat in deze drie talen: La tijn, Grieksch en Hebreeuwsch het op schrift op 't kruis van Christus stond, toen Hij op den Calvarieberg aan 't Kruis is gestorven. Het is dientengevolge absoluut verboden iets in den landstaal te zingen gedurende de strikt liturgische oefeningen of functies zooals de verschillende uren van 't dage- lijksche breviergebed de plechtige Mis met diaken en subdiaken en onder 't Lof ter eere van 't H. Sacrament onder de „Tan tum ergo" en de zegen. Het is echter ge oorloofd met de toestemming van den bis schop van de plaats, zich te bedienen van de landstaal voor de zang van goedgekeur de liederen, of voor het reciteeren van goedgekeurde gebeden gedurende de gele zen Mis en voor de uitstelling van 't H. Sacrament; maar het is nooit geoorloofd zelfs gedurende de gelezen Mis en voor de uitstelling van 't H. Sacrament, de liturgi sche gebeden, zooals de „Introitus", de „Communio", de „Magnificat", de „Te Deum" te zingen in de vulgaire landstaal. Al is de Apostolische Stoel zeer gesteld op het behoud van 't latijn in de Wester sche liturgieën, is toch daarentegen de grootste vrijheid gelaten aan de vereenig- de Oosterlingen om, bij hun overgang tot 't Katholicisme hunne liturgische taal te behouden. EEN SEMINARIST. KANTONGERECHT TE LEIDEN. De Kantonrechter Mr. F. Ligtenbeij heeft veroordeeld: P. H. M. Den Haag, met een auto jj den zonder nummerbewijs 5 of 3 di H. J. W. P„ overtreding der Invalid teiswet 10 of 5 dg.; M. A. KatwrJ overtreding der Arbeidswet 5 x 2 of; x 1 dg.; J. v. d. P. idem met een motot' rijtuig over verb, weg rijden 3 of 2 dg J. v. D. idem, loopen over verb. 3 of 2 dg.; W. K. Schipluiden, varè zonder vergunning 10 of 5 dg.; C. fl Rijnsburg, op verboden wijze melk Vflr.; voeren 2 x 2 of 2 x 1 dg.; F. L. mil,J bevelen van een agent opvolgen 5 et;, dg.; H. G. F. S. ver. van Leiden op j tapperijen 3 of 2 dg.; J. M. J. P. V( van Leiden op de winkelsluiting 3 £l 2 dg.; D. D. loopen over verb, grond of 1 dg.; J. L. v. R. idem idem l o{ dg.; M. H. idem idem 1 of 1 dg.; Li Amsterdam, een auto onbeheerd late staan 5 of 3 dg.; L. H. P. S. Voorsck ten, overtreding der visscherijwet 5 q' 3 dg.; A. W. G. Den Haag idem idem 1 dg.; J. Z. Rijnsburg, overtreding dj Arbeidswet 3x 2 of 3x1 dg.; H, G.I Rijnsburg idem idem 2x ƒ2 of 2x1 dg II. J. G. Noordwijk idem idem 2 x JU 2x1 dg.; M. B. te Katwijk zonderj® gunning muziek maken 0.50 of 1 dg.;5 v. E. Sassenheim te Katwijk een auto» beheerd laten staan 3 of 2 dg.: A.ri B. vr. C. H. Katwijk, overtreding la Leerplichtwet 5 of 3 dg.; A. v. B,n D. H. idem idem 2 of 1 dg.; C. G. r. C. v. d. B. idem idem 3 of 2 dg.; M.E vr. v. D. idem idem 3 of 2 dg.; C.E vr. A. v. d. V. idem idem 3 of 2 dg.; L H. wed. H. idem idem 3 of 2 dg.; id J. vr. N. V. idem idem 2 of 1 K. vr. D. v. d. P. idem idem 3 of 2 ij,*; J. K. vr. E. M. idem idem 3 of 2 dg; A. K. vr. W. d. J. idem idem 3 of 2 k: W. v. L. vr. G. d. M. idem idem 3 0! dg.M. O. wed. A. J. v. W. idem ik 3 of 2 dg.; A. K. idem idem 3 of 1 dg.: H. S. Noordwijk idem 1 of 1 de.; G. S. idem idem 1 of Idg.; F. G. F.ï Den Haag, met een auto rijden zonde rijbewijs 5 of 3 dg.; T. B. v. E. Bijrol burg, openbaren dronkenschap 5 of ij dg.; H. A. fietsen zonder lio dg.: K. B. fietsen zonder bel hof 2 dg.: L. G. G. fietsen door verb, steeg 2 oï 1 dg. M. R. Leiderdorp, idem 2 1 dg-; Th. M. met een auto in verb, richting lijden 5 of 3 dg.; J. J. J. v. G. ver. van Leiden op de straatpolitie 1 of 1 dg.; D. T. zonder vergunning muziek maken 1 of 1 dg.; L. P. met een voertuig rijden zonder licht 5 of 3 dg.; J. P. v. d. H. idem idem 3 of 2 dg.; A. M. fietsen zonder rem 3 of 2 dg.; A. W. F. H. A, D. openbaren dronkenschap 5 of 3 dg.; S. d. L. met een rijwiel op verb, wijze Tij den 2 of 1 dg.: M. v. d. B. met een rij wiel door verb, steeg rijden f2 of 1 dg.; H H. ver.van Leiden op dé straatpolitifl> f 1 of 1 dg.; W. P. fietsen zonder licht 3 of 2 dg.; P. d. R. idem idem 3 of 2 dg.; J. F. vr. K. met een voertuig door verb, straat rijden 2 of 1 dg. Waar geen woonplaats is vermeld, if deze te Leiden. Pastoor Heerschop t* Dinsdag overleed te Mijdrecht do eerw. heer Johannes Heerschop, pastoor van de parochie van den H. Jobsaoss den Dooper, aldaar. De overledene, den ouderdom bereikte van 66 jasr was sinds 1919 pastoor te Mijdrecht. LEIDEN. Onbestelbare post. van onbestelbare brieven en tósjj kaarten, van welke de afzenders onbekend zijn, terugontvangen in de 2e helft der maand Juli 1928. Brieven binnenland: Arbeid^ spectie den Haag H. F. v. d. Berg AlpA a. d. Rijn Walter Boll Haarlem -• A. Eijsden—Teeler den Haag (2 Johan Kerkhof Breda J. I. Kriek Ro dam Leidsch Dagblad alhier G. B° Dantumawoude. Briefkaarten binnenland-' Barendsen Arnhem Mej. D. van Deventer schipper H. Elfring Gent Christien Hizei Leiden rechts ter Linden Den Haag j..- Kuile Amsterdam van Leeuwen A dam fam. v. d. Lem den 5a*g, Millard Amsterdam Mevr. E. ^c"»- Nijmegen Mej. Smit Lunteren Smit Lunteren - C Spaan Katwijk Brieven buitenland. b»r- Wengen Jasperse Arx 1®Z v. d. Linden Schrammen Chamo Mattimihano Vadut Trieësfc (3 stots;. Briefkaarten b uiten land. Ba- Telmann Oldenburg M. P- B ^g,,,, trich - A. Gottlak Dresden - O. Ungee t 1 Rijnland Fam. Kouwens Bad K"* naar B. C. G. Numan Zuncb M. nw Fulda de Waele Anvers. Zes briefkaarten zonder adres.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 8