Rechtzaken.
KERKNIEUWS.
KIEKJES.
Nummer??????
Ik weefc zelf niet, welk nummer het moet
zijn; maar, als er een nummer boven moet.,
dan kon het bijna „elf" wezen, want, o,
mijnheer de Redacteur en ach, mijnheer de
Redacteur, ik zit toch zoo in de war.
In de war, maar wie zit er tegenwoordig
niet eens in de war; en als alle menschen
die in de war zitten, stukken in de krant
gingen schrijven, dan werd het nog een
grooter war-boel, want het gaat met in-de-
war zijn als met ziekten. Iemand, die niets
mankeert, voor zoover hij weet, hoort van
een ander een opstandig relaas van zijn
ziekte, en ja dan gebeurt liet niet zelden,
dat hij ook zoo iets gevoelt en dan denkt
en denkt en wacht en wacht, tot hij ten
slotte besluit, en naar den dokter trekt om
te spreken over zijn kwaal. En zoo gaat het
ook met in-de-war-zijn. Hooren van iemand,
die in de war is, maakt soms menschen in
de.war.
Maar toch, ik moet er op wagen, dat ik
anderen ook in de war maak, want eigen
lijk zit ik niet in de war, maar op slot toch
maar als tweede in de war.
Ik zit in de war over een ander, die in de
war zit.
In de war zit door de belasting.
„Die zijn er meer", zegt U. En een ander
zegt: „er moet geld wezen, dus moet er
betaald worden, en als nu allen, die daar
over in de war zaten, gingen schrijven, dan
kon de krant zoo nu en dan wel een extra
nummer uitgeven over de belasting".
En ik antwoord, dat ik zoo iets niet zou
willen; ofschoon het èn voor het publiek èn
misschien ook voor de heeren, die aan de
belasting werken, leerzaam kon zijn.
In de war
Het betreft een goeden kennis van mij,
die ik al meer dan veertig jaren ken; hij is
pastoor, en heeft ten koste van veel moeiten
het zoo ver weten te brengen, dat hij na
veel nu laat ik het woord maar noemen
na veel bedelen een kerk en pastorie
heeft kunnen bouwen, voor de duidelijkheid
zeg ik erbij dat het buiten de stad is.
Waar?????? dat doet niet ter zake.
En trouwens er zijn er zooveel.
„Dus die pastoor is klaar, dan behoeft hij
toch niet te zuchten".
Odus' aan de renten behoeft hij niet
te denken! Over aflossingen moet hij geen
zorg hebben?
Ik begrijp dat de lezers gaan denken,
dat wordt een bedelstukje; ik verzeker u
op mijn woord van eer, ik Siegfried verze
ker u, dat u daarvoor gerust niet behoeft
te vreezen. Daartoe heb ik geen last cn ook
geen lust, omdat ik weet, dat het niet „als-
te-veel" geeft.
Me vrind dan zit in de war, verschrikke
lijk in de war, en wel over de belastingen.
„O, die kan hij niet betalen. En daar
voor komt ge
Vragen.... volstrekt niet, we zijn toch
nog niet zoover gevorderd, dat iemand zijn
belasting bij elkaar moet bedelen. Ik heb er
wel eens gehoord, dat zoo iets een enkelen
maal gebeurt onder de Negers; maar dat
is dan ook in, wat we kunnen noemen, de
Negerij, maar hier is de beschaving te
groot.
In de war, en nu ga ik verder met mijn
vriend.
En zet voorop, dat hij zijn belasting en
alle belastingen, die er ten koste van hem
en van zijn kerk zijn, heeft betaald.
Ik word hier onderbroken door iemand,
ik hoor het als van ver door de radio. En
er wordt mij gezegd: „maar kerken zijn
toch vrij".
Zeker mijnheer, die zijn vrij, vrij ten min
ste van sommige belastingen.
Ik was laatst bij me vriend, die juist be
zig was' zijn belastingen, niet de bedragen,
maar te soorten te tellen, en als ge zelf
met de inkomstenbelasting er af bent, is
het wel leerzaam ze te hooren.
Ze waren: Inkomstenbelasting. Grondbe
lasting van twee gemeenten. Waterschap-
belasting oftewel Rijnlandsbundergeld. Pol
derbelasting. Riool- en straatbelasting. Hon
denbelasting en Personeele belasting.
En voeg daar dan nog. bij, ging me vriend
verder, dat ik voor me dienstboden en voor
mijn koster zegeltjes moet plakken, dan heb
je zoowat een idee, wat er af moet.
„Nu ja dat zal alles best gaan",
meende ik.
Maar me lieve man, wat had ik het toen
verkorven; hij stond niet op, maar vloog
op, en in zijn vale kale toog die ik, nu in
eens onder de tafel en achter zijn boeken
vandaan gekomen kon zien, stapte hij naar
de kluis'....
„Kluis", meent iemand, „ik heb geen
ikluis; als daar een kluis is, dan is er ook
wel geld".
U redeneert zooals misschien "een belas
tingambtenaar (hoort wel, ik zeg misschien
redeneert), maar ik ken die kluis, en ik weet
wat er in is', alles, behalve geld. Zoo'n kluis
dient voor het bewaren van de boeken en
bescheiden van de parochie.
Naar de kluis dan, en hij haalde er uit
een ordner vol met betaalde coupons, wierp
die voor mij op tafel onder.... „en wie
betaalt dat dan? wie denkt er aan, dat er
ieder half jaar maar weer zevenduizend
gulden rente moet betaald worden'
Toen waagde ik het, zeker wat onvoor
zichtig, met te zegen: „maar waar alles
vandaan komt, zal ook dat wel vandaan ko
men; en als er zooveel rente kan betaald
^worden, dan kan
Dan komt het Rijk toch ook wat toe, ze
ker; je moet rekenen, dat het Rijk van den
bouw van een kerk niets heeft; weet je wel,
dat als een pastoor na lang tobben zoover
is gekomen, dat de schuld, die er is, weg is;
en hij dan overgaat tot het uitschrijven van
een leening, weet je wel hoeveel er dan be
taald moet worden aan het Rijk?
„Ik dacht van niets
Daar heb je het, neen man, je bouwt vrij,
behalve dat misschien de een of de andere
rechtsman je keet eens openbreekt; maar
verder bouw je vrij, maar aan zegelen van
obligaties alleen hebben wij vijftienhonderd
gulden betaald; dat wil dus zegen: voordat
je een cent van je geleende geld ziet, zorg
je eerst, dat het Rijk de zegelrechten krijgt
„Nu jadat is nu eenmaal de wet
Best.maar zeg me dan niet dat er
nog niets betaald is. Vijftienhonderd gulden
betaald, dat is in renten gerekend ieder jaar
vijf-en-zeventig gulden.
„Nu ja
Neen, geen „nu ja". U moet ook inzien,
en niet doen ah- een belastingambtenaar
doet. Die er voor staat: „jongen dat is een
mooi huis: daar is". Erin komt, wel niet
veel ziet, maa.r toch zooveel kamers en gauw-
noteert een kluis, een brandkast, kort en
goed een pastorie vergelijkt met een ander
huis, dat een particulier laat bouwen, en ge
heel tot zijn eigen pleizier laat bouwen en
gebruikt
„Maar een pastoor is toch
Zoo goed als eigenaar wil je zeker zeg
gen. als |>et zoo wasdan kon men hem
gelijk stellen met iemand die r ij k e ja
ren maakt, zijn oude huis doet
sloopen, en er een ander voor in
de plaats zet, model gemeubi
leerd, want dat hoort bij een
nieuw huis. Maar kijk dan hier, wat
zie je hier nieuw?. Als je alles beziet is er
hier minder dan vroeger, maar mijn biljet
is toch zooveel meer. Maar dat laat ik er
nog even buiten. Het ergerlijke vind ik
dat men niet vraagt naar het doel van zoo'n
groot huis. Dat men geen idee schijnt te
hebben van een ambtswoning.
„Maar dan zou ik toch reclameeren
In de war.
Dezer dagen was- ik weer eens bij hem,
want ik had gehoord, dat hij naar het H.
Land ging.
Iknaar het H. Landdan zouden
ze wel gauw uitgaan-belasting uitdenken.
Naar het H. Land, dat zal zich wel bepa
len tot de H. Landstichting.
Ik had het alweer gehoord, 't zat er met
de b„.astingen nog niet goed, en ik behoef
de toch hier niet te zeggen: „geef den Kei
zer, wat des Keizers is", want ik wist van
hem, dat hij, executeur zijnde van iemand,
op de memorie van successie nog een sup
pletie had gegeven van tweehonderd gulden,
een nauwgezetheid, waarmede menig amb
tenaar zal gelachen hebben. Hier had ik
dus niets te vermanen.
Hij begon: luister en zeg me wat ik
moet doen.
Hij las: „Krachtens art. 106 der Wet op
de Inkomstenbelasting 1914 heb ik de eer U
uit te noodigen, mij binnen veertien dagen
na, dagteekening van deze, eene door U on-
derteekende opgaaf te verstrekken van de
belooning in het laatst verloopen kalender
jaar 1927 in eenigen vorm genoten door de
aan ommezijde vermelde, in Uw dienst zijn
de personen.
„Over wie gaat het?"
Over een werkster.
„Welnu, dat is toch heel eenvoudig.
Luister maar, en hij las verder: N.B.
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
jaren wordt gestraft hij, die, door den in
specteur gevraagd om een opgaaf als be
doeld bij art. 106 der Wet op de inkomsten
belasting 1914 opzetelijk een valsche opgaaf
verstrekt.
„Hij, die niet volledig voldoet aan zijne
verplichting ingevolge voormeld art. wordt
gestrafd met een geldboete van ten hoog
ste honderd gulden.
„Maar zoo ernstig behoeft u dat niet te
némen, dat staat
Dat staat er altijd bij, dat weet ik ook.
Het is niet de eerste keer, dat ik zoo'n ding
krijg, die zijn er niet zelden in het begin
van het jaar al; ik heb ze wel gehad op
Nieuwjaarsdag, frissche morgen: twee jaren
zitten of honderd gulden boete.
„Maar nog eens: dat is toch eenvoudig.
U antwoordzooveel genoten'J
Doch als de rekeningen en kwitanties nu,
volgens art. zooveel, bij de gemeente zijn.
Die ze, volgens art. zooveel plus nog wat,
er wel eens gaat nakijken. Tot ze geleden
worden, volgens art. zooveel, in de verant
woording voor de Provincie, van wie ze
eindelijk ter gemeente terugkeeren, om zoo
ongeveer in het jaar 1930, of misschien een
halve week vroeger, na de noodige inlich
tingen, volgens art. zooveel en zooveel, be
houdens de noodige conferenties, mitsga
ders de onvermijdeiljke opmerkingen, terug
te zenden tot het Bestuur aan het welk n u
de opgaaf gevraagd wordt.
„Nu goed, maar u heeft toch uw boek
houding?"
Zeker, maar de officieele boekhouding is
niet in ons bezit, maar bij de gemeente.
„Maar het hoofd van de school".
Doch als die op het oogenblik niet te be
reiken is.
„U weel het toch wel circa".
Circa, maar ik heb u toch voorgelezen:
de gevangenis staat toch open, of de geld
boete wordt al bepaald. Ik tel en til zulke
dingen zwaar. En dan binnen veertien da
gen antwoord. Ik weet wel, dat is de gewo
ne Rijksterm. Wie moet antwoorden krijgt
veertien dagen,maar wie antwoord van
het R ij kmo et hebben telle de weken
en maanden maar.
Toen begreep ik, dat het nu mét «ijn in-
de-war-zijn wel los liep, maar meende toch
dit te moeten kieken en de wereld in te
zenden, het eerbiediglijk opdragende aan
de heeren die bij het belastingwezen zijn
betrokken, alsmede aan het Nederlandsche
publiek, dat er gerust eens iets meer van
mag weten, en daarom schreef ik dit neer.
En terwijl anders Siegfried niet wil dat-
zijn stukken of stukjes worden overgenomen
daar hij niet meer schrijft en niet meer
schrijven wil, maakt hij daarvoor nu een
uitzondering, en verzoekt niet, maar staat
welwillend toe. dat andere bladen dit over
nemen. Verbeeld u, zoo krijgt misschien een
minister het nog in handen.
SIEGFRIED.
Waarom leest de priester
de H. Mis in 't Latijn?
We hebben in ons blad al menigmaal
mooie en onderrichtende beschrijvingen ge
lezen over de schoone Misliturgie, zooals
over liturgische schoonheid in den bouw der
H. Mis, Kerkzang en liturgie, middelen en
symbolische beteekenissen in de liturgie
enz. En den weleerw. schrijver daarvan,
komt daarvoor, dunkt me, een woord van
lof en hulde toe. Maar mij werd eens ge
vraagd: „Waarom wordt hier altijd de H.
Mis in 't Latijn gelezen? Waarom niet in
't Hollandsch m.a.w. waarom die liturgi
sche taal in de H. Mis 1
Voor velen zal waarschijnlijk de woor
den: „liturgie" en „liturgische taal" vreemd
klinken.
Welnu. Liturgie is de openbare kerkelij
ke eeredienst zooals die door het kerkelijk
gezag is geregeld en vastgesteld, de samen
vatting van de ceremonieën en plechtighe
den, waarvan de Kerk zich bedient bij de
uitoefening van hare godsdienstoefeningen,
zooals bij de H. Mis, de Vespers, de toedie
ning der Sacramenten, de Zegeningen; m.
a.w. zij geeft aan de wijze, waarop die gods
dienstoefeningen moeten worden uitge
oefend. De liturgische taal is de taal, welke
de Katholieke Kerk gebruikt bij haar uit-
wendigen eeredienst. Deze is in Westersche
Kerk de Latijnsche, terwijl in de Oostersche,
met toestemming van Rome, sinds onheuge
lijke tijden bij de H. Mis de oude volkstaal
wordt gebruikt, doch in de Oostersche Kerk
bedient men zich in de H. Mis niet van de
gewone volkstaal, die daar door heel het
volk verstaan wordt, maar de Grieken be
dienen zich van 't oud-Grieksch, dat het
volk in 't geheel niet verstaat, evenzoo be
dienen de Syriërs zich van 't oud-Syrisch.
Alvorens de gestelde vraag te beant
woorden, kunnen we de vraag stellen:
„Waarom die eenheid van taal?" Maar, zoo
zal menigeen denken, ik zie die eenheid
niet in, want in de Oostersche. Kerk wordt
de H. Mis gelezen in de oude volkstaal.
Het antwoord is heel eenvoudig. Ondanks
het voorschrift, dat er slechts ééne liturgi
sche taal in de geheele H. Kerk gebruikt
mag worden, heeft de Paus om gewichtige
reden aan de Oostersche Kerk toegestaan
zich in de H. Mis van de oude volkstaal te
bedienen. Hierbij zij opgemerkt, dat het ge
bruik der Latijnsche taal volstrekt geen
dogma d.i. een geloofsartikel, door God
geopenbaard en door de Katholieke Kerk
te gelooven voorgesteld betreft, doch
slechts de tucht, die gewijzigd kan worden,
wanneer gewichtige redenen daartoe drin
gen; veelal om erger te voorkomen. Het
gebruik van die oude volkstaal maakt op
den regel eene uitzondering; de omstandig
heden maakten die toestemming van den
Paus geoorloofd en wettig, zoodat daardoor
de wet van de ééne liturgische taal in de
H. Kerk niet is opgeheven geworden.
Er is nu eenheid-van-taal bij de uitoefe
ning van den openbaren kerkelijken eere
dienst, omdat zij ten zeerste bevorderlijk
is: lo. voor de eenheid van godsdienst en
2o. voor de eenigheid der Kerk.
Zij is ten zeerste bevorderlijk voor de
eenheid van godsdienst, doordat zij die een
heid helpt bestfendigen en haar tevens dui
delijk doet uitkomen.
Laat de Katholiek gaan, waarheen hij
wil in de Westersche Kerk, overal, in iede
re Katholieke Kerk vindt hij dezelfde kerk
taal gebezigd in de H. Mis en in de overige
liturgische godsdienstoefeningen en kan hij
de H. Mis goed volgen, hetgeen niet altijd
't. geval zou zijn, wanneer die eenheid van
taal ontbrak. Wanneer b.v. een Hollander,
die geen Fransch verstaat, onder een in het
Fransch gezongen Hoogmis een kerk zou
binnentreden, dan zou hij niet aan den zang
kunnen hooren, bij welk gedeelte van de H.
Mis hij de kerk is binnengetreden; ook niet.
of de priester de „prefatie" zingt of de
„Pater noster", of de zangers de „Kyrie"
zingen of de Gloria", of de „Sanctus". Dat
zou volstrekt niet bevorderlijk zijn voor het
nauwkeurig volgen en aandachtig bijwonen
der H. Mis. Maar ook strekt die eenheid
van taal zeer tot gemak van den priester
voor 't lezen der H. Mis in vreemde landen.
Overal, waar hij zich ook bevindt, kan de
priester 't H. Misoffer opdragen, zonder dat
hij zich te bekommeren heeft over de ge
sproken nationale taal van de plaats waar
hij zich bevindt. Een priester van de Wes
tersche Kerk leest de H. Mis in het Latijn,
en een van de Oostersche Kerk leest de H.
Mis in hun oude volkstaal, die 't volk in t
geheel niet" verstaat. Wanneer echter de
kerktaal verschilde en in ieder land dezelf
de was als de volkstaal, hoeveel priesters
zouden dan door hunne onbekendheid met
die vreemde talen zich 't lezen der H. Mis
soms moeten ontzeggen wegens de gebrekki
ge uitspraak. Wanneer b.v. een Fransch-
man de H. Mis in 't. Hollandsch zou moeten
lezen, dan zou hij sommige woorden of
letters niet goed uitspreken, hetgeen de
consecratiewoorden ongeldig zou kunnen
maken, omdat aan die woorden niets mag
ontbreken. En bovendien 't kan toch niet be
vorderlijk zijn voor ;t aandachtig en god
vruchtig lezen der H. Mis, als de priester
dit moet doen in een taal, die hij volstrekt'
niet verstaat, en die hij slechts met moeite
kan spreken.
Het behoud van die ééne Latijnsche taal
is echter niet alleen ten zeerste bevorderlijk
voor de „eenheid" van godsdienst, maar ook
voor de „eenigheid der Kerk. Zij verbindt
de over de geheele aarde verspreide kerken
onderling en met de Moederkerk te Rome;
zij verbindt het tegenwoordige met het ver-
ledene; levert ons de oudste oorkonden;
ontsluit ons de bepalingen der kerkvergade
ringen; maakt ons- vertrouwd met de wer
ken der Kerkvaders en godgeleerden van
alle eeuwen. Ondanks de Protestanten, de
Jansenisten, de oud-Katholieken, behoudt
de Roomsche Kerk de Latijnsche taal als
de liturgische.
Waarom is nu als die ééne liturgische
taal het Lat ij n in de Kerk in gebruik?
Ie. Wijl het de taal van Rome is, de
hoofdstad van het christendom. Het christe
lijk geloof werd door de apostelen St. Petrus
en St. Paulus naar Rome overgebracht. Daar
vestigde zich de Princ der Apostelen, daar
was de woonplaats der toenmalige beheer-
schers der wereld; vandaar uit werden door
"t Hoofd der Kerk en diens opvolgers verkon
digers gezonden naar alle deelen der aarde;
van daar uit werden gezanten uitgezonden
om de Westersche volkeren in Christus'
Kerk op té nemen. Vandaar, dat de Latijn
sche taal, die toen in het geheele Roniein-
sche Rijk de heerschende was, bij de gods
dienstoefening niet slechts te Rome, maar
in alle kerken van het Westen gebezigd
werd en ook behouden bleef, toen zij reeds
uit het burgerlijk leven was verdrongen en
opgehouden had eene „levende" taal te zijn.
Evenzoo werd ook in het Oud-Verbond de
Hebreeuwsche taal bij de godsdienstoefenin
gen behouden, hoewel het Joodsche volk,
na de Babylonische gevangenschap, het
Syro-chaldeeuwsch sprak.
2de. Omdat de Latijnsche taal niet aan
verandering onderhevig is, of, zooals men
gewoonlijk zegt, wijl zij tot de doode talen
behoort. Levende talen, zooals Hollandsch,
Fransch, Duitsch, veranderen soms, b.v. uit
drukkingen, die vroeger geldig waren, wor
den nu niet meer gebruikt, woorden krij
gen soms andere beteekenissen. 't Is b.v.
een onloochenbaar feit, dat het oud-Neder
land sch nog slechts door de taalkundigen
wordt verstaan en dat deze of gene verta
ling, voor eenige eeuwen geleverd, nu noch
bij de geleerden, noch bij het volk in den
smaak valt.
Voortdurend zou de Kerk genoodzaakt
zijn, als zij levende talen gebruikte, hare
gebeden te veranderen en te verbeteren.
En daarbij zou het nog zeer moeilijk zijn,
het iedereen naar den zin te maken en zou
de deur voor minder juiste uitdrukkingen,
zelfs voor dwalingen worden ontsloten.
Dus als tweede reden kan worden aan
gegeven: om dwalingen te vermijden,
waartoe, de vertalingen aanleiding en gele
genheid zouden kunnen geven.
Ten laatste kan hier nog bijgevoegd
worden, dat de Latijnsche taal zelfs op
Golgotha in eo.rc werd gehouden ;want op t
H. Kruis stond niet slechts in het Grieksch
en Hebreeuwsch, maar ook in 't Latijn ge
schreven: „Jezus Nazarenus, Rex Judaeo-
rum" d.i. „Jezus van Nazareth, Koning der
»Ioden.
3. En ten slotte, nog, om aan de liturgi
sche teksten den eerbied te verzekeren,
waarop zij recht hebben.
Het eenige Grieksch, dat in de H. Mis
in de Westersche Kerk voorkomt, is hét
„Kyrie eleison" hetgeen beteekent: „Heer,
ontferm U onzer", eene aangrijpende en
ootmoedige bede om hulp. Evenals eens de
blinde bij Jericho, de Chananeesche vrouw
en de tien melaatschen Christus met deze
bede aanriepen, zoo roept nu de priester
voor 't kruisbeeld staande, de H. Drievul
digheid aan en wel driemaal den Vader
door „Kyrie eleison": Heer, ontferm U on
zer", driemaal den Zoon, door „Christe
eleison: Christus, ontferm U onzer" en
eindelijk driemaal den heiligen Geest, we
derom door: „Kyrie eleison: Heer, ont
ferm U onzer".
Overigens, dat de Latijnsche taal voor
't volk onverstaanbaar is met uitzondering
van enkele woorden zooals: Gloria in ex-
celsis Deo, Sanctus, Sanctus, Sanctus, Pa
ter noster, Agnus Dei, waarvan iedere Ka
tholiek de beteekenis wel zal weten kan
geen reden zijn, bij de H. Mis eene andere
taal te gebruiken. Als de H. Mis eene on
derrichting was, die dus verstaan en in
haar geheel begrepen en gekend moest
zijn, dan zou daarvoor reden zijn. Men
moet echter wèl in 't oog houden, dat de
H. Mis geen „onderrichting" is, maar een
daad van Godsvereering. Het doel der H.
Mis is niet te onderwijzen. Het H. Misof
fer is daarbij voor de Katholieken vol
strekt geen gesloten boek, al verstaan d^
meesten ook de meeste gebeden niet, die
onder de H. Mis gestort worden.
Om echter de H. Mis aandachtig en
nauwkeurig te kunnen volgen met al de
veranderlijke gebeden van de „Introïtus
't „Offertorium" en de „Communio' en t
Epistel en 't Evangelie van iedere Mis, is
het den geloovigen zeer aan te bevelen zich
te bedienen van een Missaal, waarin dao
alles te vinden is. De geloovigen kunnen
de gebeden der Kerk bj^rijpen, door zich
te bedienen van vertalingen, die tot hunne
dispositie zijn gesteld. In de Westersche
Kerk, is het latijn de 'liturgische taal, met
uitsluiting van de vulgaire landstalen. Men
heeft alleen enkele forraulen in 't Grieksch
en in 't Hebreeuwsch behouden, om de
eenheid der Kerk aan te duiden en er aan
te herinneren, dat in deze drie talen: La
tijn, Grieksch en Hebreeuwsch het op
schrift op 't kruis van Christus stond, toen
Hij op den Calvarieberg aan 't Kruis is
gestorven.
Het is dientengevolge absoluut verboden
iets in den landstaal te zingen gedurende
de strikt liturgische oefeningen of functies
zooals de verschillende uren van 't dage-
lijksche breviergebed de plechtige Mis met
diaken en subdiaken en onder 't Lof ter
eere van 't H. Sacrament onder de „Tan
tum ergo" en de zegen. Het is echter ge
oorloofd met de toestemming van den bis
schop van de plaats, zich te bedienen van
de landstaal voor de zang van goedgekeur
de liederen, of voor het reciteeren van
goedgekeurde gebeden gedurende de gele
zen Mis en voor de uitstelling van 't H.
Sacrament; maar het is nooit geoorloofd
zelfs gedurende de gelezen Mis en voor de
uitstelling van 't H. Sacrament, de liturgi
sche gebeden, zooals de „Introitus", de
„Communio", de „Magnificat", de „Te
Deum" te zingen in de vulgaire landstaal.
Al is de Apostolische Stoel zeer gesteld
op het behoud van 't latijn in de Wester
sche liturgieën, is toch daarentegen de
grootste vrijheid gelaten aan de vereenig-
de Oosterlingen om, bij hun overgang tot
't Katholicisme hunne liturgische taal te
behouden.
EEN SEMINARIST.
KANTONGERECHT TE LEIDEN.
De Kantonrechter Mr. F. Ligtenbeij
heeft veroordeeld:
P. H. M. Den Haag, met een auto jj
den zonder nummerbewijs 5 of 3 di
H. J. W. P„ overtreding der Invalid
teiswet 10 of 5 dg.; M. A. KatwrJ
overtreding der Arbeidswet 5 x 2 of;
x 1 dg.; J. v. d. P. idem met een motot'
rijtuig over verb, weg rijden 3 of 2 dg
J. v. D. idem, loopen over verb.
3 of 2 dg.; W. K. Schipluiden, varè
zonder vergunning 10 of 5 dg.; C. fl
Rijnsburg, op verboden wijze melk Vflr.;
voeren 2 x 2 of 2 x 1 dg.; F. L. mil,J
bevelen van een agent opvolgen 5 et;,
dg.; H. G. F. S. ver. van Leiden op j
tapperijen 3 of 2 dg.; J. M. J. P. V(
van Leiden op de winkelsluiting 3 £l
2 dg.; D. D. loopen over verb, grond
of 1 dg.; J. L. v. R. idem idem l o{
dg.; M. H. idem idem 1 of 1 dg.; Li
Amsterdam, een auto onbeheerd late
staan 5 of 3 dg.; L. H. P. S. Voorsck
ten, overtreding der visscherijwet 5 q'
3 dg.; A. W. G. Den Haag idem idem
1 dg.; J. Z. Rijnsburg, overtreding dj
Arbeidswet 3x 2 of 3x1 dg.; H, G.I
Rijnsburg idem idem 2x ƒ2 of 2x1 dg
II. J. G. Noordwijk idem idem 2 x JU
2x1 dg.; M. B. te Katwijk zonderj®
gunning muziek maken 0.50 of 1 dg.;5
v. E. Sassenheim te Katwijk een auto»
beheerd laten staan 3 of 2 dg.: A.ri
B. vr. C. H. Katwijk, overtreding la
Leerplichtwet 5 of 3 dg.; A. v. B,n
D. H. idem idem 2 of 1 dg.; C. G. r.
C. v. d. B. idem idem 3 of 2 dg.; M.E
vr. v. D. idem idem 3 of 2 dg.; C.E
vr. A. v. d. V. idem idem 3 of 2 dg.; L
H. wed. H. idem idem 3 of 2 dg.; id
J. vr. N. V. idem idem 2 of 1
K. vr. D. v. d. P. idem idem 3 of 2 ij,*;
J. K. vr. E. M. idem idem 3 of 2 dg;
A. K. vr. W. d. J. idem idem 3 of 2 k:
W. v. L. vr. G. d. M. idem idem 3 0!
dg.M. O. wed. A. J. v. W. idem ik
3 of 2 dg.; A. K. idem idem 3 of 1
dg.: H. S. Noordwijk idem 1 of 1 de.;
G. S. idem idem 1 of Idg.; F. G. F.ï
Den Haag, met een auto rijden zonde
rijbewijs 5 of 3 dg.; T. B. v. E. Bijrol
burg, openbaren dronkenschap 5 of ij
dg.; H. A. fietsen zonder lio
dg.: K. B. fietsen zonder bel hof 2 dg.:
L. G. G. fietsen door verb, steeg 2 oï
1 dg. M. R. Leiderdorp, idem 2 1 dg-;
Th. M. met een auto in verb, richting
lijden 5 of 3 dg.; J. J. J. v. G. ver. van
Leiden op de straatpolitie 1 of 1 dg.;
D. T. zonder vergunning muziek maken
1 of 1 dg.; L. P. met een voertuig rijden
zonder licht 5 of 3 dg.; J. P. v. d. H.
idem idem 3 of 2 dg.; A. M. fietsen
zonder rem 3 of 2 dg.; A. W. F. H. A,
D. openbaren dronkenschap 5 of 3 dg.;
S. d. L. met een rijwiel op verb, wijze Tij
den 2 of 1 dg.: M. v. d. B. met een rij
wiel door verb, steeg rijden f2 of 1 dg.;
H H. ver.van Leiden op dé straatpolitifl>
f 1 of 1 dg.; W. P. fietsen zonder licht
3 of 2 dg.; P. d. R. idem idem 3 of
2 dg.; J. F. vr. K. met een voertuig door
verb, straat rijden 2 of 1 dg.
Waar geen woonplaats is vermeld, if
deze te Leiden.
Pastoor Heerschop t*
Dinsdag overleed te Mijdrecht do
eerw. heer Johannes Heerschop, pastoor
van de parochie van den H. Jobsaoss
den Dooper, aldaar. De overledene,
den ouderdom bereikte van 66 jasr was
sinds 1919 pastoor te Mijdrecht.
LEIDEN.
Onbestelbare post.
van onbestelbare brieven en tósjj
kaarten, van welke de afzenders onbekend
zijn, terugontvangen in de 2e helft der
maand Juli 1928.
Brieven binnenland: Arbeid^
spectie den Haag H. F. v. d. Berg AlpA
a. d. Rijn Walter Boll Haarlem -•
A. Eijsden—Teeler den Haag (2
Johan Kerkhof Breda J. I. Kriek Ro
dam Leidsch Dagblad alhier G. B°
Dantumawoude.
Briefkaarten binnenland-'
Barendsen Arnhem Mej. D. van
Deventer schipper H. Elfring
Gent Christien Hizei Leiden
rechts ter Linden Den Haag j..-
Kuile Amsterdam van Leeuwen A
dam fam. v. d. Lem den 5a*g,
Millard Amsterdam Mevr. E. ^c"»-
Nijmegen Mej. Smit Lunteren
Smit Lunteren - C Spaan Katwijk
Brieven buitenland. b»r-
Wengen Jasperse Arx 1®Z
v. d. Linden Schrammen Chamo
Mattimihano Vadut Trieësfc (3 stots;.
Briefkaarten b uiten land. Ba-
Telmann Oldenburg M. P- B ^g,,,,
trich - A. Gottlak Dresden - O. Ungee
t 1 Rijnland Fam. Kouwens Bad K"*
naar B. C. G. Numan Zuncb M. nw
Fulda de Waele Anvers.
Zes briefkaarten zonder adres.