VERMIST!
ONDERWIJS.
Gem. Berichten.
TWEEDE BLAD
DE LEIDSCHE COURANT
VRIJDAG 27 JULI 1928
Het gouden feest der Ned.
St. Gregorius-Vereeniging
In de Mei-aflevering van het officieel
orgaan van den H. Stoel (A.A.S.) is een
brief opgenomen van Z. H. Paus Pius XI
aan den Kardinaal protector van de Ita-
liaansche St. Cecilia-vereeniging.
Daarin wijst Z. H. op het groote nut
van de bijeenkomsten, die door deze ver-
eeniging worden georganiseerd, omdat
zij er n.l. toe bijdragen om de volle aan
dacht te vestigen op de kerkelijke wetge
ving over de muziek, die door Z. Pius
X z.g. werd uitgevaardigd.
Het is noodig, aldus Z. H., om de volle
aandacht daarop te vestigen, want helaas
nog lang niet overal zijn deze wetten door
gevoerd, en waar zij werden doorgevoerd,
dreigen oude misbruiken weer op te leven,
ten schade van een goed geregeld gods
dienstig leven der geloovigen.
In deze bijeenkomsten wordt m.arstig
onderzocht, welke voorschriften nog niet
worden nagekomen, en hoe men deze ter
kennis zal brengen van de verantwoorde
lijke personen, en deze zal helpen om ze
op de kerkkoren door te voeren; daar wor
den de middelen overwogen om aan de
kerkmuziek in het algemeen, en aan het
Grcgoriaansch in het bijzonder een waar
dige uitvoering te verzekeren; daar wordt
bestudeerd hoe men langzamerhand het
volk zal doordringen van den liturgischen
geest, en het zal voorbereiden om deel te
nemen aan den gemeenschappelijken
zang
KerkzangersDe Nederlandsche St.
Gregorius-vereeniging, al draagt zij ook
een anderen naam, verschilt in wezen
toch niet van de Italiaansche St. Cecilia-
vereeniging. Van de bijeenkomst, die uit
geschreven is voor U bij gelegenheid van
haar 50-jarig jubilé, mogen wij dezelfde
vruchten verwachten.
Nu kan het waar zijn, dat over het al
gemeen de Nederlandsche koren van meet
af aan het Motu proprio van Z. H. Pius X
ook werkelijk als wet hebben aanvaard,
toch blijft er ook bij ons nog genoeg te
doen, en is dc ideale toestand nog lang
niet gekomen. Gaan wij vooreerst de ko
ren maar eens tellen, die het bestaan der
St. Gregorius vereeniging nog volkomen
ignoreeren. Zoolang zij hiervan geen lid
zijn geworden, ook al kunnen zij mooien-
teel onder leiding van een goeden direc
teur aan goeden kerkzang doen, hebben
wij geen enkele garantie, dat, met het
eventueel wisselen van den dirigentstok,
de goede geest zal blijven bewaard. Betee-
kent dit alleen-staan voor parochieele ko
ren een groot gevaar, voor de niet-paro-
chieele afdeelingen kunnen de gevolgen
nog noodlottiger zijn, omdat wanneer
zooals meestal er geen vaste priester is
verbonden aan die afdeeling, het contact
met de geestelijken daar in den regel veel
losser is.
Hoe vaak de Hoogw. Bisschoppen hun
stem ook al hebben laten hooren en heb
ben betoogd, dat het voor allen plicht is
om zich aan te sluiten bij de St. Gregorius-
vereeniging, nog zijn er, tot wie die stem
niet is doorgedrongen.
Aan U, kerkzangers, de eer om, door
te helpen dat die stem onzer geestelijke
leiders tot in alle uithoeken van Nederland
zal worden gehoord.
Het kan waar zijn, dat op de meeste ko
ren gezongen wordt naar het wetboek van
Pius X, wij moeten er echter overal voor
blijven waken, dat de oude misbruiken niet
weer opleven, zoodra een jongere genera
tie, die de vroegere ellende niet heeft ge
kend, het nut niet meer inziet om aan ban
den te loopen en vijandig komt te staan
tegenover de rechtmatige controle, die in
opdracht der Bisschoppen door de St. Gre
gorius-vereeniging wordt uitgeoefend
want terwijl men den censor den eenen
trap afstuurt, klimt langs den anderen de
concertzanger naar boven.
Aan U, zangers, de taak om door een
hartelijke feestviering de liefde warm te
houden voor de vereeniging, zoodat men
op de koren niet nood-gedwongen, maar
gaarne en kinderlijk-eenvoudig' zich voegt
naar hare voorschriften en wenschen.
Het kan waar zijn dat men in Nederland
zijn best doet om 't grcgoriaansch goed te
F E U I L L E T 0 N.
Naar het Duitsch van J. ABNEFELDT
Vertaald door Jac van Emden.
5)
Als het u niet te lang duurt; vader
komt gewoonlijk eerst tegen 7 uur thuis,
antwoordde Juliana weifelend; het voor
uitzicht, dezen man eenige uren hier te
hebben en hem bezig te moeten houden,
trok haar niet bijzonder aan.
Hij haalde een dik zilveren horloge te
voorschijn.
En nu is het pas half vijf, zei hij
dat is nog een heelen tijd.
Neemt u mij niet kwalijk, ging hij
voort en hij zette zich op den bank, waarvan
ze juist opgestaan was, ik ben den hee
len weg van Berlijn te voet gekomen en
erg vermoeid. Staat u mij toe dat ik hier
een beetje uitrust. Mijn naam is Weigel,
Christiaan Weigel.
Juliane had weliswaar van haar vader
dien naam nog nooit gehoord en zij kon
zich absoluut niet voorstellen, wat deze
man met hen te maken kon hebben. Ze
had een onberedeneerd voorgevoel, dat hij
de brenger van een jobstijding was. Toch
vroeg zij beleefd: Wilt u niet binnen
komen?
Och, het is hier zoo'n heerlijk zitje,
de lucht is zoo frisch en het gezicht op het
groen zoo mooi, veel prettiger dan ia de
zingenfeit is echter, dat het door de
menschen nog weinig wordt gesmaakt. En
dit ligt niet aan de menschen, noch aan
den kerkstijl: want laat aan dezelfde men
schen denzelfden kerkstijl hooren, maar
goed verzorgd, en gij hebt ze voor het gre-
goriaansch gewonnen. Dit kunnen de ko
ren getuigen, die zich de moeite getroos
ten om aan de voorbereiding van het gre-
goriaansch dezelfde zorg te besteden,
waarmede zij de meerstemmige muziek
behandelen; dat kunnen die menschen ge
tuigen, die de studenten van onze Kerkmu-
ziekschool eens hebben gehoord, of die in
een of andere kloosterkerk, waar de uit
voering van het gregoriaansch „af" is, de
kerkdiensten heb oen bijgewoond.
De waardeering voor 't gregoriaansch
moet gemeen bezit worden voor de men
schen, en hunne belangstelling daarvoor
moet zóó groot worden, dat zij gaan ver
langen om zingende deel te mogen nemen
aan den kerkdienst. De menschen moeten
de behoefte gaan voelen om hun smeeken,
hun godsvereering en hunne geloofsbelijde
nis gemeenschappelijk uit te zingen, en
zóó: actief deel te nemen aan de liturgi
sche viering. O, kon de wensch van Z. H.
eens in vervulling gaan, wat zou er dan
een goed sociaal werk zijn verricht
Immers, heeft Paus Pius X het niet uit
drukkelijk uitgesproken, dat de werkdadi-
ge deelname aan de hoogheilige geheimen
en aan het openbaar en plechtige gebed
der kerk, de eerste en meest onmisbare
bron is van den echt christelijken geest der
geloovigen. Er wordt op sociaal gebied
heel wat verdienstelijk werk verricht, maar
zoolang als men het al te individualisti
sche, godsdienstige leven vrij-uit zal laten
groeien, en zich niet zal beijveren om het
binnen de bedding vna den gemeenschap
pelijken eeredienst te brengen, zal veel
goed werk onvruchtbaar blijven.
Kerkzangers, aan U de eer om mede te
werken aan de sociale verheffing van ons
volk, aan U de eer om het te helpen voor
bereiden op de vervulling van zijn vrucht-
binnen de bedding van den gemeenschap
eeredienst, aan U de eer om het goed te
leeren zingen.
Maar dan is het ook uw taak om eerst
zelf zoo goed mogelijk te zingen. Komt dan
in grooten getale naar Utrecht om de aan
staande Kerkmuziekweek bij te wonen.
Komt daar de vruchten plukken van den
harden en gestadigen arbeid van geleer
den en vakmenschen. Komt, laat daar op
nieuw uw enthousiasme opleven voor uw
grootsche taak. Komt, en keert terug naar
uwe parochies, om door uw vervolmaakten
zang mede te werken aan de verheffing
van uw medemensch.
H. B. LAUWAERT, Pr.
Secretaris der Federatie van
Liturgische Yereenigingen in
Nederland.
Quamobrem vestrum erit, cum conve-
neritis, videre diligenter quaenam e Pianis
legibus observandae supersint, quidnam ad
exquisitiorom cantus gregoriani et musicae
ecclesiasticae usum propagandum deside-
retur, quid denique agendum ut christianus
populus, liturgico spiritu interius imbutus,
ubi nondum assuevit, sacra communiter
concinendo participet.
(A. A. S. '28, pag. 139).
De Psychologie der Rijpere Jeugd en 't
Vraagstuk der Beroepskeuze.
„Wie 't kind heeft, heeft de toekomst",
geloofde men weleer.
Men heeft 't kind gehad, maar helaas
de toekomst meer dan eens verloren, is de
pijnlijke ondervinding van zooveel' toege
wijde katholieke onderwijzers, wier zorg,
behalve naar voldoende intellectueele vor
ming hunner leerlingen, vaalt allermeest
uitging naar karaktervorming, voor welk
gewichtig werk ze dagelijks den bijstand
inriepen van dien allergrootsten en vol
strekt eenigen karakter-paedagoog, Chris
tus, den Koning.
Als ze zooveel, wat blank te bloeien
stond bij 't verlaten der school, in al te
korten tijd snel zagen verworden daarna
in de teistering en besmetting van 't stor
mende .groote-menschen-leven, dan vroe-
stad. U weet heelemaal niet, hoe gelukkig
u bent.
Toch wel, antwoordde Juliana, ik
heb immers lang genoeg in de stad ge
woond, om dat te kunnen bcoordeelen.
Woont u dan nog niet lang hier?
Pas twee jaar.
Heeft uw vader het huis gekocht of
heeft hij het laten bouwen?
Hij heeft den grond gekocht en het
huis laten bouwen, antwoordde Juliane,
die naast de bank was blijven staan. Ze
was verwonderd over 's mans nieuwsgie
righeid.
Maar de linden zijn toch ouder.
Zeker, die stonden hier al en de
vruchtboomen in den tuin ook; het terrein
is een deel van een uitgestrekten tuin, die
verkaveld is.
Ze gaf die inlichtingen zoo uitvoerig en
bereidwillig, omdat het vermoeden bij
haar opkwam, dat die meneer Weigel mis
schien een van de nog beschikbare kave
lingen wilde koopen en daarom haar vader
wilde spreken; ze was echter te beleefd
om hem daarnaar te vragen.
De vreemde was minder terughoudend;
hij trachtte te weten te komen, wat de
grond en de bouw gekost hadden, sprak
daarna over hun levensstandaard, infor
meerde of zij het huis alleen bewoonden,
of ze een dienstbode hielden, wat haar,
haar broers en haar moeders bezigheden
waren, zoodat het het jonge meisje einde
lijk te bont werd en ze vroeg: Als u
niet mee naar binnen wilt komen, zal ik
mijn moeder of broer vragen hier bij u te
komen.
Ze draaide zich om, maar nu stond Wei-
„uELUKKIG ECHTER IS DIT
NIET ZOO".
We- lezen in het „Vaderland" van 10
Juli j.l. de volgende „verbetering" aange
bracht door haar medewerker, den vrijzin
nigen dominee J. J. M(eijer):
Onlangs heben wij een artikel ge
schreven over de enquête van de Toorts
drager over wezen en beteekenis van
het Christendom. Daarin uitten wij de
veronderstelling dat prof. jhr. Elias te
Delft Roomsch zou zijn. Gelukkig echter
is dit niet zoo. Een citaat in een ander
blad, dat evenwel op het antwoord van
prof. Elias geen betrekking had, bracht
ons in de war.
Gaarne bieden wij onze verontschuldi
ging aan voor deze misvatting.
Veraadt dit stukske niet de eigenaar
dige gemoedsgesteltenis van sommige hee-
ren tegenover het Katholiek geloof?
Lijkt het niet een misdaad, als men van
iemand veronderstelt dat hij Roomsch is,
terwijl later blijkt dat dit een vergissing
is. Hoe dikwijls heeft J. J.. M in het- „Va
derland" zijn verontschuldiging aangebo
den, als hij scheeve dingen schreef over 't
Katholieke geloof?
In dit geval echter was de misvatting
zóó groot, zóó beleedigend, dat hij zich
haast om zijn verontschuldiging aan te
bieden. Erger immers kan het toch wel
niet, dan dat men van iemand veronder
stelt, dat hij Roomsch zou zijn. En hoe
groot is de blijdschap van J. J. M., dat hij
zich vergist heeft: „gelukkig echter is dit
niet zoo", juicht hij-
Jaren geleden werd in Duitschland een
vrijdenkerscongres gehouden, waarop een
der sprekers zich aldus te buiten ging:
„het is een schande riep hij uit Ka
tholiek te zijn".
Wij hebben bij het lezen van bovenge
noemde „verbetering" weer aan dien vrij
denker gedacht.
„Msbd." P. VAN DORP.
gen die opvoeders zich wel 'ns af met
smart, of dan alles vergeefs was geweest
en om niet was gedaan.
Dat met intree der puberteit de mensch
als 't- ware „voor de tweede maal geboren
wordt", dat de school 't kind losliet op het
oogenblik, dat 't- geéstelijk moest leeren
loopen op de cake-walk van de wildbewo
gen levensbaan tusschen de mijlpalen 14
en 20, dat daarbij 't milieu, waar 't ge
kozen beroep 't kind in wierp 'n allerbe
langrijkste en diep op de psyche van 't
kind inwerkende invloed uitoefende, dat
he beroep zelve dikwijls tot in de diepste
van het zich ontwikkelend zieleleven en
karakterbeeld plooien legt van goed of
kwaad, van dat alles gaf men zich daarbij
te weinig rekenschap bij het moedeloos
zuchten over neer- of ondergang van 't zoo
nauwgezet verzorgde zieleleven op school.
Ook tot de onderwijzers is 't nu wel
doorgedrongen, dat niet wie 't kind heeft,
de toekomst de zijne mag noemen, maar
dat veel meer gelden mag: Wie de rijpere
jeugd heeft, heeft de man en heeft de
vrouw, die samen in gezin en beroepsver
vulling de toekomst schragen moet.
Nu daarbij dc invoering van 't zevende
leerjaar 'n gelukkige gelegenheid schept,
'n jaar langer in te werken op 't kind juist
in 'n periode, dat ontvankelijkheden blij
ken open te bloeien van 't allerhoogste ge
wicht voor den puberteitsleeftijd, nu daar
bij de aansluiting tusschen school- en be
roeps periode nagenoeg geheel verkregen
werd, nu moet 't dunkt ons, voor den on
derwijzer evenals voor den priester
en leeken-jeugdleider, die zijn verantwoor
delijkheid voelt, wel zeer welkom geweest
zijn uit de bladen te vernemen, dat te
Utrecht op 15 en 16 Augustus a.s. door zoo
uiterst bevoegden hem gelegenheid ge
schonken wordt, zich alzijdig te oriëntee-
ren op de vele en allerbelangrijkste proble
men, tot welker oplossing hij door zijn ver
antwoordelijk ambt geroepen is, mee te
werken.
Te verwachten valt dan ook, dat bij den
verblijdenden opbloei van sociaal-paedago-
gische en psychologische belangstelling on
der de katholieke onderwijzers, de deel
name aan den vacantieleergang over de
Psychologie der Rijpere Jeugd en 't vraag
stuk der Beroepskeuze groot zal zijn. F. S.
gel op, versperde haar den weg en zei:
Blijft u hier, juffrouw, zondej1 mijn toe
stemming mag u geen stap doen.
Juliana keek hem met groote, verschrik
te oogen aan; zij vreesde dat ze met een
krankzinnige te doen had. Wat denkt u
wel, wat heeft dat te beteekenen?
Dat zult u gauw genoeg hooren, her
nam hij. Gaat u mij voor in huis. Ge-
intimideerd gehoorzaamde Juliane, maar
nauwelijks had zij een voet over den drem
pel gezet, of ze riep luid haar moeder en
haar broer. Mevrouw Forberg kwam uit de
keuken, zij had een lange blauwgestreepte
schort voor en een keukenmes in dc hand;
bijna tegelijkertijd kwam Gustaaf Forberg
haastig door dc achterdeur aangeloopen.
Wat is er? Wat scheelt er aan? vroe
gen beide.
Ik weet het niet, maar deze heer doet
zoo vreemd; hij zegt, hij wil vader spreken
Dat wil ik ook, brengt u mij dadelijk
bij hem! viel Weigel haar in de rede en
opende zonder complimenten de aan de
rechterzijde van de gang gelegen deur; hij
had al van dc straat af gezien, dat zich
hier de woonkamer van de familie moe3t
bevinden.
Dit optreden wekte de verontwaardi
ging van Gustaaf Forberg.
Wie bent u mijnheer? Met welk recht
dringt u op zulk een onbehoorlijke manier
de woning van een vreedzame familie bin
nen? vroeg liij.
Zonder zich door deze woorden te laten
weerhouden, trad de vreemde over den
drempel van het kleine voorkamertje,
waarin alleen maar een paar kasten
stonden en vandaar door een openstaande
ONGELUKKEN.
HET ONGELUK BIJ SCHIET
OEFENINGEN IN KAMP VAN
OLDEBROEK.
Eén doode en één zwaar gewonde.
Nader meldt men ons omtrent het on
geluk in de legerplaats Oldenbroek:
Gistermiddag is bij de schietoefeningen
met niet modern geschut een projectiel bij
het inschuiven in den vuurmond, voordat
deze was afgesloten, gesprongen.
Men neemt aan, dat het pro
jectiel bij het aanzetten in den
vuurmond door middel van een laadstok
tengevolge van wrijving gesprongen en te
ruggeslagen is. Hierbij werd een dienst
plichtige, voor herhalingsoefeningen onder
de wapenen bij de artillerie te Gorinchem,
A. Vos' uit Driel, onmiddellijk gedood.
Zwaar gewond werd de dienstplichtige
Berselo, uit Enschedé afkomstig. Zijn toe
stand schijnt hopeloos. Zijn beide handen
werden verbrijzeld. Hij is blind, terwijl hij
nog verwondingen in de borst bekwam.
Een derde dienstplichtige bekwam lichte
verwondingen in het gezicht door versplin
tering van den laadstok, terwijl een vierde
kleine splinterwondjes bekwam, maar door
den schrik van de explosie buiten kennis
geraakte.
De toestand van B. was gisteravond
heel ernstig.
Een commissie van onderzoek werd in
gesteld.
Onmiddellijk heeft de commandant den
pastoor te Driel en den burgemeester te
Enschedé verzocht, de familie voor te be
reiden en in te lichten. De familie van B.
was gisternamiddag in het kamp aange
komen.
Op advies van den Minister van Oorlog
zijn vier doctoren uit Utrecht ontboden.
Ze behoefden evenwel geen dienst te doen.
De oorzaak van het ongeluk is nog niet
bekend. Tot nu toe heeft men geen fout of
nalatigheid kunnen ontdekken.
De ramp in de mijn „Hendrik".
Twee der vermiste slacht
offers gedood.
Gisterenmiddag omstreeks 5 uur zijn in
de Staatsmijn „Hendrik", in welke het op
ruiming* werk nog steeds wordt voortgezet,
twee van de nog vermiste slachtoffers ge
vonden. Het zijn de schietmeester Scro-
venski uit Brunssum en de seingever Len-
tinck eveneens uit Brunssum. De teraarde
bestelling zal vermoedelijk morgen plaats
vinden.
Door den stroom gedood.
Gistermorgen tegen half twaalf was de
monteur Regelmeier Elestrum bezig op het
dak van de boerderij van den heer van
ien te Vreeland een antenne te monteeren.
Plotseling kwam hij in aanraking met een
stuk draad, dat onder stroom stond; hij
geraakte buiten bewustzijn. Onmiddellijk
werd de man naar de Rijkskliniek te
Utrecht vervoerd. Bij aankomst aldaar
bleek hij echter reeds te zijn overleden.
Bloedvergiftiging.
Te Roggel stiet zich de landbouwer V.
met het linkerbeen in puntdraad. Er ont
stond bloedvergiftiging. Het been is in het
ziekenhuis geamputeerd. De toestand van
V. is zorgwekkend.
Oog uitgestoken.
In staatsmijn „Emma" had de mijnwer
ker P. uit Oirschot het ongeluk zich met
de ijzeren staaf in het oog te steken. Met
een ziekenauto werd P. aan de kliniek te
Maastricht overgebracht. Hij zal het oog
moeten verliezen.
Zuurstof in de oogen.
De heer B., kaasmaker aan de zuivelfa
briek te Opmeer, kreeg bij de werkzaam
heden een hoeveelheid zuurstof in de
oogen, waardoor men vreest, dat hij het
gezicht zal moeten missen.
Verdronken.
Gisterenmidag te half vier is een 6-jarig
knaapje, dat met een kameraadje aan het
UIT DE RADIO-WERELD.
Programma's voor Zaterdag 28 Juli 1928.
Hilversum, 1060 M.
12.302.00 Lunchmuziek door het Trio
Groeneveld.
2.004.00 Aansluiting van het Theater
Tuschinsky te A'dam. Het Theater-orkest
o. 1. v. Max Tak. Dansorkest „The Ram
blers" o. 1. v. Th. Uden Masman en optre
den van solisten.
4.005.30 Aansluiting van het Groot In
ternationaal Festival en van den Marsch-
wedstrijd door de Hilversumsche mondac-
cordeonclub „Door oefening kennis", in hot
Hilversumsche Stadion. Festivalnummers
en marschen door de deelnemende Harmo
nie-, Fanfare- en mondaccordeoncorpsen.
6.007.45 Concert door het omroep-or-
kest.
8.00 VARA.
II u i z e n, 340,9 M. Na 6 u. 1870 M.
(Uitsluitend K.R.O.-uitzendingen).
12.301.30 Lunchmuziek door het Trif
„Winkels".
5.307.00 Gramofoonmuziek.
7-007.30 Tuinbouw halfuurtje door J. s
Roosmalen: Teelt van aardbeien.
7.40—8.15 Lezing door Dr. J. Stein: D«
Maan.
8.15 Concert. Mej. Sophie D. Catono-
pouli, viool. Vicomt©6se Adolphe de Nieu-
port, zang. M. Roger van de Kerchove,
cello. V. v. Bers, tenor. F. Boshart, piano»
Daventry, 1600 M.
10.35 Kerkdienst
1.202.20 Het Cariton Hotel Octet.
3.50 Het Ernest Leggett London Octet»
E. Chambers, alt.
4.50 Dansmuziek.
5.35 Kinderuurtje.
6.20 Dansmuziek.
6.50 Nieuwsber.
7.05 Fred. Renalow en Rose Hignell.
7.20 Oproep-causerie.
7.35 H. Heyners, bariton.
7.45 Sportcauserie.
8.05 Variété en een schets" Chez Cupid"»
9.20 Nieuwsber.
9.35 Lezing: Is it a forgery?
9.50 Nieuwsber.
9.55 Orkestconcert A. Lilley, sopraan.
Orkest.
10.5012.20 Dansmuziek.
„R a d i o-P a r i s", 17 5 0 M.
12.502.10 Gramofoonmuziek.
4.055.05 Dansmuziek.
8.35 Causerie: L'Aau.
8.5011.20 Concert Mme. Erza, zang.
Mme Radisse, cello. MUe. Mancy, zang. Del
Campo, guitaar. Orkest
L a n g e n b e r g 469 M.
1.25c2.50 Orkestconcert
6.207.15 Liederen en balladen. E. Krei-
ten, barido, zangeres. Th. Kreitcn, piano.
8.35 Vroolijke avond, met Maria Neyt
Ch. K. Roellinghof en W. Bolesko. Daarna,
tot 1.20 Dansmuziek. Eysoldtkapel.
Königswusterh a.u sen, 1250 M.
(Z e e 3 e n).
12.055.20 Lezingen.
5.206.20 Orkestconcert
6.208.05 Lezingen.
8.50 „Der Jongleur", Berlyner klucht van
E. Pohl.
10.5012.50 Dansmuziek.
H a m b u rg, 396 M.
5.20 Concert Werken van Schumann.
6.20 Orkestconcert
8.20 Vroolijke avond. Orkest en solisten.
Daarna cabaret en dansmuziek tot 11.20.
B r u s 8 e 1, 509 M.
5.206.20 Dansmuziek.
7.05 Orkestconcert
8.35 Gramofoonmuziek.
8.50 Literatuur.
9.2010.35 Symphonieconcert in de Kur
saal Ostende.
spelen was op een schuit, welke in de Prin
sengracht bij de Noordermarkt te Amster
dam gemeerd lag, to water geraakt en ver
dronken. De politie heeft het lijkje opge
haald.
deur in een eenvoudig, maar gezellig inge
richte grootere kamer, die zoowel huis-
als eetkamer scheen te zijn; in het midden
stond een tafel, keurig gedekt voor vier
personen. Met één snellen blik nam Wei
gel alles in de kamer op. Hem ontging
noch de piano rechts, noch het ouderwet-
sche bureau links van de beide ramen,
waartusschen zich een van die nu uit de
mode geraakte spiegels bevond, die vroe
ger den deftigen naam „trumeaux" droe
gen. Hij zag, dat de rieten stoelen, de
bruin bekloede canapé en de gemakkelijke
stoel bij den kachel in een veel lateren
tijd, mischien bij het betrekken van de
nieuwe woning aangeschaft waren.
Weigel wendde zich tot Gustaaf For
berg, die hem met zijn moeder en zuster
gevolg was en zei: Wie bent u mijn
heer?
Gustaafs Forbergs gezicht werd donker
rood, zijn neusvleugels trilden, zijn licht
grijze heldere, anders zachte en vriendelijl
ke oogen schenen donker te worden en
zijn diepe, welluidende stem kreeg een
heeschen klank, toen hij met moeilijk on
derdrukte drift antwoordde: Ik ben de
zoon des huizes Dr. phil. Forberg, aan
staand leeraar.
Weigel maakte een buiging, waarvan de
ironische bedoeling niet te ontkennen viel.
En ik ben de commissaris van politie
Weigel, zei hij, terwijl hij langzaam zijn
jas losknoopte en den jongen man zijn
penning toonde.
Mevrouw Forberg, een klein, teer
vrouwtje met een stil, wat gerimpeld, moe
derlijk gezicht en mooi grijs haar slaakte
een kreet van schrik en zonk op de dichts-
bijstaande stoel neer, alsof haar voeten
haar niet meer konden dragen. Haar
zoon en dochter vlogen op haar toe.
Ze wees op den commissaris van politie
en fluisterde: De politio in ons huis
wat heeft dat te beteekenen?
Weigel had het gebeurde met een eigen
aardig glimlachje om de smalle lippen
waargenomen; daarop ging hij naar net
openstaande raam, floot zachtjes en sloot
het vlug. Nu was het Juliane die het hoofd
trotsch oprichtte en vroeg: Wilt u ons
eindelijk duidelijk maken, wat dit optre
den beteckent, Commissaris?
Moet ik u dat werkelijk nog zeggen?
was de tegenvraag.
Broer en zuster schudden radeloos het
hoofd. Movrouw Forberg zuchtte diep.
Uw moeder weet zich minder goed
te beheerschen dan u, zei de commissaris,
terwijl hij op de geheel gebroken vrouvv
toetrad; niet waar, mevrouw Forberg,
u weet wel, waarom ik hier ben en waar
uw man is.
Waar zou vader anders zijn dan op
het kantoor van Graupner Zonen? vroeg
Gustaaf Forberg; U weet toch waar
schijnlijk wel, dat hij daar eerste bankloo-
per is?
Dat weet ik zeker, meneer, maar ik
weet ook dat hij vanochtend om 11 uur
vandaar weggegaan is, om geld en aan
deden ter waarde van bijna 300.000 Mark
te halen en niet op kantoor teruggeko
men is.
(Wordt vervolgd).