SPORT. dèi'titïsctsrSrirreSr^"- VOOR ONZE KINDEREN. VOETBAL. k DIOC. HAARL. BOND. R. K. S. V. „Teylingen". 12» Seriewedstrijden. 4De secretaris Tan de R.K.S.V. „Teylin- en verzoekt ons opname van het vol gende: Evenals vorig jaar geeft bovengenoem- ÖJ' de vereeniging seriewedstrijden voor de 1 juniores van het district Leiden. Den 22en Juli a.s. nemen deze een aan- e' -vang. Er wordt gespeeld volgens regle- „iirent van het district Leiden. Het Bestuur vertrouwt er op, dat alle inioren elftallen hieraan zullen deelne- men o.a. Leiden met 2 elftallen, Lisse dito ■teylingen dito, verder S.J.C., O.V.V., ,ue 8. N. A., V. V. L., D. V. O. en D. O. S. la| Wanneer deze elftallen allen deelnemen, worden 3 prijzen beschikbaar gesteld. Vóór 13 Juli a.s. moeten alle berichten binnen gekomen zijn aan het secretariaat Teylingen, opdat 14 Juli de loting plaats kan hebben des avonds om 8 uur_ in de Hoekstr. 9, waarbij elke vereeniging te- et genwoordig kan zijn. orf CRICKET. Wedstrijdprogramma voor a.s. Zondag. Ie klasse. Quick (Nijmegen)—A.C.C., Rood en Wit— H.D.V.S., V.R.A.H.C.C. I, V.O.C—V.V.V., H.C.C. II—Ajax (Leiden), Haarlem-P.W. Ille klasse C. I L.C.C.Ajax II, ExcelsiorH.C.C. IV. Overzicht In Nijmegen bindt Quick, dat voortaan Zonder Rees uitkomt, den strijd aan met de jongste Amsterdamsche eerste-klasser. Daar ook Terwiel zijn ouden vorm nog niet heeft, is de bowlerij der Nijmegenaars vrij zwak. Hierdoor geven wij de A.C.C. de bes te kansen. 1 In Schiebroek speelt V.O.C. tegen Groot- meyer c.s. Indien East van de partij is, maakt. V.O.C. een goede-kans om te winnen In Haarlem zal de club van dien naam weinig moeite hebben om de Enscheërs te kloppen. - In den Haarlemmerhout ontmoet de club Tan Posthuma de menschen uit de jencver- etad. Waar R. en W. nog niet veel over- rwinningen behaalden. In Amsterdam binden V.R.A. en de ^Groote Haagsehe" den strijd aan. Als Rincker en van dr Chijs goed met den bal op dreef zijn, en de Hagenaars voor een niet te hoog totaal aan den kant zet ten, dan heeft de thuisclub wel een kansje op de twee punten. Heel groot echter schat ten wij die kans niet. De Leidsche eerste-klassers gaan op be zoek bij het tweede elftal van de Haagsehe Veel pleizier zullen zij hoogstwaarschijnlijk van dit bezoek niet hebben. Eigeman c.s. zullen zelfs alle zeilen bij moeten zetten om een innings-nederlaag te ontgaan. Voor de Ille klasse C. is alleen de wed strijd L.C.C.Ajax II, die op het Ajax-ter- rein gespeeld zal worden, vastgesteld. Winnen de rood-zwarte resrves dezen wedstrijd, dan is hun kans op het kam pioenschap weer aanmerkelijk gestegen. Wint de Leidsche echter deze match, waarop o.i. wel een kansje bestaat, dan is een spannende finish in. deze afdeeling te •verwachten. BILJARTEN. 2e kl. kamp. De uitslagen der gespeelde wedstrijden op Donderdag luiden: Ch. v. Rijsdam P. M. v. d. Berg "P. Duivenvoorden Sr. 'H. Slewe Tj. Pardon P. M. v. d. Berg 150 144 5.29 5.55 2.27 3.48 SPORT EN HYGIENE. Uit een rede, die Dr. G. O. E. Burger, Utrecht, aldaar deze week hield over: Sportwedstrijden en Olympiade van .landpunt bezien, onüeenen .Wij het volgende: hv^trd?Ua> dat alIe van hygiënisch standpunt gezien te veroordee- len zijn, is onjuist. Wanneer we tot een juiste reglementeering van het wedstrijd- ïord? d.tT'mTrbii ^dragen n?npa'st bij de eigenschap^tanTet'iï volkomen toelaatbaar achten. Uit de te" dende sportkringen moet i„ overleg me en op aanwijzing van den sportarts de verbetering komen. Nog veel te weinig be grijpen besturen en leiders van sportver eenigingen meestal het gewicht van hm logischon taak. Deze staat vrijwel bii al- Jen absoluut op den achtergrond. On h^t cfub^6 P^an Staat »sPorteer" van hun Komende tot het vraagstuk van de me- oische sportkeuring, zegt spr., dat men Zich moet stellen op het standpunt: streng eeuren voor geschiktheid tot wedstrijd sport; zeer spaarzaam zijn met het totaal erbieden van alle lichaamsoefeningen. Als belangrijkste, uit hygiënisch oo» gezien ook wel éën Tan de beste i. moet bet Ioopen over korte (50 tot TOM.) en middelmatige (400 tot 1500 M.) aistanden worden aangemerkt. ,^loope" over middelmatige afstan- n (400 tot 1500 M.) moet als een buiten gewoon groote inspanning gelden. De kcu- ïng van wcdstrijdloopers over deze af. Si 2,aI Hormate streng dienen te ■TO. B'J deze afstanden heeft men eigen- oefentn Comb'"!itle van snelheids- en duur- eningen. De afstand wordt namelijk duren,! P 6 sneIhoid afgelegd, die ge houden" m°et "0rfen vol®e- Ue duuroefeningen hebben zonder twij. *el een belangrijke hygiënische beteekenis doch voor het bereiken van een cunste^ effect is het allerminst noodig, dat deze oefeningen te lang worden volgehouden. Het type van den looper over langen af stand is anders dan van den sprinter. Men vindt hier meestal wat kortere personen (de pas over den langen afstand is veel kleiner) met een goed ontwikkelde maar wat kortere borstkas. Een geheel ander effect hebben kracht oefeningen op het menschelijk lichaam. Hierbij worden langzame bewegingen te gen een groote weerstand uitgevoerd. De ze intensieve spiercontracties hebben een uitgesproken invloed op de spierontwik- keling en moeten dan ook daar worden toegepast waar men ontwikkeling van be paalde spiergroepen wil bereiken. Men moet echter letten op een gevaar van de krachtoefeningen in het algemeen. Tal van deze oefeningen kunnen alleen worden gedaan indien de adem wordt in gehouden en op deze wijze de borstkas volkomen gefixeerd is. Hierdoor wordt een vast aangrijpingspunt geboden aan de armspieren, die de groote krachtontwikke ling moeten volbrengen. Het blijft echter hierbij meestal niet bij ademinhouden, ge woonlijk wordt er sterk geperst. Deze ver hooging van den intrathoracalen druk heeft een zeer ongunstigen invloed op den bloedsomloop en werkt op den duur nadeelig op het hart. Onmiddelijk na dit persen stroomt een groote hoeveelheid bloed naar het hart toe, dat juist tevoren onder den invloed van den hoogen druk in de borstkast zelf een slechte bloeddoor- strooming had, terwijl nu plotseling een sterke overvulling van het hart optreedt. Het type van den krachtsportbeoefe naar is totaal verschillende van de vorige beschreven typen. We vinden hier breede gestalten met een wijde borstkas die ech ter bij ademhaling dikwijls ontstellend weinig bewegelijk is, hetgeen ook blijkt uit een opvallend geringe vitale capaciteit. De behendigheidsoefeningen zijn van de vorige oefensoorten niet scherp te scheiden. Bij de lichte athletiek zijn ver schillende oefeningen die een groote be hendigheid vorderen, maar tevens in een andere groep thuis hooren. Een typische behendigheidsoefening is het toestcltur- nen. Hoe staat het nu met den invloed van sportbeoefening op den geest? Eén ding is zeker, zoowel het stelselmatig trainen als de wedstrijd op zichzelf hebben een groo- ten invloed op het zenuwgestel. Dit is vooral opvallend bij de individucele sport beoefening, veel minder bij de oefeningen in clubverband (elftallen, roeiploegen e.d.) Een goeden invloed op het karakter le oefenen door middel van sportwedstrijden, zal alleen mogelijk zijn wanneer krachtige, nuchtere moreel hoogstaande fciguren de leiding in de sportwereld hebben; men schen die de beteekenis van sportwed strijden tot haar ware proporties kunnen terugbrengen. Het wedstrijdwezen wordt meer en meer gedreven in de richting van speciali satie. Uit hygiënisch oogpunt moet men echter juist eischen een zooveel mogelijke harmonische lichaamsontwikkeling, d.w.z. dat de athleet zich niet uitsluitend toelegt op het bereiken van resultaten in een be paald oefentype, doch zooveel mogelijk wordt aangezet tot het beoefenen van ver schillende soorten van oefeningen. In do moderne Olympische Spelen wordt echter juist de specialisatie ten top gevoerd. Breed opgevatte sportbeoefening moest zooveel mogelijk worden bevorderd. Deel nemen aan wedstrijden zonder vooraf gaande training is absoluut ontoelaatbaar. Juist door de stelselmatige oefening moet het prestatievermogen zoover worden op gevoerd, dat het individu zonder schade voor zijn lichaam kan deelnemen aan wed strijden. Besturen van sportvereenigingen dienen ervoor zorg te dragen, dat aan wedstrij den alleen wordt deelgenomen door men schen die hiervoor èn door hun lichame lijke gesteldheid ën door hun voorafgaan de oefening, geschikt zijn. Men late op wedstrijden alleen personen toe die na een voorafgaand deskundig geneeskundig onderzoek hiertoe geschikt zijn bevonden. Maar naast den eisch van verplichte me dische keuring voor alle deelnemers aan sportwedstrijden, moet met even veel klem geëischt worden, dat alleen doelmatig ge trainde menschen aan wedstrijden deelne men. En dan late men personen onder 18 jaar niet deelnemen aan duuroefeningen en evenmin aan snelheidsoefeningen zoo als het loopen over 400 en 800 Meter. Een goede reglementeering van het wed strijdwezen kan naar spr.'s overtuiging de gevaren voor de gezondheid binnen rede lijke perken houden. Deze reglementeering omvatte dus: 1. Keuring van alle wed strijddeelnemers minstens eenmaal per jaar; 2. waken voor het deelnemen van niet- of onvoldoende getrainde of over- trainde personen aan wedstrijden; 3. in stellen van een medische conditiekeuring onmiddellijk na zware wedstrijden; 4. bij wedstrijden voor jeugdige personen; het uitschakelen van „vrije concurrentie"; in stellen van wedstrijdgroepen naar de li chamelijke ontwikkeling; 6. aanpassen van de zwaarte van de inspanning aan het prestatie vermogen van de deelnemers (uitsluiten van jeugdige personen onder 18 jaar van vele d\\uroefeiïingen en en kele snelheidsoefeningen """.(bijv. 400 M. hardloopen). Ten slotte vraagt spr. wat de hygiëni sche beteekenis is van de Olympische Spe len. In deze intern, wedkamp wordt het wedstrijdwezen op de spits gevoerd, zoo dat alle opmerkingen over wedstrijden in het algemeen gemaakt hier in het bijzon der van toepassing ziji^-Van groote alge- meene hygiënische beteekenis kunnen de O. S. uit den aard der zaak' niet zijn. Im mers het is een wedkamp van die enke lingen die re'eds door de natuur met een Nmtstek krachtig lichaam zijn voorzien. W ïllen dan ook deze spelen uit hygiënisch oogpunt beteekenis hebben» dan kan dit alleen hun propagandistische waarde zijn. Maar dan moeten deze wedstrijden ook in alle opzichten den toets der medisch-hy- giënische critiek 'kunnen doorstaan. CORRESPONDENTIE. Theodora, Leiden. Dank voor de reisbeschrijving „naar Den Achter hoek". Onze groote lezersschaar zal eraan smullen. Ik houd mij steeds aanbevolen. Met hand en groet en dank! Cadier, Leiden. Brief ontvan gen. Dank! Succes! En het sonnet 1 Dat is zeker bedoeld „voor mij en voor mij alleen"; als een bewijs hoe onze goeie Ca dier vooruit gaat en er climax is in denken en wijze van zeggen. Ik vind het prachtig! Kom nog eens praten! Met vriendenhand! Arend van Rwieten, 'Stomp- w ij k. Zoo, was jij zoo blij met den prijs! Dat doet me pleizier. Ook doet Jt me plei zier, dat je niet vergat te bedanken. Zie je dat is iets wat ik niet snap! Tel kens zij» er hier, die stiekum den prijs binnenhalen en bedanken.... oh maar! Dat is iets, wat ze maar gewoon weg ver geten. Hoe ik dat hceten zou? Ik zal het maar niet zeggen, maar mooi en vleiend voor dien „ondankbare" is het vast niet! Dag Arend! Veel groetjes aan alle huisge- nooten! Het étui kon in geen beter han den vallen. Alida van Velzen, Leiden. Ik ben blij voor jou, dat de naamswisse ling nu in orde is. Maarwaarom ook A. geschreven? Wat moet ik daarvan ma ken! Ik had je evengoed in Antoon kun nen herdoopt hebben en dan een jongetje van je gemaakt. Zoo gaat het! Schrijf steeds je naam voluit en ieder misverstand is uitgesloten. Rotterdam is mooi hé. Mij ook niet onbekend! Dag Ali. Johnny Lange veld, Leiden. Wel Johny, wat een leuk versje heb jij me gestuurd op mijn verjaardag. Als het niet zoo intiem was voor ons tweetjes be doeld, dan liet ik het afdrukken 1 Bedank in mijn plaats ook moedertje en breng ook de groeten over van Tante Marie. Ik kom deze week eens aan! Dag Johnny! Van deze gelegenheid maak ik tevens gebruik, om de vele Neefjes en Nichtjes te bedanken, die me per kaart of brief (in proza of poëzie) hunne of hare wen- schen aanboden op 25 Juni jl. De volgende week ga ik door met het beantwoorden der brieven en der vragen. Wie wat te vragen heeft, vrage. Veel moet deze week weer blijven liggen. Er resten zeker nog 40 brieven te beantwoorden. Ge duld maar! Jullie liefhebbende, Oom W i m. Joris op reis door Johan de Graaf. (Slot.) Een ijlings toegeschoten stationsbeamb te wierp er een emmer water overheen, die het brandje bluschte. Toen wendde hij zich tot de jammerende juffrouw die maar aldoor riep over „haar kostelijke luiers!" en vroeg haar hoe het gekomen was. Ze wist het niet. „Misschien"', zei Joris die al dien tijd met open mond het tooneel had gade ge slagen, „misschien is heb gekomen, ik heb daarnet mijn pijp aangestoken!" „Ezel!" riep de jammerende juffrouw, „en toen heb je natuurlijk me tasch in brand gestoke. Maar jo zei me die luiqpe^ betale of ik ga naar de pelisie!". „Maar ik kon er toch niets aan doen", wierp Joris tegen. Doch gewend om aan vrouwen te gehoorzamen, dokte hij even later twee en een halven gulden in de wijd geopende hand van het nu tevreden ge worden mensch. Blijkbaar waren de luiers niet te nieuw meer geweest en vast niet de helft waard. Ondertusschen was de trein binnen ge komen en had Joris zich een plaatsje uit gezocht. Daar zat hij nu heel vergenoegd in een hoekje bij het raam. Hij bofte, hij zat alleen, maar net op. het laatste oogenblik kwam er nog ^?en heer met een grooten koffer aanstormen, die bij Joris de coupé kwam ingevallen en zette zich op dezelfde bank aan het an dere raampje neer. De trein zette zich in beweging en even later stoomden ze door de velden. Wat Joris genoot. Maar helaas! Dat was weer van korten duur. Even later bemerkte Joris dat de heer aan den anderen kant hem opmerky zaam zat aan te kijken, en wanneer Joris in zijn richting keek, zag de heer weer voor zich uit. Dat beviel Joris niet en hij begon, onrus tig op zijn plaats heen en weer te schui ven. Plotseling werd hij doodsbleek, wat deed die man daar? Uit zijn koffer haal de hij een voorwerp. „Een revolver" suis de heb in Joris hoofd. De heer bekeek het even en schoof toen naar Joris toe. Do haren rezen hem te berge. Wat voor een avontuur beleofde hij nu? Een roofoverval in een trein, zooals hij dat zoo dikwijls gehoord had. Maar hij wist ook dat er in den trein zich een nood rem bevond. Met een sprong stond hij recht en rukte aan de noodrem. De heer keek hem ondertusschen geheel verbaasd aan. Blijkbaar was hij de mee ning toegedaan dat Joris gek was gewor den. En voor hij nog van zijn verbazing was bekomen stond de trein met een schok stil en verscheen even later de hoofdcon ducteur aan het portier. „Grijpt hem", kreesch Joris op den heer wijzend, „hij wil mij vermoorden!" De heer die nog steeds met het ding in zijn hand zat barstte in een hartelijk lachen uit en de conducteur het voorwerp ziende deed hetzelfde. En nu vertelde de heer hoe hij zijn gas- aanschieter aan Joris had willen demon- streeren, hij was nl reiziger in die dingen. Joris kwam er met een berisping van den conducteur af en de trein zette de reis voort. Onderweg praatten de heer en Joris heel gezellig over het misverstand en deze eerste remonstreerde zijn gasaanschieter en gaf er Joris ter gedachtenis aan dit avontuur een cadeau. Teekenen. „Ringeringeringtin g". „Hé, alweer morgen, ik ben nog niet voor de helft uitgeslapen. Wat is 't vandaag? Dinsdag? Oei, eerst meetkunde en dan teekenen. Teekenen, ik had groote zin om maar weer diep onder de dekens te kruipen. Je krijgt koppijn van perspectief-projectie en weet ik wat allemaal, 't Is goed om iemand de kouwe koorts op zijn lijf te jagen en Zuster Antonio zegt al die woorden maar, of 't de gewoonste zaak van de wereld is. Zoo mopperend had ik mijn kousen en schoenen aangedaan en mijn bed afge haald. Nu zou ik met koud water, al die pruttelarij maar eens doen verdwijnen. No- gen uur. Zuster Antonio stond al bij de deur om ons naar haar geliefd teekenlo kaal te geleiden. Daar is 't eerste 'n vijf minuten lawaai van teekendoozen, schrif ten, tafeltjes enz. enz. En dan begint 't. „Kinderen, hier heb ik een trommel. Wat zie je van het bovenvlak als ik hem zoo houd." Ik zag het heele bovenvlak niet. Zuster Antonio hield de trommel precies boven mijn hoofd, zoodat ik waarlijk een giraffe hals had moeten hebben om er een streep je van te zien. De trommel werd heele- ïnaal uitgelegd, met al zijn perspectivische lijnen en vlakken. Toen moesten wij de trommel teekenen. Eerst maar een fijn puntje y&n mijn houts kool en dan beginnen. E^st hoe groot je de trommel wil hebbejiv/>n paar rechte lijnen. Ja, een paar rechte lijnen, dat was vlugger gezegd dan gedaan. De eerste leek meer op den rug vapJ een kameel, dan op een rechte lijn. Afijn, eindoüjk stonden ze. Nu die ellipsen. „Och heer, de eene moet wijder zijn dan de andere, maar welke moet nu ;t wijdste zijn? 't Is zooiets van waar je dieper inkijkt. Die vervelende perspectief ook, die is goed om je kippig te maken." Ik teekende maar op goed geluk af. Ein delijk had ik zoo'n soort model van trom mel klaar. Nu 't oordeel van Zuster Anto nio hooren. Ik keek eens waar Soeur was. Ze was in de verst verwijderde hoek van 't lokaal. „Geduldig wachten", dacht ik, „en lek ker niks doen". Daar schoot me ineens te binnen, dat ik dat pronkstuk ook nog op het bord moest teekenen. Rechte rijnen op 't bord teekenen is nog moeilijkor dan op 't schrift. Ik stond met al mijn energie te teekenen. Ik was op 't punt om wanhopig te worden, toen de rccreatiebel me geluk kig van dat moeilijke werkje kwam attieT- pen. Littat. Hoe de slimme vos aan broodjes kwam. Mieke en boer Jansen woondp' met haar vader en moeder op de eenzame heide. 'b Was midden in den winter en Mieke moest naar 't dorp om brood te koopen wat ze wel eens meer deed. Moeder had haar de roode omslagdoek aangedaan en gaf 't mandje. Pas vooral goed op je geld, want 't is het laatste, wat ik bezit en va der komt pas laat thuis. Daar*"stapte ze nyifc 't mandje aan haar arm de deur uit. VjG stapte flink door en was daardoor gauw in 't doïp. Toen ze geholpen was, ging ze ga\jw weer naar huis terug. Ze, Hep rustig door, maar ze wist niet w,at achter haar liep. De familie vos had Honger gekregen en nu ging pa vos op roof uit. Pa vos had aan mijnheer konijn ge vraagd of ie mee ging op roof uit, dan zul len we eerlijk alles deelen. Hij stemde daarin toe en samen gingen ze op onder zoek uit. Toen ze op de heide liepen zagen ze een meisje in de verte loopen nret 'n mandje met brood. Toen ze dat zagen water- todden ze er van en zetten het op een loojien. Eerst bleven ze een poosje achter haar loopen maar dan opeens rukt de vos het mandje uit haar hand en rent er van door, het konijn er achteraan. Mieke schrok erg en wist niet wat te doen. Ze gjjig naar huis want ze kon de vos toch niet inhalen. **Toen Mieke thuis kwam, vertelde ze aan •Moeder wat haar overkomen was. Moeder schrok ook erg want ze had net het laat ste geld uitgegeven voor het brood. Nu moesten ze den heelon dag zonder eten. Maar luister wat er verder gebeurde. Aan den zoom van 't bosch bij een klein wa tertje zetten ze zich neder. Pa vos begon te deelen. „Maar", zei het konijn, „we moes ten er eigenlijk ook een vischje bij heb ben". Daarom zei het slimme konijntje: „vos ga even met je staartvin' het water zitten; als er nu een visolfje komt hapt ie er naar en dan trek je je staart fr uit. De vos-deed wat er gezegd werd en ging met zijn staart in 't water zitten. Ma»tdoordat het zoo vroor bevroor zijn ^$»art in het water vast en nu kon hij^r niet uit. Me neer konijn echter at alles op en ging toen naar zijn hol. En de diertjes van pa vos konden nu ook honger lijden. Dat was hun straf. Leo Müller. Een storm. 't Is 'n sombere dag vandaag. Donkere wolken pakken zich samen en drijven met 'n geweldige snelheid door het lucht ruim. Het zijn de voorboden van een storm 'n Geweldige wind kora% opzetten jm jaagt door de boomen, die beginnen Ws schud den als rietstengels. Aan den van de boomen vertoonen zich groote scheuren, die de kracht van den wind,/ie dat hoeft veroorzaakt, duidelijk laten zien. "Wee den armen visscher, die nu op zee is met z'n schuit, die op dat onmetelijke water-oppervlak wel 'n notendop schijnt. Hevige rukwinden kunnen z'n schuit doen omslaan en er behoort Heel wat moed en kracht toe, om in zoo'n noodweer den strijd tegen wind en golven aan te binden. Maar de stoere zeelui zonden een kort ge bed pp tot God om sterkte en daar staan ze dan met de zuidwester op het hoofd aan het roer. Tor.cnhoogc golven, door den wind opgezweept, komen aanrollen en slaan mot kracht tegen 't schip, dat in al z'n voegen kraakt. Op 't strand slaan tal- looze visschersvrouwcn angstig uit te zien, of zij geen top van 'n mast zien, die het schip van haar man aanduidt. De regen valt in stroomen neer, terwijl de bliksem flitst en de donder dof rolt- Als de wind gaat liggen, bedaart ook langzamerhand de stormde golven worden niet zoo hoog meer opgezweept en de lucht heldert een weinig op. Na zoo'n storm valt soms menig visscher te betreuren, die den strijd tegen de ele menten niet heeft kunnen volhouden, en de wrakstukken van z'n vergane schip spoe len dan, als 't weer kalm is, aan het strand en soms ook de lijken van hen, die hun dood in de golven hebben gevonden en op wien misschien 'n arme visschers- vrouw troosteloos zit te wachten. Joseph Peerdeman. Naar den Gelderschen Achterhoek door Theodora. Ziezoo, lieve lezers en lezeresjes, nu zal ik eens wat gaan vertellen over het lang beloofde reisje naar den Gelderschen Ach terhoek. Velen uwer zijn zeker al wel eens in Arnhem en Nijmegen geweest. Verder denkt U zich Gelderland niet in; maar het gaat veel verder en ofschoon het natuur schoon van Arnhem en omstreken telken jare duizenden vreemdelingen tot zich trekt en ook nooit genoeg te bewonderen, valt, toch zal ik u verder brengen en u verteilen van de gewoonten en leefwijzen van de zeer eenvoudige lieden en u eenigo plekjes natuurschoon beschrijven, zoo mooi ja, waar men zich als in een droomenland verloren waant; plekjes waar men Gods adem over zich heen voelt; waar men niet kan indenken dat de wereld en zijn bewo ners vooral in de steden zoo slecht en boos zijn. Plokjes, waar men zich één voelt meb( de natuur; een met do bloemen, met het kruid en de vlinders; plekjes waar mcf. zijn hoofd buigt en waar do ziel spreekt tot God: „hoe schoon zijn toch uw gaven en hoe mooi is uw natuur" 1 Plekjes, waar men altijd weer gaarne toeft en die men nooit vergeet. Wij zijn dan met den trein in Arnhem aangekomen en verder gaat het over een prachtige spoorbrug naar Westervoort. Vanuit den trein ziet men een groot fort, waarin de soldaten het kruit bewa ren. Wij gaan over den Rijn en de IJsel, beide rivieren zijn hier zeer smal. Van uit den trein bewonderen wij nog Velp en zijn prachtige villa's en bosschen. Even stopt de trein in Westervoort en ver der gaat het nu weer, om een kwartier la ter to stoppen iu het landelijk plaatsje Duiven. Na eenig oponthoud gaan wij tot Zevenaar; het grensstation. Allen die naar Duitschlancl gaan, moeten hier uitstap pen, maar wij niet. Wij gaan verder den Achterhoek in. Dan brengt ons het gemoe delijk locaaltreintje verder. Ik zeg gemoo- delijk. Ja zeer typisch is het. Vanaf Zove- naar wordt hier alles gemoedelijk, hier is geen gejach, geen gejakker, hier hebben de menschen geen haast. Alles gaat hier even kalm zijn gang, mensch, dier en zijn voer tuigen, zooals kar en auto gaat hier kalm en bedaard zijns weegs, en snort er eens een enkelen keer een auto met razende vaart over 'gJTeeren kalme wegen dan blijft de voorbijganger en do landman even bedaard staan en haalt zijn schouders op en zegt dat is zeker een vreemdeling. Het locaaktreintjc stopt in het eerstvol gend station en dat is Didam en hier step ik uit, want hier wil ik eenige dagen toe ven. Hier waar ik geboren ben en waar de beelden uit mijn kinderjaren aan mijn geestesoog voorbijtrokken; beelden die men nooit vergeet vooral niet als men er zijn dierbaar ouderhuis nog kan bezoeken. Hoe landelijk en vredig en heerlijk stil is het hier, telkens valt mij dat op. De ver dorvenheden jler groote steden is nog niet tot hier doorgedrongen. Hier ademt men frissche reine lucht in. Van af het station wandelt men door de kom van het dorp. Mooie winkels, een groote zeer antieke kerk met stompen toren, in vroeger jaren Katholiek, thans Protestant, waar echt«f bijna nooit dienst in gedaan wordt daar er bijna geen Protestanten in het dorp Didam wonen. Allen zijn hier Roomsch Katholiek Er zijn hier drie Roomsch Katholieke ker ken en zeer mooie. Ze staan ruim drie kwartier van elkaar verwijderd, want Di dam is reusachtig uitgestrekt. Het grenst ten Oosten aan Wehl, ten Zuiden aafc Duitschland, ten Westen aan Zevenaar en ten Noorden aan Doesburg. Er zijn bewo ners die ruim een uur moeten loopen on^ des Zondags naar de kerk te kunnen gaan en de meesten vjnï die menschen gaan nog twee keer na^r de kjprk, een mooi voor beeld voor anderen. (Wordt vervolgd). Vacantie. Hoera! Het is vacantie? Ach hemel, wat een pret! Nu niet meer leeren! Maar fijn heel*Iaat naar bed! Ik ga dan vroeg naar buiten, Naar buiten in het bosch; Dan ga ik bloempjes plukken, En zitten op het mos. Ik ga ook uit logeeren, O! wat 'n groot pleizierf Daar buiten bij mijn tante Wel voor een week of vier. Bokken voor den wagen En de hond voor de kar, Gaten in mijn kousen, En mijn haren in de war. Mijn schoenen stuk' geloopen, Scheuren in mijn goed, Ik eet panyekoek bij hoopen Drink melk in overvloed. Ja: „Leve de vacantie, 't Is zoo een prettige tijd, Maar zijn die dagen henen. Dan leer ik weer met vlijt!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 9