SPORT.
dèi'titïsctsrSrirreSr^"-
VOOR ONZE KINDEREN.
VOETBAL.
k DIOC. HAARL. BOND.
R. K. S. V. „Teylingen".
12» Seriewedstrijden.
4De secretaris Tan de R.K.S.V. „Teylin-
en verzoekt ons opname van het vol
gende:
Evenals vorig jaar geeft bovengenoem-
ÖJ' de vereeniging seriewedstrijden voor de
1 juniores van het district Leiden.
Den 22en Juli a.s. nemen deze een aan-
e' -vang. Er wordt gespeeld volgens regle-
„iirent van het district Leiden.
Het Bestuur vertrouwt er op, dat alle
inioren elftallen hieraan zullen deelne-
men o.a. Leiden met 2 elftallen, Lisse dito
■teylingen dito, verder S.J.C., O.V.V.,
,ue 8. N. A., V. V. L., D. V. O. en D. O. S.
la| Wanneer deze elftallen allen deelnemen,
worden 3 prijzen beschikbaar gesteld.
Vóór 13 Juli a.s. moeten alle berichten
binnen gekomen zijn aan het secretariaat
Teylingen, opdat 14 Juli de loting plaats
kan hebben des avonds om 8 uur_ in de
Hoekstr. 9, waarbij elke vereeniging te-
et genwoordig kan zijn.
orf
CRICKET.
Wedstrijdprogramma voor a.s. Zondag.
Ie klasse.
Quick (Nijmegen)—A.C.C., Rood en Wit—
H.D.V.S., V.R.A.H.C.C. I, V.O.C—V.V.V.,
H.C.C. II—Ajax (Leiden), Haarlem-P.W.
Ille klasse C.
I L.C.C.Ajax II, ExcelsiorH.C.C. IV.
Overzicht
In Nijmegen bindt Quick, dat voortaan
Zonder Rees uitkomt, den strijd aan met
de jongste Amsterdamsche eerste-klasser.
Daar ook Terwiel zijn ouden vorm nog niet
heeft, is de bowlerij der Nijmegenaars vrij
zwak. Hierdoor geven wij de A.C.C. de bes
te kansen.
1 In Schiebroek speelt V.O.C. tegen Groot-
meyer c.s. Indien East van de partij is,
maakt. V.O.C. een goede-kans om te winnen
In Haarlem zal de club van dien naam
weinig moeite hebben om de Enscheërs te
kloppen.
- In den Haarlemmerhout ontmoet de club
Tan Posthuma de menschen uit de jencver-
etad. Waar R. en W. nog niet veel over-
rwinningen behaalden.
In Amsterdam binden V.R.A. en de
^Groote Haagsehe" den strijd aan.
Als Rincker en van dr Chijs goed met
den bal op dreef zijn, en de Hagenaars voor
een niet te hoog totaal aan den kant zet
ten, dan heeft de thuisclub wel een kansje
op de twee punten. Heel groot echter schat
ten wij die kans niet.
De Leidsche eerste-klassers gaan op be
zoek bij het tweede elftal van de Haagsehe
Veel pleizier zullen zij hoogstwaarschijnlijk
van dit bezoek niet hebben. Eigeman c.s.
zullen zelfs alle zeilen bij moeten zetten
om een innings-nederlaag te ontgaan.
Voor de Ille klasse C. is alleen de wed
strijd L.C.C.Ajax II, die op het Ajax-ter-
rein gespeeld zal worden, vastgesteld.
Winnen de rood-zwarte resrves dezen
wedstrijd, dan is hun kans op het kam
pioenschap weer aanmerkelijk gestegen.
Wint de Leidsche echter deze match,
waarop o.i. wel een kansje bestaat, dan is
een spannende finish in. deze afdeeling te
•verwachten.
BILJARTEN.
2e kl. kamp.
De uitslagen der gespeelde wedstrijden
op Donderdag luiden:
Ch. v. Rijsdam
P. M. v. d. Berg
"P. Duivenvoorden Sr.
'H. Slewe
Tj. Pardon
P. M. v. d. Berg
150
144
5.29
5.55
2.27
3.48
SPORT EN HYGIENE.
Uit een rede, die Dr. G. O. E. Burger,
Utrecht, aldaar deze week hield
over: Sportwedstrijden en Olympiade van
.landpunt bezien, onüeenen
.Wij het volgende:
hv^trd?Ua> dat alIe van
hygiënisch standpunt gezien te veroordee-
len zijn, is onjuist. Wanneer we tot een
juiste reglementeering van het wedstrijd-
ïord? d.tT'mTrbii ^dragen
n?npa'st bij de eigenschap^tanTet'iï
volkomen toelaatbaar achten. Uit de te"
dende sportkringen moet i„ overleg me
en op aanwijzing van den sportarts de
verbetering komen. Nog veel te weinig be
grijpen besturen en leiders van sportver
eenigingen meestal het gewicht van hm
logischon taak. Deze staat vrijwel bii al-
Jen absoluut op den achtergrond. On h^t
cfub^6 P^an Staat »sPorteer" van hun
Komende tot het vraagstuk van de me-
oische sportkeuring, zegt spr., dat men
Zich moet stellen op het standpunt: streng
eeuren voor geschiktheid tot wedstrijd
sport; zeer spaarzaam zijn met het totaal
erbieden van alle lichaamsoefeningen.
Als belangrijkste, uit hygiënisch oo»
gezien ook wel éën Tan de beste
i. moet bet Ioopen over korte (50 tot
TOM.) en middelmatige (400 tot 1500 M.)
aistanden worden aangemerkt.
,^loope" over middelmatige afstan-
n (400 tot 1500 M.) moet als een buiten
gewoon groote inspanning gelden. De kcu-
ïng van wcdstrijdloopers over deze af.
Si 2,aI Hormate streng dienen te
■TO. B'J deze afstanden heeft men eigen-
oefentn Comb'"!itle van snelheids- en duur-
eningen. De afstand wordt namelijk
duren,! P 6 sneIhoid afgelegd, die ge
houden" m°et "0rfen vol®e-
Ue duuroefeningen hebben zonder twij.
*el een belangrijke hygiënische beteekenis
doch voor het bereiken van een cunste^
effect is het allerminst noodig, dat deze
oefeningen te lang worden volgehouden.
Het type van den looper over langen af
stand is anders dan van den sprinter. Men
vindt hier meestal wat kortere personen
(de pas over den langen afstand is veel
kleiner) met een goed ontwikkelde maar
wat kortere borstkas.
Een geheel ander effect hebben kracht
oefeningen op het menschelijk lichaam.
Hierbij worden langzame bewegingen te
gen een groote weerstand uitgevoerd. De
ze intensieve spiercontracties hebben een
uitgesproken invloed op de spierontwik-
keling en moeten dan ook daar worden
toegepast waar men ontwikkeling van be
paalde spiergroepen wil bereiken.
Men moet echter letten op een gevaar
van de krachtoefeningen in het algemeen.
Tal van deze oefeningen kunnen alleen
worden gedaan indien de adem wordt in
gehouden en op deze wijze de borstkas
volkomen gefixeerd is. Hierdoor wordt
een vast aangrijpingspunt geboden aan de
armspieren, die de groote krachtontwikke
ling moeten volbrengen. Het blijft echter
hierbij meestal niet bij ademinhouden, ge
woonlijk wordt er sterk geperst. Deze ver
hooging van den intrathoracalen druk
heeft een zeer ongunstigen invloed op
den bloedsomloop en werkt op den duur
nadeelig op het hart. Onmiddelijk na dit
persen stroomt een groote hoeveelheid
bloed naar het hart toe, dat juist tevoren
onder den invloed van den hoogen druk
in de borstkast zelf een slechte bloeddoor-
strooming had, terwijl nu plotseling een
sterke overvulling van het hart optreedt.
Het type van den krachtsportbeoefe
naar is totaal verschillende van de vorige
beschreven typen. We vinden hier breede
gestalten met een wijde borstkas die ech
ter bij ademhaling dikwijls ontstellend
weinig bewegelijk is, hetgeen ook blijkt
uit een opvallend geringe vitale capaciteit.
De behendigheidsoefeningen zijn van
de vorige oefensoorten niet scherp te
scheiden. Bij de lichte athletiek zijn ver
schillende oefeningen die een groote be
hendigheid vorderen, maar tevens in een
andere groep thuis hooren. Een typische
behendigheidsoefening is het toestcltur-
nen.
Hoe staat het nu met den invloed van
sportbeoefening op den geest? Eén ding is
zeker, zoowel het stelselmatig trainen als
de wedstrijd op zichzelf hebben een groo-
ten invloed op het zenuwgestel. Dit is
vooral opvallend bij de individucele sport
beoefening, veel minder bij de oefeningen
in clubverband (elftallen, roeiploegen e.d.)
Een goeden invloed op het karakter le
oefenen door middel van sportwedstrijden,
zal alleen mogelijk zijn wanneer krachtige,
nuchtere moreel hoogstaande fciguren de
leiding in de sportwereld hebben; men
schen die de beteekenis van sportwed
strijden tot haar ware proporties kunnen
terugbrengen.
Het wedstrijdwezen wordt meer en
meer gedreven in de richting van speciali
satie. Uit hygiënisch oogpunt moet men
echter juist eischen een zooveel mogelijke
harmonische lichaamsontwikkeling, d.w.z.
dat de athleet zich niet uitsluitend toelegt
op het bereiken van resultaten in een be
paald oefentype, doch zooveel mogelijk
wordt aangezet tot het beoefenen van ver
schillende soorten van oefeningen. In do
moderne Olympische Spelen wordt echter
juist de specialisatie ten top gevoerd.
Breed opgevatte sportbeoefening moest
zooveel mogelijk worden bevorderd. Deel
nemen aan wedstrijden zonder vooraf
gaande training is absoluut ontoelaatbaar.
Juist door de stelselmatige oefening moet
het prestatievermogen zoover worden op
gevoerd, dat het individu zonder schade
voor zijn lichaam kan deelnemen aan wed
strijden.
Besturen van sportvereenigingen dienen
ervoor zorg te dragen, dat aan wedstrij
den alleen wordt deelgenomen door men
schen die hiervoor èn door hun lichame
lijke gesteldheid ën door hun voorafgaan
de oefening, geschikt zijn. Men late op
wedstrijden alleen personen toe die na
een voorafgaand deskundig geneeskundig
onderzoek hiertoe geschikt zijn bevonden.
Maar naast den eisch van verplichte me
dische keuring voor alle deelnemers aan
sportwedstrijden, moet met even veel klem
geëischt worden, dat alleen doelmatig ge
trainde menschen aan wedstrijden deelne
men. En dan late men personen onder 18
jaar niet deelnemen aan duuroefeningen
en evenmin aan snelheidsoefeningen zoo
als het loopen over 400 en 800 Meter.
Een goede reglementeering van het wed
strijdwezen kan naar spr.'s overtuiging de
gevaren voor de gezondheid binnen rede
lijke perken houden. Deze reglementeering
omvatte dus: 1. Keuring van alle wed
strijddeelnemers minstens eenmaal per
jaar; 2. waken voor het deelnemen van
niet- of onvoldoende getrainde of over-
trainde personen aan wedstrijden; 3. in
stellen van een medische conditiekeuring
onmiddellijk na zware wedstrijden; 4. bij
wedstrijden voor jeugdige personen; het
uitschakelen van „vrije concurrentie"; in
stellen van wedstrijdgroepen naar de li
chamelijke ontwikkeling; 6. aanpassen van
de zwaarte van de inspanning aan het
prestatie vermogen van de deelnemers
(uitsluiten van jeugdige personen onder
18 jaar van vele d\\uroefeiïingen en en
kele snelheidsoefeningen """.(bijv. 400 M.
hardloopen).
Ten slotte vraagt spr. wat de hygiëni
sche beteekenis is van de Olympische Spe
len. In deze intern, wedkamp wordt het
wedstrijdwezen op de spits gevoerd, zoo
dat alle opmerkingen over wedstrijden in
het algemeen gemaakt hier in het bijzon
der van toepassing ziji^-Van groote alge-
meene hygiënische beteekenis kunnen de
O. S. uit den aard der zaak' niet zijn. Im
mers het is een wedkamp van die enke
lingen die re'eds door de natuur met een
Nmtstek krachtig lichaam zijn voorzien.
W ïllen dan ook deze spelen uit hygiënisch
oogpunt beteekenis hebben» dan kan dit
alleen hun propagandistische waarde zijn.
Maar dan moeten deze wedstrijden ook in
alle opzichten den toets der medisch-hy-
giënische critiek 'kunnen doorstaan.
CORRESPONDENTIE.
Theodora, Leiden. Dank voor
de reisbeschrijving „naar Den Achter
hoek". Onze groote lezersschaar zal eraan
smullen. Ik houd mij steeds aanbevolen.
Met hand en groet en dank!
Cadier, Leiden. Brief ontvan
gen. Dank! Succes! En het sonnet 1 Dat
is zeker bedoeld „voor mij en voor mij
alleen"; als een bewijs hoe onze goeie Ca
dier vooruit gaat en er climax is in denken
en wijze van zeggen. Ik vind het prachtig!
Kom nog eens praten! Met vriendenhand!
Arend van Rwieten, 'Stomp-
w ij k. Zoo, was jij zoo blij met den prijs!
Dat doet me pleizier. Ook doet Jt me plei
zier, dat je niet vergat te bedanken.
Zie je dat is iets wat ik niet snap! Tel
kens zij» er hier, die stiekum den prijs
binnenhalen en bedanken.... oh maar!
Dat is iets, wat ze maar gewoon weg ver
geten. Hoe ik dat hceten zou? Ik zal het
maar niet zeggen, maar mooi en vleiend
voor dien „ondankbare" is het vast niet!
Dag Arend! Veel groetjes aan alle huisge-
nooten! Het étui kon in geen beter han
den vallen.
Alida van Velzen, Leiden.
Ik ben blij voor jou, dat de naamswisse
ling nu in orde is. Maarwaarom ook
A. geschreven? Wat moet ik daarvan ma
ken! Ik had je evengoed in Antoon kun
nen herdoopt hebben en dan een jongetje
van je gemaakt. Zoo gaat het! Schrijf
steeds je naam voluit en ieder misverstand
is uitgesloten. Rotterdam is mooi hé. Mij
ook niet onbekend! Dag Ali.
Johnny Lange veld, Leiden.
Wel Johny, wat een leuk versje heb jij me
gestuurd op mijn verjaardag. Als het niet
zoo intiem was voor ons tweetjes be
doeld, dan liet ik het afdrukken 1 Bedank
in mijn plaats ook moedertje en breng
ook de groeten over van Tante Marie. Ik
kom deze week eens aan!
Dag Johnny!
Van deze gelegenheid maak ik tevens
gebruik, om de vele Neefjes en Nichtjes
te bedanken, die me per kaart of brief
(in proza of poëzie) hunne of hare wen-
schen aanboden op 25 Juni jl.
De volgende week ga ik door met het
beantwoorden der brieven en der vragen.
Wie wat te vragen heeft, vrage. Veel moet
deze week weer blijven liggen. Er resten
zeker nog 40 brieven te beantwoorden. Ge
duld maar!
Jullie liefhebbende,
Oom W i m.
Joris op reis
door Johan de Graaf.
(Slot.)
Een ijlings toegeschoten stationsbeamb
te wierp er een emmer water overheen,
die het brandje bluschte.
Toen wendde hij zich tot de jammerende
juffrouw die maar aldoor riep over „haar
kostelijke luiers!" en vroeg haar hoe het
gekomen was. Ze wist het niet.
„Misschien"', zei Joris die al dien tijd
met open mond het tooneel had gade ge
slagen, „misschien is heb gekomen, ik heb
daarnet mijn pijp aangestoken!"
„Ezel!" riep de jammerende juffrouw,
„en toen heb je natuurlijk me tasch in
brand gestoke. Maar jo zei me die luiqpe^
betale of ik ga naar de pelisie!".
„Maar ik kon er toch niets aan doen",
wierp Joris tegen. Doch gewend om aan
vrouwen te gehoorzamen, dokte hij even
later twee en een halven gulden in de wijd
geopende hand van het nu tevreden ge
worden mensch. Blijkbaar waren de luiers
niet te nieuw meer geweest en vast niet
de helft waard.
Ondertusschen was de trein binnen ge
komen en had Joris zich een plaatsje uit
gezocht. Daar zat hij nu heel vergenoegd
in een hoekje bij het raam.
Hij bofte, hij zat alleen, maar net op.
het laatste oogenblik kwam er nog ^?en
heer met een grooten koffer aanstormen,
die bij Joris de coupé kwam ingevallen en
zette zich op dezelfde bank aan het an
dere raampje neer. De trein zette zich in
beweging en even later stoomden ze door
de velden. Wat Joris genoot.
Maar helaas! Dat was weer van korten
duur. Even later bemerkte Joris dat de
heer aan den anderen kant hem opmerky
zaam zat aan te kijken, en wanneer Joris
in zijn richting keek, zag de heer weer
voor zich uit.
Dat beviel Joris niet en hij begon, onrus
tig op zijn plaats heen en weer te schui
ven. Plotseling werd hij doodsbleek, wat
deed die man daar? Uit zijn koffer haal
de hij een voorwerp. „Een revolver" suis
de heb in Joris hoofd.
De heer bekeek het even en schoof toen
naar Joris toe. Do haren rezen hem te
berge. Wat voor een avontuur beleofde hij
nu? Een roofoverval in een trein, zooals
hij dat zoo dikwijls gehoord had. Maar hij
wist ook dat er in den trein zich een nood
rem bevond.
Met een sprong stond hij recht en rukte
aan de noodrem.
De heer keek hem ondertusschen geheel
verbaasd aan. Blijkbaar was hij de mee
ning toegedaan dat Joris gek was gewor
den.
En voor hij nog van zijn verbazing was
bekomen stond de trein met een schok
stil en verscheen even later de hoofdcon
ducteur aan het portier.
„Grijpt hem", kreesch Joris op den heer
wijzend, „hij wil mij vermoorden!"
De heer die nog steeds met het ding in
zijn hand zat barstte in een hartelijk
lachen uit en de conducteur het voorwerp
ziende deed hetzelfde.
En nu vertelde de heer hoe hij zijn gas-
aanschieter aan Joris had willen demon-
streeren, hij was nl reiziger in die dingen.
Joris kwam er met een berisping van
den conducteur af en de trein zette de reis
voort.
Onderweg praatten de heer en Joris
heel gezellig over het misverstand en deze
eerste remonstreerde zijn gasaanschieter
en gaf er Joris ter gedachtenis aan dit
avontuur een cadeau.
Teekenen.
„Ringeringeringtin g".
„Hé, alweer morgen, ik ben nog niet
voor de helft uitgeslapen.
Wat is 't vandaag? Dinsdag? Oei, eerst
meetkunde en dan teekenen.
Teekenen, ik had groote zin om maar
weer diep onder de dekens te kruipen. Je
krijgt koppijn van perspectief-projectie en
weet ik wat allemaal, 't Is goed om iemand
de kouwe koorts op zijn lijf te jagen en
Zuster Antonio zegt al die woorden maar,
of 't de gewoonste zaak van de wereld is.
Zoo mopperend had ik mijn kousen en
schoenen aangedaan en mijn bed afge
haald. Nu zou ik met koud water, al die
pruttelarij maar eens doen verdwijnen. No-
gen uur. Zuster Antonio stond al bij de
deur om ons naar haar geliefd teekenlo
kaal te geleiden. Daar is 't eerste 'n vijf
minuten lawaai van teekendoozen, schrif
ten, tafeltjes enz. enz. En dan begint 't.
„Kinderen, hier heb ik een trommel. Wat
zie je van het bovenvlak als ik hem zoo
houd."
Ik zag het heele bovenvlak niet. Zuster
Antonio hield de trommel precies boven
mijn hoofd, zoodat ik waarlijk een giraffe
hals had moeten hebben om er een streep
je van te zien. De trommel werd heele-
ïnaal uitgelegd, met al zijn perspectivische
lijnen en vlakken.
Toen moesten wij de trommel teekenen.
Eerst maar een fijn puntje y&n mijn houts
kool en dan beginnen. E^st hoe groot je
de trommel wil hebbejiv/>n paar rechte
lijnen. Ja, een paar rechte lijnen, dat was
vlugger gezegd dan gedaan. De eerste leek
meer op den rug vapJ een kameel, dan op
een rechte lijn. Afijn, eindoüjk stonden ze.
Nu die ellipsen. „Och heer, de eene moet
wijder zijn dan de andere, maar welke
moet nu ;t wijdste zijn? 't Is zooiets van
waar je dieper inkijkt. Die vervelende
perspectief ook, die is goed om je kippig
te maken."
Ik teekende maar op goed geluk af. Ein
delijk had ik zoo'n soort model van trom
mel klaar. Nu 't oordeel van Zuster Anto
nio hooren. Ik keek eens waar Soeur was.
Ze was in de verst verwijderde hoek van
't lokaal.
„Geduldig wachten", dacht ik, „en lek
ker niks doen". Daar schoot me ineens te
binnen, dat ik dat pronkstuk ook nog op
het bord moest teekenen. Rechte rijnen op
't bord teekenen is nog moeilijkor dan op
't schrift. Ik stond met al mijn energie te
teekenen. Ik was op 't punt om wanhopig
te worden, toen de rccreatiebel me geluk
kig van dat moeilijke werkje kwam attieT-
pen. Littat.
Hoe de slimme vos aan broodjes kwam.
Mieke en boer Jansen woondp' met haar
vader en moeder op de eenzame heide.
'b Was midden in den winter en Mieke
moest naar 't dorp om brood te koopen
wat ze wel eens meer deed. Moeder had
haar de roode omslagdoek aangedaan en
gaf 't mandje. Pas vooral goed op je geld,
want 't is het laatste, wat ik bezit en va
der komt pas laat thuis. Daar*"stapte ze
nyifc 't mandje aan haar arm de deur uit.
VjG stapte flink door en was daardoor gauw
in 't doïp. Toen ze geholpen was, ging ze
ga\jw weer naar huis terug. Ze, Hep rustig
door, maar ze wist niet w,at achter haar
liep. De familie vos had Honger gekregen
en nu ging pa vos op roof uit.
Pa vos had aan mijnheer konijn ge
vraagd of ie mee ging op roof uit, dan zul
len we eerlijk alles deelen. Hij stemde
daarin toe en samen gingen ze op onder
zoek uit.
Toen ze op de heide liepen zagen ze een
meisje in de verte loopen nret 'n mandje
met brood. Toen ze dat zagen water-
todden ze er van en zetten het op een
loojien.
Eerst bleven ze een poosje achter haar
loopen maar dan opeens rukt de vos het
mandje uit haar hand en rent er van door,
het konijn er achteraan. Mieke schrok erg
en wist niet wat te doen. Ze gjjig naar huis
want ze kon de vos toch niet inhalen.
**Toen Mieke thuis kwam, vertelde ze aan
•Moeder wat haar overkomen was. Moeder
schrok ook erg want ze had net het laat
ste geld uitgegeven voor het brood. Nu
moesten ze den heelon dag zonder eten.
Maar luister wat er verder gebeurde. Aan
den zoom van 't bosch bij een klein wa
tertje zetten ze zich neder. Pa vos begon te
deelen. „Maar", zei het konijn, „we moes
ten er eigenlijk ook een vischje bij heb
ben". Daarom zei het slimme konijntje:
„vos ga even met je staartvin' het water
zitten; als er nu een visolfje komt hapt ie
er naar en dan trek je je staart fr uit. De
vos-deed wat er gezegd werd en ging met
zijn staart in 't water zitten. Ma»tdoordat
het zoo vroor bevroor zijn ^$»art in het
water vast en nu kon hij^r niet uit. Me
neer konijn echter at alles op en ging toen
naar zijn hol. En de diertjes van pa vos
konden nu ook honger lijden. Dat was hun
straf. Leo Müller.
Een storm.
't Is 'n sombere dag vandaag. Donkere
wolken pakken zich samen en drijven
met 'n geweldige snelheid door het lucht
ruim. Het zijn de voorboden van een storm
'n Geweldige wind kora% opzetten jm jaagt
door de boomen, die beginnen Ws schud
den als rietstengels. Aan den van de
boomen vertoonen zich groote scheuren,
die de kracht van den wind,/ie dat hoeft
veroorzaakt, duidelijk laten zien.
"Wee den armen visscher, die nu op zee
is met z'n schuit, die op dat onmetelijke
water-oppervlak wel 'n notendop schijnt.
Hevige rukwinden kunnen z'n schuit doen
omslaan en er behoort Heel wat moed en
kracht toe, om in zoo'n noodweer den
strijd tegen wind en golven aan te binden.
Maar de stoere zeelui zonden een kort ge
bed pp tot God om sterkte en daar staan
ze dan met de zuidwester op het hoofd aan
het roer. Tor.cnhoogc golven, door den
wind opgezweept, komen aanrollen en
slaan mot kracht tegen 't schip, dat in al
z'n voegen kraakt. Op 't strand slaan tal-
looze visschersvrouwcn angstig uit te zien,
of zij geen top van 'n mast zien, die het
schip van haar man aanduidt. De regen
valt in stroomen neer, terwijl de bliksem
flitst en de donder dof rolt- Als de wind
gaat liggen, bedaart ook langzamerhand
de stormde golven worden niet zoo hoog
meer opgezweept en de lucht heldert een
weinig op.
Na zoo'n storm valt soms menig visscher
te betreuren, die den strijd tegen de ele
menten niet heeft kunnen volhouden, en de
wrakstukken van z'n vergane schip spoe
len dan, als 't weer kalm is, aan het
strand en soms ook de lijken van hen, die
hun dood in de golven hebben gevonden
en op wien misschien 'n arme visschers-
vrouw troosteloos zit te wachten.
Joseph Peerdeman.
Naar den Gelderschen Achterhoek
door Theodora.
Ziezoo, lieve lezers en lezeresjes, nu zal
ik eens wat gaan vertellen over het lang
beloofde reisje naar den Gelderschen Ach
terhoek. Velen uwer zijn zeker al wel eens
in Arnhem en Nijmegen geweest. Verder
denkt U zich Gelderland niet in; maar het
gaat veel verder en ofschoon het natuur
schoon van Arnhem en omstreken telken
jare duizenden vreemdelingen tot zich
trekt en ook nooit genoeg te bewonderen,
valt, toch zal ik u verder brengen en u
verteilen van de gewoonten en leefwijzen
van de zeer eenvoudige lieden en u eenigo
plekjes natuurschoon beschrijven, zoo mooi
ja, waar men zich als in een droomenland
verloren waant; plekjes waar men Gods
adem over zich heen voelt; waar men niet
kan indenken dat de wereld en zijn bewo
ners vooral in de steden zoo slecht en boos
zijn. Plokjes, waar men zich één voelt meb(
de natuur; een met do bloemen, met het
kruid en de vlinders; plekjes waar mcf.
zijn hoofd buigt en waar do ziel spreekt
tot God: „hoe schoon zijn toch uw gaven
en hoe mooi is uw natuur" 1 Plekjes, waar
men altijd weer gaarne toeft en die men
nooit vergeet.
Wij zijn dan met den trein in Arnhem
aangekomen en verder gaat het over een
prachtige spoorbrug naar Westervoort.
Vanuit den trein ziet men een groot
fort, waarin de soldaten het kruit bewa
ren. Wij gaan over den Rijn en de IJsel,
beide rivieren zijn hier zeer smal.
Van uit den trein bewonderen wij nog
Velp en zijn prachtige villa's en bosschen.
Even stopt de trein in Westervoort en ver
der gaat het nu weer, om een kwartier la
ter to stoppen iu het landelijk plaatsje
Duiven. Na eenig oponthoud gaan wij tot
Zevenaar; het grensstation. Allen die naar
Duitschlancl gaan, moeten hier uitstap
pen, maar wij niet. Wij gaan verder den
Achterhoek in. Dan brengt ons het gemoe
delijk locaaltreintje verder. Ik zeg gemoo-
delijk. Ja zeer typisch is het. Vanaf Zove-
naar wordt hier alles gemoedelijk, hier is
geen gejach, geen gejakker, hier hebben de
menschen geen haast. Alles gaat hier even
kalm zijn gang, mensch, dier en zijn voer
tuigen, zooals kar en auto gaat hier kalm
en bedaard zijns weegs, en snort er eens
een enkelen keer een auto met razende
vaart over 'gJTeeren kalme wegen dan
blijft de voorbijganger en do landman even
bedaard staan en haalt zijn schouders op
en zegt dat is zeker een vreemdeling.
Het locaaktreintjc stopt in het eerstvol
gend station en dat is Didam en hier step
ik uit, want hier wil ik eenige dagen toe
ven. Hier waar ik geboren ben en waar de
beelden uit mijn kinderjaren aan mijn
geestesoog voorbijtrokken; beelden die
men nooit vergeet vooral niet als men er
zijn dierbaar ouderhuis nog kan bezoeken.
Hoe landelijk en vredig en heerlijk stil is
het hier, telkens valt mij dat op. De ver
dorvenheden jler groote steden is nog niet
tot hier doorgedrongen. Hier ademt men
frissche reine lucht in. Van af het station
wandelt men door de kom van het dorp.
Mooie winkels, een groote zeer antieke
kerk met stompen toren, in vroeger jaren
Katholiek, thans Protestant, waar echt«f
bijna nooit dienst in gedaan wordt daar er
bijna geen Protestanten in het dorp Didam
wonen. Allen zijn hier Roomsch Katholiek
Er zijn hier drie Roomsch Katholieke ker
ken en zeer mooie. Ze staan ruim drie
kwartier van elkaar verwijderd, want Di
dam is reusachtig uitgestrekt. Het grenst
ten Oosten aan Wehl, ten Zuiden aafc
Duitschland, ten Westen aan Zevenaar en
ten Noorden aan Doesburg. Er zijn bewo
ners die ruim een uur moeten loopen on^
des Zondags naar de kerk te kunnen gaan
en de meesten vjnï die menschen gaan nog
twee keer na^r de kjprk, een mooi voor
beeld voor anderen.
(Wordt vervolgd).
Vacantie.
Hoera! Het is vacantie?
Ach hemel, wat een pret!
Nu niet meer leeren!
Maar fijn heel*Iaat naar bed!
Ik ga dan vroeg naar buiten,
Naar buiten in het bosch;
Dan ga ik bloempjes plukken,
En zitten op het mos.
Ik ga ook uit logeeren,
O! wat 'n groot pleizierf
Daar buiten bij mijn tante
Wel voor een week of vier.
Bokken voor den wagen
En de hond voor de kar,
Gaten in mijn kousen,
En mijn haren in de war.
Mijn schoenen stuk' geloopen,
Scheuren in mijn goed,
Ik eet panyekoek bij hoopen
Drink melk in overvloed.
Ja: „Leve de vacantie,
't Is zoo een prettige tijd,
Maar zijn die dagen henen.
Dan leer ik weer met vlijt!"