'e„ m" f >t STADSNIEUWS. 30ERENTROTS IA ^3 tweede blad DE LEIDSCHE COURANT MAANDAG 7 MEI 1920 IN MEMORIAM MGR. A. J. CALLIER BIJ VADERS LIJKBAAR. „Sint Onder dezen titel schrijft Th. B. vo" het volgende: Lang verwacht en toch te vroeg heeft onverbiddelijke dood onzen Vader in ristus ons ontnomen! Met een droefheid diep in de ziel grijpt, omdat steeds- ichtiger redenen tot dankbaarheid aan- 1 ikelijkheid en vereering immer deden leien, staan wij bij de lijkbaar van onzen loten Bisschop. Vant dè,t was voor de Kerk van Haar- Monseigneur Augustinus Josephus llier. 'an wat aan zijn langjarig episcopaat irafging, kwamen slechts bij overleve- g de teekenende bijzonderheden tot i: maar als kerkvorst mochten wij, die der de eersten waren, wien hij de han- oplegde, persoonlijk hem kennen, hem nen ,hem vereeren. Bisschop, priester en bestuurder dus, 5 bij alleen en was hij geheel: waardig rtegenwoordiger van Hem, dien Sint jtius roemt „de Herder en Opziener on- riielen". De zeldzame talenten, die Gods irzienende goedheid hem zoo ruim- oots had toebedeeld, en die een diep ef van verantwoordelijkheid en een rke zelftucht in vaste harmonie be- irschten, richtten zich slechts op één il: de eer van God die hij bevorderen est, het welzijn der Kerk welke hij te ituren ontving, het heil der zielen die n waren toevertrouwd. Pi )&b doel heeft hij gediend met een oof, dat naar zijn eigen uitgesproken oeling het uitgangspunt van zijn leven wilde, en dat zóó dat leven heeft be- irscht, dat zijn devies werkelijk het ka ter van heel zijn persoon en van al zijn len met onmiskenbare juistheid heeft ergegeven. Dat „aarzellooze" geloof ■gift in hem gewerkt door een liefde, die &*is wat aan een gevoelsuiting deed den- 'OQ wel zorgvuldig schoen te verbergen Br te vermijden, maar die des te meer isprak door de volkomen zich-zelf ver- ende toewijding, waarmede hij alle 3n ir belangen opnam in zijn groote ziel ze koesterde met een werkdadige be- g8telling cn zorg, welke eerst de dood mocht te dooven. laardoor heeft zijn bestuur dat boven- uurlijk karakter gedragen, dat het ver- f boven menschelijke kleinzieligheden, dat het bij het klimmen der jaren nog ondering afdwong door de onverzwakte stkracht welke het toonde, en dat hem ir ons als mensch nog groeien deed, i de lichaamskrachten verminderden ie gebrekkigheden van der. ouderdom n menschelijke beperktheid en vergan- llijkheid herinnerden. Een groot Bisschop was hij door zijn jsheid ,die bij eigen helder inzicht toch sme de argumenten van anderen hoor- en overwoog, maar ook met een rustig lfvertrouwen durfde beslissen en voor n beslissing durfde staan; een bestuurder van hoogen rechtvaar- ;heidszin, die niets zoo vreesde als den 'loed van persoonlijke voorliefde of af- nr op zijn beslissingen en die zonder nzien des persoons durfde oordeelen en ndelen i«°, ien man van de groote lijnen, welke hij itkield metonwrikbare bracht, maar ardoor ook een van ruime opvatting die binnen die lijnen de vrijheid van wer- ™n in zijn medehelpers en onderdanen st te eerbiedigen, te waardeeren, te schennen. Een vooruitziende geest, die rekende t de ontwikkeling van de behoeften in i groote bisdom en er offers voor wist brengen en te eischen; sen sterke, die wist en durfde spreken ar het moest, zonder iemand te-ontzien, ar die ook en misschien nog beter wist te zwijgen als het nuttig was; ten vader, die gaarne kwam deelnemen de vreugde en in de smart, maar die 3' ieigen leed, het dikwijls groote leed, dat W besturen van menschen onvermijdelijk g ebrengt, wist te dragen alleen; een ondernemend mensch, die in vertrou wen op God aanpakte, als de behoeften van de zijnen het vorderden; een breed leider, die tot op hoogen ouderdom een open oog hield voor nieuwe nooden en nieuwe middelen, en gaarne een kans liet aan iedere poging, waarvan hem aannemelijk werd gemaakt, dat zij nut zou afwerpen voor zijn Bisdom; een organisator die alle bewegingen van zijn fel-bewogen tijd wist samen te bren gen en samen te houden en te richten op het ééne noodige, het beleven van het christelijk geloof in alle rangen en standen der maatschappij, in alle omstandigheden des levens; een gezond criticus, die zich niet liet bedriegen door den uiterlijken schijn van het aanvankelijk succes, noch zich blind staarde op een oogenblikkelijken bloei, maar bij allen vooruitgang steeds mis schien wel eens te uitsluitend in het oog hield de kiemen van bederf, die ook onder ons werkzaam zijn; een machtig strijder, die met overleg en onwrikbare vastheid optrad en niet af liet tegenover alles en allen, die Gods eer belaagden of het heil der zielen be dreigden; en bij dat alles een eenvoudige geloovi- ge, die zijn kracht durfde zoeken bij God alleen, die in 't gebed zijn machtigste wa pen vond, die, als hij meende, alles te hebben gedaan, wat hij kon, met een groote gerustheid alles aan God overliet; eindelijk een mensch van gemakkelijken omgang, die gaarne en zonder pretentie 't middelpunt vormde van een opgewekte conversatie Dat waarlijk groot bestuur is bijna vijf en twintig jaren Haarlems Kerk ten zegen geweest; moeten wij dan niet met een groote dankbaarheid in het hart bij deze lijkbaar verwijlen, en mogen we dan geen droefheid voelen bij dit scheiden? Het nageslacht zal wellicht ve.e daden van dit bestuur hooger nog waardeeren dan wij, omdat het er de vruchten overvloediger van ziet; hét zal en wellicht met recht fouten aanwijzen, want het is menschen- werk; maar beter dan zij, die eenmaal met meer kennis zullen kunnen oordeelen, besëffen wij, welk een zegen wij gekregen hebben door dit verlicht bestuur, omdat wij weten bij ondervinding door welke go- varen en nooden het ons veilig heeft heen geleid. En het is die dankbaarheid, die ons ""rondom deze lijkbaar samenbrengt in gebed; want voor onze zielen heeft deze doorluchtige doode rekenschap moeten af leggen bij God; als er dus iets nog goed te maken is, dan is het aan ons, hem daar bij te helpen, het in zijn plaats te doen, op dat zijn ziel ruste in vrede en zich in God verblijde, in 't. werk dat hij in Gods naam heeft mogen doen. En voor ons zelve nemen wij de les mede van Sint Paulus: „Gedenk Uw Overste die U het Woord Gods verkondigd heeft, „Beschouwt het einde van zijn leven „En volgt zijn geloof na „SANCTUS AUGUSTINUS". DE VIERING VAN HET ZEVENDE LUSTRUM. (V ervolg). De feestvergadering. De begeesterende feestrede van den Am- sterdamschen hoogleeraar Prof. Dr. A. H. M. J. van Rooy werd aa.n het slot hartelijk toegejuicht. Daarna wérd het woord verleend aan Mr. J. Andreoli, lid van de Commisie van oud-le len. In de plaats van den eersten oud-prae- ses jhr. mr. Ch. J. M. Buys de Beeren- brouck was spr. door moderator en an dere oud-pra«sides gevraagd een kort woord te spreken namens het eere- en reu- nisten-comité. Met groote blijdschap had spr„ toen jhr. Ruys de BeerenProuck door onvoor ziene omstandigheden was verhinderd deze feestvergadering bij te wonen, de uilnoo- diging aanvaard. Immers, het feest van „Sanctu8 Augustinus" is ook het feest der oud-leden. De jongeren toch hebben voort gezet en voortgedragen het ideaal, dat „St.-Augustinus'' nastreeft. Wij als jonge, als Katholieke studenten zien ons geplaatst in het leven met zijn twijfels. Onze voorgangers hebben de nood zakelijkheid ingezien om den studenten een steun te geven, opdat zij niet zouden be hoeven te vreezen, dat zij in het leven voor onoplosbare problemen zouden ko men te 6taan. Spr. verheugt er zich over, dat de jon geren de traditie hebben gehandhaafd en is er zeker van, dat „SL-Augustinus" zal blijven voortbestaan. In dankbare herinnering memoreerde spr. de mannen, die in de moeilijke dagen alle twijfels hebben weggerukt en hij noemt onder hen een van Schijnde', van Oppenraay, van Rooy e.a. Als spr. zegt overtuigd te zijn van het voortbestaan van „St.-Augustinus", dan doet hij zulks omdat hij uit de rede van praeses van Oyen gehoord heeft, hoe vooral ook het godsdienstig leven der Augustijnen wordt opgevoerd door retraites en congregaties. Doordat men zich gesteld heeft onder de schutse van Maria is spr. er zeker van, dat de toekomst van „St.-Augustinus" nog grooter zal zijn. Spr. besluit ten slotte met een hartelij- ken gelukwensch aan de jubileerende ver- eeniging. Dankwoord praeses Van Oyen. Vervolgens richtte de praeses van „St. Augustinusde heer v. Oyen, een woord van hartelijken dank tot prof. van Rooy voor zijn mooie feestrede en spr. voegde er den wensch aan toe, dat door zijn woorden het leven van den H. Augustinus in de Augustijnen verwezenlijkt moge worden en dat dit zijn grootste dank zij. Na verder dank gebracht te hebben aan mr. Andreoli, deed spr. mcdedeelng van ingekomen en verzonden Telegrammen. Telegrammen van gelukwensch waren ingekomen van prof. dr. J. A. J. Barge, die buitenlanus vertoeft, van pater W. de Veer S.J., eere-lid van „St.-Augustinus" en het Collegium van het Leidsch Studenten corps. Spr. stelde verder voor een telegram te zenden aan Z. H. den Paus, van den vol genden inhoud: „La confédénation catholique des étu- diants de l'Université de Leyde, „Sanctus Augustinus", unie a l'óccasioh de la sep- tième fête de lustre, assure bien affec- tueusement k vctre Sainteté ses sentiments de dévouement sincere au Saint Siège". En aan H. M. de Koningin: „De R-.K. Studentenvereeniging „Sanc tus Augustinus" te Leiden, in ieesivergade- ring bijeen ter gelegenheid van het zevende lustrum, biedt Uwe Majesteit met ver- schuldigden eerbied de verzekering aan barer bijzondere mzelijkheid aan het Koninklijk Huis". Hierna richtte praeses van Oyen zich tot heeren Curatoren, den rector-magnifi- cus en den secretaris van den Acndemi- schen Senaat om hen te danken voor hunne tegenwoordigheid. Verder zeide spr. de aanwezigheid van Mgr. Taskin, vicaris capitulaxis van het Bisdom, op zeer hoogen prijs te stellen. Spr. ziet daarin een buitengewoon bewijs, hoe het kerkelijk gezag „St.-Augustinus" gadeslaat, terwijl het tevens bewijst, welke plaats de Leidsche Katholieke Studenten vereeniging inneemt. Dan dankt spr. voor de tegenwoordigheid van prof. Aengenent, eere-lid van „St. Augustinus", daarin ziende niet een motief van plichtsgevoel maar van meeleven met de vereeniging. Ook prof. Verhaar brengt spr. dank voor zijn belangstelling. Zich daarna richtend tot de studenten- corporaties, die vertegenwoordigd zijn, uit spr. de hoop, dit, zoo er al eenig misver stand onderling moge hebben be-.taan, dit door zijn uiteenzetting over het 'even van „St. Augustinus7' moge zijn weggenomen. Nadat verder dank gebracht was voor de tegenwoordigheid der Katholieke zus terverenigingen, werd de plechtige feest vergadering met den chr. groet gesloten. De receptie. Van het Academiegebouw begaf men zich vervolgens naar het Eigen Huis; waar de receptie een aanvang nam. FEUILLETON. ar het Duitsch van Lulu van Strausz und Tarney, door Th. G. pZe schudde haar hoofd, in haar oogen l weer die verwarde blik. «Dat wel. Maar hij wil 't toch niet" ze half luid en geheimzinnig, „dat weet Hij heeft 't me gezegd. Zoo zeker als hier sta, heeft hij 't me gezegd, oom". De opgewonden vrouw maakte de boer Bstig. „Nou 't gaat mij ook niet aan", omde hij slechts hoofdschuddend. Maar hij was een goedig mensch. Hij kon juist nog heel goed een paar handen 'er gebruiken, zijn bieten waren nog in '&nd, 't was tijd om ze binnen te halen. maakten ze 't. meteen af. Stine zou andere morgen al op de hof komen. De jongen, die nog te klein was om al- en te blijven, liet ze samen met een paar ootere kinderen van de buurvrouw en zij °g slechts 's middags gauw naar huis, n voor haar en de kleine het eten op te armen. [De boerin had haar weliswaar gezegd, r z« Fritsje moest meebrengen, dan kon W met de kinderen op de boerderij spelen 8 middags was er genoeg in de pot, dat I ,^est twee meer genoeg konden eten. _,aar Stine wilde niets aannemen, dat to als ®en gift uitzag. Ze wilde slechts wat haar toekwam, het loon voor haar werk, om te kunnen leven, meer niets. Een week was er eentonig voorbijgegaan toen Stine zich 's Zondags met Fritsje op weg begaf naar de Rodtliof. Ze ging an ders toch niet graag weg, maar de oude boerin was bedlegerig, en ze was bezorgd voor haar moeder. De boer van de Rodthof en zijn vrouw waren bij de overgave van de boerderij aan hun zoon gaan rentenieren, ze waren ook na de dood van de jonge boer in hun eigen huis blijven wonen, hoewel de oude man weer de leiding van het bedrijf op zich genomen had. De blauwgeverfde houten gevel van hun huis stak iets terzijde van de boerderij muur uit achter een paar nooten- en pec- reboomen, van welks takken de Novem berwind nu de laatste, gele bladeren naar beneden trok. Toen Stine in de kleine kamer achter de deel kwam, vond ze de boerin alleen, de hoornen bril voor haar oude oogen, het gezangenboek opengeslagen. Ze lag diep gepakt in het veeren kussen van het groo te bed, maar, toen de dochter binnenkwam zag zij er beter uit en werd haar gezicht helderder. Stine was steeds haar lievelings kind geweest, ofschoon ze het voor haar man niet wilde laten blijken, vooral sinds haar eigenzinnig huwelijk, dat de oude Rodthofboer nooit heelemaal vergeven had. De beide vrouwen baclden elkaar sedert de tijding van Daniël Pöhler's dood al ge zien, de boerin was toen nog niet ziek geweest en was meteen naar haar dochter toegekomen. Nu spraken ze niet veelmeer over het geval. Stine zat stil bij het bed, ze had Fritsje op het kussen gezet; de kleine jongen speelde en babbelde voor zich heen. Na een paar minuten kwam de Rodt hofboer met zijn zware, gewichtige stap de deur in. Hij knikte Stine slechts toe en ging met zijn pijp in de kamer daarnaast op de bank zitten, maar zoo, dat hij in de kamer kon zien. Een oogenblik zat hij met ernstig ge zicht, zonder te spreken. Zijn oogen volg den de bewegingen van het kleine, wit harige jongetje op 't bed. Vervolgens stond hij plotseling op en kwam binnen. „Stine", zei hij langzs.am, „ik heb de menschen over jou hooren kletsen. Ik kwam alleen maar vragen, wat er van aan is. Ze zeggen, dat je op de Eichhof in dagloon bent gegaan." Stine knikte. „Ja, vader, dat heb ik ge daan", zei ze slechts kort. De oude boer kneep zijn stoppelige, grij ze wenkbrauwen samen. „Tk wou 't niet gelooven, toen ze 't tegen me zeiden", zei hij heftig, „ben je niet wijs meid? Weet je dan niet, dat dat niet past en betaamt voor een dochter van de Rothhof Stine keek de oude rustig in 't gezicht. „Vader, ik weet, wat ©en daglooners- vtouw past en betaamt. Daniël zorgde an ders voor mij en de kleine. Die is er nu niet meer, en nu moet ik zelf wat verdie nen." Ze keerde haastig haar hoofd naar de muur en perste haar lippen samen. 't Was alsof de vermelding van haar zware kommer de oude man rustiger Onder de honderden, die het bestuur van „St.-Augustmus" daar kwamen geluk- wenschen, merkten we o.m. op: Mgr. H. J. M. Taskin, prof. J. D. J. Aengenent, prof. J. P. Verhaar, prof. R. R. Welschen O.P„ pater drs. Balduinus de Goede O.F.M., pa ter mr. Ezechiel van der Helm O.F.M., pa ter dr. Hubertus van Lieshout, O.S.Cr., jhr. mr. dr. N. C. de Gijselaar, president-cura tor, mr. A. van de Sande Bakhuyzen cu rator en burgemeester van Leiden, mr. P. J. Idenburg, secretaris van het Colle gium van curatoren, prof. dr. A. J. Wen- sinck, rector-magnificus, jhr. mr. dr. W. J. M. van Eysinga, secretaris van den Acad. Senaat, de professoren Keesom, Krom. Storm van leeuwen, v. Vollenhoven c-n v. d. Woude, mr. A. F. L. M. Tepe, wethou der en mr. dr. C. E. van Strijen, secreta ris der gemeente Leiden, de heer H. W. Spendel als vertegenwoordiger der R.-K. Raadsfractie. Veruer afgevaardigden van de Unie, van vele studentenvereenigingen ter plaatse en uit het land en ten slotte vele vertegenwoordigers van andere corpo raties en ta<l van particulieren. Rèunie oud-leden. Zaterdagavond te half negen had op het „Eigen Huis" de ontvangst en réunie der oud-leden plaats, welk samenzijn tijdig was afgeloopen met het oog op den ko menden Zondag, 't Was een uiterst gezel lige bijeenkomst. In jaren waren niet zoo veel rèunisten bijeen geweest. De Zondag. Officieele lunch. De Zondag, tweede dag van de lustrum viering, zette al weder met fraai weer in, het geen er niet weinig toe bijdroeg om de feeststemmng te verhoogen. In den ochtend viel er niets officieels voor. Men had natuurlijk ieder ruim de gelegenheid gegeven den Zondagochtend op passende wijze door te brengen. De eerste feestelijkheid van den twee den dag was de officieele lunch in de bo venzaal van café restaurant „In den Ver gulden Turk", welke te 1 uur aanving en zeer druk bezocht was. Onder de vele rèunisten zagen we hier jhr. mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck, die de eerste praeses van St.-Augustinus was verder dr. Sanders, prof. Keesom, mr. de Groot, mr. Vos, mr. Bolsius, dr. Niemer enz. Tafelpraeses was mr. H. Dorbeck. De praeses van St.-Augustinus, de heer Cyen opende de rij der sprekers met een verwelkoming van alle aanwezigen in het bijzonder jhr. Ruys. Na den praeses sprak de moderator, prof. P. G. Groenen, die als niet Augustijn oud-leden, leden en vereeniging geluk- wenschte en de hoop uitsprak, dat de band met „St.-Augustinus" lang verstevigd moge zijn. Jhr. ltuys de Beerenbrouck sprak er zijn spijt over uit, dat hij den eersten dag niet aanwezig had kunnen zijn. Z.Exc. me moreerde den eersten moderator, den emi- nenten Jezuiet, pater v. Schijnclel en sprak zijn beste wenschen uit voor de vereeni ging. Daarna voerden het woord de hoeren B. van Dal, Unie-praeses, namens de Unie en J. do Gruyter (St. Thomas-Aquinas- Amsterdam) namens de zustervereenigin- gen. Mej. Do Wisseling (ab-acties Lustrum- Commissie) sprak speciaal namens de meisjesstudenten en verwelkomde vooral mevr. I. RidandLangezaal, die in 1910 de eerste meisjesstudente was van „Sfc.- Augustin us". Mr. A. C. E. M. de Groot (secretaris Réunisten-comité) bracht speciaal hulde aan prof. Groenen, de bezielende kracht, die niet alleen Leidsch maar Nederlandsch persoon is. Mevr. I. RulandLangezaal besprak in het kort haar lid-worden en wekte do meisjesstudenten op goede leden te zijn. De heer André Peters (lid „St.-Augus tinus sprak er zijn vreugde over uit, dat er zoovele rèunisten vereenigd waren, die zich verheugden in het feest van heden. Dr. Sanders (réunist.) bracht de groeten over van het eere-lid pater v. Oppen raay S.J. De heer H. L. M. van Can (praeses der Lustrumcommissie) verwelkomde alle reünisten en leden, zegde hun dank voor hun aanwezigheid, wekte allen op tot feestvreugde en sprak nog een bijzonder UIT DE RADIO-WERELD. Programma's voor Dinsdag 8 Mei 1928. Hilversum, 1060 M. 12.302.00 Lunchmuziek door het triq Groeneveld. 3.004.00 Knipcursus o. 1. v. Mevr. do Leeuw van Rees. 6.007.15 Dinermuziek door het trio Rentmeester. 7.157.45 De Avro-reizen en Olympiade- lessen, door Fred. Fr. 8.05—8.45 Solistenconcert! Bella Hop man, viool. Alicé Hopman^ piano. 8.45 Gevar. concert. Omroep orkest o. 1. v. Nico Trecp. G. H. Goossens liedjes, bij de luit. Utrechtsch Gem. Humor, dubbel- kwartet „De kater", o. 1. v. G. H. Goossen« Mevr. L. Lissenbergv. d. Linden, piano. Huizen, 340,9 (N a 6 n u r 1879 M.). 12.301.30 Lunchmuziek door het Trió Winkels. 5.30—6.30 Dinermuziek. 6.307.00 Esperantoles. 7.007.30 Engelsche les. 7.308.00 Cursus Latijn door Leo Speet, 8.008.30 Spr. L. F. Guit, voorz. Ned. R. K. Bond van Overheidspersoneel: Plicht recht cn idealen. 8.30 Concert v. d. Ned. Kon. Harmonie Tilburg. Uitvoering van de „Requiem" van Verdi, voor soli, gem. koor en orkest. Mevr B. Mak v. Waay-Dooremans, sopraan. Mej. Th. Versteegh, alt. L. v. Tulder, tenor. M. Kloos, bas. Gem. koor der afd. Tilburg My. tot bev. der Toonkunst. Het Utrechtsch Sted. orkest, dirig. Willom Robert Jr. In de pauze van het avondprogramma spreekt W. v. Calmhout, dir. v. d. Concert der R. K. Leergangen te Tilburg, over? Verdi's requiem. Daventry, 1600 M. 9.35 Kerkdienst. 10.20 Gramofoonmuziek. 11.20 V. Pusey's Trio. 12.201.20 Orkestconcert. I.50 Muziekles. 2.50 Fransche les. 3.10 Muziek. 3.20 Orkestconcert. 3.35 Lezing: Fossils. 3.50 Orkestconcert. 4.20 Vacantie-causerie. 4.35 Kinderuurtje. 5.20 Gramofoonmuziek. 5.50 Nieuwsber. 6.05 Gramofoonmuziek. 6.20 Maandoverzicht. 6.35 Pianomuziek van Chopin. 6.45 Lezing. 7.05 De kapel v. d. Royal Air Force. 7.20 Lezing: Railways. 8.20 Nieuwsber. 8.35 Muziekles. 8.55 Scheepsber. 9.00 Variëté. 9.50 M. Downey, humorist. 10.05—11.20 Dansmuziek. „R a d i o-P a r i s", 1750 M. 9.50—10.00 Muziek. II.501.10 Werken van Grieg en Cha* minade. Orkest. 3.05—4.05 Orkestconcert. 8.0510.20 Kamermuziek. Langenberg, 469 M. 12.251.50 Orkestconcert. 5.206.15 Orkestconcert. 7.35 Klein orkest concert. 9.50 Sluiten. Z e e s e n, 1250 M. 11.204.20 Lezingen. 4.205.20 Orkestconcert. 5.207.05 Lezingen. 8.20 Concert. Hamburg, 395 M. 3.35 D. Rackwit, declamatie. 5.20 Orkestconcert. 6.45 „Turandot", opera in 3 acten van Puccini. 9.35 Lezing. Daarna tot 11.20 Cabaret. B r u s 8 e I, 309 M. 4.205.20 Dansmuziek. 7.35 Gramofoonmuziek. 7.509.35 Concert. maakte. Hij antwoordde niet en deed een paar flinke trekken aan zijn pijp. „Stine, zei hij dan, „ik heb verleden jaar al gezegd, met de jongen. Daniël wou dat toen niet, maar nu is alles toch anders ge worden. Laat je huis nu maar staan en kom op de boerderij. Dan kan de kleine als erfgenaam opgevoed worden. En in dagloon te gaan is voor jou dan ook niet meer noodig." Hij lachte luid en kort. De boerin had zich in bed opgericht en keek angstig van de een naar de ander. Stine keek voor zich uit zonder te antwoorden. „Kom, Stine, sla toe!" zei de Rodthof boer nog eens bevelend. Stine hief haastig haar hoofd op. In haar oogen lag opeens weer dat onrustige, ver warde, dat zij nu meestal had, als ze over haar dooden man sprak. „Nee, vader dat kan ik niet. Daniël heeft dat ook niet gewild. Hij heeft 't tcch zelf gezegd, toén u 't hem vroeg. De jon gen is een dagloonerskind, en dat moet hij blijven, heeft hij gezegd. Zoolang als wij onze handen kunnen roeren en werken, gaat hij niet 't huis uit. Dat heeft hij ge zegd". De oude vrouw boog zich voorover en keek haar in 't gezicht. „Stine, zoo'n domoor was Daniël ook niet, dat hij zou willen, dat zijn vrouw zich zou afrakkeren, als zij 't beter kan hebben. En als de kleine toch eens de hof moet krijgen Stine schudde slechts haar hoofd. Om haar mond lagen een paar strakke eigen zinnige plooien. De oude boer stond nog wijdbeens voor haar. „Meisje, heb je dan je verstand verlo ren?" 'n Boerderij wordt de jongen niet alle dagen aangeboden." In Stine's oogen was angst, bijna vijan delijk verweer te lezen. „Laat me tevreden. Ik kan niet anders. Daniël heeft het gezegd";* Meer zei ze niet. Een oogenblik later stond ze op. „Dag, samen. Ik moet naar huis, 'fc is al laat; de kleine moet gaan slapen". De Rodthofboer was somber langs zijn dochter heen de kamer uitgegaan, zonder haar aan te kijken, en sloeg de deur achter zich toe. De oude vrouw staarde haar doch ter met bezorgde oogen hoofdschuddend aan, toen ze haar do hand gaf. Stine nam de jongen op haar arm, warm in haar groote mantel gedoken. Ze ging gauw, 't was al laat en bijna donker. Een paar keer keek ze om, alsof ze angst had, dat er iemand achter haar was. Voor haar huisdeur bleef ze een oogenblik staan en keek naar de spreuk op de deurpost, waar onder in bonte letters Daniëls naam en de hare stond. „Nee, Fritsje, we blijven hier. Ze zullen je niet weghalen", zei ze opeens luid, „Da niël wil 't niet. Hij heeft 't me gezgd." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5