'e„
m"
f >t
STADSNIEUWS.
30ERENTROTS
IA
^3 tweede blad
DE LEIDSCHE COURANT
MAANDAG 7 MEI 1920
IN MEMORIAM
MGR. A. J. CALLIER
BIJ VADERS LIJKBAAR.
„Sint
Onder dezen titel schrijft Th. B.
vo" het volgende:
Lang verwacht en toch te vroeg heeft
onverbiddelijke dood onzen Vader in
ristus ons ontnomen! Met een droefheid
diep in de ziel grijpt, omdat steeds-
ichtiger redenen tot dankbaarheid aan-
1 ikelijkheid en vereering immer deden
leien, staan wij bij de lijkbaar van onzen
loten Bisschop.
Vant dè,t was voor de Kerk van Haar-
Monseigneur Augustinus Josephus
llier.
'an wat aan zijn langjarig episcopaat
irafging, kwamen slechts bij overleve-
g de teekenende bijzonderheden tot
i: maar als kerkvorst mochten wij, die
der de eersten waren, wien hij de han-
oplegde, persoonlijk hem kennen, hem
nen ,hem vereeren.
Bisschop, priester en bestuurder dus,
5 bij alleen en was hij geheel: waardig
rtegenwoordiger van Hem, dien Sint
jtius roemt „de Herder en Opziener on-
riielen". De zeldzame talenten, die Gods
irzienende goedheid hem zoo ruim-
oots had toebedeeld, en die een diep
ef van verantwoordelijkheid en een
rke zelftucht in vaste harmonie be-
irschten, richtten zich slechts op één
il: de eer van God die hij bevorderen
est, het welzijn der Kerk welke hij te
ituren ontving, het heil der zielen die
n waren toevertrouwd.
Pi )&b doel heeft hij gediend met een
oof, dat naar zijn eigen uitgesproken
oeling het uitgangspunt van zijn leven
wilde, en dat zóó dat leven heeft be-
irscht, dat zijn devies werkelijk het ka
ter van heel zijn persoon en van al zijn
len met onmiskenbare juistheid heeft
ergegeven. Dat „aarzellooze" geloof
■gift in hem gewerkt door een liefde, die
&*is wat aan een gevoelsuiting deed den-
'OQ wel zorgvuldig schoen te verbergen
Br te vermijden, maar die des te meer
isprak door de volkomen zich-zelf ver-
ende toewijding, waarmede hij alle 3n
ir belangen opnam in zijn groote ziel
ze koesterde met een werkdadige be-
g8telling cn zorg, welke eerst de dood
mocht te dooven.
laardoor heeft zijn bestuur dat boven-
uurlijk karakter gedragen, dat het ver-
f boven menschelijke kleinzieligheden,
dat het bij het klimmen der jaren nog
ondering afdwong door de onverzwakte
stkracht welke het toonde, en dat hem
ir ons als mensch nog groeien deed,
i de lichaamskrachten verminderden
ie gebrekkigheden van der. ouderdom
n menschelijke beperktheid en vergan-
llijkheid herinnerden.
Een groot Bisschop was hij door zijn
jsheid ,die bij eigen helder inzicht toch
sme de argumenten van anderen hoor-
en overwoog, maar ook met een rustig
lfvertrouwen durfde beslissen en voor
n beslissing durfde staan;
een bestuurder van hoogen rechtvaar-
;heidszin, die niets zoo vreesde als den
'loed van persoonlijke voorliefde of af-
nr op zijn beslissingen en die zonder
nzien des persoons durfde oordeelen en
ndelen
i«°,
ien man van de groote lijnen, welke hij
itkield metonwrikbare bracht, maar
ardoor ook een van ruime opvatting die
binnen die lijnen de vrijheid van wer-
™n in zijn medehelpers en onderdanen
st te eerbiedigen, te waardeeren, te
schennen.
Een vooruitziende geest, die rekende
t de ontwikkeling van de behoeften in
i groote bisdom en er offers voor wist
brengen en te eischen;
sen sterke, die wist en durfde spreken
ar het moest, zonder iemand te-ontzien,
ar die ook en misschien nog beter
wist te zwijgen als het nuttig was;
ten vader, die gaarne kwam deelnemen
de vreugde en in de smart, maar die
3' ieigen leed, het dikwijls groote leed, dat
W besturen van menschen onvermijdelijk
g ebrengt, wist te dragen alleen;
een ondernemend mensch, die in vertrou
wen op God aanpakte, als de behoeften
van de zijnen het vorderden;
een breed leider, die tot op hoogen
ouderdom een open oog hield voor nieuwe
nooden en nieuwe middelen, en gaarne
een kans liet aan iedere poging, waarvan
hem aannemelijk werd gemaakt, dat zij
nut zou afwerpen voor zijn Bisdom;
een organisator die alle bewegingen van
zijn fel-bewogen tijd wist samen te bren
gen en samen te houden en te richten op
het ééne noodige, het beleven van het
christelijk geloof in alle rangen en standen
der maatschappij, in alle omstandigheden
des levens;
een gezond criticus, die zich niet liet
bedriegen door den uiterlijken schijn van
het aanvankelijk succes, noch zich blind
staarde op een oogenblikkelijken bloei,
maar bij allen vooruitgang steeds mis
schien wel eens te uitsluitend in het
oog hield de kiemen van bederf, die ook
onder ons werkzaam zijn;
een machtig strijder, die met overleg
en onwrikbare vastheid optrad en niet af
liet tegenover alles en allen, die Gods eer
belaagden of het heil der zielen be
dreigden;
en bij dat alles een eenvoudige geloovi-
ge, die zijn kracht durfde zoeken bij God
alleen, die in 't gebed zijn machtigste wa
pen vond, die, als hij meende, alles te
hebben gedaan, wat hij kon, met een
groote gerustheid alles aan God overliet;
eindelijk een mensch van gemakkelijken
omgang, die gaarne en zonder pretentie 't
middelpunt vormde van een opgewekte
conversatie
Dat waarlijk groot bestuur is bijna vijf
en twintig jaren Haarlems Kerk ten zegen
geweest; moeten wij dan niet met een
groote dankbaarheid in het hart bij deze
lijkbaar verwijlen, en mogen we dan geen
droefheid voelen bij dit scheiden? Het
nageslacht zal wellicht ve.e daden van dit
bestuur hooger nog waardeeren dan wij,
omdat het er de vruchten overvloediger
van ziet; hét zal en wellicht met recht
fouten aanwijzen, want het is menschen-
werk; maar beter dan zij, die eenmaal
met meer kennis zullen kunnen oordeelen,
besëffen wij, welk een zegen wij gekregen
hebben door dit verlicht bestuur, omdat
wij weten bij ondervinding door welke go-
varen en nooden het ons veilig heeft heen
geleid. En het is die dankbaarheid, die
ons ""rondom deze lijkbaar samenbrengt in
gebed; want voor onze zielen heeft deze
doorluchtige doode rekenschap moeten af
leggen bij God; als er dus iets nog goed
te maken is, dan is het aan ons, hem daar
bij te helpen, het in zijn plaats te doen, op
dat zijn ziel ruste in vrede en zich in God
verblijde, in 't. werk dat hij in Gods naam
heeft mogen doen.
En voor ons zelve nemen wij de les
mede van Sint Paulus:
„Gedenk Uw Overste die U het Woord
Gods verkondigd heeft,
„Beschouwt het einde van zijn leven
„En volgt zijn geloof na
„SANCTUS AUGUSTINUS".
DE VIERING VAN HET ZEVENDE
LUSTRUM.
(V ervolg).
De feestvergadering.
De begeesterende feestrede van den Am-
sterdamschen hoogleeraar Prof. Dr. A. H.
M. J. van Rooy werd aa.n het slot hartelijk
toegejuicht.
Daarna wérd het woord verleend aan
Mr. J. Andreoli,
lid van de Commisie van oud-le len.
In de plaats van den eersten oud-prae-
ses jhr. mr. Ch. J. M. Buys de Beeren-
brouck was spr. door moderator en an
dere oud-pra«sides gevraagd een kort
woord te spreken namens het eere- en reu-
nisten-comité.
Met groote blijdschap had spr„ toen
jhr. Ruys de BeerenProuck door onvoor
ziene omstandigheden was verhinderd deze
feestvergadering bij te wonen, de uilnoo-
diging aanvaard. Immers, het feest van
„Sanctu8 Augustinus" is ook het feest der
oud-leden. De jongeren toch hebben voort
gezet en voortgedragen het ideaal, dat
„St.-Augustinus'' nastreeft.
Wij als jonge, als Katholieke studenten
zien ons geplaatst in het leven met zijn
twijfels. Onze voorgangers hebben de nood
zakelijkheid ingezien om den studenten een
steun te geven, opdat zij niet zouden be
hoeven te vreezen, dat zij in het leven
voor onoplosbare problemen zouden ko
men te 6taan.
Spr. verheugt er zich over, dat de jon
geren de traditie hebben gehandhaafd en
is er zeker van, dat „SL-Augustinus" zal
blijven voortbestaan.
In dankbare herinnering memoreerde
spr. de mannen, die in de moeilijke dagen
alle twijfels hebben weggerukt en hij
noemt onder hen een van Schijnde', van
Oppenraay, van Rooy e.a. Als spr. zegt
overtuigd te zijn van het voortbestaan
van „St.-Augustinus", dan doet hij zulks
omdat hij uit de rede van praeses van
Oyen gehoord heeft, hoe vooral ook het
godsdienstig leven der Augustijnen wordt
opgevoerd door retraites en congregaties.
Doordat men zich gesteld heeft onder de
schutse van Maria is spr. er zeker van,
dat de toekomst van „St.-Augustinus" nog
grooter zal zijn.
Spr. besluit ten slotte met een hartelij-
ken gelukwensch aan de jubileerende ver-
eeniging.
Dankwoord praeses Van Oyen.
Vervolgens richtte de praeses van „St.
Augustinusde heer v. Oyen, een woord
van hartelijken dank tot prof. van Rooy
voor zijn mooie feestrede en spr. voegde
er den wensch aan toe, dat door zijn
woorden het leven van den H. Augustinus
in de Augustijnen verwezenlijkt moge
worden en dat dit zijn grootste dank zij.
Na verder dank gebracht te hebben aan
mr. Andreoli, deed spr. mcdedeelng van
ingekomen en verzonden
Telegrammen.
Telegrammen van gelukwensch waren
ingekomen van prof. dr. J. A. J. Barge, die
buitenlanus vertoeft, van pater W. de
Veer S.J., eere-lid van „St.-Augustinus" en
het Collegium van het Leidsch Studenten
corps.
Spr. stelde verder voor een telegram te
zenden aan Z. H. den Paus, van den vol
genden inhoud:
„La confédénation catholique des étu-
diants de l'Université de Leyde, „Sanctus
Augustinus", unie a l'óccasioh de la sep-
tième fête de lustre, assure bien affec-
tueusement k vctre Sainteté ses sentiments
de dévouement sincere au Saint Siège".
En aan H. M. de Koningin:
„De R-.K. Studentenvereeniging „Sanc
tus Augustinus" te Leiden, in ieesivergade-
ring bijeen ter gelegenheid van het zevende
lustrum, biedt Uwe Majesteit met ver-
schuldigden eerbied de verzekering aan
barer bijzondere mzelijkheid aan het
Koninklijk Huis".
Hierna richtte praeses van Oyen zich
tot heeren Curatoren, den rector-magnifi-
cus en den secretaris van den Acndemi-
schen Senaat om hen te danken voor hunne
tegenwoordigheid.
Verder zeide spr. de aanwezigheid van
Mgr. Taskin, vicaris capitulaxis van het
Bisdom, op zeer hoogen prijs te stellen.
Spr. ziet daarin een buitengewoon bewijs,
hoe het kerkelijk gezag „St.-Augustinus"
gadeslaat, terwijl het tevens bewijst, welke
plaats de Leidsche Katholieke Studenten
vereeniging inneemt.
Dan dankt spr. voor de tegenwoordigheid
van prof. Aengenent, eere-lid van „St.
Augustinus", daarin ziende niet een motief
van plichtsgevoel maar van meeleven met
de vereeniging. Ook prof. Verhaar brengt
spr. dank voor zijn belangstelling.
Zich daarna richtend tot de studenten-
corporaties, die vertegenwoordigd zijn, uit
spr. de hoop, dit, zoo er al eenig misver
stand onderling moge hebben be-.taan, dit
door zijn uiteenzetting over het 'even van
„St. Augustinus7' moge zijn weggenomen.
Nadat verder dank gebracht was voor
de tegenwoordigheid der Katholieke zus
terverenigingen, werd de plechtige feest
vergadering met den chr. groet gesloten.
De receptie.
Van het Academiegebouw begaf men zich
vervolgens naar het Eigen Huis; waar de
receptie een aanvang nam.
FEUILLETON.
ar het Duitsch van Lulu van Strausz
und Tarney, door Th. G.
pZe schudde haar hoofd, in haar oogen
l weer die verwarde blik.
«Dat wel. Maar hij wil 't toch niet"
ze half luid en geheimzinnig, „dat weet
Hij heeft 't me gezegd. Zoo zeker als
hier sta, heeft hij 't me gezegd, oom".
De opgewonden vrouw maakte de boer
Bstig. „Nou 't gaat mij ook niet aan",
omde hij slechts hoofdschuddend.
Maar hij was een goedig mensch. Hij kon
juist nog heel goed een paar handen
'er gebruiken, zijn bieten waren nog in
'&nd, 't was tijd om ze binnen te halen.
maakten ze 't. meteen af. Stine zou
andere morgen al op de hof komen.
De jongen, die nog te klein was om al-
en te blijven, liet ze samen met een paar
ootere kinderen van de buurvrouw en zij
°g slechts 's middags gauw naar huis,
n voor haar en de kleine het eten op te
armen.
[De boerin had haar weliswaar gezegd,
r z« Fritsje moest meebrengen, dan kon
W met de kinderen op de boerderij spelen
8 middags was er genoeg in de pot, dat
I ,^est twee meer genoeg konden eten.
_,aar Stine wilde niets aannemen, dat
to als
®en gift uitzag. Ze wilde slechts wat
haar toekwam, het loon voor haar werk,
om te kunnen leven, meer niets.
Een week was er eentonig voorbijgegaan
toen Stine zich 's Zondags met Fritsje op
weg begaf naar de Rodtliof. Ze ging an
ders toch niet graag weg, maar de oude
boerin was bedlegerig, en ze was bezorgd
voor haar moeder.
De boer van de Rodthof en zijn vrouw
waren bij de overgave van de boerderij aan
hun zoon gaan rentenieren, ze waren ook
na de dood van de jonge boer in hun eigen
huis blijven wonen, hoewel de oude man
weer de leiding van het bedrijf op zich
genomen had.
De blauwgeverfde houten gevel van hun
huis stak iets terzijde van de boerderij
muur uit achter een paar nooten- en pec-
reboomen, van welks takken de Novem
berwind nu de laatste, gele bladeren naar
beneden trok.
Toen Stine in de kleine kamer achter
de deel kwam, vond ze de boerin alleen,
de hoornen bril voor haar oude oogen, het
gezangenboek opengeslagen. Ze lag diep
gepakt in het veeren kussen van het groo
te bed, maar, toen de dochter binnenkwam
zag zij er beter uit en werd haar gezicht
helderder. Stine was steeds haar lievelings
kind geweest, ofschoon ze het voor haar
man niet wilde laten blijken, vooral sinds
haar eigenzinnig huwelijk, dat de oude
Rodthofboer nooit heelemaal vergeven
had.
De beide vrouwen baclden elkaar sedert
de tijding van Daniël Pöhler's dood al ge
zien, de boerin was toen nog niet ziek
geweest en was meteen naar haar dochter
toegekomen. Nu spraken ze niet veelmeer
over het geval. Stine zat stil bij het bed,
ze had Fritsje op het kussen gezet; de
kleine jongen speelde en babbelde voor
zich heen.
Na een paar minuten kwam de Rodt
hofboer met zijn zware, gewichtige stap de
deur in. Hij knikte Stine slechts toe en
ging met zijn pijp in de kamer daarnaast
op de bank zitten, maar zoo, dat hij in de
kamer kon zien.
Een oogenblik zat hij met ernstig ge
zicht, zonder te spreken. Zijn oogen volg
den de bewegingen van het kleine, wit
harige jongetje op 't bed. Vervolgens stond
hij plotseling op en kwam binnen.
„Stine", zei hij langzs.am, „ik heb de
menschen over jou hooren kletsen. Ik kwam
alleen maar vragen, wat er van aan is. Ze
zeggen, dat je op de Eichhof in dagloon
bent gegaan."
Stine knikte. „Ja, vader, dat heb ik ge
daan", zei ze slechts kort.
De oude boer kneep zijn stoppelige, grij
ze wenkbrauwen samen.
„Tk wou 't niet gelooven, toen ze 't tegen
me zeiden", zei hij heftig, „ben je niet wijs
meid? Weet je dan niet, dat dat niet past
en betaamt voor een dochter van de
Rothhof
Stine keek de oude rustig in 't gezicht.
„Vader, ik weet, wat ©en daglooners-
vtouw past en betaamt. Daniël zorgde an
ders voor mij en de kleine. Die is er nu
niet meer, en nu moet ik zelf wat verdie
nen."
Ze keerde haastig haar hoofd naar de
muur en perste haar lippen samen.
't Was alsof de vermelding van haar
zware kommer de oude man rustiger
Onder de honderden, die het bestuur
van „St.-Augustmus" daar kwamen geluk-
wenschen, merkten we o.m. op: Mgr. H. J.
M. Taskin, prof. J. D. J. Aengenent, prof.
J. P. Verhaar, prof. R. R. Welschen O.P„
pater drs. Balduinus de Goede O.F.M., pa
ter mr. Ezechiel van der Helm O.F.M., pa
ter dr. Hubertus van Lieshout, O.S.Cr., jhr.
mr. dr. N. C. de Gijselaar, president-cura
tor, mr. A. van de Sande Bakhuyzen cu
rator en burgemeester van Leiden, mr.
P. J. Idenburg, secretaris van het Colle
gium van curatoren, prof. dr. A. J. Wen-
sinck, rector-magnificus, jhr. mr. dr. W. J.
M. van Eysinga, secretaris van den Acad.
Senaat, de professoren Keesom, Krom.
Storm van leeuwen, v. Vollenhoven c-n v.
d. Woude, mr. A. F. L. M. Tepe, wethou
der en mr. dr. C. E. van Strijen, secreta
ris der gemeente Leiden, de heer H. W.
Spendel als vertegenwoordiger der R.-K.
Raadsfractie. Veruer afgevaardigden van
de Unie, van vele studentenvereenigingen
ter plaatse en uit het land en ten slotte
vele vertegenwoordigers van andere corpo
raties en ta<l van particulieren.
Rèunie oud-leden.
Zaterdagavond te half negen had op het
„Eigen Huis" de ontvangst en réunie der
oud-leden plaats, welk samenzijn tijdig
was afgeloopen met het oog op den ko
menden Zondag, 't Was een uiterst gezel
lige bijeenkomst. In jaren waren niet zoo
veel rèunisten bijeen geweest.
De Zondag.
Officieele lunch.
De Zondag, tweede dag van de lustrum
viering, zette al weder met fraai weer in,
het geen er niet weinig toe bijdroeg om
de feeststemmng te verhoogen.
In den ochtend viel er niets officieels
voor. Men had natuurlijk ieder ruim de
gelegenheid gegeven den Zondagochtend
op passende wijze door te brengen.
De eerste feestelijkheid van den twee
den dag was de officieele lunch in de bo
venzaal van café restaurant „In den Ver
gulden Turk", welke te 1 uur aanving
en zeer druk bezocht was.
Onder de vele rèunisten zagen we hier
jhr. mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck, die de
eerste praeses van St.-Augustinus was
verder dr. Sanders, prof. Keesom, mr. de
Groot, mr. Vos, mr. Bolsius, dr. Niemer
enz. Tafelpraeses was mr. H. Dorbeck.
De praeses van St.-Augustinus, de heer
Cyen opende de rij der sprekers met een
verwelkoming van alle aanwezigen in het
bijzonder jhr. Ruys.
Na den praeses sprak de moderator,
prof. P. G. Groenen, die als niet Augustijn
oud-leden, leden en vereeniging geluk-
wenschte en de hoop uitsprak, dat de
band met „St.-Augustinus" lang verstevigd
moge zijn.
Jhr. ltuys de Beerenbrouck sprak er
zijn spijt over uit, dat hij den eersten dag
niet aanwezig had kunnen zijn. Z.Exc. me
moreerde den eersten moderator, den emi-
nenten Jezuiet, pater v. Schijnclel en sprak
zijn beste wenschen uit voor de vereeni
ging.
Daarna voerden het woord de hoeren
B. van Dal, Unie-praeses, namens de Unie
en J. do Gruyter (St. Thomas-Aquinas-
Amsterdam) namens de zustervereenigin-
gen.
Mej. Do Wisseling (ab-acties Lustrum-
Commissie) sprak speciaal namens de
meisjesstudenten en verwelkomde vooral
mevr. I. RidandLangezaal, die in 1910
de eerste meisjesstudente was van „Sfc.-
Augustin us".
Mr. A. C. E. M. de Groot (secretaris
Réunisten-comité) bracht speciaal hulde
aan prof. Groenen, de bezielende kracht,
die niet alleen Leidsch maar Nederlandsch
persoon is.
Mevr. I. RulandLangezaal besprak in
het kort haar lid-worden en wekte do
meisjesstudenten op goede leden te zijn.
De heer André Peters (lid „St.-Augus
tinus sprak er zijn vreugde over uit, dat
er zoovele rèunisten vereenigd waren, die
zich verheugden in het feest van heden.
Dr. Sanders (réunist.) bracht de groeten
over van het eere-lid pater v. Oppen
raay S.J.
De heer H. L. M. van Can (praeses der
Lustrumcommissie) verwelkomde alle
reünisten en leden, zegde hun dank voor
hun aanwezigheid, wekte allen op tot
feestvreugde en sprak nog een bijzonder
UIT DE RADIO-WERELD.
Programma's voor Dinsdag 8 Mei 1928.
Hilversum, 1060 M.
12.302.00 Lunchmuziek door het triq
Groeneveld.
3.004.00 Knipcursus o. 1. v. Mevr. do
Leeuw van Rees.
6.007.15 Dinermuziek door het trio
Rentmeester.
7.157.45 De Avro-reizen en Olympiade-
lessen, door Fred. Fr.
8.05—8.45 Solistenconcert! Bella Hop
man, viool. Alicé Hopman^ piano.
8.45 Gevar. concert. Omroep orkest o. 1.
v. Nico Trecp. G. H. Goossens liedjes, bij
de luit. Utrechtsch Gem. Humor, dubbel-
kwartet „De kater", o. 1. v. G. H. Goossen«
Mevr. L. Lissenbergv. d. Linden, piano.
Huizen, 340,9 (N a 6 n u r 1879 M.).
12.301.30 Lunchmuziek door het Trió
Winkels.
5.30—6.30 Dinermuziek.
6.307.00 Esperantoles.
7.007.30 Engelsche les.
7.308.00 Cursus Latijn door Leo Speet,
8.008.30 Spr. L. F. Guit, voorz. Ned. R.
K. Bond van Overheidspersoneel: Plicht
recht cn idealen.
8.30 Concert v. d. Ned. Kon. Harmonie
Tilburg. Uitvoering van de „Requiem" van
Verdi, voor soli, gem. koor en orkest. Mevr
B. Mak v. Waay-Dooremans, sopraan. Mej.
Th. Versteegh, alt. L. v. Tulder, tenor. M.
Kloos, bas. Gem. koor der afd. Tilburg My.
tot bev. der Toonkunst. Het Utrechtsch
Sted. orkest, dirig. Willom Robert Jr.
In de pauze van het avondprogramma
spreekt W. v. Calmhout, dir. v. d. Concert
der R. K. Leergangen te Tilburg, over?
Verdi's requiem.
Daventry, 1600 M.
9.35 Kerkdienst.
10.20 Gramofoonmuziek.
11.20 V. Pusey's Trio.
12.201.20 Orkestconcert.
I.50 Muziekles.
2.50 Fransche les.
3.10 Muziek.
3.20 Orkestconcert.
3.35 Lezing: Fossils.
3.50 Orkestconcert.
4.20 Vacantie-causerie.
4.35 Kinderuurtje.
5.20 Gramofoonmuziek.
5.50 Nieuwsber.
6.05 Gramofoonmuziek.
6.20 Maandoverzicht.
6.35 Pianomuziek van Chopin.
6.45 Lezing.
7.05 De kapel v. d. Royal Air Force.
7.20 Lezing: Railways.
8.20 Nieuwsber.
8.35 Muziekles.
8.55 Scheepsber.
9.00 Variëté.
9.50 M. Downey, humorist.
10.05—11.20 Dansmuziek.
„R a d i o-P a r i s", 1750 M.
9.50—10.00 Muziek.
II.501.10 Werken van Grieg en Cha*
minade. Orkest.
3.05—4.05 Orkestconcert.
8.0510.20 Kamermuziek.
Langenberg, 469 M.
12.251.50 Orkestconcert.
5.206.15 Orkestconcert.
7.35 Klein orkest concert.
9.50 Sluiten.
Z e e s e n, 1250 M.
11.204.20 Lezingen.
4.205.20 Orkestconcert.
5.207.05 Lezingen.
8.20 Concert.
Hamburg, 395 M.
3.35 D. Rackwit, declamatie.
5.20 Orkestconcert.
6.45 „Turandot", opera in 3 acten van
Puccini.
9.35 Lezing. Daarna tot 11.20 Cabaret.
B r u s 8 e I, 309 M.
4.205.20 Dansmuziek.
7.35 Gramofoonmuziek.
7.509.35 Concert.
maakte. Hij antwoordde niet en deed een
paar flinke trekken aan zijn pijp.
„Stine, zei hij dan, „ik heb verleden jaar
al gezegd, met de jongen. Daniël wou dat
toen niet, maar nu is alles toch anders ge
worden. Laat je huis nu maar staan en
kom op de boerderij. Dan kan de kleine
als erfgenaam opgevoed worden. En in
dagloon te gaan is voor jou dan ook niet
meer noodig."
Hij lachte luid en kort. De boerin had
zich in bed opgericht en keek angstig van
de een naar de ander. Stine keek voor zich
uit zonder te antwoorden.
„Kom, Stine, sla toe!" zei de Rodthof
boer nog eens bevelend.
Stine hief haastig haar hoofd op. In haar
oogen lag opeens weer dat onrustige, ver
warde, dat zij nu meestal had, als ze over
haar dooden man sprak.
„Nee, vader dat kan ik niet. Daniël
heeft dat ook niet gewild. Hij heeft 't tcch
zelf gezegd, toén u 't hem vroeg. De jon
gen is een dagloonerskind, en dat moet hij
blijven, heeft hij gezegd. Zoolang als wij
onze handen kunnen roeren en werken,
gaat hij niet 't huis uit. Dat heeft hij ge
zegd".
De oude vrouw boog zich voorover en
keek haar in 't gezicht.
„Stine, zoo'n domoor was Daniël ook
niet, dat hij zou willen, dat zijn vrouw zich
zou afrakkeren, als zij 't beter kan hebben.
En als de kleine toch eens de hof moet
krijgen
Stine schudde slechts haar hoofd. Om
haar mond lagen een paar strakke eigen
zinnige plooien.
De oude boer stond nog wijdbeens voor
haar.
„Meisje, heb je dan je verstand verlo
ren?" 'n Boerderij wordt de jongen niet
alle dagen aangeboden."
In Stine's oogen was angst, bijna vijan
delijk verweer te lezen.
„Laat me tevreden. Ik kan niet anders.
Daniël heeft het gezegd";*
Meer zei ze niet. Een oogenblik later
stond ze op.
„Dag, samen. Ik moet naar huis, 'fc is al
laat; de kleine moet gaan slapen".
De Rodthofboer was somber langs zijn
dochter heen de kamer uitgegaan, zonder
haar aan te kijken, en sloeg de deur achter
zich toe. De oude vrouw staarde haar doch
ter met bezorgde oogen hoofdschuddend
aan, toen ze haar do hand gaf.
Stine nam de jongen op haar arm, warm
in haar groote mantel gedoken. Ze ging
gauw, 't was al laat en bijna donker. Een
paar keer keek ze om, alsof ze angst had,
dat er iemand achter haar was. Voor haar
huisdeur bleef ze een oogenblik staan en
keek naar de spreuk op de deurpost, waar
onder in bonte letters Daniëls naam en
de hare stond.
„Nee, Fritsje, we blijven hier. Ze zullen
je niet weghalen", zei ze opeens luid, „Da
niël wil 't niet. Hij heeft 't me gezgd."
(Wordt vervolgd).