STADSNIEUWS. BINNENLAND. TWEEDE BLAD „DE LEIDSCHE COURANT" ZATERDAG 24 MAART 1928 brieven van een wandelaar. XXXII. Over het christelijk familieleven een brief te schrijven, kan zeer zeker zijn nut hebben, vooral in onzen tijd, die er op in gesteld schijnt te zijn, de banden van gods dienstzin, eenvoud en zedelijkheid, die het familieleven moeten sieren, los te kappen en daarvoor in de plaats te stellen een on gebreidelde levensopvatting, die tot den afgrond voert en huisgezin, kerk en maat schappij in de grondvesten doet sidderen. Vast staat, dat het katholiek familieleven zich beweegt in den engen kring van het huisgezin, dat daarin weer een bron ligt van vrede, van liefde en onderlinge hulp, die te beleven de sieraden zijn van een huiselijk leven, naar het model van het H. Huisgezin van Nazareth. Daarnaast ligt de taak om door inspanning van alle krach ten nader het doel van het aardsch be staan te bereiken en zich een passende mate van tijdelijke welvaart te verzekeren, zon der dat daardoor wordt belemmerd het eer ste en voornaamste doel: God te dienen en het gezamenlijk zieleheil te bevorderen. En hoe is het tegenwoordig vaak gesteld in onze katholieke gezinnen. De lamp des geloofs brandt er zoo spaarzaam en roept zoovele schaduwen op in den huiselijken kring. De ouderlijke zorg gaat vaak voor namelijk uit naar de zorg voor do stoffe lijke dingen, bepaalt zich veelal alleen tot wat van de wereld is en daardoor wordt het hoogere doel aan den gezichtskring onttrok ken. Het godsdienstig leven verflauwt, gaat bij velen geheel te loor en men leeft voort in een sfeer van botte eenzijdigheid, ge speend van elke zielsverheffende inspiratie, die naar hooger, naar grooter dingen blikt. De tucht is losgebonden, de orde wordt niet meer gekend en de ernst van het leven lijdt gevaar op het stoffelijke te stranden. Kinderen, die een zegen des Hemels plachten te zijn, worden vaak als een last beschouwd en een beletsel om naar hooger aardsch geluk te streven, waar genot en weelde de paranymphen zijn van een ver meend geluk. Goedheid, die niets anders is dan een ontbinden van tuchthanden, be heerscht de opvoeding: zorgeloosheid voor het geestelijk leven verdooft wat in de kinderziel in religieus opzicht zoo tot weli- gen opbloei kan worden gebracht; de zede lijkheid lijdt gevaar waar geen wachten worden gesteld voor de poort van de voor indrukken zoo vatbare kinderziel. Bewon dering voor de helden van de sport, bezoe ken aan bioscopen, lectuur die prikkelt, plaatkunst die verderft, danszalen en te vroege al te gemeenzamen omgang met het andere geslacht, het zijn allo mon sters, die de kinderziel belagen, de lust naar het hoogere verderven en het uitzicht op het geestelijke belemmeren. De eenvoud moet meer terug in onze huisgezinnen. De g-ehporzaamkeid moet meer worden ge- eischt en gegeven, niet uit dwang, doch in het waarachtig inzicht, dat de orde in het huisgezin dat eischt en zonder die orde een christelijke samenleving niet mogelijk is. Want daarmede hangt het welzijn van het gezin voor een groot deel samen. Wanneer de tucht goed is, dan zal van de zijde van het kind zooveel genot worden gesmaakt, te kunnen voldoen aan wat de ouders vra gen en dan kan daaruit worden geboren een groote prikkel tot een zich meer en meer tot volmaaktheid ontwikkelende kinder liefde, die dan weer voor de ouders is een bron van groot geluk en dankbare tevre denheid, die zal prikkelen tot meerdere in spanning voor het welzijn van het kind. Zij is toch zoo schoon, cie onderlinge aanhan kelijkheid, ze is zoo vol belofte voor de toekomst van het kind vooral, die daarin een school voor karaktervorming door maakt, voor het volgend leven van zoo voorname beteekenis. Wat de zedelijkheid betreft, zullen er zijn die zich ernstig moe ten herzien. Geboden toch is voorzichtig heid in gesprekken, voor kinder oor en niet bestemd. Als men denkt dat het kind vol toewijding is voor zijn spel, weet dan, dat de oortjes niet gesloten zijn en het zich tot luisteren stemt. Ook plegen er in een gezin met jongere en oudere kinderen vaak wel niet slecht bedoelde, doch dan toch onbe dachte handelingen te gebeuren, die de oogen van de andere kinderen tot de ken nis van zaken brengen, waarvan zij nog onkundig kunnen en- moeten blijven. De nieuwsgierigheid van de jeugd doet immers de oogen rusteloos rondspeuren naar het onbekende en waakzaamheid is dure plicht van moeder vooral, die voornamelijk met deze zorgen is belast. Een dure plicht is het voor de ouders hun huisgezin in te richten en te vervolmaken naar de echt christelijke traditie, die haar gloriepunt vindt in de voldoening, zijn picht te hebben gedaan naar beste weten. En, al is die taak in onzen tijd niet gemak kelijk, al worden onze kinderen op allerlei wijze belaagd door een verdorven wereld, al wordt er veel gevraagd voor de volbren ging van den ouderplicht, te rekenen valt steeds op de hulp van Boven, in een ver trouw vol gebed gevraagd. Want als men later komt te staan voor het bittere zelf verwijt in gebreke te zijn gebleven zijn du ren plicht naar behooren te hebben ver vuld, en daardoor de loten aan den stam ontvallen en in den wervelwind van de on stuimige wereld ten onder gaan, dan zal het te laat zijn, dan zal de nog zwak gege ven leiding geen nawerking meer hebben en het contact voor altijd zijn verbroken. Daarvoor hoede God onze katholieke ge zinnen, daartoe schenke Hij volop den ouders wijsheid in het gezinsbestuur, kracht in de groote moeielijkheden, die de opvoe ding inderdaad meebrengt en een zoete voldoening bij het vervullen van dien zoo heerlijken plicht. Want waar reinheid, tucht en godsdienstzin %het cement zijn dat het christelijk huisgezin bouwt op het on verwoestbaar fundament van een levendig geloof, zal de dag aangieren dat de maat schappij, die gebouwd is op het gezinsleven, hersteld worde in Christus en Hij de Ko ning van onze harten, weer over ons heerscht. WANDELAAR. R. K. PATRONATENBOND. District Leiden. De R. K. Patronatenbond heeft een ver- gadi ring gehouden in het St. Aloysius- patronaat te Oegst geest. De voorzitter, de Zeereerw. heer G. J. Kemperman, opende om 8 uur de vergadering met gebed en ver welkomde mede namens den gastheer, kap. van Schaik, alle aanwezigen. Spreker me moreerde de St. Aloyisusfeesten, die met veel luister in alle kerken gevierd zijn cn 't ie gebruik nemen van een nieuw Patro naatsgebouw door een der aangesloten Pa tronaten. In de toekomst ziende, hoopte spr. dat ook de Districtsbond zich duidelijk zon uitspreken bij het vieren van het zil veren bestaansfeest van het Juvenaat en bij gelegenheid van het nationaal Patrona- tencongres, dat dezen zoftier te 's Herto- Cnbosch. zal gehouden worden en waar vooral de godsdienstige taak van het pro gram der Patronaten zal worden behan deld. Bijzonder werd de aandacht gevestigd op de retraite van de Patronaatsbescher- me.hngea, welke te Noordwijkerhout van 7—10 October zal gehouden worden. De vn^rz. drong er op aan, de jongens op het belang van de retraite te wijzen en aan te speren tot sparen om die dagen van heili ging zelf te kunnen bekostigen. Ook het St. Petrus liefdewerk werd aanbevolen voor de studiekosten van den Juvenaats- semiarist. Met het oog op de op handen zijnde feesten van het R. K. Juvenaat, werd aan gedrongen op 't aanleeren van het nieuwe Patronaatslied, dat nu het officieele lied voor alle Patronaten is geworden, te vin den in ,.De Jonge Wacht" van 20 October 1927. Hierna werden de notulen van de vorige vergadering door den secretaris voorgele zen en behoudens een kleine wijziging goed gekeurd. Ingekomen was een schrijven van den heer Van Tol, waarin deze berichtte tot zijn spijt verhinderd te zijn de vergade ring bij te wonen en tevens wegens drukke werkzaamheden zijn ontslag aanbood als penningmeester van den Bond. Hoewel ongaarne werd dit ontslag aan dezen veteraan op jeugdgebied op de meest eervolle wijze verleend. Uit het ver slag van den afgevaardigde bij de plaatse lijke Jeugdcommissie bleek, dat ook daar plannen in studie genomen worden voor een te houden jeugdag. Patronatenbond en alle vereenigngen op jeugdgebied uit de stad zullen dezen zomer één of meer'dagen organiseeren,die 'n kijk zullen geven op alles wat voor de Roomsche jeugd wordt gedaan Om meer contact te hebben zijn de Zeer- Eerw. Patronaatsdirecteuren uitgenoodigd zitting te nemen in genoemde commissie. Hierna werd uitvoerig van gedachten gewisseld, aangezien de Patronaten juist door den afgevaardigde van den Patrona tenbond in de Plaatselijke Jeugdcommissie zijn vertegenwoordigd. Na deze besprekingen hield de voorz. een inleiding over „Patronaatswerk". Spreker stelde voorop twee stellingen: le. dat de opvoeding der kinderen door de ouders, een recht en plicht is van nature en 2e de op voeding der kinderen door de Kerk, een recht en plicht is van bovennatuur, van roeping en zending. Met deze roeping en zending nu werken commissieleden van Patronaten mede. Immers, zij zijn met den Eerw. Directeur als geestelijk Vader, de Patronaten, de beschermers der hun toever trouwde beschermelingen. Te zamen vor men zij do Patronaatscommissie, welke in opdracht van de Kerk en in overleg met de ouders, het Patronaat, het instituut van bescherming doet leven. Zóó beschouwd, is de taak der Patronaatscommissie een hulp in de taak der Kerk, het uitoefenen onder leiding en gezag van den Priester-Directeur van zielzorg. Om deze taak des te veiliger en zoo doeltreffend mogelijk te vervullen, toonde spreker aan van hoe groot belang het is de beschermelingen in groepen te veredelen en voor elke groep een commis sielid aan te stellen, die zich bijzonder met zijn beschermelingen kan bemoeien. Ook het huisbezoek wees spreker aan als een voornaam middel om inniger contact te krijgen, zoowel met de jongens als met de ouders. Dit middel, hoewel niet altijd gemakkelijk, mag zeker niet achterwege blijven. Immers daar kan gesproken wor den met de ouders en de werkgevers over R. K. sport, vakorganisatie, arbeidsbeurs, enz. Gebed en huisbezoek bindt Patronaats heer en beschermeling. Zóó het patronaats werk opgevat, kan het niet anders c.f resul taten moeten bereikt worden. Het prestige der Patronaten zal er door verhoogd wot- den en al mogen ook dan nog teleurstellin gen ondervonden worden, met blijheid zal elk commissielid zich aan zijn taak blijven wijden, als hij bedenkt dat het Patronaats werk, aldus beschouwd, gezinswerk is en apostolaat van het zuivere soort. Na deze leerzame inleiding, waarvan wij slechts de voornaamste punten hebben aan gestipt, volgde een geanimeerde gedach- tenwisseling. Het goed recht van huisbe zoek, hetwelk door sommigen alleen gedaan wilden zien door Zeereerw. Directeur, bleef gehandhaafd. Immers, het doel wat met huisbezoek beoogd wordt, is tevens het zelfde als wat de Bischoppen bedoelen met „leekenapostolaat". Een der aange sloten Patronaatscommissies was in deze ook reeds met vrucht werkzaam geweest. Yan de rondvraag werd o.a. gebruik gemaakt door kapelaan J. Groot, om de heeren commissie-leden met nadruk te ver zoeken de Kath. Sportbladen trouw te le zen, waarna de voorz. deze hoog§t nuttige vergadering met een hartelijk dankwoord aan de aanwezigen op de gebruikelijke wijze met gebed sloot. Per mailboot naar Indië. Lezing voor de Vereenigi ng Nederlandsche Fabrikaat. In de kleine Stad-szaal werd gisteravond een bijeenkomst gehouden van de Vereeni- ging Het Nederlandsc-h Fabrikaat. Door den heer W. J. Giel, kolonel van het Ned. Ind. Leger, werd een lezing met lichtbeelden gehouden, over een reis per mailboot naar Indië. De belangstelling was groot. De Voorz. der Vereeniging, de heer H. Pel, stelde den spreker aan de gasten voor, waarna deze zijn lezing aanving. Het was begrijpelijk, dat eerst onze aandacht werd gevestigd op het reizen naar Indië in vroe ger dagen. In 1596 volbracht Houtman voor de eerste maal het gevaarlijke waagstuk. Met vier scheepjes groote visscherspin- ken verliet men de haven. Een van de vier schepen ging op de reis verloren, en de helft van de manschappen zag het va derland niet weder. Een reis naar Indië was tot voor niet zoo langen tijd een moei zame onderneming: kleine zeilschepen, slechte zeekaarten, ondoelmatige voeding, („spek met bruine boonen en bruine boonen met spek") en tenslotte onbetrouwbaar, meerendeels geronseld scheepsvolk cn de kans in handen van zeeroovers te vallen. Een eigenlijke verbetering in de Indië- vaart trad eerst in met de stoombooten. Toch duurde een reis per stoomboot om de Kaap nog een kleine 3 maanden. In 1868 werd het Suez-kanaal gegraven, en thans leggen de booten in 3 weken het traject af. De reis is nu gezellig voor zieken en zwakken wel al te gezellig, want van het begin tot het einde van de reis is het feest vieren. De prettigste tijd om te reizen is van October tot April. Spr. gaf voorts nog verschillende praktische wenschen voor reizigers op Indië. Daarna besprak hij de nieuwste stoom booten: de „Christia&n Huyghens" van de Mij. Nederland en de „Sibajak" van de Rott. Lloyd, Sibajak beteekent rijk, en in derdaad de inrichting van deze schepen is weelderig en comfortabel. Interessant was het staatje, dat spr. op het dook gaf, welk een „Arke Noachs", zoo'n drijvend paleis aan mondvoorraad medevoert: 60 ossen, 55 kalveren, 50 varkens, 50 lameren, 125.000 eieren enz. Na deze uiteenzetting werd de reis aan vaard. Met veel handgewuif en tranen werd in A'dam afscheid genomen, het kanaal uit, de wijde wateren op. De gewone reisroute werd gevolgd over Southampton, Algiers en Genua. In al deze steden werden, terwijl de boot kolen bunkerde, uitstapjes gemaakt. Langs Port-Said werd het Suez- Kanaal afgelegd en de 6nik-heete Roode Zee doorgezwoegd. En toen de eindelooze waterplas op van de Indische Oceaan, waar het soms hevig kan spoken, tot ten slot to na drie weken het Beloofde Land in zicht kwam en de boot aan de kade van Tand jong Priok's prachtig geoutilleerde haven aanlegde. De belangwekkende lezing werd met tal van lichtbeelden geïllustreerd. De voorz. der vereeniging dankte aan het einde van den avond kolonel Giel voor zijn betoog. Spr. wees tenslotte nog op het doel, dat de vereeniging nastreeft, en dat zich in versvorm aldus laat saam vatten: „Zoekt toch in den vreemde niet Wat het eigen land u biedt". Een verkeerde maatstaf voor beoordeeling van de activiteit der politie te Leiden. Wij lezen in „De Chr. Politieambte naar" onder bovenstaand opschrift: „Uit de oude sleutelstad is sedert 1 Augustus 1927 de commissaris van politie vertrokken en sindsdien wordt dit ambt waargenomen door een hoofd-inspecteur van politie. En, zooals het zoo dikwijls gaat, geldt ook. hier voor het Leidsche politiecorps: „Nieuwe heeren, nieuwe wetten." Nu zou daartegen m het ge heel geen bezwaar gemaakt behoeven te worden, wanneer deze „nieuwe wetten" als verbetering konden worden aange merkt. Maar helaas, dat kunnen, wij niet melden, eer het tegendeel. De lezer oor- deele zelf: Op een zekeren dag houdt de waarne mende commissaris van politie, tot het verzamelde- politiepersoneel een toe spraak, waarbij hij nadrukkelijk to ken nen geeft, dat er van dat personeel meer activiteit moet uitgaan, hetgeen zou moe ten blijken, uit het inleveren van meer processen-verbaal. Ook wordt er sinds eenige weken door een inspecteur theorie gegeven aan het agenten-personeel, waarbij dat personeel zooveel mogelijk wordt aangespoord, een groot aantal processen-verbaal in te le veren. De aantallen processen-verbaal, door do onderscheidene ploegen opgemaakt, wor den dan tegenover elkaar gesteld en te gen elkaar uitgespeeld en het grootste aantal als „voorbeeld." gesteld. Bovendien worden er kleine groepjes agenten bij dien inspecteur geroepen, en dan worden deze menschen vermaand, toch meer processen-verbaal te maken, waarbij de bedreiging wordt gevoegd, dat anders andere maatregelen zullen worden genomen, terwijl hun werd toege voegd: „Een gewaarschuwd man geldt voor twee". Nu mag worden verondersteld, dat ons standpunt ten opzichte van die „verbalen- jagerij" bekend is. Wij zijn van oordeel, dat het in de eer ste plaats de taak van den politieman is, overtredingen te voorkomen. De activiteit van den politieman zou, indien dat mo gelijk ware, in de eerste plaats moeten worden getoetst aan de overtredingen, die hij door zijn voorbeeld en zijn optreden heeft voorkomen. Hem aan te sporen zooveel mogelijk processen-verbaal te ma ken leidt onwillekeurig tot plagen der burgerij en doet afbreuk aan het gezag en de waardigheid van het politic-ambt. Verbalen maken is noodzakelijkde praktijk leert dit wel; doch verbalen- jacht is niet minder dan schande! Wij hopen van harte, dat de Leidsche polïtie-autoriteiten dit standpunt deelen en zich van de o.i. verouderde begrippen daaromtrent zullen losmaken, terwijl wij onze bondsleden aldaar, cn daarbij het geheel© corps, ernstig opwekken, nauwge zet hun plicht te vervullen, op een wijze die strekt tot hooghouding van het gezag en in het belang van het algemeen, zoo, dat de waardigheid van politie en politie man wordt opgehouden." Tournée Prof. Alb. Schweitzer. Men verzocht ons opname van het vol gende Het Comité van voorbereiding voor de tournée van Prof. Alb. .Schweitzer in Ne derland (adres: mej. Bahlmann te Bus- sum) deelt mede, dat Prof. Schweitzer, zooals reeds gemold, hier ter stede den 28 April a.s. een voordracht zal houden, en den 2en Mei zijn Bach-concert zal ge-' ven. Tot regeling van een en ander is hier ter stede een comité lot stand gekomen, bestaande uit: Dr. K. II. Boersema, W. Fontein, Prof. dr. H. T. de Graaf, Prof. dr. G. J. Heering, Mevr. HeeringVan der Bosse, Ds. G. Hennemann, Prof. dr. W. A. Kucnen, Leo Mens, Ds. E. L. Nauta, Ds. J. Rauws, Dr. J. Riemens. De voordracht, waarin Prof. Schweitzer verhaalt van het werk der medische-zen- ding in Centraal-Afrika, toegelicht met lichtbeelden, zal plaats hebben op Zater dagavond 28 April. Aangezien de Stads gehoorzaal op dien dag niet beschikbaar is, heeft het Comité in de gegronde ver wachting van een grootó opkomst, zich ce- wend tot het College van Kerkvoogden der Ned. Hervormde Gemeente met het verzoek een der kerken te mogen gebrui ken. Op dit verzoek ging dit College met groote bercidwiligheiü in, zoodat de Hoog- landsche Kerk ter beschikking werd ge steld. Met gelijke verheugende voorko mendheid bejegende dit college het ver zoek te mogen beschikken over de Pieters kerk met haar door Prof. Schweitzer in Sept. 1927 zoo geroemd orgel, waarop bij den 2en Mei a.s. zijn Bach-concert hoopt te geven. Nadere bijzonderheden zullen te zijner tijd ook per advertentie worden bekend gemaakt. Gaarne zag het comité het be zoek van Prof. Schweitzer aan Leiden ook in dezen zin slagen, dat het ten goede kome aan het hoogo doel, waaraan dezo man zijn persoon en gaven heeft gewiid: het werk der medische-zending in Cen traal-Afrika. De baten toch van zijn tour nee komen aan dit werk ten goede. De voordracht op 28 April is kosteloos toegankelijk voor ieder; doch ieder dra'go dan ook naar plicht en vermogen bij tot do collecte welke dan wordt gehouden. Voor het concert op 2 Mei zullen kaar ten verkrijgbaar worden gesteld 1. en tot een beperkt aantal 0.75 per per soon. Om verzekerd te zijn, dat dc onver- mijdelijke onkosten niet te veel afbreuk zullen doen aan do baten, heeft het comité gemeend een fonds te moeten vormen waar voor hier en daar bijdragen zullen worden gevraagd. Wie echter niet werd aangezocht of wie zichzelf en het comité de expresse moeite van een aanvrage wil besparen en, bewogen door den levensarbeid van Prof. Schweitzer, iets wil afstaan voor dit ideale doel, kan zijn bijdrage langs anderen weg doen toekomen aan het comité; de pen ningmeester Ds. G. Henneman, Rijnsbur- gerweg 161 (postrekening no. 112662) zal gaarne de bijdragen in ontvangst nemen. Het secretariaat van het comité is in han den van mevr. Heeringvan der Bosse, Witte Singel 96. Portret van Prof. H. Cock. De Senaat der Leidsche Universiteit heeft ten geschenke ontvangen tor plaat sing in do Senaatskamer, het geschilderd portret van wijlen prof. dr. Hendrik Cock, van 1825 tot 1864 hoogleeraar in het na tuurrecht, het staatsrecht, het volkenrecht en het strafrecht aan de Leidsche LTnivcr- siteit. Prof Hondrik Cock werd 16 Juni 1794 te Almelo geboren en stamt uit een Over- jjselsche tak van het oude Bremensche ge slacht, waartoe de hoogleeraren Henricus Coccejus en de gebroeders Johannes en Gerardus Coccejus behoorden. Hijzelf was de zoon van Mr. Conrad Cock. Weinige jaren na zijn geboorte vestigden zijne ouders zich te Deventer, waar hij de La- tijnsche school bezocht onder het rectoraat van Johannes Sterke. Hij studeerde aan vankelijk aan het Athenaeum te Deventer en daarna, sinds 1816, aan de universiteit te Utrecht. In Mei 1821 werd hij te Utrecht bevor derd tot doctor in de beide rechten. Den 21sten Juni van datzelfde jaar werd hij be noemd tot hoogleeraar in de wijsbegeerte van het recht aan het Athenaeum te De venter. Den Isten September 1825 werd hij be noemd tot hoogleeraar aan de Leidsche Universiteit als opvolger van prof. Kem per. Hij aanvaardde dit ambt den 8sten Februari d.a.v. met een rede. In 1864'moest hij wegens het bereiken van den 70-jari- gen leeftijd aftreden. Prof. Cock was een tijdlang leermeester in het staatsrecht van den erfprins van Oranje (later koning Willem II) en van prins Alexander, alsmede van den lateren erfprins (Koning Willem III). Hij was een principieel voorstander en aanhanger van de leer van Rousseau's Contrat Social. Ook was hij van 1835 tot 1865 lid van den Leidschen gemeenteraad en sinds 1816 lid van de Prov. Staten van Zuid-Holland, en in 1848 lid van do dubbelde Kamer der Staten Generaal, welke over de voorstel len tot grondwetsherziening had te stem men. Hij overleed 20 October 1866 te Leiden. Hij woonde in het patriciërshuis Rapen burg 48 alhier waar later ook zijn zoon en zijn dochters hebben gewoond en waarin thans de R. K. Jongensschool is geves tigd. VERSLAG IN ZAKE DE TREIN BOTSING BIJ RIJSWIJK. Dienstfouten de oorzaak. Aanstelling van leerlingen wagen voer der wordt door de commissie van onderzoek niet gewenscht geacht. Het verslag van de Commissie van on derzoek in zake de botsing van de treinen 1141 en 1145 der Nederlandsche spoorwe gen tusschen Rijswijk en Delft in den nacht van 15 op 16 October j.l. is thans verschenen. Voorzitter van de commissie was ir. A. H. W. van der Vcgt, hoofdin specteur-generaal der Spoor- en Tramwe gen. Uit de resultaten van het onderzoek wordt de gevolgtrekking gemaakt, dat het ongeval niet te wijten is aan onvoldoende werking der veiligheidsinrichtingen, on voldoende voorschriften voor de veilig heid of onvoldoende bezetting der electri- sche treinen en dat verder de opleiding der wagenvoerders in dit geval buiten de oorzaak van hetgebeurdc staat. Naar haar meening zijn de fouten, in de uitoefening van hun dienst door den seinhuiswachter van post III, den treindienstleider van post T te Den Haag en van den wagen- voerder en den hoofdconducteur van trein 1145 de oorzaken, dat het ernstige onge val heeft kunnen plaats vinden. Te veel aanschrijvingen. In verband met de bekende mcdedeeling van den hoofdconducteur over het groot aantal aanschrijvingen, waarvan het trein personeel kennis moet nomen, heeft de Commissie te Leidschendam nagegaan of dit aantal inderdaad zoo groot was en zich verder op de hoogte gesteld van de ge volgde wijzo van bekendmaking aan het personeel. Zij is tot de conclusie gokomen, dat zij niet zou weten nan te geven, hoe liet uiteraard omvangrijk aantal bijzon derheden, waarvan het personeel kennis wordt gegeven, op betere wijze bekend zou moeten worden gemaakt» Zij stelt zich echter de vraag, of eenige beperking in de mededcelingen niet mo gelijk is. Aangaande de opleiding van de wagen voerders, waarop de Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel do aandacht der commissie heeft gevestigd, wordt op gemerkt, dat de totale duur van de oplei ding tot wagenvoerder niet gelijk is voor alle daarvoor in aanmerking gebrachte personen. Gemiddeld vordert zij ongeveer drie en een halve maand, waarvan 2 a3 weken bij een wagenvoerder op een trein, om het rijden te leeren. Naar het oordeel der commissie ver dient het geen aanbeveling om, zooals door de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel in overwe ging is gegeven, leerlingen-wagenvoerder aan te stellen, die regelmatig bij de wa genvoerders geruimen tijd dienst zouden moeten doen. Voor deze leerlingen is op de electrische motorvoertuigtréinen geen werk, wegen6 de inrichting van het mate*- rieel. De motorvoertuig-treinen zijn er ge heel op ingericht om door één man, die zijn aandacht vrijwel onverdeeld aan den weg en de seinen kan wijden, bestuurd ter worden. GROOTE ORDER VOOR „WERKSPOOR" TE AMSTERDAM. Levering van tien locomotieven. Amsterdam, Rijk en Spoor wegen tot offers bereid. Naar do „Tel." verneemt, is in het co mité-generaal van den Amsterdamschcn gemeenteraad een belangrijke kwestie be sproken. Zij betrof het behouden van een groote opdraeht van de „Nederlandsche Spoorwegen" voor Amsterdam. Bij een inschrijving voor tien locomo tieven was namelijk een Duitsche onder neming ongeveer 170.000 beneden het bedrag gebleven, waarvoor de fabriek „Werkspoor" had ingeschreven, dat ruim zeven ton bedroeg, ongeveer even groot als do inschrijving van de Engelsche fa briek Peacock en andere inschrijvers. Daar het van veel belang werd geacht, deze belangrijke opdracht voor de Ara- stcrdamsche industrie te behouden, waren, do regeering, „Werkspoor" en de spoor wegen bereid, liiertoe financieele offers to brengen, mits de gc-meento Amsterdam oen subsidie wilde verleenen van 30.000. Het rijk zou, evenals de Spoorwegen, ook 30.000 subsidie geven en „Werkspoor" had ook medewerking toegezegd, om de opdracht bij haar te kunnen uitvoeren. Bovendien waren do arbeiders bereid 10 pet. van hun loon te laten vallen, indion „Werkspoor" deze opdracht zou krijgen. Dc meerderheid van het college van B. en W. voelde er evenwel weinig voor, aan deze subsideering mede te werken, al kreeg de wethouder voor de Werkloozen- zorg, dr. Vos de gelegenheid, het oordcol van den raad over deze kwestie in te win nen, daar op korten termijn een beslissing moest worden genomen. Bij de langdurige discussies in comité- generaal bleek, dat, als deze opdracht voor „Werkspoor" verloren ging, er grooto kans was, dat deze onderneming de loco- motievonafdeeling, wegens gebrek aan werk, zou moeten opheffen, waardoor pl.m. 370 man in Juni werkloos dreigden te worden. Sommige loden van den raad waren van oordeel, dat de Duitsche inschrijving tob stand moest gekomen zijn door samenwer king der groote machinefabrieken en met behulp van den staat, om door dumping een overhecrschende plaats op de wereld markt in te kunnen nemen. Aan don anderen kant verklaarden do voorstanders van vrijhandel zich tegen protectionistische maatregelen. Bij de ver schillende fracties bestond niet altijd een stemmigheid. De S. D. A. P. wilde, nadat Woensdagavond de zaak voor het eerst aan dc orde was gesteld, nog inlichtingen inwinnen. Donderdagavond zijn de discussiee, waarbij er op gewezen word, dat grootere werkloosheid onder de met-aalbewerkers

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5