ras
MODERNE
DICHTKUNST.
STADSNIEUWS.
TWEEDE BLAD
„DE LEIDSCHE COURANT"
ZATERDAG 10 MAART 1928
Twee nieuwe stichtingen
van groote cultuur
historische beteekenis
Het nieuwe Pauselijke Instituut
voor Christelijke Oudheidkunde
in het Russische Seminarie „Het
Russicum"
Door Prof. FRANZ XAVERIUS ZIMMERMAN.N
te ROME.
Nog slechts enkele weken geleden heeft
Paus Pius XI het nieuwe wereldmuseum
voor het Missiewezen en Volkenkunde in
het Pa.eis van Lateranen geopend; thans
heeft hij de eeuwige stad weer verrijkt met
twee nieuwe inrichtingen van groote cul
tuur-historische waarde, het nieuwe Pause
lijke instituut voor Christelijke Archeologie
en het Russische Seminarie „Het Russi
cum'.
Op het Esquilinum in Pome, vlak bij de
kerk van Santé Maria Maggiore, ontstaat
zoo langzamerhand een heele stadwijk met
katholieke gebouwen. Het Pauselijk insti
tuut voor Oostersche aangelegenheden, hei
Bijbelmstituut, het College der Lombar-
dijnen, het Russisch College en het Insti
tuut voor Christelijke oudheid zullen er
verrijzen.
Z.Em. Kard. Pompili, Vicaris van Z. H.
voor het bisdom Rome, verrichtte de Li
turgische inzegening der gebouwen, waar
na Z. £m .Kard. Uasparri in naam des
Pausen het instituut opende.
Bij de plechtigheid waren tegenwoordig
de kardinalen Vanutelli, Merry del Val,
Bisleti, Elirle, Pompili, Tacci, alsmede tal
van diplomaten, die bij den H. Stoel geac
crediteerd zijn, de leden der Pauselijke hof
houding, Bisschoppen en Prelaten, en ver
schillende vertegenwoordigers van weten
schappelijke instellingen en vereenigingen.
De plechtigheid had plaats in de groote
aula van het instituut waar tusschen groen
en Pauselijke kleuren borsbeelden prijkten
van Paus Pius XI en van J. B. de Rcssi, de
grondlegger van de wetenschap der Chri-
telijke Archeologie.
De directeur van het instituut, Mgr.
Kirsch, hield de openingsrede en ging de
oorsprong en de geschiedenis na van het
Pauselijk instituut, de inrichting, en de
groote beteekenis van de wetenschappe
lijke navorsching der getuigenissen en ge
denkteekenen der eerste ecuwen der chris
tenheid en der eerste christenen.
Na Mgr. Kirsch sprak in naam van de
Pauselijke Commissie voer gewijde arche
ologie Mgr. Respighi, die in herinnering
bracht de werkzaamheden der commissie,
gesticht door de Rossi, en die nu een
waardigen zetel ontvangt in het gebouw
van het instituut.
Eindelijk nam Z. Em. Kard. Gasparri
het woord, cm te spreken over a! hetgeen
Z. H. de Paus verwacht van het nieuwe
instituut voor de kerk en voor de weten
schap. Niet genoeg kunnen de getuigenis
sen en gedenkteekenen der eerste eeuwen
van het Christendom bestudeerd worden.
Naarmate ze meer bestudeerd en door
grond w-den, zullen ze meer de onfeilbare
waarheid van de Katholieke Kerk bewij
zen. Het is de wil van den H. Vader, dat
de jongere geestelijken een goede archeolo
gische opleiding ontvangen, en dat is juist
het groote gewicht, dat de H. Vader hecht
aan het nieuwe instituut voor christelijke
oudheidkunde, dat de Kardinaal, in naam
des Pausen geopend verklaarde.
Zaterdag werd insgelijks op hetzelfde
terrein, naast het Pauselijk instituut voor
christelijke oudheidkunde, de eerste steen
gelegd van het Russisch college of Insti
tuut voor Rusland dat den naam zal dra
gen van „Russicum". Z. Em. Kard. Sincero,
voorzitter van de Pauselijke commissie
„pro Russia", legde den eersten steen, na
dien volgens liturgisch voorschrift gewijd
te hebben. Het groote steenblok werd in
den grond gelaten, waarna Mgr. d Herbigny
een redevoering Meld, over het doel, dat
Z. H. Paus Pius XI beoc-dn met de stich
ting van dit nieuwe college. Niet alleen
zullen jonge Re sen hier hun wetenschap
pelijke en geestelijke opleiding ontvangen,
om als katholieke priesters te gaan werken
in hun vaderland en onder hunne landge-
uooten, maar tevens zal het instituut een
centrum zijn, van waaruit alle acties voor
Rusland zullen voorbereid en geleid wor
den.
Het instituut staat onder de bescherming
van de H. Theresia van het Kindje Jezus
en wordt opgetrokken naast de aloude kerk
van den r. Antonius Abt, volgens de plan
nen van Prof. Munot.
Bij de plechtigheid waren tegenwoordig
de kardinalen Vanutelli, Bisleti, Lncidi,
Tacci en Ehrle, evenals Mgr. Sanz de
Samper, Maggiordocm van Z. H. den Paus.
en Mgr. Caccia Dominiani, Maestro di
Camera van Z. H.
Mgr. Paglialunga schreef een latijnsch©
oorkonde, welke onderteekend door de
kardinalen en hooge autoriteiten in den
steen was opgesloten.
Bultefit Weekoverzicht.
Maart is de Lentemaand. Op den 21sten
behoort de schoone Lente haar joyeuse
entree te maken, doch de grillige jonge
dame houdt zich niet altijd aan den af
gesproken tijd. Zoo scheen dit jaar de
Ler.te reeds in Februari te willen komen
en zij verraste ons op een serie milde zon
nedagen, welke niemand zoo vroeg had
durven verwachten. De wintel-ssen wer
den uitgetrokken, lichte pakken voor den
dag gehaald en menigeen bekeek z'ri
stroohoedje van verleden jaar, of het nog
meekon. Doch de gunsten en glimlachjes
van juffrouw Lente rijn erg wispelturig,
soms kan zij vreeselijk ijzig doen en een
zomersche dag gevolgd door een hagel
bui is geen zeldzaamheid.
Volkenbond. De Volkenbond is
eveneens nog in het lente-stadium van
zijn ontwikke.ing. Zoo nu en dan een zo
mersche dag, die heel wat belooft, en vlak
daarop een hagelbui of een nachtvorst, die
elk optimisme bedenkelijk doet afkoelen.
Zoo hebben wij deze week het eindre
sultaat gezien van de besprekingen en
vergaderingen der Volkenbondscommissie
voor arbitrage en veiligheid. Zooals giste
ren gemeld, heeft dezo commissie de tek
sten van zes modelverdragen opgesteld,
welke ongetwijfeld een milde zonnige at
mosfeer van veiligheid te voorschijn zul
len roepen tusschen de volkeren, als....
ze nu ook maar werden toegepast. Want
de ontworpen zijn voorloopig nog niets
meer dan dat; ze zijn niets meer dan mo
dellen welke de commissie aan de regee
ringen wenscht aan te bevelen.
Tot Juni is de commissie uit elkaar ge
gaan en in dien tussehentijd hebben de
regeeringen der verschillende landen gele
genheid om de modellen eens te bekijken.
In Juni zal dan de commissie de ontwerpen
in tweede lezing behandelen. Of ze dan
veel verder zal komen, staat nog te be
zien.
Intusschen valt niet te ontkennen, dal
de commissie, gelijk Benesj opmerkte, al
thans den weg heeft aangewezen, dien
men in moet slaan om de veiligheid te
verhoogen. Keurt straks in September do
Volkenbondsvergadering dezen wegwijzer
goed, dan zullen de ontwerp-verdragen
ongetwijfeld, gelijk Politis opmerkte, groot
moreel gezag genieten.
De volgende week zal nu weer de z.g.
voorbereidende commissie, onder leiding
van den hcor Loudon bijeenkomen en dan
zal aan het lielit kernen of de arbeid van
de Veiligheidsccmmissie nu ook waarlijk
heeft bijgedragen tot vergemakkelijking
van de taak der commissie-Loudon.
De zitting van de Veiligheidscommis-
sie is deze week voor het groote publiek
als een nachtkaars uitgegaan, omdat zij
geheel óp den achtergrond geschoven werd
door de bijeenkomst van den Volken-
bondsraad. Waar zonnen als Chamberlain,
Briand ö'n Stresemann aan den politieken
hepiel verschijnen, daar verbleken de klei
ne commissie-sterren. De Raad vergadert
momenteel in het publiek en in 't geheim
en de leden maken ouderling afspraakjes.
Van al dat gedoe zijn de geheime af
spraakjes de belangrijkste, doch men komt
er niet veel van te weten .Van de open
bare vergaderingen kemt men alles te we
ten, doch niemand interesseert zich daar
voor. De belangrijkste kwesties, welke
aan de orde zijn, kunnen teruggebracht
worden tot een paar. Vooreerst heeft de
Raad besloten om een commissie van on
derzoek in te stellen inzake de bekende
wapensmokkelaffaire in Hongarije. Van
deze commissie maakt ook onze gedele
geerde Jhr. Beelaerts van Blokland deel
uit. Deze commissie mocht zich echter niet
naar Hongarije begeven, om daar een
zelfstandig onderzoek in te stellen, doch
kreeg alleen de bescheiden en papieren te
bestudeeren, welke de Hongaarsche regee
ring haar voorleggen zou. Het deel van
dit onderzoek is dan ook niets anders dan
na te gaan of een onderzoek, zooals Frank
rijk en de Kleine Entente gewensckt had
den, nuttig en wenschelijk is. Zoodra de
commissie haar rapport zal hebben uitge
bracht, misschien is elders in dit blad
(Buitenland of Telegrammen) de inhoud
van dat rapport reeds gepubliceerd zal
de Raad zijn beslissing nemen.
De landen der'Kleine Entente wenschen
een onderzoek door militaire deskundigen
en vervolgens een inspectie door geheil
Hongarije naar verboden wapens.
Hongarije -verzet zich hiertegen en ver
moedelijk zal van zulk een straffen maat
regel niets komen, omdat het machtige
vrienden in den Raad heeft. Italië bij
voorbeeld dat nauwe betrekkingen met de
Hongaren aankweekt en waar de machine
geweren vandaan zouden zijn, en Duitsch-
land dat nog een bijzondere reden he.eft,
om in deze zaak aan Hongaarsche ziide
te staan. Deze bijzondere reden is dat
de Volkenbondsraad uitgenoodgdi is, een
procedure vast te stellen die in dergelijke
omstandigheden later ook tegen Duitsch-
land toegepast zou kunnen worden, indien
het in militair opzicht dingen mocht doen
welke het bij het- tractaat van Versailles
verboden zijn.
Men herinnert zich dat, na de afschaf
fing van de militkire controle door de ge
allieerden in Duitschland. de vraag hce de
Volkenbond handelen moet in gevallen,
waarin een nieuw onderzoek daar noodig
geoordeeld mocht worden, niet afdoende
geregeld is. Duitschland's waardigheid zou
tegen het denkbeeld van nieuwe potten
kijkers in zijn arsenaal in verzet komen,
zoo goed als men nu Hongarije zulk een
houding ziet aannemen. Het laat zich, als
men op de berichten uit Genève af mag
gaan, aanzien dat de Volkenbondsraad de
gevoeligheid der Hongaren zal trachten te
ontzien, zonder natuurlijk de Kleine En
tente voor het hoofd te stooten. De ver
wachting is daarom dat de inspectie zal
geschieden door een commissie van bur-
derlijke deskundigen die technisch niet
voldoende op de hoogte zijn, om scherp toe
te kunn°n k:;ken. Andere overwonnen sta
ten zouden dan een precedent hebben, om
zich op te beroepen, wanneer hun latei-
het vuur te na aan de schenen gelegd
werd.
Van de andere behandelde onderwerpen
noemen wij nog de benoeming van een
commissie van onderzoek naar den finan-
cieelen toestand van Portugal in verband
met een verzoek van dit land om onder
de auspiciën van den Volkenbond een lee
ning te mogen aangaan, de behandeling
van het Hongaarsch-Rcemeensche^ geschil
en het verzoek aan Spanje en B-azilië om
de motieven, welke indertijd tot hun uit
treding uit den Bond geleid hebben, nog
eens te herzien.
Spanje is gepaaid met de onderteekening
van een Fransch-Spaansche overeenkomst
inzake Tanger, waarbij aan verschillendp
Spaansche verlangens voldoening wordt
gegven. Vermoedelijk zal Spanje dan ook
wel weer terugkeeren. Omtrent de houding
van Brazilië is men minder optimistisch
Z u i d-T i r o 1. Zaterdag hoeft Mus
solini het zijne gezegd in cke Zuitl-Tiroler
kwestie.
„Voor de laatste maal, zoo verklaarde
hij, ,.zal ik over de Zuid-Tiroolsche kwes
tie het woord voeren. Een volgende maal
zullen de daden spreken".
Men mag hieruit opmaken, dat nog niet
onmiddellijk sprake is van het terugraopen
van den Italiaanschen gezant te Weenen.
Maar Oostenrijk is nu gewaarschuwd, want
met de daden, die een volgende keer zullen
spreken, zal wel deze terugree-ring in de
eerste plaats bedoeld zijn. Niet alleen
echter, want Mussolini waarschuwt dp
Oostenrijkers tevens nok, dat Italië wel
eens zou kunnen weigeren om goedkeuring
te hechten aan een nieuwe Oostenrijkscho
leening. Men zal dus in Oostenrijk moeten
blijven zwijgen over het onrecht, dat tegen
de Duitsche bevolking in hrt door Italië
geannexeerde Tiroclschc gebied wordt be
gaan.... als men niet den toorn van den
Duce wil wekken.
Erger echter dan dezo dreigementon
jegens Oostenrijk zijn de dreigementen, die
Mussolini uitte jegens liet thans ïtaliaan-
sche Zuid-Tirol zelf. Hier zal de Duitsche
bevolking nog scherper en strenger de op
permacht van het fascistisch Italië tc ge
voelen krijgen.
De Zuid-Tirolers zullen de gevolgen heb
ben te dragen van de sympathiebetuigingen
hunner volksgenootcn in Oostenrijk. Voor
de redevoeringen i:i don Costenrijkschen
Nationalen Raad zuilen zij worden ge
straft en wellicht meent Mussolini door
aldus de Zuid-Tir:iers a's gijzelaars to
doen dienen van hot „goed gedrag" van
Oostenrijkers en Uijksdrits-' e:s, de stom
van hen die tegen het in Z -id-Tirol be
gane onrecht protesteeren tct zwijgen te
kunnen brengen.
Misschien zou dit dreigement nog ©eni
gen indruk kunnen maken, als het reeds
begane onrecht niet zoo groot was. Maar
na hetgeen van fascistische zijde reeds is
gedaan ter onderdrukking van de nationa
liteit en de taal van de Duitsche Zuid-
Tiroleis. zal het dreigement, dat „als de
anti-Italiaansche campagne aan gene zijde
van den Brenner voortduurt, alle publica
ties in vreemde taal zullen worden onder
drukt", weinig indruk meer kunnen ma
ken. En in Zuid-Tirol èn daarbuiten zal
men wel overtuigd zijn, dat ook bij het
diepste stiliwijgen het lot der Zuid-Tirolers
bezegeld is. Trouwens Mussolini heeft dal
in ronde woorden erkend: Voor het „ger
manisme" is bet spel verloren, zoo zeido
hij. Tirolers, Oostenrijkers, heel de wereld
moeten het weten, „dat aan den Brenner
met zijn levenden en zijn dooden heel
Italië de wacht houdt".
Overigens heeft het geen zin op de rede
van den Duce nader in te gaan. Alleen is
nog wel van belang te vermelden, dat
Mussolini zich eenvoudig van alle beloften
en verklaringen van vroegere Italiaansche
1 regeeringen heeft vrijgemaakt. „De fascis-
I tische regeering, al toonde ze dan ook de
verdragen te eerbiedigen en te wil'en uit-
1 voeren, acht zich geenszins gebonden aan
meer of minder vage en rhetorische toezeg
gingen van lieden, die stelsels en regeerin-
gen vertegenwoordigen, welke door de fns-
j cistische revolutie intusschen zijn te niet
gedaan".
Dat wil dus zeggen, dat bij de inter
pretatie van de vredesverdragen, die het
I gezamenlijk werk zijn van de geal'ieerden,
het fascistisch Italië niet gebonden zou zijn
aan de verklaringen en opvattingen van de
i Italiaansche gedelegeerden, die aan het
I gemeenschappelijk vredeswerk deelnamen.
Dat is zeker een standpunt waarvan de
i aanvaarding in strekking en beteekenis
verre uitgaat boven de bijzondere kwestie
het hier thans gaat.
VI.
Dr. P. C. Boutens
door Sw.
In dichtend Nederland is, zooals we in
dertijd uitvoerig bespraken, Henriëtte Ro-
land Holst de grootste. Met het oog op de
I belangrijkheid hadden we bij deze serie niet
met Geerten Gossaert moeten beginnen
maar met P. C. Boutens, die onmiddellijk
na H. Roland Holst.
j Waarom we hem tot dusverre niet be-
I spraken
Eenvoudig omdat we er tegen opzagen.
Het is zoo moeilijk in een gewoon cou-
ranten-artikel Boutens te behande-
len, zoodat men een eenigszins zuiver
j beeld van hem krijgt. Boutens is een na-
tur, die niet maar zoo ineens in zijn dich
terlijke fijnheid wordt aangevoeld. Zijn
poëzie eisclit misschien nog veel meer rus
tige verdieping dan die van Roland Holst.
Boutens is in wezen mystiek, wijsgeeriger,
De plastiek zijner verzen is misschien vol
maakter dan die van Roland Holst. Maar
juist het eigenaardige in Boutens, dat
Dirk Coster noemt „een mystiek keer-
schen over lot en leven" maakt hem moei
lijke te benaderen. Wij komen daarop nog
terug.
Boutens is in 1870 en werd na voltooi
ing zijner studiën leeraar in Den Haag,
waarbij hij nog steeds werkzaam is, en
j zich niet hot minst onder de beeldende
kunstenaars vrienden heoft verworven.
Zoo schijnt 't ons niet zonder beteeke
nis, dat juist Toorop en Konijnenburg zich
i aangetrokken gevoelden om het fijne ge-
zicht van den dichter tot voorwerp van
I hun kunst te maken. Toorop teckende hem
in 1009 in iets meer dan profil en nog-
1 maals in 1921 en face cn liet prachtige
portret, dat Konijnenburg schilderde, kan
men op 't oogenblik bewonderen in „Pul-
chri Studio" in Den Haag, waar ecu eore-
tentoonsteliing van laatsgonoemdcn schil
der is ingericht. Voor beide schilders, die
bij allo persoonlijk verschil toch ook weer
zoo veel gemeen hebben, moest juist het
eigenaardig psychisch wezen van Bou-
tens een buitengewone aantrekkings
kracht bezitten. Beide zijn sterk psycholo
gisch aangelegd. Toorop diep indringend,
door zijn sterk int uit lef aanvoelende zicls-
assimilatie; Konijnenburg met meer be
wust iutelleetueele verdieping; 7o orop
naar de wijzo der MiddeleeuWsohe primi-
lieven, Konijnenburg naar de wijze der
Renaissance. Beiden idealiseeren: Toorop
naar de meer vergeestelijkte zijde, Konij
nenburg naar de zijde van 't intellect en
der realiteit. En geen van beiden doet
ten slotte afbreuk aan de realiteit.
Ik voel tusschen de beide schilders en
den dichter een zielsgemeenschap, een in
algemecne lijnen gemeenschappelijk stre
ven, al wijken de levensbeschouwingen in
engeren zin uiteen.
De beide schilders overwonnen het ira-
j pressionisme en keerden zich tot hot sym
bolisme; in Boutens wordt ter ze'fder tijd
het individualisme overwonnen. Bleven de
mannen van '80 in hun eerste gedichten
j gevangen in de schoone betrachting en het
soms koesteren van hun eigen aandoenin-
I gen, in Boutens wordt de persoonlijke smart
I gesublimeerd tot hooger schouwing, sym-
j bool dikwijls van de smart der menschheid.
Maar dit treffen van eigen aandoeningen op
hooger plan doet zijn taal verstrakken tot.
een sereen spel van lijnen, zijn vers verpu-
ren tot een volmaaktheid van rh.vthme, zijn
vers-melodie verinnigen tct een fijne muzi
kaliteit, die den gewonen lezer niet altijd
j onmiddellijk aanspreken, 't Is cr mee nls
j met do symbolische werken van de beide
schilders, die we noemden, 't Zijn meerma-
len verbeeldingen van ideeën. Ze eisclien
scherpluisterend indringen in hun wegen;
I ze eischen onbevangen zich openstellen
I voor de woordenval' en het becldenrhythme
zooals men bij de beide schilders onbevan
gen en zonder vooropgestelde principes bet
lijncnrhythme moet volgen en de conceptie
op zich moet laten inwerken.
Dan komt na korter of langer tijd van-
zc'f do openbaring der schoonheid!
Bij alle drie is sterk de beheerschte ont
roering. Toorop uit nog het meest zijn inner
lijke bewogenheid, maar heeft die toch noo:t
zóó den vrijen loop gelaten, dat zijn geniali
teit uitbrandde in een vlammende apo
theose. Het mag in dit verband wel even
in herinnering worden gebracht, dat de
I Tachtigers, die zich niet vernieuwden, bin-
nen korten tijd uitgeput waren en vervielen
I in eindclooze zelfherhaling, zooals b.v.
j Kloos, terwijl zij, die na het eerste woeden
I der jeugd tot vernieuwd levensinzicht kwa-
j men, zich in stijgende linie ontwikke'den.
Voor den kunstenaar is beheersching, een
zekere iutelleetueele controle op zijn eigen
J schepping, een onwisbare voorwaarde om
frisch en productief te blijven. Bij dichters
cn schilders is die intellectueele controle
I noodzakelijk. Menig jong kunstenaar voelt
na de eerste uitingen van zijn kunst plotse-
ling, dat hij niet verder kan. Hij staat voor
een tweesprong: óf nieuwe wegen kiezen, óf
I bij het oude blijven, dat dan evenwel spoe-
dig verstart.
Konijnenburg verstaat door zijn intellec-
I tueele controle de kust zich te verbergen,
terwijl men toch achter het intellectueele de
worsteling, de spanning der emotie gevoelt.
Iets dergelijks viel op te merken bij den
dichter Geerten Gcssaert. Boutens heeft dat
heel sterk. Zoo'n kunst is altijd voornaam
van allure.
Men bedenke wel, dat het geen verward
heid of een loutere aardigheid is, om hier
beurtelinge dichters en schilders te noemen
en van do litteratuur telkens over te sprin
gen naar de schilderkunst. Wij meenen in
dit artikel enkele figuren in het wijder ver
band der kunst te moeten stellen, om dui
delijk te maken, dat het eigenaardige
streven naar symbolisme, dat is: verdiept
levensinzicht te geven door een kunst, die
het symbool bezigt, in de 20 jaren vóór
den oorlog bij alle representatieve geesten
op het gebied van alle kunsten te vinden is.
Als men de werken van Toorop, Konij
nenburg, Verster, Voerman, beschouwt, dan
ziet men hoe zij zich uit het impressionisme
los maken en het symbolisme zoeken, tot
ze het vinden in een bepaald werk.
Het is met de dichters niet anders. Henr.
i Roland Holst vertoont in haar eerste ver-
zen (1893) nog de invloeden van het indi-
vidualisme. In de „Nieuwe Geboort" (1902)
j is dat overwonnen en staat het mensch-
heids-ideaal, zooals zij dat ziet in het so
cialisme, voor haar.
De eerste bundel van Boutens „Verzen"
verschijnt in 1898. Van Deyssel, een echte
j Nieuwe Gidsman, schrijft er nog een voor-
rede bij. Deze „Verzen" vertoonen ook nog
heel wat Tachtiger invloeden. Sterker
evenwel is de invloed van Gorter, die na
i zijn „Mei" ook reeds een andere richting
gekozen had, zooals we indertijd in onzo
opstellen over „Sociale Lyriek" uitvoerig
hebben aangetoond.
Enkele jaren later in 1900 men lette
op de jaartal'en verscheen de tweede
bundel: „Praeludiën". De naam is teeke
nend. De dichter is aan de oude invloeden
ontworsteld en zal zijn eigen wegen zoeken.
In de „Praeludiën" hoort men Boutens,
maar zijn verzen hebben neg niet die vol-
raaaktheid van klank en rhythmc, die ze
j later zullen krijgen. Men lette op de jaar-
I tallen.
j Ongeveer aan dezelfde jaartallen kan
j men 't kiezen van 'n nieuwe richting en het
I komen der persoonlijke zelfstandigheid bij
schilders als Toorop en Konijnenburg aan
wijzen. Er zat iets nieuws in het geestes
leven der representatieve figuren cn dat
moest er uit. In verband hiermee zij er nog
aan herinnerd, dat Derkinderen in '89 zijn
Processie en in '91 zijn Bossche wandschil
deringen voltooide en Diepenbrock tusschen
'90 en '93 zijn beroemde Mis. Bij allo ver
schil van personen en kunsten welk een
groote algemeene lijn.
BRIEVEN VAN EEN WANDELAAR.
XXXI.
Boerhaave blijft, waar hij nu staat. Do
Raai heeft gemeend den bezemden man on
oolc het naar beroemdheden speurend pu
blick een dienst te bewijzen, door het voor
stel tot verplaatsing naar üen Rijnsburger-
weg af to 'wijzen. In dezo voordracht zaten
veel zwakke plekken en ook de argumenta
tie van de handhavers op oe huidige plaats
was zeer zwak. B. eu W. hebben uo over
plaatsing verdedigd op grond dat, waar nu
liet ziekenhuis is saamgcbracht, in een dorp
van gebouwen, waar nu dus hot oude ge
bouw aan de bestemmng, zou worden ont
trokken, het noodig was, de groote Boer
haave, in brons gegeten, meer in het cen
trum van die wetenschappelijke stichting
onder te brengen en er toe mee te werken,
dat de mediscne studiosen op het zien van
den grooten geleerde, zouden worden ge
ïnspireerd tot ijverige studie en het
gloeiend verlangen den man na te volgen
in het. bereiken van het grootst mogelijke
rendement van een exacte studie. Dit en
nog andere twijfelachtige argumenten vul
den het prae-advies en hebuen bij ver
schillende raadsleden allichtelijk een ze
kere twijfel gewekt, althans werden die
argumenten niet zoo sterk aangevoeld als
de samenstellers van het prae-adyies wel
zullen hebben verwacht. En toen zoowat
door verschillende sprekers de grond was
ondergraven, viel niet het standbeeld, doch
liet voorstel van B. en W„ dat dooryde
zeer zwakke verdediging er ook al niet
pakkender op was geworden. Zoo het'
raadsve.slag lezende, meenen wij dat één
belangrijk argument onaangesneden is
gelaten en wat zeker van grooten invloed
up ue beslissing had kunnen zijn, n.l. het
stand-argument. Immers, nu staat Boer-
havo met den rug enz. naar het ziekenhuis
cn op do nieuwe plaats had hij zich met
het aangezicht gekeerd naar het zieken
huis-complex. Men heeft er niet aange
dacht, aan deze meer fatsoenlijke pose,
wat jammer is. Echter niet voor do stu
denten. Deze zullen zich de les van B. en
W. benutten en het zien van het stand
beeld alleen zal hun inspireeren tot inten
ser studie en zal dan tenminste dezo goe
de zijde hebben, dat de burgerij zal ver
schoond blijven in de toekomst als uit
vloeisel van dit officieel geopend gezichts
punt van tal van dingen, die misschien
erg studentikoos, doch zeer zacht gezegd,
erg onmannelijk zijn. Zoo heeft dan hot
aanhangig maken in den Raad toch nog
een lichtzijde en zal het dienen van do we
tenschap meerdere en rijpero vruchton
dragen. Waarmede groote belangen wor
den gediend.
Nog een ander punt van de in den Raad
van Maandag behandelde agenda is eenigo
regelen waard. En dan bedoelen wij de
benoeming van den adjunct-directeur van
Gemeentewerken. Deze benoeming is ons
daarom zoo sympathiek, omdat de heer
Bronckhorst, naast de groote capaciteiten
die hem natuurlijk als no. 1 op de voor
dracht hebben gebracht, R. K. is. Dat hij
uit een zoo groot aantal sollicitanten is
gekozen in die belangrijke functio, is het
beste bewijs van zijn gedegen en erkende
kunde. Bij informatie bleek ons dat do
nieuwe functionaris in Utrecht tal van
groote werken heeft tot stand gebracht en
aan een groote technische kennis paart
'n zeer goed economisch inzicht, dat hij do
zaken niet alleen ambtelijk, doch ook za
kelijk van financieel standpunt weet to
bezien. Wat voor een gemeente, als Lei
den, waar binnen kort tijdsbestek velo
groote werken moeten worden uitgevoerd,
van zeer groote beteekenis is. Want het
schijnt ons toe dat in leidende ambtelijke
kringen nog te weinig wordt gerekend met
do financieele draagkracht van do ge
meente en nog al te veel domineert de zoo
verkeerde meening dat de dienst, welke
men heeft te leiden, de meest gewichtigen
is en dat er nog maar steeds een schepje
op kan. Wij meenen geen orakeltaal to
spreken als wij beweren dat er in alle
diensten nog aanmerkelijk kan worden
bezuinigd, als men slechts den durf heeft
oude woekerplanten met tak en wortel
uit te roeien. Economisch beheer is voor
een gemeente, evenals voor een particu
lier bedrijf, een zoo voorname factor, dat
wij niet schromen te beweren, dat, als
men dat verwaarloost, men een groote
mate van slordigheid aan den dag legt
niet alleen, doch een ernstige sabotage
pleegt op den gezonden en richtigen gang
van zaker» Ambtenaren, die deze zoo
voorname deugd niet kunnen in practijk
brengen, deden beter hunne verantwoor
delijke positie in betere en bevoegder
handen over te geven. Daarom verheugt
het ons des te meer, dat de nieuwe ad
junct-directeur blijk heeft gegeven econo
misch inzicht te bezitten en met zijn chef
kan samenwerken op dusdanige wijzo
dat zij groote diensten aan do gemeente
kunnen bewijzen.
Dat wij hier opmerkten, dat deze func
tionaris R. K. is, sluit nog niet uit, dat wij
van meening zijn, dat door ons gemeente
bestuur vóél te weinig Katholieken worden
benoemd. Vroeger gaven wij reeds aan dat
het percentage R. K. in gemeentedienst
8 cn veel te laag is. Ts het niet lich-
lelijk bevreemdend, dat alle hoofden van
de verschillende diensten in Leiden niet
R. K. zijn; dat onder het ambtenaren-
j corps ten stadhuize b.v. slecht» een en-