Burgerlijke Stand.
G. van Leeirwerï. Johanna Pieternell
d. v. D. Vermeulen en S. Voorzaat. Ij
Anna d. v. L. A. C. van Loo en M. P. v.
Dool.
Gehuwd: Q. J. Onderwater jm. en
J. Stolwijk jd O. F. Kooreman jm en
P. van Berkel jd W. F. Kooreman j
en T. M. P. van Berkel jd T. H. Sluit"
jm en J. M. Vreem M. A. Wijsman j
en I. W. 0. van Harmelen jd P. A. vi
Veen wedr. en W. Boerman jd P. 0.
Haas jm en C. M. Molenaar G. de Le
jm en R. Meijer jd W. F. van Soest i
G. Walraven jd. W. v. Steenbergen j
en M. W. Compier jd F. J. Bonnet j
en C. M. Baars jd W. J. Boose jm i
P. Koene jd P. J. Corver jm en H. P.(
van Duuren jd P. G. Verbruggen jm t
J. Kreuger jd W. H. Klaak jm en G.(
v. d. Oudenrijn jd.
Overleden: M. Prins dr. 2 weken
C. J. Ban8elaar dr. 8 nind. J. F.
Schurgers zn. 36 jaar J. M. Spijker zn;
jaar N. G. Switzer man 62 jaar C.
M. Pufkes dr. 68 jaar J. H. Lambei
man 47 jaar A. Kloos man 57 jaar I
C. van Winden zn. 10 maanden I
Zwarts man 79 jaar C. Hoogenboo
man 66 jaar W. I. v. HelvertStijnmj
vr. 48 jaar W. F. v. d. Velden zn. 17 ja
WAAR ONZE LEVENSWEGEN UITEEN
GINGEN EN WEER SAMENKWAMEN.
(Historische vertelling uit de Bussische
Revolutie, van Wilhelm Baron van
Blumenthal).
Ongeduldig, vloekend en tierend, ver
drongen de menschen elkander voor den
goederenwagen van den Siberisclien
spoorweg, die men ingericht had om
vluchtelingen te vervoeren. De menschen
vochten om in de wagens te komen en om
een plaatsje op, of onder de banken te
bemachtigen. Het was onbarmhartig heet.
Fel brandde de Juli-zonde lucht was
zwoel van de hitte, van stof en rook der
zware locomotieven. Over drie of vier mi
nuten zou de trein vertrekken en nog al
tijd drong een ontzaggelijke menschen-
Xöenigte naar voren,opgezweept door den
moed der wanhoop om het veege lijf te
bergen voor de geweldenarijen der woes
te Bussische moordenaarsbeden. Diegenen
die het gelukt was in den propvollen wa
gen te klauteren', probeerden de buiten
staanders er buiten te houden. Maar die
teruggetrapt waren trachtten opnieuw
naar binnen te dringen: het werd een ge
weldige stormloop en een onbeschrijfelijke
verwarring.
Ook een oude man deed alle mogelijke
moeite om in den wagen te klauteren,
maar tevergeefs. Men schopte hem terug,
sloeg hem op z'n handen, en in zijn ge
zicht. De oude man kon onmogelijk in den
wagen komen: de deuropening was heel
hoog, er was geen treeplank en daarbij do
man was maar klein van gestalte. Maar
hij wilde in ieder geval met den trein mee
want hij wenschte niet door de Bolsjewis
ten afgeslacht te worden als een kalf. En
daarom gaf hij den moed niet op en het
kon hem niet schelen, of ze hem al sloe
gen en trapten, hij probeerde om in den
wagen te klimmen. Maar daar was ook in
die wagen een gladgeschoren, goed door
voed jongmensch, met rood haar, die er
heelemaal niet als een vluchteling uitzag,
(zulke individuen waren er heel veel in
den trein) en die met zijn hak van zijn
fijne nieuwe schoenen op de vingers van
den ouden man trapte, ja toen moest de
stakkerd wel los laten. De oude sukkelaar
begon luid te schreien; hefc was aandoen-
lijk om aan te hooren: die wanhopige
jammerklachten van dien ouden grijsaard
overstemden het gejoel en het ge
schreeuw van heel die menschenmenigte.
En uit den hoek van den wagen drong
moeizaam een jong meisje naar voren. Als
een fee uit een sprookje stond daar haar
tengere figuur ineens voor de schuifdeuren
van den wagen. Ze kon ongeveer 16 jaar
oud zijn; ze zag er uit als een verschrok
ken nimf. Aan haar teer en bleek gelaat
kon men zien, dat ze trilde van veront
waardiging. Het goed doorvoede, gladge
schoren jongmensch met zijn fijne nieuwe
schoenen, duwde ze ineens flink opzij
haar magere linkerhand pakte stevig de
deurstijl vast haar rechterhand reikte ze
aan den ouden man, en blijkbaar zonder
©enige inspanning trok ze hem in den vol
len wagen. Met een stem waarin ontroe
ring lag, dankte de grijsaard, nauwhoor-
baar: „Dank, hartelijk dank, lief kind!
God zal het u vergelden, m'n engel!"
De heerlijke trekken van dit kinderlijk
gezicht vergeet ik nooit; nog zie ik haar
voor mijn geest, dat meisje met die helder
blauwe oagen, kinderlijk-moederlijk, met
een glimlach om haar rozerootle lippen
waardoor haar mondhoeken nog beter uit
kwamen.
De rivier de Angara is reeds twee da
gen dichtgevroren: zooals alle snelsfcroo-
mende rivieren in Siberië, zoo vriest ook
de Angara heel ongelijk toel De ijsvlak-
ken zien er uit als een telkens afdalend
terras. Soms zijn ze doorzichtig groen,
dan weer wit als melk, met hier en daar
nog open plekken, die heelemaal niet
dichtvriezen. Men legt dan planken over
het ijs zoodat de voetgangers veilig de
rivier kunnen oversteken, want de hooge
brug kan men dan niet gebruiken. Zoo
was het ook in het jaar 1919.
De laatste trein, propvol met vluchte
lingen uit het Westen, was hier bij deze
rivier aangekomen: de trein ging niet
verder. De menschen moesten allemaal
uitstappen, te voet de stad doortrekken,
dan de rivier over om aan de Noordstatie
van den Baikal-spoorweg, die op den
anderen oever gelegen was, te vragen,
wanneer er nog eens een trein zou gaan,
Want wanneer de eerstvolgende trein zou
vertrekken, en of er nog wel eens een trein
zou gaan, dat wist niemand. De meeste
vluchtelingen bleven in het station of op
de perrons doodeenvoudig wachten op
den eersten den besten Balkantrein. Er
waren veel zieken onder de vluchtelingen.
Een gedeelte dezer zieke menschen werd
in goederenloodsen ondergebracht, de an
deren moesten zoo goed of zoo kwaad als
het ging, bij familie of kennissen, in de
stad een onderkomen zoeken. Zoo trok
dan die lange stoet, een eindelooze rij
zieken, een ellendige, van uitputting en
koorts bibberende menigte, over de dicht
gevroren rivier naar de stad, die ze juist
te voren verlaten hadden. Men had de
zieken op primitieve draagbaren gelegd,
twee lange stokken door een laken ver
bonden, dat was een draagbaar.
Over de slapende rivier stond een
scherpe wind: een doodsche stilte lag over
de doorzichtige groene ijsvlakten. Maar in
den boezem van de rivier onder het ijs
broddelde het koude water, en ik hoorde
een zacht nauw merkbaar droevig geluid.
Het was het water dat gevangen zat en
tegen den ijswand klopte maar het
klopte tevergeefs. Onverbiddellijk hield
het ijs met zijn doorzichtig groene en
melk-witte klauwen zijn prooi vast...
Langzaam liep ik over de nieuwe pas-
gezaagde planken, zoodat ik de frissche
dennenlucht nog opsnoof.. Voor en achter
mij zieken, en nog eens zieken, allemaal
zieken.
En hier te midden in die ijzingwekken
de Siberische stilte zag ik weer de slan
ke gestalte van dat jonge meisje met haar
blauwe goedige kinderoogen, met een
vriendelijke trek om haar mond; ja, zij
was het, die destijds op dien snikheeten
Julidag dien armen grijsaard te hulp
kwam, toen deze vergeefsche moeite deed
om in den goederenwagen te klimmen..
Op haar magere bloote armen droeg zij
een kindje van anderhalf jaar, dat zij met
den eenigen doek, dien zij bezat, beschutte
tegen de felle kou; zij drukte het koortsig
gloeiende gezichtje van het arme schaap
tegen haar bleeke wangen. Naast haar,
gebroken door lijden en verdriet, ging
moeizaam een haveloos gekleede vrouw,
de moeder van het kind. Ieder oogenblik
dreigde zij te vallen: bibberde van koorts;
dit was haar laatste gang, den dood tege
moet.... Men kon het goed aan haar zien
dat de typhus het stempel van den dood
op haar gelaat gedrukt hadDen an
deren dag werd zij begraven en tegelijk
met haar 280 andere vluchtelingen, die
evenals zij aan de vreeselijke typhusziek-
te ten slachtoffer vielen. Zij gingen binnen
in het eeuwig vaderland, waar vrede en
geluk en heerlijke luister geen einde ne
men. De sneeuwvlokken, die van den
hemel vielen zongen voor hen het „Re
quiem" en als van teere engelenstemmen
klonk het door de eindeloos wijde steppen
van Siberië: „Pie, Jesu Domine, dona eis
requimHeere Jezus, geef hun de eeu
wige rust!"
In de „Metro" de ondergrondsche spoor
weg van Parijs, zaten twee Russische da
mes. Men zou zeggen dat zij daar juist
pas kennis hebben gemaakt met elkaar.
De eene al een dame op leeftijd met
een lorgnet op is een echt type van
een Russische dame, zooals er in Parijs
zooveel zijn; de tweede kon zoo ongeveer
2Q of 21 jaar oud zijn; zij was slank
en lenig, zooals een jonge Berkeboom in
de uitgestrekte stepen van Noord-Rusland
Zoodra men haar beziet, bemerkt men
haar vriendelijke oogen, als korenbloemen
in een goudgeel graanveld, en in mijn
geest rijst weer dat beeld van jaren te
rug, als een zoete geur op een stille
zomeravond
Want hier in de „Metro" de onder-
grondsche spoorweg van Parijs, te mid
den van lachende levenslustige menschen
ontmoette ik weer datzelfde meisje dat
ik voor het eerst gezien had op dien be-
wusten zonnigen Julidag, en later weer
op den planken overgang van de toege-
vroren Angara-rivier.
Op haar knieën zat een lief kind, met
helderblauwe oogen. Het kind zal onge
veer acht of negen jaar geweest zijn, maar
was waarschijnlijk een „oorlogskind" dat
tengevolge van ondervoeding en ziekt©
niet normaal ontwikkeld was. Het kind
was eenvoudig, doch netjes gekleed niet
zoo opzichtelijk als sommige menschen l\et
doen om de algemeene aandacht te trek
ken.
„Is dat uw nichtje?" vroeg de dame
met het lorgnetje, een tikje ongeloovig
en keek haar jonge meisjesgezellin strak
in de oogenHet kleine kind vleide
haar gezichtje tegen het gelaat van de
jonge dame net zooals kinderen dat alleen
bij haar moeder doen, wanneer ze willen
laten zien dat ze veel van haar houden.
„Neen, gaf het jonge meisje ten ant
woord. „Het is een weeskind, een kind
van vreemde menschen. De vader werd
door de Bolsjewisten doodgeschoten en de
moeder is in Mantsjoerije aan de vlek-
typhus gestorven. Mijn moeder heeft dit
kind toen opgenomen
„Maar juffrouw, het is tegenwoordig
toch al zoo moeilijk om kinderen groot
te brengen, vooral hier in Parijs waar de
uitgeweken Russen het toch reeds zoo
zwaar te verantwoorden hebben!"
„Ach, wat zal ik daarvan zeggen....
mijn moeder houdt zooveel van dit kindl
En bovendien., ik werk zelf ook al
mee en verdien al een paar centen! Vol
doende voor drie menschen, meer dan
voldoende zelfs. Trouwens zoo'n klein
kind heeft niet veel noodig om te leven.
Het heeft geen vervelend karakter, 't is
heelemaal niet verwend, en 't heeft abso
luut geen pretenties. Het kind vraagt zelfs
niet eens om speelgoed".
„O, praat niet over kinderen, daar kan
men tegenwoordig niets mee aanvangen,
't Is allemaal goed en wel maar het
brengt heel wat werk mee".
Onrustig keek de jonge dame medelij
dend naar het kleine kind: ja zoo spreken
ze tegenwoordig over kinderen! Toen be
gon ze haar standpunt eens uiteen te zet
ten en te bewijzen, en als ze daarmee
klaar was ging ze verder: „O, 't is zoo'n
aardig meisje, 't Kind heeft 37 dagen en
nachten bij ons aan boord geweest, toen
we van Shangai naar Marseille gingen,
dat is een flinke meid, hé?
Bij deze woorden knikte zij vriendelijk
tegen het kleine kind, dat juist heel be
droefd keek, omdat die harde taal van die
vreemde dame haar pijn deed.
„Niét waar, Galjusja?" vroeg de jonge
dame toen.
En alsof ze verlegen was voor zooveel
VTeemde menschen, zei de kleine heel
zachtjes en bedeesd: „Ja, tante Nata-
scha".
Toen werd er geen woord meer ge
sproken.
De trein stond stil, de jonge dame stond
op, nam de kleine op haar arm en zei
toen: „We moeten hier uitstappen", met
een enkele buiging nam ze afscheid van
haar vroegere landgenoote.
Ook ik verliet den wagen, want ik
moest hier overstappen om den trein in
de richting „Nacione" te kunnen halen. De
jonge dame met het kleine meisje op
haar arm liep vlak voor me, en daarom
kon ik hooren wat het kleine kind vroeg:
„Tante Natascha, u zult me toch niet weg
jagen hé, Echt niet hé? Tante Natascha?"
„Maar lieveling, hoe kom je daarbij?
Nee hoor, schat, jij bent h'et zonnetje
van ons leven...."
En ze keek niet naar de menschen rond
om haar, maar ze kuste de kleine innig
op haar half geopende rose roode mond.
Ineens, zooals een zonnegloed over het
landschap glijdt zoo verhelderde het ge
zicht van dit kleine kind, en met eenige
weemoed in haar stemmetje sprak de
kleine: „Tante Natascha, ik houd., zoo
veel.... van U".
Met gebogen hoofd ging ik naar deze
jonge dame, en greep haar hand en drukte
die echt hartelijk zonder iets te zeggen.
„Moge God u beschermen, edele vrou
we"; meer kon ik niet uitbrengen want ze
trok haastig haar hand terug, en keek
mij onthutst aan. „Maar meneer, ik ver
zoek U beleefdIk viel haar in de
rede: „Eens heb ik U ontmoet op dien
snikheeten Julidag in den goederenwagen
van den Siberischen spoorweg, toen U
diestakkerd van een ouden man in den
wagen geholpen hebt, later zag ik U op
de naar hars-ruikende planken overgang
van de dichtgevroren Angara, toen U een
heel klein kind op uw armen droeg en
nu zie ik u hier in Parijs.."
Verder hoorde ze mij niet, haar groote
kinderoogen schoten vol tranen en haastig
ging zij naar den uitgang. Nog eenmaal
keek ze om, en glimlachte vriendelijk ter
wijl de tranen over haar gezicht rolden,
bet kind met de heldere oogen drukte
zij vast tegen haar boezem. Toen ver
dween ze in de menschenmenigte.
De naam van dat flinke meisje ben ik
nooit te weten gekomen, ik heb haar ook
nooit meer ontmoet, maar zij zal steeds
in mijn herinnering blijven voortleven.
God moge U behoeden, beste tante
Natascha!"
LEIDEN.
Geboren: Clazina d. v. J. Lankhaar
en W. de Jong. Johannes Wilhelmus z.
v. G. Kok en M. M. van Iterson. Ma
ria d. v. J. v. d. Linden en J. J. de Tombe.
Johannes z. v. H. Imthorn en D. Ver
burg. Bernardus z. v. B. van Daalen en
J. Regeer. Jannigje d. v. I. Bezuyen en
M. E. Drolsbach. Johannes z. v. C. S.
Poot en M. v. d. Kooy. Hendricus Jo
hannes z. v. H. J. Teeuwen en I. J. Era-
des. Marta. Treoda. Joha. d. v. L. den
Oude en J. Verkerk. Sophia Wilha. Jan.
Marg. d. v. J. Kraneveld en S. W. Vos.
Louis z. v. H. Buytenbeek en M. J. Simons
Johanna Jacomina d. v. N. M. Timmer
mans en J. W. Dolderman. Jacob Joh.
z. v. J. de Boer en M. G. de Jager. Tho
mas Johannes z. v. G. Seis en A. van 't
Wout. Cornelis Lambertus z. v. P. J.
Leijendekker en W. A. van Dorp. Jacs.
Wilhs. Maria d. v. W. J. Raaphorst en
M. C. Huigsloot. Jan z. v. G. v. d. Haak
en W. Kraan. Gerdina Sara d. v. EL L.
Bras en G. Alderders. Coma. Apola.
Maria d. v. W. C. J. van Haasteren en
P. v. d. Wiel. Pieter z. v. C. van Vliet
en H. Wallaard. Gijsbertus z. v. N. Wit-
teman en P. G. Bavenbergen. Herma-
nus Daniël z. v. D. v. d. Lelie en J. M.
de Graaf. Klara d. v. P. van Houten
en K. Laterveer. Elisabeth Maria d. v.
J. Bavelaar en M. J. Hilgersom. Wou
ter Jan z. v. P. J. Vijlbrief en J. E. Hol-
verda. Dina d. v. G. J. Boom en M.
v. Beelen. Karei z. v. K. Brugman en
J. Sjardin. Marinus z. v. A. van Es en
W. H. van Berkel. Franciscus Petrus
z. v. F. P. Knaap en J. C. v. d. Oord.
Cornelia Geertruida d. v. A. J. Kors en H.
C. Verhoog. Antje d. v. C. Vis en P. M.
Glasbergen. Hendrikus z. v. W. Aan-
geenbrug en A. M. Tibboel. Izaak z. v.
P. Delmeer en J. de la Rie. Menda. Joh.
Maria d. v. J. T. A. Poelen en H. M. Gijs-
brechts. Izaak z. v. F. Rijsbergen en
In Leiden gevestigd.
J. E. Bakker, hulp huishoud., Plantsor
27 L. A. J. Bax, Groenhovenstraat 15
A. E. C. Balzer, Oude Rijn 67 W. v.
Bosv. d. Fluit, Seringenstraat 11
Brunekreef, typograaf, Trompstraat 15
W. I. J. Burghouwt en fam., assistent Ne
Spoorwegen, van Limburg Stirumstraat
B. D. Crommelin, Oegstgeesterlaan
J. Rierx, Dillenburgerstraat 4a
Fuchs, Dirkspoort 2 F. Gudat, kellnr
Stationsweg 11-13 G. M. Haak, timrne
man, Maresingel 29a A. de Haan, diens
bode, Haverzaklaan 10 H. C. Heyman
verpleegster, Prinses Wilhelminastraat
C. Hooijkaas, Oude Singel 72 W. 1
de Jel, Levendaal 97 A. Küch, buffe
juffrouw, Breestraat 48-50 G. A. Lapr
Hooigracht 110a C. G. van de Kamp
Leenaarts, Evertsenstraat 15 A. A. Kna
pert, 2e Binnenvestgracht 14 B. Köhle
teelcenaar, Meerburgerstraat 16 H. Lei
mans en fam., huisschilder, Rijnsburgersii
gel 12 G. D. Liem en fam., Hoogewoei
53 A. H. C. de Looper, Drie Octobe
straat 41 B. Lutz, dienstbode, Breestrai
48-50 J. H. van der Maat en fam., lam
arbeider, Nachtegaallaan 10 C. Moerma
Stadhouderslaan 32 F. B. O. Müller e
fam., schilder, Tevelshof 8 J. C. Niei
wenhoven, dienstbode, Waardgracht 90
Th. A. E. Overeem en fam., techniker,
Oldenbarneveldtstraat 37a E. Pellman:
dienstbode, Haarlemmerstraat 116 J
Prins, kantoorbediende, Noordeinde 44
J. van Pijlen, dienstbode, Kruisstraat 46
E. Reuhl, Haagweg 28 I. G. Öinke, chau
feur, v. Oldenbarneevldtstraat 37a
Smits en fam., boekbinder, Sophiastrar
70a J. Snijder, monteur, Haarlemme
straat 46a J. C. Spruit, chauffeur, Poel
geeststraat 22a A. Ruprich, dienstbode!
Witte Singel 92 A. van Rijn, Rapenburg
55 V. A. J. A. van Steenacker, kantoor]
bediende, Rijn- en Schiekade 27 H. H
Stipdonk en fam., smid, v.- d. Duynstraat 31
A. Sypestein, dienstbode, Oude Singe
144 S. H. Termondt, onderwijzeres
Kernstraat 19a M. M. Veerman, Diaco
nessenhuis J. Verheus, H^ogewoer
84a J. L. de Vries, kantoorbediende
Thorbeckestraat 3 J. E. B. Wientje
Mariënpoelstraat 27 M. E. Witman!
Marediik 145 A. WojakBaginski dienst
bode, Oegstgeesterlaan 4 P. A. H. v. i
Woude, deurwaarder b. h. Kantongerech
Doezastraat 34 P. I. Zandvoort, slage
Oude Vest 55.
Uit Leiden vertrokken.
E. P. A. Montie, den Haag, Hoeflcar
979 W. F. v. d. Berg, Zoeterwoude Riji
Gommestr. f 101 H W. Visscher, Kru
ningen M. Meijvogel, Katwijk, M. d
Ruyterstr. 29 A. M. Heijmans, Warmoni
b. d. moeder Wed. Heijmans P. v. c
Sleet, Warmond, A 62 b. W. R. Heijl -
H. Broekveldt, Wildervank, D. 180 P. C
Kooijmans, Amsterdam, v. Houweningeu
straat la L. Leeuwenburgh, den aHaj
Fahrenheitstr. 59 E. Obermann, Lee
(Dl.), Paardenmarktstr. 17 J. M. v. d
Laan, den Haag, Gr. Hertoginnelaan 22i
H. Sommelingv. Berkel, Rotterdam,
Frieschestr. 26a H. A. de Rooij, Voor
burg, Westeinde 106 M. A. W. Rooden
rijs, Voorburg, Gr. v. Prinsterenlaan 16 -
A. M. Creemers, Zutphen, Weg naar Lam
111 M. C. Bergsma, Hengelo (O.), Del-
denerstr. 61 M. A. v. d. Meer, Hazer!'
woude, Oosteinde 19 G. M. Heijman,
Amsterdam, Jan Evertsenstr. 96 II L
v. Amerongen, Haarlem, Warmoesstr. hoei
Anegang G. de Moree, Roelof ar ends
veen, St. Jacobusgest. C. W. C. v. Eijken
Eindhoven, Kleineberg 20 A. van der
Munnik v. d. Wille, den Haag, Deimanstx
271 J. Wenning, Amsterdam, K. Mar-
nixstr. 14 I M. Bauer, Berlijn, Lembacb-
strasse 7 C. Schotvanger, Groningen,
N. Boteringenstr. 18 A. JansenDelfos,
Helder, Molenstr. 50 H. Donk, Hillegom,
Villa Why Not Afke Th. de Groot, Delft
Koningsplein 27 KL Ciere, Noordwijk a
Zee, Achterweg 40 J. Lambregtse, de
Haag, Gem. Ziekenhuis Zuidwal A. Hen
driksv. Veen, Linschoten, Dorpsstr. -
H. v. Rooijenv. Leeuwen, Helder, Dahlia-
straat 1 D. J. v. Kossum, Voorburgi
Willemstr. 15 M. A. Wijsman, Oegst-
geest, Deutzstr. 18 Fr. M. Veeren, den
Haag, Jan v. Nassaustr. 94 L. Heinen,
Velsen, Smit v. Gelderstr. 54 G. v. Woer-
kom, Oegstgeest, Duinzichtstr. 11 M. D-
v. Os, Zijdcrveld, bij J. D. v. Os E. Nijp-
kema, Haarlem, Zijlsingel 6 C. M. Ooijc*
vaar, Sittard, Kölnberg J. P. Laterveer,
Alblasserdam, B. 289 bij A. den Boer -
A. J. Luteijn, Wassenaar, Windlustweg 21-
4-2