UST DE PERS STADSNIEUWS. TWEEDE BLAD „DE LEIDSCHE COURANT" DONDERDAG 26 JANUARI 1928 III VERDRUKTEN DIE WILLEN VERDRUKKEN. De Volkskrant schrijft: Het is een vreemd verschijnselzelfs zij die verdrukt worden, wenschen anderen verdrukt te zien en te verdrukken. Dit zonderlinge geval ontmoet men bij Trotzki en diens aanhangers, door de machthebbers in Sovjet-Rusland naar on herbergzame oorden verbannen en daar levend begraven. In een manifest zijn ze tegen de hun aangedane behandeling opgekomen; door onderdrukkingsmaatregelen kunnen de geschillen in de communistische partij niet worden opgelost, zeggen zij terecht. Men moet intusschen niet gelooven, dat ;jj nu ook het stelsel van onderdrukking .n het algemeen, van willekeur en ver volging afkeuren; dat zij opkomen voor het recht der vrije meeningsuiting. Aan zich zelf en aan den lijve hebben zij ervaren, wat onderdrukking der vrij heid beteekent en waartoe zij leidt; hoe ten slotte niemand veilig is voor hetgeen eerzucht en afgunst brouwen kunnen. Neen, Trotzki en de zijnen hebben niets geleerd. Als bolsjewiki zeggen ze in hun ma nifest kennen we de waarde van revo- lutionnaire onderdrukkingsmaatregelen, hebben die herhaaldelijk tegen de bour geoisie en haar agentschappen, de sociaal revolutionnairen en mensiewiki. toegepast denken er geen oogenblik aan, van revolutionnaire onderdrukkingsmaatrege len tegen vijanden van het proletariaat ook in de toekomst afstand te doen. Ziedaar het eenheidsfront der commu nisten: wie niet denken a!s wij moeten onverbiddellijk onschadelijk gemaakt worden. De sociaal-democraten, al lang gene zen van hun sympathie voor het com munistisch bedrijf in Rusland, toen brief jes met „waarde kameraad" aan Tsjitsje- rin werden geschreven, voelen weinig oor Trotzki's leus: weg met alle niet- communisten. Het is te begrijpen: de sociaal-revoln- tionnairen in Rusland, die Trotzki wil uit roeien, zijn hun geestverwanten, en het Is dus volkomen menschelijk. dat zij een theorie, welke de Russische sociaal-de- mocrate aan den dood en aan de ellende wijdt, verafschuwen. Men zou het intusschen anders wen schen. Niet omdat ook geestverwanten in de verdrukking komen, moet men den com- munistischen stelregel verafschuwen, maar omdat hij indruischt tegen het be grip van en het recht op vrijheid, het recht van de vrije meeningsuiting, afwij kende van de meerderheid of van een toevallig gezag. Maar wat doen de sociaal-democraten zelf in de practijk? Hetgeen nu al twee jaren in Mexico wordt gedaan en gelaten is in flagranten stiijd met het vrijheidsbeginsel. De onderdrukking der katholieken, der geestelijkheid en der Kerk wordt door de sociaal-democraten in andere landen, ook bij ons, niet alleen zonder een woord en een daad van protest gedoogd, maar goedgekeurd en verdedigd. Wat de communisten den sociaal-revo- lutionnairen in Rusland aandoen, heet, in Mexico aan katholieken bedreven, wèl gedaan. Trotzki heeft ongelijk en houdt het, maar de Russische geestverwanten onzer sociaal-democraten verdienen aan de zer houding tegenover de katholieken in Mexico wat hun in Rusland overkomt. Loontje komt om z'n boontje. „HET DENKEND DEEL DER NATIE". De Standaard schrijft: In de „Vrijheid" het orgaan van den Vrijheidsbond, wendt de heer Hans po gingen aan om het zondenregister der Liberale Partij ietwat te verzachten. Een dankbaar werk, omdat de onge rechtigheden zoo vele zijn. Toch niet altijd een gemakkelijk werk, omdat de zonden zoo zwaar zijn. Zoo wordt in het laatste nummer pro- tes uitgebracht tegen de aantijging, dat de Liberalen zichzelf als „het denkend depl der natie" voorstelden. Dat komt niet uit Liberalen, maar uit Anti-revolutionairen koker zegt de heer Hans. Bewijzen kan hij dit laatste nog niet, maar hij is aan het zoeken en het be wijs zal zeker geleverd worden. Ziet hier, wat hij in blijde verzekerheid neerschreef. „Welnu, man en paard kan ik op dit oogenblik niet noemen, en toch durf ik hier verklaren, dat het citaat met aan zekerheid grenzende waarschijnijkheid niet toegeschreven moet worden aan een tegenstander, als ik me wèl herinner een Antirevolutionnair die in het parlemen taire debat heeft uitgeroepen ,dat de li beralen zich blijkbaar als „het denkend deel der natie" beschouwen. Welnu men voelt dat de zaak zóó geheel anders komt te staan. Ware de uitdrukking inderdaad van een vrijzinnig man afkomsig, dan zou zij als een belachelijke waan-wijsheid ge brandmerkt moeten worden. Maar ik durf zeggen (ik zal pogen de bron te ont dekken) dat het niet zoo is cn dat de woorden van een afgevaardigde der rechterzijde afkomstig zijn. Maar: dan gaat het niet aan: daar zal men he toch wel mee eens zijn, om aanhou dend de voorstelling te wekken, of de uitdrukking, die men brandmerkt, van de Liberalen zelf afkomstig is". Wij willen den heer Hans helpen in zijn pogen tot ontdekking der bron. Het was 1864, onder' het bewind van het tweede ministerie-Thorbecke. In terugslag op de Troonrede van dit Liberale kabinet werd op instigatie aer liberale meerderheid in het Adres van Antwoord deze 9e paragraaf voorge steld: „Immers, het denkend gedeelte der natie besef diep de onschatbare waarde van het openbaar onderwijs, ingericht naar de bevorderingen der hedendaag- sche beschaving en dienstbaar aan de verkrijging der kundigheden, die ieder burger in zijnen kring behoeft". Bij het debat, op 28 September 1864, heeft toen de Anti-revolutionaire leider Groen van Prinsterer deze Liberale zelfverheerlijking gegeeseld. Uit Antirevolutionairen koker? PROF. MR. J. TH. BUYS. Herdenking in het Groot-Auditorium der Leidsche Universiteit. Hedenmiddag heeft in het groot auditorium der Leidsche Universiteit vanwege de zich daar toe gevormd hebbende commissie, een plechtige bijeenkomst plaats gehad ter herdenking van het feit, dat Prof. Mr. J. Th. Buys, een der voor naamste grondleggers van het Nederlandsch staatsrecht en van het hypotheekbankwezen in Nederland, te Amsterdam werd geboren. Behalve de leden van het herdenkingscomité waren aanwezig de minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw en a.i. van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen, Mr. J. B. Kan, de mi nister van Buitenlandsche Zaken Jhr. Mr. Bee- laerts van Blokland, de minister van Justitie, Mr. Dr. J. Donner, curatoren en tal van hoogleeraren der Leidsche universiteit, enkele nabestaanden van Prof. Buys, een aantal oud-leerlingen van wijlen dezen hoogleeraar en vele anderen. Naast het spreekgestoelte prijkte het portret van prof. Buys uit den Senaatskamer, welk por tret met een lauwerkrans was omhangen. Prof. D. P. D. Fabius, lid van den Raad van State en voorzitter van het herdenkingscomité, opende de bijeenkomst met een rede, waarin hij allereerst de ministers, curatoren en hoogleeraren welkom heette en vervolgens hun en de talrijke anurie aanwezigen dank bracht, omdat zij hier waren samengekomen om den 26sten Januari, nu 100 jaar geleden, Johan Theodoor Buys het le venslicht aanschouwde, hulde aan zijn nage dachtenis te brengen. De hulde, aldus spr., die wij aan Prof. Buys brengen, draagt 'n exceptioneel karakter. Im mers komt het niet dikwijls voor, dat het on derwijs van een hoogleeraar dermate als zulks bij Buys zich voordeed, saamgeweven is met, doorademd van zijn persoonlijkheid, en dit in den zin van 'n hoogstaande, zedelijke figuur. Het was alles geadeld door zijn karakter. Moest ik, aldus spr., in één trek' zijn karak ter teekenen in de 60 jaren, die welhaast ver FEUILLETON. Affluit het Engelsch van JOSEPH HOCKING Vertaald door Carla Simons. 34) Ik ben doodmoe, ik kan niet meer, zei ze eindelijk. Of ik gelijk heb of niet eerst moet ik wat rusten. We zullen de deur sluiten en naar bed gaan. 1 Het was bijna middag toen Nancy wakker werd. Het duurde eenige minu- ii ten voor ze tot bezinning kwam: de ka mer was even donken als den vongen nacht, want de mist was nog dichter ge worden. Langzamerhand herinnerde ze zich weer alles. Het bezoek aan Elijah Briggs, de autorit met Ben, de experi menten in het laboratorium. Waar is Mary Judson? vroeg ze zich verwonderd af, en hoe zou ze zich Vannacht gevoeld hebben? Ze kleedde zich haastig aan en liep Sa rah Ellen tegen het lijf, toen ze naar be neden ging. Ik hoorde u komen en maakte het ontbijt klaar, zei deze. Ik heb een lek ker vuurtje in de kamer aangemaakt. Wat een mist is er buiten, hè? Dit was een lang gesprek voor Sarah Ellen's doen en Nancy merkte op hoe goed ze in haar humeur was. Meestal was ze erg zwijgzaam cn antwoordde al leen met enkele lettergrepen. Nancy maakte hieruit op, dat Saralj Ellen ze ker aangenaam nieuws had gehoord. Is miss Judson al beneden? Ja, al een uur geleden. Het was even over tienen toen ze opstond. Ze is direct naar het laboratorium gegaan. Ik heb miss Mary nog nooit zoo gezien. Heeft ze ontbeten? Neen,' ze wilde op u wachten. Hebt u goed geslapen? Ja, dank ie. En jij? Ik ook. Ik ben om tien uur precies naar bed gegaan en heb tot 8 uur ge slapen. Wat was het buiten donker, hè? Zal ik wat toast voor u klaar maken? Sarah Ellen is een buitengewoon humeur, bedacht Nancy. Ik heb haar nog nooit zoo spraakzaam gezien. Het idee om toast voor mij klaar te maken! Toen kwam Mary Judson de kamer binnen en Mary zag met één oogopslag, dat hoe goed Sarah Elllen ook gebuid mocht zijn, Mary diep verslagen was. Het is niet gelukt, bekende ze. 34) Hebben we geen rubber gemaakt? vroeg Nancy fluisterend. Jawel, maar van heel slechte kwa liteit. Dan komt het wel in orde. Het komt niet in orde. antwoordde de ander. Als we het niet in goede kwaliteit produceeren heeft het geen waarde. Het is altijd dezelfde geschiede nis net als in vaders dagen. Er ont breekt een kleinigheid aan, maar wat? wat? Ik wil er naar gaan kijken, zei Nancy. Neen, nu niet. Sarah Ellen mag geen vermoedens krijgen: niemand mag er iets van weten. streken zijn, sedert lk hem voor het eerst ont moette. heb ik daarvoor geen betere uitdruk king gevonden dan die van zedelijke voornaam heid. Spr. gaf hierna een korte levensschets van Prof. Buys. Voor deze hooge persoonlijkheid, aldus be sloot spr. zijn rede, zij Uwe aandacht in dit uur gevraagd. Ten eerste in zijn beteekenls als staatsrechtsgeleerde, door den hoogleeraar Kra nenburg; dan in zijn pioniersarbeid voor de hy potheekbanken door Mr. Miedema en eindelijk in wat hij voor zijn leerlingen was, door mij. Prof. Fabius gaf hierna het woord aan Prof. Kranenburg. Buys als staatsrechtsgeleerde. Prof. Kranenburg ving zijn rede aan met op te merken, dat, wanneer wij objectief trachten de plaats te bepalen, welke Buys als staatsrechts geleerde, als wetenschappleijk publicist en on derzoeker inneemt, dan kan worden geconsta teerd, dat zijn grootste verdiensten liggen op het gebied van de behandeling van het positieve Nederlandsche staatsrecht. Zijn driedeelig boek: ,.De Grondwet" Is nog steeds het boek. dat ieder, die met het positieve staatsrecht van Nederland te maken heeft, ter hand zal nemen. Spr. kom dan tot Buys' studiën over staat kunde en staatsrecht. Zij zijn nog steeds be langwekkend. In den loop der jaren in De Gids verschenen, zijn zij kort na zijn dood met de ora ties gebundeld en uitgegeven door de goede zorgen van Mr. De Beaufort en Mr. Artzenius. Na hierbij in het kort te hebben stilgestaan, vervolgde spr., dat Buys een man was met sterke staatkundige overtuigingen; hij behoorde bij de liberale partij. Hij achtte het ook nood zakelijk, dat staatkundige beginselen werden aanvaard en daarnaar partijvorming plaats had. Buys' stemming tegenover de functioneerings- wijze vn ons staatsrechtelijk bestel is over het geheel genomen pessimistisch en zijn toon wordt in den loop der jaren nog bezorgder. Na hierbij lang te hebben stilgestaan en na het groote aandeel te hebben geschetst van Buys in de nieuwe krachtsontwikkeling van Nederland, wijdt spr. een beschouwing aan het aandeel van Buys in de administratieve rechtspraak. Met groote overtuiging heeft Buys gestreden voor de invoering daarvan, voor de toetsing van de rechtmatigheid der overheidshandelingen door een van de administratie onafhankelijk orgaan. Met eerbied en dankbaarheid, aldus besloot spr., herdenkt het thans levend geslacht van .staatsrechtbeoefenaars dezen nobelen voorgan ger. Buys en het Nederlandsch Hypotheek- Na de rede van prof. Kranenburg was het woord aan mr. A. S. Miedema, directeur van de Haarlemsche Hypotheekbank, om Buys te her denken wegens den pioniersarbeid, dien hij voor het Nederlandsch Hypotheekwezen heeft ver richt. Spr. begon met in herinnering te brengen, dat Buys in 1861 een geschrift het licht heeft doen zien, getiteld: „De Hypotheekbank, haar wezen en haar waarde", een boekske van slechts 95 bladzijden, dat een grooten en blijvenden invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het in Ne derland werkende hypotheekbankbedrijf. Spr. zette hierna uiteen, hoe Buys er toe kwam dit geschrift samen te stellen en waarom juist Buys het deed. In dit verband wees spr. er op, dat de ontvan ger der registratie P. J. Bachiene, die in zijn practijk had gezien hoe moeilijk en onder welke zware voorwaarden ten platten lande geld op hypotheek werd verkregen, in 1840 een voorstel had ingediend tot oprichting van een staatshy- pothcckbank. Zijn poging mislukte, o.m. op een afwijzend praeadvies van de K. van K. te Rot terdam, dat door Buys gekwalificeerd werd als „eene economische cacographie ten gebruike van jonge beoefenaren der staathuishoudkunde". Bachiene heeft toen getracht zijn doel te be reiken door het stichten van een N.V., doch zag eerst na meer dan 20 jaar zijn pogen bekroond, toen de bekende Amsterdammer dr. S. Sarphatl er zijn schouders onder zette. In 1861 waren de statuten van de Nationale Hypotheekbank ge reed, waarvan Bachiene president-commissaris werd. De beteekenis van de hypotheekbank moest nu eerst in wijder kring worden bekend gemaakt en daarom wendde men zich hiervoor tot Buys. Waarom men zich juist tot Buys wendde, kwam hierdoor omdat diens woord gezag had gekregen in finantieele kringen. Als zoodanig aanvaardde de 33-jarige Buys zijn taak. Spr. ging vervolgens na, op welke wijze Buys de aanvaarde opdracht volvoerde. Buys maakte bij de behandeling van onderwerpen bij voor keur gebruik van de these, antithese en dilemma. Hij toont vóór en tegen aan en stelt dan den lezer voor de beslissing. Dit deed hij ook in zijn geschrift over de Hypotheekbank. Na verschillende wijzen van belegging te heb ben nagegaan, van den aard waarvan het af hangt of men meer of minder rente trekt, stelt Buys in zijn geschrift de vraag, waar het voor den belegger on aan komt. Zijn antwoord is drieledig: le. Dat hij beleggen kan als hij geld beschikbaar heeft; 2e. dat hij beleggen kan zoo veel als hij te beleggen heeft; 3c. dat hij zijn geld weer terug kan krijgen, als hij het noodig heeft. Welnu, aan deze drie eischen voldoet de obli gatie van de hypotheekbank ,die Buys, om de daarbij verbonden onderpanden „pandbrief" noemt. Wanneer wij zijn geschrift aan den tegen- woordigen stand van het bedrijf toetsen, dan vallen twee dingen zeer sterk op. Ie. dat de ge- heele opzet vrijwel uitsluitend een pleidooi is ge west op landelijk en niet op hulzenbezit; 2e. De voorliefde voor annuïteit. Na bij deze twee punten breedvoerig te heb ben stilgestaan, schetste spr. de ontwikkeling welke veranderingen het hypotheekbankwezen nadien heeft ondergaan en hoe langzamerhand in de practijk verschillende andere inzichten zijn gevormd. In de ruim 30 jaren, gedurende welke Buys de hijpotheekbanken zag werken, heeft hij deze evolutie gezien en heeft het hypotheek bankwezen zijn vertrouwen behouden, ook in den moderner vorm. Buys' verwachtingen zullen zeker overschre den zijn, wanneer hij zou vernemen, dat het be drag der uitstaande hypotheken en pandbrieven nu reeds de 800.000.000 overschrijdt. Hierna was het woord aan Staatsraad prof. D. P. D. Fabius. Buys als leermeester. Prof. Fabius, die tot de oudste nog in leven zijnde leerlingen van prof. Buys behoort, begon met te doen uitkomen, dat leder, die het voor recht heeft gehad als leerling van Buys diens colleges te hebben mogen volgen en van zijn on derricht hebben mogen profiteeren, zal gewagen van den grooten eerbied, welken zijn leerlingen voor hem koesterden. Het voorname van zijn karakter, de zedelijke ernst zijner persoonlijkheid oefenden een bekoring uit, waaraan moeilijk iemand ontkwam. In de dertig jaren, dat Buys hoogleeraar was, heeft hij zich niet alleen ten volle aan het onder wijs gegeven, doch ook aan de studenten. Staatsrecht en volkenrecht hebben destijds be hoort tot de door hem onderwezen vakken en lan gen tijd ook de wijsbegeerte van het recht, waar voor echter in 1880 prof. Van der Vlugt optrad. Buys' colleges waren Immer goed bezocht Zonder woordenpraal zette hij bekwaam en vlot stylist als hij was in weiverzorgden en helderen vorm zijn stof uiteen. Wat Buys leerde dit beaamde men telkens was niet bloot uitkomst van zijn denken, die zijn hart onbewogen liet, maar een overtuiging die hem lief was, wortelende in een zeer recht schapen gemoed. Eens per jaar verdedigde Buys voor zijn stu denten gewoonlijk stellingen, meerendeels over brandende politieke vraagstukken. Hierdoor stel de Buys zich telkens bloot aan bestrijding door studenten. Hij kon dit doen, omdat steeds duide lijk was, dat de studenten zich in hun oppositie steeds vrij gevoelden. Na enkele zijner redevoeringen te hebben be sproken, waarin Buys vooral den nadruk legde dat de studenten moeten beseffen, dat zij later geroepen zijn den staat te bestieren, wat hun ernstige plichten oplegt, zeide spr., dat Buys' laatste woord van deze plaats was geweest, de wensch, dat zij, in wier handen straks de staats taak zou rusten, haar mochten aanvaarden „niet enkel met een rijk hoofd, maar ook met een rijk hart". Met een woord van dank aan alle aanwezigen, dat zij door hunne tegenwoordigheid den grooten staatsrechtgeleerde en pionier van het hypotheek bankbedrijf een eenvoudige, doch alleszins passen de en treffende hulde hebben gebracht, sloot spr. deze herdenkingsbijeenkomst. Hierna heeft het herdenkingscomité in den Se naatskamer receptie gehouden. UIT DE LEIDSCHE VROEDSCHAP. N!et vee! aan de orde Over een luchtbrug. Een ook maar eenigszins uitvoerige be spreking vraagt de Raadszitting van jl. Maandag niet. Een discussie, welke een napraatje zon der nut was, werd gevoerd over de stich ting van 'n Gereformeerde lagere school aan de Javastraat. Het schoolbestuur is in deze, bekende kwestie in liet gelijk ge steld. En hiermede is de zaak uit. Dat er niet meer dan 12 leden (van wie UIT DE RADIO-WERELD. Programma's voor Vrijdag 27 Januari. Hilversum, 1060 M. 12.00. Politleber. I 12.35—2.00. Lunchmuzlek door bet Rsdio- trio. 6.00—7.15. Dinermuziek door het radio-trio. 7.15—7.45. Landbouwhalfuurtje. Ir. S. Sme ding: De landbouwkundige beteekenis v. <J. droog legging der Zuiderzee. Kon. Ned. Landbouw- comité. 7.45. Politleber.. 8.10. Les vanwege het Onderwijsfonds voor de Binnenvaart: C. A. M. v. Kasteel: Avery-Grosse. 8.10 Boerenjool-avond. De cabaretclub „Boe- rcnjool", best. uit: C. Paul Jr., artist, leider. Mevr. L. Visser, zangeres, Mej. C. Prins, kom. partijen. Mej. G. Bolle, begel. Het Omroep-orkest O. L v. Nico Treep. Vroolijke muziek en zang. H u i ze n ,1 8 4 0 M. (Na 6 uur 1956 M). 12.301.30. K. R. O. Lunchmuzlek door bet Lunchtrio. 3.004.0Ö. Vrouwenuurtje door mej. D. Twaalf hoven. t 4.005.00 N.C.R.V. Gramofoonmuziek. 5.006.00 Concert, medewerkers (sters) Mevr. J. M. HeldermanSmit, plano. De heer G. C. Corger, harmonium. 6.006.45. Spreker N. C. R. V. Mr. M. van Vugt te Amsterdam. Onderwerp: „Middenstand en Huurkoop". 7.007.30. R. K. O. Cursus Gregorlaansch door den Zeereerw. Zeergel. Heer Prof. J. v. d. Wiel, van het Seminarie „Hageveld", te Heem stede. 7.30 V.R.P.O. Persmededeellngen. 7.35. Beethoven-Cyclus. Twee strijkkwartetten door het „Amstel Strijkkwartet". Lezing van me vrouw RimensReusslag. Onderwerp: Verhou ding van de drie opvoedingsmillcux". 9.00. V.P.R.O.-cursus, Prof. Dr. B. D. Eerd- rnans (Leiden). Onderwerp: Onze kijk op het Oude Testament", tweede voordracht: De Tien Geboden. Daventry, 1600 M. 10.35. Kerkdienst. 11.20. Daventry-kwartet en solisten. 12..50. Orgelconcert. I.202.20. Orkestconcert. 3.20. Lezing. 3.45. Concert. 3.50. Causerie: Macheth, Shakespeare. 5.05. S. Cropper, alt. 5.20. Tuinpraatje. 5.35. Kinderuurtje. 6.20. Orkestconcert. 6.50. Nieuwsber. 7.05. Orkestconcert. 7.20. Bioscooppraatje. 7.35. Liederen van Brahms voor bariton. 7.45. Lezing. 8.05. M. de Pietro-mandoline. 8.20. Nationaal concert. 9.20. Nieuwsber. 9.35. Vervolg symphonicconcert. 10.50. Nieuws. II.1011.20. Pianoconcert. 11.2012.20. Dansmuziek. „Radlo-Par Is", 1750 M. 10.50—11.00. Concert 12.50210. Orkestconcert. 4.005.00. Literaire en muziek-matinee. 8.5011.20. „Pelleas en Melisante", opera fragmenten. Langenberg, 469 M. 12.251.50. Orkestconcert 4.054.50. Balladen. 5.206.20. Gramofoonmuziek. 7.20. „Elga", 6 scènes van Gerhart Hauptmann Daarna tot 11.20 dansmuziek. Zeesen, 1250 M. 1.507.05. Lezingen en lessen. 7.20. „Tosca", opera In 3 acten van Pucdni. 9.5011.50. Dansmuziek. Hamburg, 395 M. 3.35. Mozart-concert 5.20. Orkestconcert 7.20. „Bangbux", comedie in 5 acten. 10.50—11.50. Dansmuziek. Brussel, 505 M. 5.206.20. Trio-concert. 8.3510.35. „Samson en Daliln", opera, St. Je geeft het toch niet op, Mary? Geen sprake van. De eerste keer is het goed gelukt, er hapert alleen een kleinigheid aan: ik moet vinden wat dat is. Ik ben ervan overtuigd dat we zul len slagen! riep Nancy uit. Nu ze eenmaal had gezien hoe Mary Judson rubber maakte had ze een onbe grensd vertrouwen gekregen in het wel slagen van het experiment. Na het ontbijt zullen we het opnieuw probeeren, verklaarde ze; en misschien ontdekken we dan. waar die kleine fout in schuilt. Op dat oogenblik kwam Sarah Ellen binnen met de ham-en-eieren. Ik hoop dat het lekker zal smaken, zei ze, ik weet dat u het graag warm lust, en daarom heb ik het nu pas uit de pan genomen. Terwijl ze sprak keek ze de vriendin nen onderzoekend aan en verliet daarna snel de kamer. Sarah Ellen is vandaag in een goed humeur, zei Nancy, ik heb haar nog nooit zoo spraakzaam gezien. Maar Mary Judson nam er geen notitie van; ze was heelemaal verdiept in haar gedachten. Direct na het ontbijt ging ze naar het laboratorium terug. En vier uren later kwamen ze teleur gesteld thuis. Marv barstte in snikken uit. Het geeft allemaal niets, Nancy, huilde ze. Neen! riep Nancy. In een maand weten we waaraan het ligt, daar ben ik zekpr van yit laatste experiment is wel Vu/, T3? ^naur ik voel dat we het op let benuln? een keer zullen vinden. We moeten geduld hebben: in ieder ge val ben je al een eind verder gekomen. Als ik daar maar zeker van was! Leefde vader nog maar! Hij zou het di rect gevonden hebben, het is vreeselijk je zoo hulpeloos en eenzaam te voelen ik ben zoo blij dat ik jou gevonden heb. Je zult slagen, verzekerde Nancy haar, al moest het nog jaren duren, maar slagen zul je. Jaren! riep de oudere vrouw ver schrikt uit. Misschien leef ik dan al lang niet meer. Ik ben niet sterk, Nancy, en ik denk er dikwijls met schrik aan, dat ik te veel van mijn krachten verg. Bo vendien wil ik dat je geld krijgt om je huis terug te koopen. Hoelang duurt die optie nog? We hebben allen tijd van de wereld. Meer dan vier jaar. Vier jaar, herhaalde de vrouw lang zaam. Ik vraag me af, of dan Ik moet nu naar Shawcross, zei Nancy. Dien zou ik heelemaal verge ten. Neem ie zijn voorstel aan? Ik moet wel, antwoordde het meisje. Het beetje geld dat ik nog heb ver mindert zienderoogen en ofschoon het salaris klein is, het is beter dan niets. Ja. antwoordde Mary nadenkend. Je hebt gelijk kind. We mogen de hoop niet opgeven, het zal ons toch wel ééns lukken. Dienzelfden avond toekende Nancy het contract en verbond zicli om twee jaar lang uitsluitend voor de firma Shawcross te werken. HOOFDSTUK xVI. Nancy krijgt argwaan. Vier dagen later toen Nancy van de fabriek thuiskwam, vend ze miss Judson ontsteld en zenuwachtig. Maar de vrouw begroette haar hartelijk als altijd en vroeg, of haar werk haar nog altijd ber viel. Het bevalt mij uitstekend. En kun je goed opschieten met de patroons? Ze zijn allebei alleraardigst voor me. Ik hoop toch zoo dat ik succes zal heb ben. Want ze hebben me verteld, dat ze hun heele kapitaal in de nieuwe machines en installaties hebben gestoken, zoodat alles afhangt van het succes van mijn tee- keningen. Mary Judson antwoordde niet. Ze luis terde nauwelijks naar wat Nancy zeide. Is er iets met je gebeurd? Ik voel me een beetje vervelend. Wat is er dan? Ik weet niet wat lk doen moet, ant woordde Mary langzaam. Waarom niet? Ik wil ie niet lastig vallen met die geschiedenis. Je hebt genoeg aan je hoofd Je valt me heelemaal niet lastig. Toe, vertel het me maar, Mary. Maar Mary sprak nog steeds niet. Plotseling begon ze: Ja. ik heb het op nieuw geprobeerd, Nancy, sinds dien dag, je weet wel En je had me beloofd eerst eens flink uit te rusten. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5