UST DE PERS
STADSNIEUWS.
TWEEDE BLAD
„DE LEIDSCHE COURANT"
DONDERDAG 26 JANUARI 1928
III
VERDRUKTEN DIE WILLEN
VERDRUKKEN.
De Volkskrant schrijft:
Het is een vreemd verschijnselzelfs zij
die verdrukt worden, wenschen anderen
verdrukt te zien en te verdrukken.
Dit zonderlinge geval ontmoet men bij
Trotzki en diens aanhangers, door de
machthebbers in Sovjet-Rusland naar on
herbergzame oorden verbannen en daar
levend begraven.
In een manifest zijn ze tegen de hun
aangedane behandeling opgekomen; door
onderdrukkingsmaatregelen kunnen de
geschillen in de communistische partij
niet worden opgelost, zeggen zij terecht.
Men moet intusschen niet gelooven, dat
;jj nu ook het stelsel van onderdrukking
.n het algemeen, van willekeur en ver
volging afkeuren; dat zij opkomen voor
het recht der vrije meeningsuiting.
Aan zich zelf en aan den lijve hebben
zij ervaren, wat onderdrukking der vrij
heid beteekent en waartoe zij leidt; hoe
ten slotte niemand veilig is voor hetgeen
eerzucht en afgunst brouwen kunnen.
Neen, Trotzki en de zijnen hebben
niets geleerd.
Als bolsjewiki zeggen ze in hun ma
nifest kennen we de waarde van revo-
lutionnaire onderdrukkingsmaatregelen,
hebben die herhaaldelijk tegen de bour
geoisie en haar agentschappen, de sociaal
revolutionnairen en mensiewiki. toegepast
denken er geen oogenblik aan, van
revolutionnaire onderdrukkingsmaatrege
len tegen vijanden van het proletariaat
ook in de toekomst afstand te doen.
Ziedaar het eenheidsfront der commu
nisten: wie niet denken a!s wij moeten
onverbiddellijk onschadelijk gemaakt
worden.
De sociaal-democraten, al lang gene
zen van hun sympathie voor het com
munistisch bedrijf in Rusland, toen brief
jes met „waarde kameraad" aan Tsjitsje-
rin werden geschreven, voelen weinig
oor Trotzki's leus: weg met alle niet-
communisten.
Het is te begrijpen: de sociaal-revoln-
tionnairen in Rusland, die Trotzki wil uit
roeien, zijn hun geestverwanten, en het Is
dus volkomen menschelijk. dat zij een
theorie, welke de Russische sociaal-de-
mocrate aan den dood en aan de ellende
wijdt, verafschuwen.
Men zou het intusschen anders wen
schen.
Niet omdat ook geestverwanten in de
verdrukking komen, moet men den com-
munistischen stelregel verafschuwen,
maar omdat hij indruischt tegen het be
grip van en het recht op vrijheid, het
recht van de vrije meeningsuiting, afwij
kende van de meerderheid of van een
toevallig gezag.
Maar wat doen de sociaal-democraten
zelf in de practijk?
Hetgeen nu al twee jaren in Mexico
wordt gedaan en gelaten is in flagranten
stiijd met het vrijheidsbeginsel.
De onderdrukking der katholieken, der
geestelijkheid en der Kerk wordt door de
sociaal-democraten in andere landen, ook
bij ons, niet alleen zonder een woord en
een daad van protest gedoogd, maar
goedgekeurd en verdedigd.
Wat de communisten den sociaal-revo-
lutionnairen in Rusland aandoen, heet, in
Mexico aan katholieken bedreven, wèl
gedaan.
Trotzki heeft ongelijk en houdt het,
maar de Russische geestverwanten onzer
sociaal-democraten verdienen aan de
zer houding tegenover de katholieken in
Mexico wat hun in Rusland overkomt.
Loontje komt om z'n boontje.
„HET DENKEND DEEL DER NATIE".
De Standaard schrijft:
In de „Vrijheid" het orgaan van den
Vrijheidsbond, wendt de heer Hans po
gingen aan om het zondenregister der
Liberale Partij ietwat te verzachten.
Een dankbaar werk, omdat de onge
rechtigheden zoo vele zijn.
Toch niet altijd een gemakkelijk werk,
omdat de zonden zoo zwaar zijn.
Zoo wordt in het laatste nummer pro-
tes uitgebracht tegen de aantijging, dat
de Liberalen zichzelf als „het denkend
depl der natie" voorstelden.
Dat komt niet uit Liberalen, maar uit
Anti-revolutionairen koker zegt de
heer Hans.
Bewijzen kan hij dit laatste nog niet,
maar hij is aan het zoeken en het be
wijs zal zeker geleverd worden.
Ziet hier, wat hij in blijde verzekerheid
neerschreef.
„Welnu, man en paard kan ik op dit
oogenblik niet noemen, en toch durf ik
hier verklaren, dat het citaat met aan
zekerheid grenzende waarschijnijkheid
niet toegeschreven moet worden aan een
tegenstander, als ik me wèl herinner een
Antirevolutionnair die in het parlemen
taire debat heeft uitgeroepen ,dat de li
beralen zich blijkbaar als „het denkend
deel der natie" beschouwen.
Welnu men voelt dat de zaak zóó
geheel anders komt te staan.
Ware de uitdrukking inderdaad van
een vrijzinnig man afkomsig, dan zou
zij als een belachelijke waan-wijsheid ge
brandmerkt moeten worden. Maar ik durf
zeggen (ik zal pogen de bron te ont
dekken) dat het niet zoo is cn dat
de woorden van een afgevaardigde der
rechterzijde afkomstig zijn.
Maar:
dan gaat het niet aan: daar zal men
he toch wel mee eens zijn, om aanhou
dend de voorstelling te wekken, of de
uitdrukking, die men brandmerkt, van de
Liberalen zelf afkomstig is".
Wij willen den heer Hans helpen in
zijn pogen tot ontdekking der bron.
Het was 1864, onder' het bewind van
het tweede ministerie-Thorbecke.
In terugslag op de Troonrede van dit
Liberale kabinet werd op instigatie aer
liberale meerderheid in het Adres van
Antwoord deze 9e paragraaf voorge
steld:
„Immers, het denkend gedeelte der
natie besef diep de onschatbare waarde
van het openbaar onderwijs, ingericht
naar de bevorderingen der hedendaag-
sche beschaving en dienstbaar aan de
verkrijging der kundigheden, die ieder
burger in zijnen kring behoeft".
Bij het debat, op 28 September 1864,
heeft toen de Anti-revolutionaire leider
Groen van Prinsterer deze Liberale
zelfverheerlijking gegeeseld.
Uit Antirevolutionairen koker?
PROF. MR. J. TH. BUYS.
Herdenking in het Groot-Auditorium der
Leidsche Universiteit.
Hedenmiddag heeft in het groot auditorium
der Leidsche Universiteit vanwege de zich daar
toe gevormd hebbende commissie, een plechtige
bijeenkomst plaats gehad ter herdenking van het
feit, dat Prof. Mr. J. Th. Buys, een der voor
naamste grondleggers van het Nederlandsch
staatsrecht en van het hypotheekbankwezen in
Nederland, te Amsterdam werd geboren.
Behalve de leden van het herdenkingscomité
waren aanwezig de minister van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw en a.i. van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen, Mr. J. B. Kan, de mi
nister van Buitenlandsche Zaken Jhr. Mr. Bee-
laerts van Blokland, de minister van Justitie, Mr.
Dr. J. Donner, curatoren en tal van hoogleeraren
der Leidsche universiteit, enkele nabestaanden
van Prof. Buys, een aantal oud-leerlingen van
wijlen dezen hoogleeraar en vele anderen.
Naast het spreekgestoelte prijkte het portret
van prof. Buys uit den Senaatskamer, welk por
tret met een lauwerkrans was omhangen.
Prof. D. P. D. Fabius, lid van den Raad van
State en voorzitter van het herdenkingscomité,
opende de bijeenkomst met een rede, waarin hij
allereerst de ministers, curatoren en hoogleeraren
welkom heette en vervolgens hun en de talrijke
anurie aanwezigen dank bracht, omdat zij hier
waren samengekomen om den 26sten Januari, nu
100 jaar geleden, Johan Theodoor Buys het le
venslicht aanschouwde, hulde aan zijn nage
dachtenis te brengen.
De hulde, aldus spr., die wij aan Prof. Buys
brengen, draagt 'n exceptioneel karakter. Im
mers komt het niet dikwijls voor, dat het on
derwijs van een hoogleeraar dermate als zulks
bij Buys zich voordeed, saamgeweven is met,
doorademd van zijn persoonlijkheid, en dit in
den zin van 'n hoogstaande, zedelijke figuur.
Het was alles geadeld door zijn karakter.
Moest ik, aldus spr., in één trek' zijn karak
ter teekenen in de 60 jaren, die welhaast ver
FEUILLETON.
Affluit het Engelsch van JOSEPH HOCKING
Vertaald door Carla Simons.
34)
Ik ben doodmoe, ik kan niet meer,
zei ze eindelijk. Of ik gelijk heb of niet
eerst moet ik wat rusten. We zullen de
deur sluiten en naar bed gaan.
1 Het was bijna middag toen Nancy
wakker werd. Het duurde eenige minu-
ii ten voor ze tot bezinning kwam: de ka
mer was even donken als den vongen
nacht, want de mist was nog dichter ge
worden. Langzamerhand herinnerde ze
zich weer alles. Het bezoek aan Elijah
Briggs, de autorit met Ben, de experi
menten in het laboratorium.
Waar is Mary Judson? vroeg ze
zich verwonderd af, en hoe zou ze zich
Vannacht gevoeld hebben?
Ze kleedde zich haastig aan en liep Sa
rah Ellen tegen het lijf, toen ze naar be
neden ging.
Ik hoorde u komen en maakte het
ontbijt klaar, zei deze. Ik heb een lek
ker vuurtje in de kamer aangemaakt. Wat
een mist is er buiten, hè?
Dit was een lang gesprek voor Sarah
Ellen's doen en Nancy merkte op hoe
goed ze in haar humeur was. Meestal
was ze erg zwijgzaam cn antwoordde al
leen met enkele lettergrepen. Nancy
maakte hieruit op, dat Saralj Ellen ze
ker aangenaam nieuws had gehoord.
Is miss Judson al beneden?
Ja, al een uur geleden. Het was
even over tienen toen ze opstond. Ze is
direct naar het laboratorium gegaan. Ik
heb miss Mary nog nooit zoo gezien.
Heeft ze ontbeten?
Neen,' ze wilde op u wachten. Hebt
u goed geslapen?
Ja, dank ie. En jij?
Ik ook. Ik ben om tien uur precies
naar bed gegaan en heb tot 8 uur ge
slapen. Wat was het buiten donker, hè?
Zal ik wat toast voor u klaar maken?
Sarah Ellen is een buitengewoon
humeur, bedacht Nancy. Ik heb haar
nog nooit zoo spraakzaam gezien. Het
idee om toast voor mij klaar te maken!
Toen kwam Mary Judson de kamer
binnen en Mary zag met één oogopslag,
dat hoe goed Sarah Elllen ook gebuid
mocht zijn, Mary diep verslagen was.
Het is niet gelukt, bekende ze.
34)
Hebben we geen rubber gemaakt?
vroeg Nancy fluisterend.
Jawel, maar van heel slechte kwa
liteit.
Dan komt het wel in orde.
Het komt niet in orde. antwoordde
de ander. Als we het niet in goede
kwaliteit produceeren heeft het geen
waarde. Het is altijd dezelfde geschiede
nis net als in vaders dagen. Er ont
breekt een kleinigheid aan, maar wat?
wat?
Ik wil er naar gaan kijken, zei
Nancy.
Neen, nu niet. Sarah Ellen mag geen
vermoedens krijgen: niemand mag er
iets van weten.
streken zijn, sedert lk hem voor het eerst ont
moette. heb ik daarvoor geen betere uitdruk
king gevonden dan die van zedelijke voornaam
heid.
Spr. gaf hierna een korte levensschets van
Prof. Buys.
Voor deze hooge persoonlijkheid, aldus be
sloot spr. zijn rede, zij Uwe aandacht in dit uur
gevraagd. Ten eerste in zijn beteekenls als
staatsrechtsgeleerde, door den hoogleeraar Kra
nenburg; dan in zijn pioniersarbeid voor de hy
potheekbanken door Mr. Miedema en eindelijk
in wat hij voor zijn leerlingen was, door mij.
Prof. Fabius gaf hierna het woord aan Prof.
Kranenburg.
Buys als staatsrechtsgeleerde.
Prof. Kranenburg ving zijn rede aan met op te
merken, dat, wanneer wij objectief trachten de
plaats te bepalen, welke Buys als staatsrechts
geleerde, als wetenschappleijk publicist en on
derzoeker inneemt, dan kan worden geconsta
teerd, dat zijn grootste verdiensten liggen op het
gebied van de behandeling van het positieve
Nederlandsche staatsrecht.
Zijn driedeelig boek: ,.De Grondwet" Is nog
steeds het boek. dat ieder, die met het positieve
staatsrecht van Nederland te maken heeft, ter
hand zal nemen.
Spr. kom dan tot Buys' studiën over staat
kunde en staatsrecht. Zij zijn nog steeds be
langwekkend. In den loop der jaren in De Gids
verschenen, zijn zij kort na zijn dood met de ora
ties gebundeld en uitgegeven door de goede
zorgen van Mr. De Beaufort en Mr. Artzenius.
Na hierbij in het kort te hebben stilgestaan,
vervolgde spr., dat Buys een man was met
sterke staatkundige overtuigingen; hij behoorde
bij de liberale partij. Hij achtte het ook nood
zakelijk, dat staatkundige beginselen werden
aanvaard en daarnaar partijvorming plaats had.
Buys' stemming tegenover de functioneerings-
wijze vn ons staatsrechtelijk bestel is over het
geheel genomen pessimistisch en zijn toon wordt
in den loop der jaren nog bezorgder.
Na hierbij lang te hebben stilgestaan en na het
groote aandeel te hebben geschetst van Buys in
de nieuwe krachtsontwikkeling van Nederland,
wijdt spr. een beschouwing aan het aandeel van
Buys in de administratieve rechtspraak. Met
groote overtuiging heeft Buys gestreden voor de
invoering daarvan, voor de toetsing van de
rechtmatigheid der overheidshandelingen door
een van de administratie onafhankelijk orgaan.
Met eerbied en dankbaarheid, aldus besloot
spr., herdenkt het thans levend geslacht van
.staatsrechtbeoefenaars dezen nobelen voorgan
ger.
Buys en het Nederlandsch Hypotheek-
Na de rede van prof. Kranenburg was het
woord aan mr. A. S. Miedema, directeur van de
Haarlemsche Hypotheekbank, om Buys te her
denken wegens den pioniersarbeid, dien hij voor
het Nederlandsch Hypotheekwezen heeft ver
richt.
Spr. begon met in herinnering te brengen, dat
Buys in 1861 een geschrift het licht heeft doen
zien, getiteld: „De Hypotheekbank, haar wezen
en haar waarde", een boekske van slechts 95
bladzijden, dat een grooten en blijvenden invloed
heeft gehad op de ontwikkeling van het in Ne
derland werkende hypotheekbankbedrijf.
Spr. zette hierna uiteen, hoe Buys er toe
kwam dit geschrift samen te stellen en waarom
juist Buys het deed.
In dit verband wees spr. er op, dat de ontvan
ger der registratie P. J. Bachiene, die in zijn
practijk had gezien hoe moeilijk en onder welke
zware voorwaarden ten platten lande geld op
hypotheek werd verkregen, in 1840 een voorstel
had ingediend tot oprichting van een staatshy-
pothcckbank. Zijn poging mislukte, o.m. op een
afwijzend praeadvies van de K. van K. te Rot
terdam, dat door Buys gekwalificeerd werd als
„eene economische cacographie ten gebruike van
jonge beoefenaren der staathuishoudkunde".
Bachiene heeft toen getracht zijn doel te be
reiken door het stichten van een N.V., doch zag
eerst na meer dan 20 jaar zijn pogen bekroond,
toen de bekende Amsterdammer dr. S. Sarphatl
er zijn schouders onder zette. In 1861 waren de
statuten van de Nationale Hypotheekbank ge
reed, waarvan Bachiene president-commissaris
werd.
De beteekenis van de hypotheekbank moest nu
eerst in wijder kring worden bekend gemaakt en
daarom wendde men zich hiervoor tot Buys.
Waarom men zich juist tot Buys wendde,
kwam hierdoor omdat diens woord gezag had
gekregen in finantieele kringen.
Als zoodanig aanvaardde de 33-jarige Buys
zijn taak.
Spr. ging vervolgens na, op welke wijze Buys
de aanvaarde opdracht volvoerde. Buys maakte
bij de behandeling van onderwerpen bij voor
keur gebruik van de these, antithese en dilemma.
Hij toont vóór en tegen aan en stelt dan den
lezer voor de beslissing. Dit deed hij ook in zijn
geschrift over de Hypotheekbank.
Na verschillende wijzen van belegging te heb
ben nagegaan, van den aard waarvan het af
hangt of men meer of minder rente trekt, stelt
Buys in zijn geschrift de vraag, waar het voor
den belegger on aan komt. Zijn antwoord is
drieledig: le. Dat hij beleggen kan als hij geld
beschikbaar heeft; 2e. dat hij beleggen kan zoo
veel als hij te beleggen heeft; 3c. dat hij zijn geld
weer terug kan krijgen, als hij het noodig heeft.
Welnu, aan deze drie eischen voldoet de obli
gatie van de hypotheekbank ,die Buys, om de
daarbij verbonden onderpanden „pandbrief"
noemt.
Wanneer wij zijn geschrift aan den tegen-
woordigen stand van het bedrijf toetsen, dan
vallen twee dingen zeer sterk op. Ie. dat de ge-
heele opzet vrijwel uitsluitend een pleidooi is ge
west op landelijk en niet op hulzenbezit; 2e. De
voorliefde voor annuïteit.
Na bij deze twee punten breedvoerig te heb
ben stilgestaan, schetste spr. de ontwikkeling
welke veranderingen het hypotheekbankwezen
nadien heeft ondergaan en hoe langzamerhand in
de practijk verschillende andere inzichten zijn
gevormd. In de ruim 30 jaren, gedurende welke
Buys de hijpotheekbanken zag werken, heeft hij
deze evolutie gezien en heeft het hypotheek
bankwezen zijn vertrouwen behouden, ook in den
moderner vorm.
Buys' verwachtingen zullen zeker overschre
den zijn, wanneer hij zou vernemen, dat het be
drag der uitstaande hypotheken en pandbrieven
nu reeds de 800.000.000 overschrijdt.
Hierna was het woord aan Staatsraad prof.
D. P. D. Fabius.
Buys als leermeester.
Prof. Fabius, die tot de oudste nog in leven
zijnde leerlingen van prof. Buys behoort, begon
met te doen uitkomen, dat leder, die het voor
recht heeft gehad als leerling van Buys diens
colleges te hebben mogen volgen en van zijn on
derricht hebben mogen profiteeren, zal gewagen
van den grooten eerbied, welken zijn leerlingen
voor hem koesterden. Het voorname van zijn
karakter, de zedelijke ernst zijner persoonlijkheid
oefenden een bekoring uit, waaraan moeilijk
iemand ontkwam.
In de dertig jaren, dat Buys hoogleeraar was,
heeft hij zich niet alleen ten volle aan het onder
wijs gegeven, doch ook aan de studenten.
Staatsrecht en volkenrecht hebben destijds be
hoort tot de door hem onderwezen vakken en lan
gen tijd ook de wijsbegeerte van het recht, waar
voor echter in 1880 prof. Van der Vlugt optrad.
Buys' colleges waren Immer goed bezocht
Zonder woordenpraal zette hij bekwaam en
vlot stylist als hij was in weiverzorgden en
helderen vorm zijn stof uiteen.
Wat Buys leerde dit beaamde men telkens
was niet bloot uitkomst van zijn denken, die
zijn hart onbewogen liet, maar een overtuiging
die hem lief was, wortelende in een zeer recht
schapen gemoed.
Eens per jaar verdedigde Buys voor zijn stu
denten gewoonlijk stellingen, meerendeels over
brandende politieke vraagstukken. Hierdoor stel
de Buys zich telkens bloot aan bestrijding door
studenten. Hij kon dit doen, omdat steeds duide
lijk was, dat de studenten zich in hun oppositie
steeds vrij gevoelden.
Na enkele zijner redevoeringen te hebben be
sproken, waarin Buys vooral den nadruk legde
dat de studenten moeten beseffen, dat zij later
geroepen zijn den staat te bestieren, wat hun
ernstige plichten oplegt, zeide spr., dat Buys'
laatste woord van deze plaats was geweest, de
wensch, dat zij, in wier handen straks de staats
taak zou rusten, haar mochten aanvaarden „niet
enkel met een rijk hoofd, maar ook met een rijk
hart".
Met een woord van dank aan alle aanwezigen,
dat zij door hunne tegenwoordigheid den grooten
staatsrechtgeleerde en pionier van het hypotheek
bankbedrijf een eenvoudige, doch alleszins passen
de en treffende hulde hebben gebracht, sloot spr.
deze herdenkingsbijeenkomst.
Hierna heeft het herdenkingscomité in den Se
naatskamer receptie gehouden.
UIT DE LEIDSCHE VROEDSCHAP.
N!et vee! aan de orde Over
een luchtbrug.
Een ook maar eenigszins uitvoerige be
spreking vraagt de Raadszitting van jl.
Maandag niet.
Een discussie, welke een napraatje zon
der nut was, werd gevoerd over de stich
ting van 'n Gereformeerde lagere school
aan de Javastraat. Het schoolbestuur is
in deze, bekende kwestie in liet gelijk ge
steld. En hiermede is de zaak uit.
Dat er niet meer dan 12 leden (van wie
UIT DE RADIO-WERELD.
Programma's voor Vrijdag 27 Januari.
Hilversum, 1060 M.
12.00. Politleber. I
12.35—2.00. Lunchmuzlek door bet Rsdio-
trio.
6.00—7.15. Dinermuziek door het radio-trio.
7.15—7.45. Landbouwhalfuurtje. Ir. S. Sme
ding: De landbouwkundige beteekenis v. <J. droog
legging der Zuiderzee. Kon. Ned. Landbouw-
comité.
7.45. Politleber..
8.10. Les vanwege het Onderwijsfonds voor de
Binnenvaart: C. A. M. v. Kasteel: Avery-Grosse.
8.10 Boerenjool-avond. De cabaretclub „Boe-
rcnjool", best. uit: C. Paul Jr., artist, leider. Mevr.
L. Visser, zangeres, Mej. C. Prins, kom. partijen.
Mej. G. Bolle, begel. Het Omroep-orkest O. L v.
Nico Treep. Vroolijke muziek en zang.
H u i ze n ,1 8 4 0 M. (Na 6 uur 1956 M).
12.301.30. K. R. O. Lunchmuzlek door bet
Lunchtrio.
3.004.0Ö. Vrouwenuurtje door mej. D. Twaalf
hoven. t
4.005.00 N.C.R.V. Gramofoonmuziek.
5.006.00 Concert, medewerkers (sters) Mevr.
J. M. HeldermanSmit, plano. De heer G. C.
Corger, harmonium.
6.006.45. Spreker N. C. R. V. Mr. M. van
Vugt te Amsterdam. Onderwerp: „Middenstand
en Huurkoop".
7.007.30. R. K. O. Cursus Gregorlaansch
door den Zeereerw. Zeergel. Heer Prof. J. v. d.
Wiel, van het Seminarie „Hageveld", te Heem
stede.
7.30 V.R.P.O. Persmededeellngen.
7.35. Beethoven-Cyclus. Twee strijkkwartetten
door het „Amstel Strijkkwartet". Lezing van me
vrouw RimensReusslag. Onderwerp: Verhou
ding van de drie opvoedingsmillcux".
9.00. V.P.R.O.-cursus, Prof. Dr. B. D. Eerd-
rnans (Leiden). Onderwerp: Onze kijk op het
Oude Testament", tweede voordracht: De Tien
Geboden.
Daventry, 1600 M.
10.35. Kerkdienst.
11.20. Daventry-kwartet en solisten.
12..50. Orgelconcert.
I.202.20. Orkestconcert.
3.20. Lezing.
3.45. Concert.
3.50. Causerie: Macheth, Shakespeare.
5.05. S. Cropper, alt.
5.20. Tuinpraatje.
5.35. Kinderuurtje.
6.20. Orkestconcert.
6.50. Nieuwsber.
7.05. Orkestconcert.
7.20. Bioscooppraatje.
7.35. Liederen van Brahms voor bariton.
7.45. Lezing.
8.05. M. de Pietro-mandoline.
8.20. Nationaal concert.
9.20. Nieuwsber.
9.35. Vervolg symphonicconcert.
10.50. Nieuws.
II.1011.20. Pianoconcert.
11.2012.20. Dansmuziek.
„Radlo-Par Is", 1750 M.
10.50—11.00. Concert
12.50210. Orkestconcert.
4.005.00. Literaire en muziek-matinee.
8.5011.20. „Pelleas en Melisante", opera
fragmenten.
Langenberg, 469 M.
12.251.50. Orkestconcert
4.054.50. Balladen.
5.206.20. Gramofoonmuziek.
7.20. „Elga", 6 scènes van Gerhart Hauptmann
Daarna tot 11.20 dansmuziek.
Zeesen, 1250 M.
1.507.05. Lezingen en lessen.
7.20. „Tosca", opera In 3 acten van Pucdni.
9.5011.50. Dansmuziek.
Hamburg, 395 M.
3.35. Mozart-concert
5.20. Orkestconcert
7.20. „Bangbux", comedie in 5 acten.
10.50—11.50. Dansmuziek.
Brussel, 505 M.
5.206.20. Trio-concert.
8.3510.35. „Samson en Daliln", opera, St.
Je geeft het toch niet op, Mary?
Geen sprake van. De eerste keer is
het goed gelukt, er hapert alleen een
kleinigheid aan: ik moet vinden wat dat
is.
Ik ben ervan overtuigd dat we zul
len slagen! riep Nancy uit.
Nu ze eenmaal had gezien hoe Mary
Judson rubber maakte had ze een onbe
grensd vertrouwen gekregen in het wel
slagen van het experiment.
Na het ontbijt zullen we het opnieuw
probeeren, verklaarde ze; en misschien
ontdekken we dan. waar die kleine fout
in schuilt.
Op dat oogenblik kwam Sarah Ellen
binnen met de ham-en-eieren. Ik hoop
dat het lekker zal smaken, zei ze, ik weet
dat u het graag warm lust, en daarom
heb ik het nu pas uit de pan genomen.
Terwijl ze sprak keek ze de vriendin
nen onderzoekend aan en verliet daarna
snel de kamer.
Sarah Ellen is vandaag in een goed
humeur, zei Nancy, ik heb haar nog
nooit zoo spraakzaam gezien.
Maar Mary Judson nam er geen notitie
van; ze was heelemaal verdiept in haar
gedachten.
Direct na het ontbijt ging ze naar het
laboratorium terug.
En vier uren later kwamen ze teleur
gesteld thuis. Marv barstte in snikken uit.
Het geeft allemaal niets, Nancy,
huilde ze.
Neen! riep Nancy. In een maand
weten we waaraan het ligt, daar ben ik
zekpr van yit laatste experiment is wel
Vu/, T3? ^naur ik voel dat we het op
let benuln?
een keer zullen vinden.
We moeten geduld hebben: in ieder ge
val ben je al een eind verder gekomen.
Als ik daar maar zeker van was!
Leefde vader nog maar! Hij zou het di
rect gevonden hebben, het is vreeselijk
je zoo hulpeloos en eenzaam te voelen
ik ben zoo blij dat ik jou gevonden
heb.
Je zult slagen, verzekerde Nancy
haar, al moest het nog jaren duren,
maar slagen zul je.
Jaren! riep de oudere vrouw ver
schrikt uit. Misschien leef ik dan al
lang niet meer. Ik ben niet sterk, Nancy,
en ik denk er dikwijls met schrik aan, dat
ik te veel van mijn krachten verg. Bo
vendien wil ik dat je geld krijgt om je
huis terug te koopen. Hoelang duurt die
optie nog?
We hebben allen tijd van de wereld.
Meer dan vier jaar.
Vier jaar, herhaalde de vrouw lang
zaam. Ik vraag me af, of dan
Ik moet nu naar Shawcross, zei
Nancy. Dien zou ik heelemaal verge
ten.
Neem ie zijn voorstel aan?
Ik moet wel, antwoordde het meisje.
Het beetje geld dat ik nog heb ver
mindert zienderoogen en ofschoon het
salaris klein is, het is beter dan niets.
Ja. antwoordde Mary nadenkend.
Je hebt gelijk kind. We mogen de hoop
niet opgeven, het zal ons toch wel ééns
lukken.
Dienzelfden avond toekende Nancy het
contract en verbond zicli om twee jaar
lang uitsluitend voor de firma Shawcross
te werken.
HOOFDSTUK xVI.
Nancy krijgt argwaan.
Vier dagen later toen Nancy van de
fabriek thuiskwam, vend ze miss Judson
ontsteld en zenuwachtig. Maar de vrouw
begroette haar hartelijk als altijd en
vroeg, of haar werk haar nog altijd ber
viel.
Het bevalt mij uitstekend.
En kun je goed opschieten met de
patroons?
Ze zijn allebei alleraardigst voor me.
Ik hoop toch zoo dat ik succes zal heb
ben. Want ze hebben me verteld, dat ze
hun heele kapitaal in de nieuwe machines
en installaties hebben gestoken, zoodat
alles afhangt van het succes van mijn tee-
keningen.
Mary Judson antwoordde niet. Ze luis
terde nauwelijks naar wat Nancy zeide.
Is er iets met je gebeurd?
Ik voel me een beetje vervelend.
Wat is er dan?
Ik weet niet wat lk doen moet, ant
woordde Mary langzaam.
Waarom niet?
Ik wil ie niet lastig vallen met die
geschiedenis. Je hebt genoeg aan je hoofd
Je valt me heelemaal niet lastig.
Toe, vertel het me maar, Mary.
Maar Mary sprak nog steeds niet.
Plotseling begon ze: Ja. ik heb het op
nieuw geprobeerd, Nancy, sinds dien dag,
je weet wel
En je had me beloofd eerst eens flink
uit te rusten.
(Wordt vervolgd.)