CCrX.ICFCNDENTIE. Tante Marie, Leiden. Harte lijk dank voor het toegezonden mooie ver haal, dat n. t. geplaatst wordt. Ik laat fc-et in tweeën zetten, dan hebben we twee weken een behoorlijk stuk Met hand en groet! Dag Tante Mariel Maak ine veel groeten aan Oom Jan en Tante Anna! Cadicr, Leiden Ik dacht wel, dat. ik jou zou terugzienI En dan de be lofte, voortaan op gerepelde tijlen een stukje voor onze rubriek te schrijven, dat is muziek, die me wél klinkt in de ooren Ik reken er op. Bij voorbaat irnjn dank Dag Gadierl Met de stevige vijfl Marie v. Holt, Pensionaat St Jozef, Bodegraven. Ik twijfel er r>et aan, lief Neefje of „Mijn Moeder" is door jou zelf gemaakt Ik .aai he' dan ook plaatsen! Maar iemand d.e zóó kan dichten, kan ook een versje maken op het groote feest van Kerstmis. Probeer en stuur het me! Dag Marie. Tante Cor. Leiden. Dank u wel Tante voor dat fijn gevoelde versjel Dat zal vast het minste nier zijn En nu? Ik h°b uw ve s met belangstelling gelezen en ge zien. dat u kent Dus reken ik op meer Mag is hopen? Met hand en groet! Kees Knijnenburg. Oegst geest Wat een lang verhaal is dat. Kees! Ik laat het plaatsen, mijn Neefje, n! V7?s het alleen maar. «m je aan te moedi gen. tot 't maken van een verhaal, dat ie htelemaal zelf vvzonnen hebt Zoo moeilijk is het nu n:ot! Wim Simons is ook nas twaalf en schrijft al oorspronkelijke verha len van twaalf en nog meer „vervolgen". Dag Kees! Cornelia Wassenburg, L a n- g e r a a r. Jouw opstolletie is zoek ge raakt Maak eens een flink verhaaltje van vier bladzijden Dan zul jii rans zien. of ik een plaatsje voor jou besehil-biar heb Veel groetjes aan Vader en Moeder! Kinderen van fïerven, Zoeter- w o u d e. Wat hebben jullie me toch verrast Ik laat alle versjes plaatsen, en van Greetje, én van Wout, èn van Henk. Waarmoe te beginnen? Nou weet je wat? Ik zal de dames laten voorbaan en Beer tje het eerst aan 'f woord laten. De volgen de week komt dan Wout en dan Fenk Hoort dan, hoe Beertje den verjaars- wensch van Paatjes feest" op rijm zet. Pa's Verjaardag! Met een b'ij gelnkki? hartje, Stond ik dezen morgen op, Wint mijn vader, d'c is jarig En nu stijgt mijn vreugd ten top. Heel verheugd wil u omarmen Fn zie u thans eens v~eel lief aan. Vader, wi! u-mee gaan vliegen. Daar komt Geysendorf aan Biat u mee naar boven vliegen, In die groote. ruime lucht. Maar we hebben geen machine, Sapperloot, wat 'n leuke klucht! En hoe smaakt u dit gebakje? Geysendorf zoo is de naam. Fn neem nu ook lieve Vader, Mee mijn hartewenschen aan. Leef nog lang, mijn liefste Paatje; Onze liefde zij u tot 'oon. Fn krijg later in dei- hemel Een plaatsje dicht bii Jezus' troon. V* t dunkt u lieve Neefjes en Nichtjes, die <.i! lezen? Heeft Geertje dat mooi ge daan of niet! Mij dunkt, het is heel mooi er. dat die taart lekker smaakte, die nog den naam droeg van dien beroemden vlie genier. verwondert mij niets Dag Kinder tjes! De volgende week komen de broertjes op de planken. Daag! J o O 11 o. Leiden Flink zoo Jo. „Waar Hein's scheepje aankwam" zullen we de volgende week samen eens zienl En zou jij niet pens een stukje maken voor Kerstmis? Mij dunkt zoo, dat 'jij er iets vau terecht zou brengen. Probeeren! Veel groetjes aan Vader en Moeder! Anna en Lena van Gerven, Zoo- te r vi o u d e. Daar heb ik me boven staand briefje geschreven en daar vind ik mo nog een briefje van onze goeie Anna en Lena. Wat nu? Ik kan jullie briefje toch ook niet onbeantwoord laten Maar nu wat anders? Is „Wie het eerst?" en „Denk cal" eigen werk? Ik twufel er aan! Schrijf me dat eens! Zoolang zal ik de mooie versjes bewaren, want jullie weet dat eigen werk voor gaat Ik wacht dus af Dag Anna en Lena! Maakt eens wat voor ons Kerstnummer! Jo Kuipers, Oegstgeest. Wel- Lcm in ons midden lie? Nichtje! Ik hoop, dat onze kennismaking moge leiden tot ja renlango samenwerking! En het opstei? Nog even geduld! „Het nieuwe Zusje" zal ik beusch niet vergeten. Dag Jol Veel groetjes aan allo huisgenooten! Jo Achterof, Bodegraven. Ook welkom in ons midden! Bij ons is plaats genoeg, lief Nichtje Fd het prijsje? Als ik het geven kon, dan had ik vast Joke gelukkig gemaakt Maar nu? Dag lief Nichtje! net versje, door Anny zoo mooi afgeschreven, zal ik eens bewaren tol later. Corrie v. Velzen, Oegstgeest Wat had jij een pret aan zee Corrie! Ja, dat pootje baden is ook leuk Nichrjo. Hot is anders alleen jammer, dat zoo'n dagje aoo gauw om is! En nu Correlje. zie ik je zeker ook weer op den volgenden wedstrijd lié. Dag Corrie! Veel groetjes aan Vader en Moeder! en vooral aan Arnie! Dat is eeu mooi versje Annie! Ik zal het bewaren! Gerrie van Vegten. Leiden. Ja kind. iedereen zou blij zijn als hij waf won. Maar. dat gaat nu eenmaal niet. Vj- len strijden mee en weinigen behalen den palm der overwinning. Zoo ook bij ons! Tot. na Kerstmis! Marietjo van Velzen, Oegst geest. Dat opstelletje van jou is lang niet kwaad. Ik zal het nog eens bewaren voor later. Er is nu nog veel copy voor en wie voor is. voor maalt. Dag Marietje1 Maak eens een lang verhaal voor den volgenden wedstrijd! Jul je? Brammie v d. Reep, Leiden. Het opstelletje is voor een schrijvertje van jouw leeftijd heel goc.'l Ik laat het plaatsen maar nog even geduld Als ik het vergeten zou, moet je me er nog nmar eens aan her inneren. Dag Brammie! Veel groetjes am Vader en Moeder! Marietje van de Le 1 y. Zoeter v. oude. Wat 'n nleizier hebben jullie toch rehad in Schevoningon Daar had ik I ij willen zijn, hoor! Schevenin~<m is toen nog heel wit anders dan Katwijk, is niet0 Maar Noordwrk is loei ook mooi, zou ik denken! Dag Marietje! S,s je weer eens een dagje zoo leuk ui Iwnt. brsehriif :e d:en dag weer eens! Maak ens wat moois voor den volgenden wedstrijd! Ik had het vorige stukje vergeten. Marietje! Jan v. d. Weijden, Leiden Zon kleine dichte1", zie ik je nok weer eens! Kom ik zal eens laten hoorei, wat Jan ons I" vertellen weet van ,De Obfant". Of vad°r- t'e 'n handie geholpen heeft, vraag ik met. Bat mag gerust! Alles mar, maar niet over schrijven. Luistert dan eens naar oïis Jantje. De 0!i?ant. Dat is de reus der dieren, Geboren op Ceylon. Zijn lichaam is veel dikker Dan de allergrootste ton Zijn slurf dient hem tot wapen Fn tevens tot een hand, In zijn mond ie heef! ie ter zijden Een zwaren ivoren tand Hij kan geducht goed hollen Al zijn zijn pooten plomp En al mag hij dom ook schijnen Toch is hij lang niet lomp. Geef hem mafir eens wat centen, Hij pakt ze met z'n snuit, En trenri ze naar zijn bakje, Waar hij den klepe' luidt Geef hem een klontje suiker Fij neemt het dankbaar aan; Maar plaag je hem, ^el kleine snuiter, Het komt je duur te staan! Is dat niet een alleraardigst versje! Af geschreven kon hel mirier zijn. maar wa' zeri dat voor ons! Wij moeten eiger werk hebben en dat is, wat voldoening geeft. Barend Ouwerkerk T eiden. Wat akelige rescripdenis heb jij me daar verteld Barend! Wat 'n slechte menschen toch. om zoo'n braven hou'hakkor te ver moorden. Hun straf was wel verdiend, en nu ben je zeker bezig aan een lang verhaal voor den volgenden wedstrijd. H zal eens zien. Jacobus Ouwerkerk. Leiden. Zoo Jacobus en be-, je r.u weer heeie- rr.aal hersteld? Is Harderwijk nog al een dorp van bcteekenis? Top, vertel er me eens wat meer van! Ik leer ook graag r.og wit Jacob. En ben je al bezig aan een lnna verhaal voor den komenden wedstrijd? Veel groetjes aan Pa en Moe! Dag Jacobus! Ik hoop spoedig wat van je te hooren. Thomas van der Jagt, Boskoop Zoo mijn lief Neefie, ben iij al tevreden met een antwoord, zelfs zonder prils! Nou maar. dan zal ik je niet teleurstellen. Wat schrijf jij keurig, Thomas! Allo kinderen van Boskoop gebruiken dezelfde methode Ja mijn Neefje, de methode van Welker is ten slotte zoo kwaad nog niet. Dat zegt Mijnheer op school zeker ook! Dag Tho mas! Tot na do Kersfvacantio! Veel groe ten aan allo huisgenooten. F r i e d u s van Leeuwen, A1 k e- ni a d e. Als jij nu eens de maker was van „Do jonge Kikkers", och wat zou ik dan blij wezen met zoo'n dichterlijk aange legd Neefje! Dan.... zou ik zeggen, kom hier Friedus. kom dicht bij mij en laat ik je de hand drukken, jij bent een der bes ten van alle medewerkers. Maar nu? Wat moet ik nu zeggen? Dag Friedus, maak iij me veel groetjes aan Vader en Moeder en allo broertjes en zusjes! Rie van Valderen, Leiden. Die ondeugende Jan is heel goed uitgetee- kend en dat ie een pak slaag kreeg, was ook verdiend. Maak voor den volgenden wedstrijd eens een mooi en lang verhaal, dan laat ik het plaatsen. Zul je? Dag Rie, veel groetjes aan alle huisgenooten, ook aan Leo, die ik bedank voor „Gods Lieve ling". Nu is het voor vandaag wel. Voor m ij n Sprookje was geen plaats. Voor ons Kerstnummer zijn al veel mooie stukken binnen Nu resten me nog dertig brie ven te beantwoorden. De volgende week ga ik door. Wie wat te vragen heeft, vragc. Jullie liefhebbendo, Oom Wim Lieve Neefjes en Nichtjes, Nog even wil ik jullie een treurig nieuws mededeelen. Henriette Simonis, die voor eenige weken ons nog beloofde, voortaan altijd mee te doen en ons toen vergastte op „Kabouter Blauwjas" is overleden en zingt thans haar schoone liederen aan den troon van het Kindje Jezus en zal daar on3 stellig ook n'et vergeten. Laten wij ook zoo doen en bidden met haar, die een maal tot ons Kringetje behoorde. Oom Wim. Pietje de Klepper door Wim Simons. IX. Van school. Eindelijk was 't jaar om en ging Piet van school af. 't Was Woensdag en de klok sloeg 12 uur, schreeuwend en zingend hol de Piet naar huis met zijn diploma in de hand. waarin stond, dat Piet met goed ge volg de lagere school doorloopen had. Piet zou niet meer terugkee~en. Thuis overhan digde hij het diploma en Moeder borg het in de kast en gaf haar jongen 'n rijksdaal der in z'n spaarpot. Er kwam een brief van 'n Oom van Piet, die in Londen woonde dat hij z'n zwager, diens vrouw en kind eens kwam opzoeken en vroeg wan neer hun dit gelegen kwam. Moeder schreef terug dat ze Oom Piet over veertien dagen verwachtte. Wat was Piet blij z'n Peetoom te leerm kennen en de Oom was ook blij z'n Peetekind te loeren ken- r.en. Dagen van te voren riep Piet: „Oom Piet komt, hoera. Eindelijk daar kwam Oom Piet en raad eens wat hij had meegebracht voor Piet. Een hcele snoortrein. Piet was verrukt en vloog z'n Oompje om den hals. Hij maakte de rails vast en zette de losse locomotief er op Deze vloog lan^s de baan. Hij had 6 wagons en wou probeeren of de locomo- t>ef ze allen kon trekken, nu., dat ging. ..Kun je zwemmen, Piet?" vroeg - Oom ,,'n Beetje Oom." „Ze" maar gerust: nee Oom", zei Vader lachende, „want acn de zee, zonk je toch aar." „Nu," zei Oom Piel, „dan zal ik maken, dat je het leert." „Ha, fijn", riep Piet. Piet ging met z'n zwempakjo gewapend naar de zwemschool. D:t was reeds do vijfde keer, dat hij dit derd, hij was acn den hen gel. Hij ging de zwemschool binnen en zocht 'n kamertje uit. GelukkK hij vond er gauw een. Er waren drie kinderen voor hem aan den hengel. Eindelijk kwam hij aan de beurt. O. wat ging 't fijn! Na veertien da"en verirok Oom weer en beloofde nog 'ns f"vug te zullen komen. Piet zou ook 'ns h'i hem komen logeeren De logé zelf was in de wolkon als hij dit zeereisje eens gauw kon ondernemen. En 's avonds toen hij in bed stanto zong hij: „Schippertje mag. ik over varen!" Fij tran- pelde met z'n hpenen dat 't lmele bed schudde en Pietdie had de meeste pret. Fij verbeeldde zich dat lui kapitein was on V groot stoomschip dat naar' N O ïndië voer. Hii stond te midden van de zeeofficie"cn op de brug on keek de zee in Wat deed'hh' voornaam! Fn moest er zplf om lachen. Toen kwam er 'n hevige storm on 't schip verritog. Fe schinbreukelingen bouwden van palen, die op liet water dre ven 'n vlot en ze staken de zee over. Brr.. Piet was ingedommeld. Den volgenden morgen. De zon was juist opgekomen en wiern haar ee"Ste stralen over de daken der huizen. Piet werd wak ker en keek hoe laat 'I was.5 uur. Fij slapte z'n bed uit en liep naar de hoeken kast waa1" hii het bock van de geschiede nis van M-'chiel Adriaanszoon de Rniïter ram. Hi.i be^on te lezen en moes' soms lachen om de leuke streken die Michaël uit haalde. De klok sloeg half 7. Piet kleedde z'ch aan en ging naar de Kerk om de F. Mis bij te wonen, want die ve-znimde hij nooit. Na de Kerk ging hij z'n boterham eten en daarna z'n vrienden halen, ze zou den den heelen dag wegblijven en ringen b'oemen plukken, ze hadden brt^hammen, vleesch, limonade, water en melk meege nomen en zo zouden 'n leuk dagje hebben (Wordt vervolgd De drie honden. Een herder liet zijn heide kinderen, een zoon en een dochter, niets dan drie scha pen na en een klein huisje. Op zijn sterf bed zei hij te°-en zijn kinde~en: „Deel alles eerlijk met elkaar, en zorg dat er geen ru- zio komt". Toen de herder gestorven was, vroeg de hoer aan zijn zus. wat zij het lief ste hebben wou: De schapen of het huisje Toen zij het huisje koos, zei de broer: „Wel dan neem ik de schapen en trek dé wijde wereld in. Zooveel menschen hebben hun geluk bep-oefd en vader zei altijd dat ik 'n Zondagskind ben. Hij ging op weg maar. zijn geluk bleef lang weg. Eens zit hij verdrietig op een omgewaaide boom, toen hij 'n man aan zag komen. Die man had drie honden hij zich Ffii sprak tot den schaapherder. Moeten we ruilen? Ik de Scharen en iij de honden De scliaanherder zei. Wat heb ik aan die hon den. Toen zeide de man: „Die brengen je geluk aan." Toen zei de schaapherder: „Wat moet ik dan doen om geluk te krij gen." Toen sp-ak de man van de honden: „Als je tegen de kleinste zeri, breng spij zen! dan brengt ie zc. Fn als je tegen de bruine zegt verscheur! dan doet hij het ook." De jongen lie' zich overhalen. Hij aacht: „Ik zal het doen". Hij ging weer verder en toen kwam hij een wagen tegen, daarin zat 'n meisje, 't Was de Prinses De knaap vroeg aan den koetsier wat dat heteekende. Het duurde lang voordat de koetsier antwoord gaf. Toen sprak hij ein- lijk: „Er woont achter dien berg 'n* draak r,:e elk jaar een jong meisje wil hebben. Fn i ai. eet hij ze met huid en haar op. En dit jaar heeft hij hel dochtertje van den Koning gekozen. De knaap liep met den wagen mee. Plotseling stond de wagen stil. De Prinses stapte uit en 'e knaap met de drie honden liep ook mee. De koetsier riep nog tegen hem: „Blijf hier anders wordt jij en je honden alle vier ook ingeslikt. Do kr.aap deed net alsof hij het niet hoorde. Hij zag den draak al aankomen. Toen zei de knaap gauw. verscheur! en zijn hond vloog op den draak af en verscheurde hem. Toen het meisje dit zag zei ze: „Ga mee naar het paleis, dan za! je rijkelijk be loond wonden!" De knaap weigerde mee te gaan en zei: „over drie jaar kom ik terug" De koningsdochter vond dit goed en stapte weer in den wagen. Toen de knaap al een eind weg was, zei de koetsier tegen de ko ningsdochter: „Je moet zeggen, dat ik je van den draak verlost heb, als je het niet doet, dan gooi ik je in het water. Dan mer ken ze het toch niet. Dan denken ze dat jo door den draak bent verscheurd." De koningsdochter beloofde het te doen en de koetsier reed verder. Toen zo bij den poort der stad kwam, hoorde men al gejuich. Toen de koningsdochter weer in het paleis zat. kwam de koning en de koningin met ■droef gelaat de zaal in. Ze wisten nog niet eens, dat hun dochtertje weer veilig thuis was. Toen de koning zun dcchter en de koet sier zag zitten, vloog hij op zijn dochtertje af en vroeg wie haar gered had. Zij ant woordde, dat do koetsier haar had gered Toen zei de koning: „U zal beloond wor den. U zal mijn dochter tot vrouw krijgen." De koningsdochter vroeg aan den koning of hij het nog een jaar uit wou stellen. De koning stond het toe. Maar het jaar ging zoo gauw om dat de dochter nog eens naar den koning ging en vroeg of de ko ning het nog 'n jaar uit wou stellen. De koning gaf zijn dochter de toestemming Ook dat jaar ging gauw om. Toen ook dat jaar om was ring de koningsdochter weer naar .den koning, en smeekte hem om nog één jaar uitstel. De koning beloofde het te doen. Het raar vloog voorbij. De dag was gekomen, dat de koningsdochter zon gaan trouwen Toen- kwam er een vreemdeling in de stad. Hij vroeg waarom de stad zoo vol vreugde was. Toen vertelde men hem dat de oudste dochter van den koning zou gaan trouwen met den koetsier, die de ko ningsdochter van den draak gered had Wat", zei de knaar», „dat hph ik gedaan". De menschen wilden het niet gelooven, daarom grepen zij hem en lieten hem in de gevangenis zetten. Denzrifden middag hoorde hij zijn honden. Hii zei: „Breek staal" en een van ziin honden begon te knagen aan het staal en 'n tijdie daarna was de knaap vrij. Fii streelde ziin trouwe hond De koningsdochter zat aan tafel met den koetsier pratende ovpr den draak Plotseling stond de koningsdochter op en liep naar haar vader. Ze verte1 de dat de koetsier den redder niet was. De koning -was vertoornd en '•iep tot ziin bediende: „Haal den vreemdeling hier". De bediende haaide hem. De koning sunk tot hem: „Hebt gii mijn dochter gered?" De knaap antwoordde ia Sire. ik heb haar" van den draak bevrijd. De koetsier werd gegrepen en in den ke-ker geworpen en de schaap herder kreeg nu in zijn plaats de schoone jonkvrouw tot vrouw. Kees. G, die onderjurk! Wij hadden onze bedden opgemaakt en renden de cour op. Ik liep gezellig te bab belen met Trims en Miek. „Koud hè?" „Nou!" en ik draaide mijn handen behagel ijk in m'n sjaal. „Fieeen!" gilde 'n meisje. „Ja!" „Je onderjurk komt er 'n beetje onder uit Ik begon aan m'n jurk te trekken en te rekken, zoodat ze van boven 'n ver- oaclit gekraak deed hooren. 'k Schrok en liet mijn jurk met rust. Toch vervelend, vond ik het. Zóó erg netjes ben ik nu wel niet. Maar om nu den geheelen dag met zoo'n akelig uithangsel te loopen. beviel mij ook niet bijzonder Truus komt m'n onder jurk er erg uit?" Truus bleef staan, terwijl ik kaarsrecht vooruit liep. „O. een beetje maar hoor, nis jo je jurk 'u beetje aftrewt, zie je cr niets meer van Miek bevond, na 'n paar seconden van trekken dat er niets-meer uit kwam. Opgelucht ging ik verder en dacht na eenige minuten niet meer aan m'n onder- jurk. De zuster belde. Wij moesten naar de klas. „Fien, 't Lof is hij jouw langer dan de Mis", en dikke Corretja proestte het uit van het lachen. In 't eerst begreep ik niet, wat zij daar mee zeggen wilde. Maar spoedig kwam ik lot de ontdekking dat die weerbarstigo on derjurk weer het middelpunt van dat lachen was. „Och. die vervelende onder jurk", en ik trok met geweld m'n jurk weer naar beneden. Dom, dat ik dat vanmiddag niet gezien had! En ik verwenschle m'n slordigheid hoe langer hoe meer. Eindelijk zaten wij dan in de klas. „Als ik nu maar voor 't eerst mol op L-ehoef te staan!" zuchtte ik. Gelukkig! eerst was 't 'n thema maken, en dan oplezen Dat zou alvast 'n uurtje in beslag nemen en vol moed ging ik aan 't werk. 't Was een moeilijke Engelsche thema en 'k was druk bezig aan 'n zin waarin de beroemde „Byron", verhexen werd, toeu Sqgut vroeg: „Phine haal eens even de Duilsche boeken uit de 8ste klas." „Fijn, dan zie 'k Truus nog even!" en ik stapte even later de 8ste klas binnen. „Sr. mag ik de Duitsche boeken hebben?" Sr Paula knikte vriendelijk en 't nam 'n sta peltje boeken om te zien, of ze dat waren „Saartje, je rok zakt af!" riep er eentje» terwijl ze allemaal begonnen to lachen. Ik smeet de boeken op 't tafeltje „Dat is al de derde!" zei 'k boos, met 'n flinke ruk aan m'n weerbarstige „bekleeding"! Vlug nam ik de boeken en ring heen. na geoogd door alle kinderen die „tuk" wa ren om 'n nieuwe aanmerking te kunnen maken op dat vervelende sluk onderjurk 't Was 'n verlichting toen 'k eindelijk weer op m'n EngelsChe thema zal te turen en de „famous Byron!" de hoogste lof toe zwaaide. Den heelen verderen morgen werden m'n onderjurk en ik met rust gelaten. Maar toen om half twaalf, ik in de gang liep, wezen wel 10 kinderen beleefd of ïacheud naar m'n onderjurk, 't Was om gek te worden. Daar voelde ik 'n tikje op m'n arm en 'n zeer vriendelijke zuster fluisterde mij in het oor: „Pliientje je moet straks jc jurkje wat aftrekken, je onderjurk komt er uit!" Josephine Schermer Voost. Pensionnaat „St. Anna", Oudenbosoh Najaar. Zomer was op reis naar zijn vaderland. Hij had zijn taak alweer volbracht. Dood moe ging hij op 'n steen aan den kant van den weg zitten. Bij zijn jaarliiksch bezoek bad hij nog nooit zooveel last van Wind en Regen, zijn vijanden, gehad, als nu. Hij had hard ge werkt. Maar dit had zijn zuster Mei hem ook uitdrukkelijk gevraagd, haar blocmen- kindertje warmte te geven. Hij had ge daan. wat hij kon. Plotseling voer er 'n rilling door zijn leden. Hij klappertandde en hulde zich dieper in zijn goudgelen mantel. „Wel, neef Zomer, hoe gaat het ermee sinds verleden jaar? Zeker erg mee hé? Ja, daar heb ik 't ook op aangelegd. Winrl en Regen hebben mii goed gehoorzaamd!" Angstig en bedroefd keek Zomer in de norsche grijsgroene oo^en van Oom Herfst, nij was geschrokken toen hij dien grooten machtigen man vóór zich zag staan. „Oom Herfst, och ik bid U, ga toch niet zoo ruw te werk! Denk toch eens aan al die teere plantenlevens! Zo hebben nog zooveel licht en warmte noodig. Och. ik bid U; spaar ze nog een weinig! Als Win ter komt moeten ze toch nog genoeg lijden!" Oom Herfst lachte en zijn lach klonk zoo koud en kil dat Zomer opstond en zeide: „Nu Oom, mag ik U groeten, gij ziit wreed, zéér wreed. Gegroet!" en zomer ging heen. Herfst keende zich nog even om en ring toen statig naar zijn plaats van bestem ming. 'n Dichte, zware nevel gaf aan 't wijde landschap iels zwaarmoedigs, droomerlgs De bloempjes fluisterden. ..Hoe vreeselijk toch, Zom-r is heengegaan!" Dan bogen zij z'ch weer om te denken aan de mooie zon nige dagen van vroeger. In 'n grauwen nevel gehuld zweefde Herfst ove1- 't land. verpletterend met zijn staf de laatste bloemen. Hij deed de wilgen schudden, zoodat de laatste bladeren eraf vielen. Alles, al het zomerleven moest ver dwijnen. De menschen zochten hun winterman tels op en worsfp'den tegen den wind. Echt herfstweer vonden ze- En Oom Herfst zwaaide zijn scepter. Josephine Schermer Voest. Pensionnaat St. Anna. Oudenbosch. Tot mijn spijt kom ik dit stukje nu pas te plaatsen, Josenhientip! Begin al vast aan Iets nieuws! Voor Ke-stmis reken ik zeker ook niet tevergeefs op je. Bij voor baat mijn dank! Na de vacant ie krijgen we weer prijsraadsels en dan., zie ik je vast weer. is wel? Oom Wim. Mijn Moeder. De naam van Moeder klinkt zoo zoet, Want, mijn Moeder is zoo goed; Zij is naast God op deze aard. Mij meer dan alle schatten waard. Als 'k 's morgens vroeg haar blik ontmoet Is dat een teed're liefdegloed: Ik bij haar en zij bij mij, Twee harten zijn dan dubbel blij. Reeds van mijn eerste, prilste jeugd. Was Moeders lach mijn grootste vreugd. Ik zag daarin tevredenheid En moederiijke teederheid. F; ben het liefst aan hare zij, Want nergens voel ik veil'ger mij. En wat mij treft, 't zij vreugd of smart, Dat zeg ik stil, aan 't Moederhart. Voor haar bezit ik geen geheim, Hoe zou dat toch ok moog'üjk ziin? Wat niemand aan mij merkt of ziet: Aan 't Moederoog ontsnapt dat niet. Mijn Moeder waakt steeds over mij, Gelijk Gods Engel aan mijn zij. En met haar hulpe en haar raad Staat zij mij bij door woord en daad. Zij is de leidsvrouw mijner jeugd En de beschermster van mijn deugd; In gezondheid, ziekte of nood. Blijft sterk haar liefde tot den dood. 't Was Moeder die in mijnen mond, Bij morgen en hij avondstond De woorden lei: „Mijn God en Heer, Laat mij U minnen, meer en meer. Met haar bracht ik Maria zoet Ook driemaal daags het: Wens gegroet" En tot den Engel aan mijn zij, Ook Moeder leerde bidden mij. 't Was Moeder, die mijn eerste schreên Ook leidde naar mijn Vader hpen. Naast Moeder min ik Vader teer, Die voor mij zorgt., al even zeer. 't Is Moeder, dio mij 's morgens wekt En 's avonds warmpjes onderdekt. Zij kust meteen mij goeden nacht Eu dan slaap ik gerust en zacht. O Moeder," liefst Moeder mijn, Ik zal U altijd dankbaar zijn, En wat U voor mij deed pn doet. Dat loone U God in overvloed. Marie van Holt, Pensionnaat St. Jozef. Bodegraven De Haarlemmerhout. Bleek blinkt aan witbewolklo lucht De mildo najaarszon. En kust, als voorjaarswindezucht, Wat nog niet sterven kon. O, mensch en bloem en boom en dier, Dat gij dit wel bedenkt- 't Is kort nog, dat de zon ons hier Zoo trouw haar warmte schenkt. Want, als de herfstwind rondewaart Der boomen blad ontneemt, Dan komt de winter die op aard' 'Nu weer zijn intrek neemt. Van zomerschoon en herstpracht daar Zal niets blijven bestaan, Dan. enkel bij 'n natuurminnaar, Do herinnering daaraan. Wat ik steeds in geheugen houd? 't Zoo wonderschoon gezicht Van 't droef verkwijnende Den Hout In blinkend lierfstzonlicht. Cadicr.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 12