Je Staatsbegrooting in de Tweede Kamer INGEZONDEN MEDEDEELING Binnenlandsche Zaken. Wijziging Krankzinnigenwet. Blindenzorg. Werkloosheid en Werkverschaffing. - Begrooting van Arbeid. Het beleid van den Minister. Het zevende leerjaar. De voorzitter deelt mede, dat is in gekomen een voorstel van wet van den beer Albarda c.s. tot invoering van de 7- jarige leerverplichting op 31 Januari 1928. Voortgezet wordt de beraadslaging over de begrooting van Binnen!. Zaken en Landbouw. De plaatsing in Krankzinnigen gestichten. De heer v. d. H e i d e (S.-D.) bepleit par tieels herziening van de krankzinnigenwet. Hij herinnert aan het geval, dat zich in den .Haag voordeed in het huis van een dame. Het betrof hier occulte verschijnse len, die gedurende 6 weken gecontroleerd zijn. Deze dame werd naar Oud-Rosenburg gebracht en, dank zij het energieke optre den van haar raadsman, daaruit verlost. Spr. wenscht de wet zoodanig te wijzigen, dat meer waarborgen worden geschapen tegen interneering in een krankzinnigen gesticht van menschcn, die niet krankzin nig zijn. De heer Gerhard (S.D.) bepleit her stel van de verhouding in de bijdragen in de kosten der verpleging. Voorts vraagt hij maatregelen tot verbetering van het lot der blinden. Mevr. De Vries Bruine (S.D.) sluit zich gedeeltelijk aan bij den heer v. d. Heide. De heer L. de VisBer (C.P.) hoopt, dat een wijziging der krankzinnigenwet epoedig tot stand komt. Ten aanzien van de blindenzorg sluit hij zich aan bij den heer Gerhard. Mevr. B a k k e rN o r t (V.-D.) wijst er op, dat het een fier standpunt is van de blinden dat zij door eigen arbeid in hun onderhond willen voorzien. Spr. gelooft, dat het een illusie is, dat zij dit geheel kunnen doen. Zij moeten echter het gevoel hebben, dat zij niet geheel afhankelijk zijn van particulieren. De Minister aan het woord. Minister Kan wijst er op, dat de wijzi ging der krankzinnigenwet geen gemakke lijke zaak is. Zij is in voorbereiding, maar ook hier zijn de deskundigen het niet eens over de wijze, waarop. De krankzinnigen- ozrg moet aan de orde komen bij de rege ling der financieel© verhouding tusschen Rijk en gemeenten, 't Ib onwenschelijk, thans een klein stukje daarvan apart te regelen. Do blindenzorg zal de minister zeer gaarne ter hand nemen, maar hij gelooft niet, dat in de naaste toekomst veel te verwachten is te dien opzichte, aangezien het geld er voor ontbreekt. Gerepliceerd wordt door de le"3en v. d. Heide, De Vries Bruins, L. de Visser, Gerhard en Bakker N ort. Werkloosheid en werkverschaffing. De heer S a n n e s (S.-D.) herinnert aan de woningtoestanden in de Drentsche ve nen, in 't bijzonder in Emmen, en aan de interpellatie, eenige jaren geleden gehou den. Na die interpellatie zijn enkele maat regelen genomen. Niet minder erg zijn de toestanden in Z. O. Friesland. Het is al lereerst noodig, dat daar komt loonend werk. Op grond van hetgeen de minister in Drente tot stand heeft gebracht, ver wacht spr., dat hij thans een bevredigend antwoord zal ontvangen. De heer E b e 1 s (V.-D.) wijst erop, dat men, blijkens de ervaringen opgedaan in 'Bleeswijk-Holsteinhet aanslibbingsproces der wadden verrassend kan bevorderen. Laat men nu dit proces bij de Groning- eche wadden krachtig bevorderen. Bij de Louwersze© is reeds een proef genomen. De heer Weitkamp (C.-H.) zegt, dat het ondoenlijk is om systematisch aan te geven hoe ten aanzien van de werkver schaffing opgetreden moet worden bij ont ginning van gronden, daar zich omstan digheden voordoen, welke niet te voor dien zijn en vaak voranderen. Spr. komt er tegen op, dat vele arbei ders uit de sleden op het platteland te werk worden gesteld en waarschuwt tegen een te groot optimisme ten aanzien van het in cultuur brengen van heidegronden Ontwatering acht hij veel heter. De heer S t e n h u i s (S. D.) bespreekt de werkloosheid. Spr. acht bet een absolute noodzake lijkheid, dat alle werken, die in Neder land kunnen worden uitgevoerd, ook in derdaad hier blijven en niet naar het buitenland gaan. Toe te juichen is hetgeen de minister heeft willen doen inzake de Rotterdamsche brug. Laat hij in die rich ting voortgaan. De heer V a n d e r Heide (S. D.) meent, dat emigratie noodzakelijk blijft, maar daarnaast is even noodzakelijk een goede werkverschaffing. Op het gebied der loonen heerscht in Zuidoost Drente een chaos. De heer Hiemstra (S. D.) sluit zich aan bij hetgeen de heer Stenhuis zeide ten aanzien van de loonen bij de werkverrui ming. Dit werk is veelal zwaarder dan bet gewone werk. De heer Schaper (S. D.) dringt aan pp droogmaking der Reeuwijksche pias een. De heer IJzerman (S. D.) vestigt de aandacht op een werkverruiming van be ech eiden omvang ,n.l. op het gebied der bouwbeeldhouwkunst. Hij vestigt de aandacht op het ontbre ken van de beeldhouwwerken in de hal van het postkantoor te Utrecht. Het lijkt of de heer Kersten zich daar heeft uit geleefd in een beeldenstorm. r De heer Van Voorst tot Voorst ,(R. K.) zegt, dat de beste werkverschaffing is 't ontwateren van goeden grond. De re- gearing is in ,die richting werkzaam. De heer L. de Visser (Comm.) is van meening, daf de werkloosheid niet is weg te krijgen, omdat zij haar oorzaak dat de regeering al heel wat gedaan heeft in 't belang der werkverschaffing. Spr. vindt in dc grondslagen der maatschappij. De heer Bakker (G. H.) constateert, dat deze minister van goeden wille is en doet echter een beroep op den minister met betrekking tot den toestand in Z.O. Friesland. De heer Van der Waerden (S. D.) meent, dat wat de heer Stenhuis wilde, n.l. hot uitsluiten van opdrachten in het buitenland, ten gevolge zou hebben ver mindering van onzen export en daarmede gepaard gaande vermeerdering der werk loosheid. Wanneer een gemeente een brug noodig heeft, en het buitenland kan die 15 pet. goedkooper leveren dan het bin nenland, dan acht spr. het niet toelaat baar, dat de opdracht toch het binnen land gegund wordt. Men moet niet verge ten, dat onze industrie reeds met 8 pet. beschermd wordt. De heer B i e r e m a (V. B.) maakt eenige opmerkingen over de buitendijks- gronden in Groningen De Minister aan het woord. Minister Kan beantwoordt eerst de vraag van den heer IJzerman over de bouwbeeldhouwkunst. Spr., die ook het ministerschap van Ónderwijs, K. en W. waarneemt, zal doen wat in normale om standigheden als een daad van krankzin nigheid zou worden beschouwd, n.l. een brief aan zichzelf schrijven. Hij zal het ministerie van Onderwijs het verzoek van den üeer IJzerman overbrengen. Getracht zal worden, zoo mogelijk de woningtoestanden in Oost-Friesland te verbeteren, zoo noodig met instelling van een commissie. De buitendijksche gronden in Groningen hebben sprekers volle be langstelling. Voor de ontwatering van het waterschap De Schipbeek is een plan op gemaakt. Met den heer Slenhuis heeft spr. verle den jaar van gedachten gewisseld over de werkverschaffing. Hij kan dus volstaan met daarnaar te verwijzen. Met loonsver- hooging in de werkverschaffing moet men zeer voorzichtig zijn. Spr. heeft arbeiders in het vrije bedrijf gesproken, die zoo gaarne terug wilden naar de werkver schaffing! De werkverschaffing mag met het vrije bedrijf geen concurrentie aan gaan. Ook de Hoogeveensche toestanden hebben sprekers aandacht. Wanneer het rapport betreffende de droogmaking der Reeuwijksche plassen gunstig luidt, zal spr. gaarne bevorderen, dat ook het Rijk daaraan bijdraagt. De vergadering wordt geschorst tot des avonds 8 uur. A VONDVERG ADERIN G. Aan de orde is de behandeling van de begrooting van Arbeid, Nijverheid en Han del voor het jaar 1928. De algemeene beschouwingen worden geopend. „Op deze wijze gaat het niet langer". De heer Veraart (R. K.) is van oor deel, dat de Minister er in de Memorie van Antwoord niet in is geslaagd de scherpe critiek op zijn beleid te ontzenu wen. Spr. vraagt, wat er waar is van 's Mi nisters opmerking, dat zijn beleid gericht is op een taai vasthouden aan hetgeen lot dusver op sociaal gebied is gereikt. Spr. herinnert dan aan de Arbeidswet 1919 en hij wijst op de groote groepen, b.v. van chaufefurs, koetsiers enz., op welke deze wet nog niet van toepassing is. De Minis ter beroept zich er op, dat de arbeidsin spectie zou moeten worden uitgebreid, wanneer ook die groepen onder de wer king der wet zouden worden gebracht. Een dergelijke uitbreiding zou veel geld kosten, terwijl de inspectie bovendien ten opzichte van bedoelde groepen een zeer moeilijke taak zou krijgen. Met detze bewe ring acht de Minister het verantwoord, dat nog duizenden en tienduizenden 90 of meer uren per week werken. Ook voor breede groepen in den land bouw, voor welke reeds langen tijd be scherming van de Arbeidswet is ingeroe pen, heeft de Minister nog niets gedaan, en van den thans weder geoefenden drang maakt de Minister zich af met de opmer king, dat voor vrouwen en jeugdige per sonen, werkzaam in den landbouw, iets in de maak is. Voorts wijst spr. op het vraagstuk van de huisindustrie, dat een vraagstuk is van gezinsontwrichting. De Minister wenscht- ten aanzien van deze kwestie af te wach ten .wat daaromtrent op de Internationale Arbeidsconferentie in 1928 zal worden be sloten. Spr. acht een dergelijke afwach tende houding geheel onjuist voor een vraagstuk, dat dringend oplossing behoeft. Spr. denkt er niet aan om thans eon perspectief te gaan openen, want "de moed tot opbouwende critiek is spr. ten aanzien van dezen Minister geheel ontzonken. Het beleid van dezen Minister kan ons niet tot vertrouwen strekken. Op dezo wijze gaat het niet langer en de Minister zal het werkelijk anders moeten handelen, wil hij het vertrouwen van de meerderheid der Kamer winnen. De heer S t e n h u i s (S. D.) zegt, dat de sociaal-democraten aan de behandeling van deze begrooting niet anders kimnen deelnemen dan met een gevoel van bit terheid. Deze Minister ik een volslagen misluk king als Minister van Arbeid; hij had den steun van mr. Gort v. d. Linden, den secre taris van do reactionaire arbeidersbewe ging, een man, die honderd jaar te laat geboren is. Mildere critiek. De heer Kuyper (R.-K.) merkt op, dat de scherpe critiek op het beleid van den Een geschenk in GERO is voor „haar" altijd de vervulling van 'n wecsch Als men Gero geeft, doet men .haar" altijd een genoegen. De moderne huisvrouw heeft liever een keurcoilectie Gero-zilverdan dat zij zich moet behelpen meteen welnlgkeurzilver. Voor haar is het Gero een bron van dagelljksch genot. En Iels in Gero staat nog wel op haar verlanglijst. Minister niet afdoende is te weerleggen. Dit spijt spr. ten zeerste, te meer, omdat de Minister van goeden wille is en hard werkt. Er is echter bij den Minister gemis aan doortastendheid. Spr. wenscht den Mi nister op het hart te drukken, dat hij zich vooral niet moet laten leiden door klanken uit den verkeerden hoek en spr. heeft hier bij het oog op het orgaan van het Ver bond van Nederlands che Werkgevers, de critiek van vele Kamerleden op hot be- waarin een protest is opgenomen tegen leicl van den Minister en waarin deze Mi nister de juiste Minister wordt genoemd. Spr. wil bij den Minister ernstig aan dringen op het afdoen van verschillende dringende zaken, al vraagt spr. niet de oogenblikkelijke oplossing van alle be staande vraagstukken. B.v. wenscht spr., dat de Minister ter hand zal nemen het vraagstuk van een Ziektewet, dat der wet telijke regeling van de werkloosheidsverze kering. Ook moet spr. de aandacht van den Minister vestigen op uitvoering van de Arbeidswet, waarbij hij herinnert aan een motie van den R.-K. Bond van Han dels- en Kantoorbedienden. Ook wijst spr. op do lange arbeidstijden van de chauf feurs, welke mede voor het publiek gevaar kunnen medebrengen. Reeds het vorig jaar heeft spr. aangedrongen op vermindering van het aantal overwerkvergunningen. Dit aantal is nog veel te groot en moet aan merkelijk verminderd worden. De heer S m e e n k (A.-R.) zegt, dat de heer Stenhuis zich in zijn rede al te wei nig heeft bewogen op wat men n^emt het parlementaire peil. Spr. is het ook op ver schillende punten niet met den Minister eens, doch naar zijn meening moet men bij de beoordeeling va.n iemands standpunt uitgaan van de gedachte, dat het streven van den tegenstander gericht is op het algemeen^ belang. Slechts dan is opbou wende critiek mogelijk. Met den Minister is spr. het eens, dat er op het terrein van do sociale wetgeving slechts geleidelijk voortgang moet plaats hebben en spr. erkent, dat wij op het ge bied der socialo wetgeving een der voor- uitstrvendsto landen zijn. Er zijn echter verschillende punten, waarin andere lan den ons voor zijn, o.a. ten aanzien van de verbindendverklaring der C. A. O. Spr. herinnert er aan, dat vroeger mr. Treub de mogelijkheid van do verbindendverkla ring in het belang heeft geacht van den industrieelcn vrede. Op dit punt is spr. het met de meening van den Minister niet eens en naar spr. meent is er op het oogen- blik voor de verbindendverklaring een meerderheid in de Kamer. Thans wil spr. hierover niet verder spreken. Er scheidt ons nog jaar van de ver kiezingen en in dat tijdvak zou spr. gaar ne met den Minister samenwerken om zooveel mogelijk de bestaande zaken af te doen, waarbij spr. dan o.m. denkt aan de Ziektewet, de wijziging van do Invali diteitswet, een Winkelsluitingswet, enz. Ook zou spr. gaarne de wijziging van de Drankwet willen afdoen. Voorts vraagt spr. de aandacht van den Minister- voor het vraagstuk der huisin dustrie. Spr. wijst er op, dat een regeling der minimumloonen in Duitschla-nd geen oplossing van dit vraagstuk heeft ge bracht en hij bepleit instelling van lóon- raden voor deze industrie. De heer Van der Waerden (S.-D.) sluit zich aan bij de critiek op het beleid van den Minister. De heer Bakker (C.-H.) merkt op, dat de critiek tegenover minister Aalberse bijv. in 1924, even scherp is geweest als thans tegen dezen minister. Spr. kan de gegrondheid van deze critiek niet inzien en hij is het geheel niet eens met den heer Veraart. Wol zou spr. zich voor een deel kunnen aansluiten bij den aandrang van den heer Veraart, om de toepassing van de Arbeids wet tot meerdere groepen van arbeiders uit te breiden, ware het niet, dat spr. deze kwestie nuchter moet beoordeelen in ver band met de tegenwoordige economische oms tandigheden. De heer Kersten (S.G.P.) wijst op den dwang voor zelfzorg van een zeker deel van onze onderdanen. Deze acht spr. een gevaar voor de maatschappelijke sa menleving. Met vree ze ziet spr. de aangekondigde wetsontwerpen tegemoet. Sprekers bezwaren zijn, dat de minister in de zorg op sociaal gebied den verkeer den weg opgaat. We zullen nog meer so ciale wetten krijgen, en dat in een land, dat op het gebied der sociale regelingen reeds topzwaar i§. Spr. wenscht een soepele toepassing van de Arbeidswet, opdat onze nijverheid het hoofd kunnen bieden aan de buitenland- sche concurrentie. Het moet er niet heen, dat hij gestraft wordt, die werken wil, en beloond wordt hij, die niet werken wil. De Minister van Arbeid als zondebok. De heer Kortenhorst (R.-K.) merkt op, dat bij het optreden van het kabinet- De Geer dit kabinet werd toegejuicht, om dat men van zekere zijde verwachtte, dat van dit optreden een frissche democrati sche strooming zou uitgaan. Hierin is men echter teleurgesteld, en thans moet men, mede om eigen fouten te dekken, een zon debok vinden, en wie kan men nu gemak kelijker als zondebok uitkiezen dan' den minister van Arbeid? Spr. is van meening, dat er veel overdre vens is in de critiek op het beleid van de zen minister, vooral in dit van de beide eerste sprekers, en hij vraagt zich af, of de gemaakte opmerkingen we-1 alle gemeend waren. Naar sprekers oordeel heeft de minister wel degelijk iets gedaan, en voorts heeft hij veel in voorbereiding. Men moet ech ter niet vergeten, -dat de minister bij zijn arbeid op sociaal gebied rekening heeft te houden met tal van invloeden en omstan digheden. Spr. merkt voorts op, dat de heer Sten huis zijn critiek op het beleid van den mi nister zonder veel moeite op zichzelf zal kunnen terugbrengen. Ten aanzien van de geoefende critiek zou spr. zich alleen kunnen aansluiten bij de gematigde critiek, zooals deze door den heer Van der Waerden is geuit. Spr. wenscht den minister op te merken, dat hij uiterst voorzichtig moet zijn om verder te gaan op den weg, waarbij steeds meer nieuwe lasten op de bedrijven worden gelegd. Dat de minister ten deze voorzichtig is met het oog op onze welvaart kan spr. niet anders dan een groote deugd noemen. De heer L. de Visser (C. P.) merkt op, dat het niet ligt aan den persoon van een minister van Arbeid maar dat we de oorzaken van de toestanden op sociaal- terrein moeten zoeken in de omstandighe den en de invloeden, waaronder zij arbei den. De Minister aan het woord. Do minister van Arbeid, Handel en Nij verheid, de heer Slotemaker de Bruine, heeft het vervallen van de Huurwetten bevorderd, omdat de wet eischt. Ten aanzien van de huisindustrie acht spr. het juist, dat de arbeid ten deze van de Internationale Arbeidsconferentie 1928 wordt afgewacht. Daarna kunnen we ver der zien. Wat de verbindendverklaring der collec tieve arbeidsovereenkomsten aangaat, merkt spr. op, dat opneming van arbeids voorwaarden in het contract beter is dan regeling daarvan in de wet. Komende tot het werkplan, zegt spr., da-t zijn werkplan is ingericht en ingericht moest zijn op de inzichten en de economi- schen omstandigheden, zoowel van het Rijk als van de maatschappij. Spr. wijst op hetgeen op 1 Juli 1.1. in Denemarken is geschied. Daar heeft men de werkgeversbijdragen voor de werkloos heid afgeschaft terwijl men de Rijksbij drage van 83 pCt. heeft teruggebracht tot 70 pCt. maximum. Is het, vraagt spr. dan niet beter, dat we hier te lande handhaven wat we hebben, dan dat we zouden over gaan tet maatregelen zooals die in Dene marken zijn genomen. Laat de heeren, die willein critiseeiren, vooral bedenken, dart we een gulden maar één keer kunnen uit- ven. Wat de Arbeidswet betreft kan spr. wel zeggen, dat hij niet voornemens is, deze uit te voeren in den zin zooals de heer Kersten dat wenscht. Thans moeten we do Arbeidswet hand haven zooals we die hebben en langzamcr- han 1 beginnen met verdere toepassing van deze wet. Door sommige afgevaardigde is geciteerd een stuk uit het orgaan, van het Verbond van Nederlandsche Werkgevers, waarin waardeerend over spr. geschreven werd. Daaruit zouden we kunnen zien, wat voor een minister we thans hebben. Spr. ge. voelt niet veel voor een dergelijke argu menteering. De heeren deden beter eena te gaan informeeren hoe men thans in ge noemde werkgeverskringen denkt over sprekers Ziektewet, over zijn aanvangen met een wettelijke regeling voor land- en tuinbouw, enz. Die leden zouden dan onk meer superieur gehandeld hebben wanneer zij dergelijke argumenten achterwege had den gelaten. Spr. wijst er voorts op dat de Ziektewet' er is, al legt zij meer lasten op de indus trie. Met de wettelijke regeling werkloos-! heidsverzekering is spr. nog wachtende, aangezien hij nog nooit een uitvoerbare gedachte heeft gehoord. Verder zegt spr. dat unificatie der so ciale verzekering in voorbereiding is, waarbij spr. het vormen van een geheel op het oog heeft dat praktisch werk en veel goedkooper is. Een motie, De heer Stenhuis (S.-D.) dient een motie in, waarin verwijzende naar de mo tie-Schaper in 1924 de Kamer als haar oor deel uitspreekt, dat de Conventie van Washington inzake de arbeidstijden in de industrie ten spoedigste moet worden ge ratificeerd, en dat de door de regeering in 1919 gedane beloften inzake arbeidersbe- scherming eindelijk moeten worden ver vuld, en waarin voorts de regeering wordt uitgenoodigd alle maatregelen te treffen welke noodig zijn om de Conventie van Washington inzake de arbeidstijden in de industrie zoo spoedig mogelijk te ratificee- ren en om te komen tot volledige toepas- sing van de Arbeidswet ook voor die groepen van arbeiders, welke werkzaam zijn in bedrijven, welke niet onder de Ar beidswet vallen. De heeren Veraart (R.-K.) en Ker sten (S.G.P.) repliceeren. Na dupliek van den Minister wor den de algemeene beschouwingen gesloten. De stemming over de motie wordt bepaald op heden. De vergadering wordt verdaagd tot he den 1 uur. UIT OE oiwGEVitjG SASSENHEIM. GEMEENTERAAD. (Vervolg). Geen eleciriciteii aan Klinken berg. Nog geen nieuw Raad huis maar wel het meubilair. Er wordt een prijsvraag uitge schreven. Op de naleving der verordeningen zal worden gelet. Aan de sluiting der café's wordt streng de hand gehouden; een en kele maal worden vergunningen gegeven De aansluiting op de hoofdriolen wordt bevordert bij het verleenen van bouwver gunningen Spr. zou den lieer Verkley niet gaarne willen olgen in de verlaging van bet ver- menigrvuldigingscijfer, Hot is mogelijk, maar niet wenschelijk. i Wat betreft de overdracht, van de Teij- lingerlaan aan de Provincie is spr hei eens met den heer Speelman. Eenigen tijd geleden werd een verzoek der Lichtfabrie ken om toestemming tot het leggen van een gasbuis door de Teijlingerlaan naai Noordwijkerhout, afgewezen met hel oog op een eigen gasfabriek. Het zou niel aangenaam zijn, wanneer na overdrachl, het vroeger eigendom der gemeente ge bruikt werd om haar te benadeclen. De heer Verkley beantwoordend inzake electrieiteit- en water'eiding^-aan'eg aan Kinkenberg, geeft spr. een kostenbereke ning De leiding ligt tot aan bet huis van den heer G. Verdegaal. In het zuidelijk einde der gemeente zouden, bij de door legging. nog 19 woningen kunnen worden aangesloten. De kosten bedragen voor wa terleiding 7500. voor electrieiteit 6700 (wanneer de polder medewerkt tot eVclri- ficeering). Bij de dupliek, waaraan bijna a'le hee ren deelnamen, zeide de heer v. Rijn, dat hij in een volgende vergadering zou ko men met een voorstel tot invoering van een verordening op de winkelsluiting. Daarna werd begonnen met de artikels- gewijze behandeling der begrootingen. De begrooting gasbedrijf werd onveram derd vastgesteld. De begrooting waterlei dingbedrijf was opgemaakt volgens 't nieu we tarief. De heer v. Breda vToeg speciaal* tarief voor de scho'en, waarvoor echter weinig werd gevoeM. De heer v. Zonne veld bepleitte nog een verlaagd tarief voor het meerverbruik. Dit zal in de toekomst nader worden overwogen Bij de begrooting Grondbedrijf stelde de beer v. d. Geest voor de post onderhoud Rusthoff en het andere sportterrein te brengen van 200 tot 2000. Bezwaar werd gemaakt tegen het houden van Oranjefeesten op Sporthoff. Zonder toe stemming van den Raad komt de Oranje- vereeniging er niet meer op. Het voorstel werd aangenomen. •,1 Algemeene begrooting. Bij de post on derhoud Raadhuis stelde de heer v. Zon neveld voor deze post te verhoogen voor het meubilair voor het nieuwe Raadhuis. Spr. vindt het niet gewenscht, een leeninfc te s1 ui ten voor meubRair. Wctb. Warnaar stelde voor ƒ5000 te voteeren voor de stoffeering voor de stich ting van. het nieuwe raadhuis. Dit kan dan een volgend jaar nog eens geschieden; i Voor den bouw afzonderlijk kan dam een leening worden gesloten (vermoedelijk 100.000). Goedgekeurd. j Het voorstel om een vierden vasten ge meente-arbeider aan te stellen vond eeni ge bestrijding. De heer Speelman wild" hooger loon geven aan de reeds aangc- stelden en verwachtte daarvan meer ar beidsprestatie. De heer v. Zonneveld wil de de losse arbeidskrachten behouden. Be sloten werd de toestand te bestendige11' zooals die op 't oogenblik is. Bij de post werkverschaffing vroeg de heer v. Zonneveld of reeds antwoord was ingekomen van het Rijk op het verzoek, werkloozen uit de gemeente aan te stel* len bij de verbreeding van den Rijksweg- Er is nog geen antwoord gekomen. De heeren Speelman en welh.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 6