MODE-VARIA. zijfi er geen radicale veranderin gen in de kleeding-mode te constatee- ren, er is toch veel nieuws dit seizoen, als men de collecties der mode-huizen aandachtig bekijkt. Men kan onmiddelijk opmerken dat de practische en niet minder elegante ensembles toch meer tot het verleden gaan behooren en nieuwe ideeën en veranderingen de mantel en de japon tot een op-zich-zelfstaand kleeaingstuk terugbrengen. Veel couturiers schijnen zich toe te leggen op geometrische vraagstukken, want èn mantels èn japonnen worden kunstig bewerkt met geometrisch inge zette stukken en appliqués, panden en stiksels. Tot de meest populaire bontsoorten voor dezen winter rekent men gescho ren lam (dat meestal geverfd wordt) geverfd hermelijn, vos, skunks en na tuurlijks „veau mort né'k Voor garneering zijn vos, lynx en ze bra de meest gewilde bontsoorten. Zeer veel dames zullen hiermede wel ingenomen zijn, daar deze bontsoorten zeer gracieus zijn en het gezicht meer flatteeren dan eenig ander genre. JURK MET BIJBEHOOREND BROEKJE. No. 956. Als er iets in de hedendaagsche mode aardig en practisch is, dan is het zeker de uitvinding van het meisjesjurkje, waarbij een broekje van dezelfde stof gedragen wordt, dat er zeer coquet en toch discreet even onder uit mag ko men. We geven aan onze lezeressen een aardig modelletje, waarvan het boven gedeelte van het jurkje met Smock- werk is versierd, een garneering, die meer en meer in zwang komt. en opvallend mooi is deze bontsoort in combinatie met het soepele astrakan^ dat dit seizoen, vooral in de betere, zijdeachtige soorten, zoo zeer populair zal worden. De breede shawl-kraag, omzoomd met bont, verliest zich ter hoogte van de taille en wordt daar in een fleurige strik opgelost; verder wordt de bont- rand weer voller, om van onderen langs den zoom loopende, op de zijbaan bij het strikgedeelte saam te komen. De weg is tweedeelig: het onderste gedeelte zet zich in het onderliggende voorpand voort en heeft geen bontgar- neering. seizoen, bieden wij u nóg een klein hoedje, dat van voren uitgeknipt is in V-vorm en daar geincrusteerd met don ker grijs fluweel, terwijl het hoedje zelf van zeer licht grijs fluweel is. Op de ooren krult het randje om en doet ons een duidelijke overeenkomst vinden met de muts van een schoone Volen- damsche! De vergelijking is werkelijk niet ver van de waarheid en dergelijke nauw sluitende, strak op het hoofd geknipte hoedjes zijn „haute nouveauté". Het helmmodel heeft veel gelijkenis met dit, doch heeft over de ooren twee aange knipte stukken, in plaats van omkrul lende randjes. Dit hoedje wordt versierd met een fantasie-speld in lichte en donkergrijze tint. CHARMANTE WINTER-MANTEL. No. 957. De rugzijde is geheel recht en heeft, evenals ae voorkant, een bontrand langs den zoom, welke onderbroken wordt bij de zijbaan, die door een drietal diepe plooien gevormd wordt. Vier dicht-onder-elkaar-geplaatste knoopen maken de sluiting uit. TWEE APARTE JAPONNETJES. No. 958 is een zeer vlot en vlug mo delletje, dat een groote plaats zal in nemen in de herfst- en wintergardero- bes, daar het reeds veel opgang maakt. Wij verwachten dan ook, dat onze leze ressen ingenomen zullen zijn met het japonnetje onzer plaat, daar het naast een opvallende soberheid ook een dui- delijk-uitkomende élegance in zich ver tegenwoordigt. Het 'gehalveerde kraagje omsluit het halsje en van achteren heeft het jurkje een kleine split, ooals de teekening u duidelijk laat zien. De mouwtjes zijn glad ingezet en met ruimte op een smal manchetje gebracht. Verder heeft het losse jurkje twee jakjes, die met een siersteekje erop bevestigd zijn. Het jurkje heeft een open zoom. Duidelijk toont u de kleine teeke ning hoe het pantalonnetje gemaakt wordt en wij veronderstellen dan ook dat onze lezeressen bekwaam genoeg zijn zulk een ensemble zelf te maken HOEDEN-MODE. Bijgaande teekening toont u het type van den herfsthoed in vrij groot mo del, zooals Parijs ons in ruime ver scheidenheid brengt. Ons exemplaar is van zwart flu- .weel met grosgrin en satijnen lint- garneering en een zeer elegante ver siering van bloem-motieven in fraise Sint. De bol heeft een kleine ondiepe dooi, <He bijdraagt tot het vlotte en 'lugge aspect van dit elegante model- 'tle' [Teneinde eenig contrast te laten zien de hoeden-vugue van Het niet Het grootste gedeelte van het jaar dragen wij bont, en al betitelt men een deel ervan met „zomerbont" en een an der deel met „winterbont", de bont- vogue keert geregeld terug in nieuwe bewerkingen en samenstellingen. Een en ander staat nauw in verband mte de koude zomers en kwakkelende winters der laatste seizoens. Bijgaande teekening toont u een chi- quen mantel voor herfst en winter, die, van een niet te zware stof gemaakt, zal blijken in beide seizoens zeer geschikt te zijn. Als stof is velveteen in de thans zeer 'gewilde kleur marine-blauw, heel aan bevelenswaard.' De bontgarneering is van geschoren lamsvel, een bontsoort, die vooral in twee tinten verwerkt, zeer populair be looft te worden. Een reebruine k'asha (de stof, die niet door andere stoffen te verdringen is!) is het meest geschikte materiaal voor dit model. De garneering wordt ge vormd door biezen van wijnrood laken, waarvan ook de knoopjes op de heu pen en aan de mouwtjes gemaakt zijn, Twee groepen plooien zijn van voren in het rokje gelegd. Eenig stiksel-versie ring is onder en boven den reep van de 1 aken-stof aangebracht en draagt tot het vormen van een ceintuur, die van achteren niet onderbroken wordt, bij. Het lijfje heeft een ondergezet vest van crêpe de chine in de kleur der robe, geheel bestaande uit kleine plooitjes. No. 959 is op het eerste gezicht een ccompliceerd model. Dat lijkt echter alleen maar zoo, want het maken van deze zeer aparte namiddag-robe zal u niet al te moeilijk vallen. De japon is van zwarte crêpe de chine met een vest van witte kant. De balon-vormige ondermouw is op een zeer smal manchetje gezet. Van achteren is het lijfje glad en wordt alléén onderbroken door een ceintuurtje van de stof-zelf, die in ge lijke plooien gelegd is. Het rokje heeft een zeer vloeiend aanzien door de rondom aangebrachte plooien. De gebogen lijnen, welke on der de ceintuur zijn op te merken, ven de nieuwste afwerking van de tai!h aan. Rondom het kanten vest ligt ee- sjaalkraag-vormige strook. APART TOILETJE VOOR DE WAN DELING OF NAMIDDDAG-THEE. No. 960, Een zeer aparte bekoorlijkheid heeft dit japonnetje, door snit en wijze van garneering. Het is zeer geschikt om bij mooie herfstdagen op de middagwande ling gedragen te worden, wanneer de stof in overeenstemming met het jaar getijde is en dus van een wollig weef sel is, dat het lichaam goed beschut. Ook kan men dit model tot een namid dagjapon bestemmen en kiest men een soepele, zijdeachtige stof van effen kleur, gecombineerd met gewerkte zijde. De hoofdkleur van het japonnetje is rose, gegarneerd met twee tinten blauw. De rose stof is flanel, de blauwe is zijde-popeline. De bijpassende baret is van dezelfde rose stof, de band is van blauw rips- lint. De bovenste robe is aanééngeknipt en heeft op taille-hoogte een ceintuurtje van de rose stof. Over het lijfje en op het rokgedeelte zijn evenwijdige zig zag loopende biezen van de blauwe stof aangebracht; verder completeert de donkerblauwe stof deze over-robe. De onderrobe bestaat uit een fijn-geplooide strook van de flanellen stof, die op een satinet onderjurk gezet is. Het kraagje gaat over in een vlugge lintslip en de mouwen hebben smalle manchetjes met een strik-garneering. GRACIEUS MODEL VOOR EEN MANTEL VOOR DEN A.S. WINTER. No. 961. Iets zeer aparts geeft bovenstaande creatie te zien. Model en materiaal zijn van een bijzondere fijnheid, die geheel overeenstemming is met de gratie van de aanminnige draagster ervan. Een mooi effect wordt bereikt, wan neer ge grijs astrakan voor den mantel rnqb/\ en vossenbont voor kraag-, zoomgar- neering en het versieren, der manchetten aanwendt. Vossenbont Is nog tW- vogue" KEUKENGEHEIMEN. DE TEMPERATUUR VAN ONS VOEDSEL. De temperatuur van onze spijzen e"n dranken heeft grooten invloed op onze maag en op den toestand van onze tan den en kiezen. Heel veel maagkwalen en menig slecht gebit kunnen het gevolg zijn van het voortdurend gebruik van te warme spijzen en dranken. Men moet spijs en drank gebruiken op een temperatuur, die slechts weinig met die van de gewone bloed- of lichaamswarmte verschilt. Tegen dezen regel wordt in de huis houding maar al te dikwijls gezondigd, vooral door het drinken van te heete thee of koffie. Deze dranken worden het liefst gloei end heet in de koppen geschonken, met „wolkje" melk in de thee en de koken de melk bij de koffie, koelt de drank niet af, om ze tot dadelijk gebruik ge schikt te maken. En toch noodigt de vriendelijke gastvrouw U dringend uit toch „vlug, warm uit te drinken", wat ge niet anders dan doen durft, u daarbij tong, gehemelte en maag verbrandende. Door de hooge temperatuur der dran ken en spijzen, die we meermalen per dag tot ons nemen, wordt onze smaak afgestompt en wat we ten laatste nog proeven is de hitte, die de smaakzenu wen van mond en keel waarnemen. Het slijmylies van mond en keel lijdt door te heete spijzen en dranken zooveel, dat ten laatste onze werkelijke smaakwaar- neming verloren gaat. Met de soep, die als overgang tot het vaste voedsel kan worden beschouwd, gaat het op dezelfde wijze. Ze wordt veel te warm opgediend; met een dek sel opgesloten in de soepterrine op tafel gebracht, warm opgeschept en dadelijk gegeten. Dat is een ruine voor keel, maag en ingewanden. Al zijn er onder u die geen schade ondervinden van de gewoonte, wel' zij zich hebben eigen gemaakt om t heete spijzen of dranken te nuttigen er kan niet genoeg tegen gewaar schuwd worden allerlei stoornissen in de gezondheid kunnen er uit voort komen. GANZELEVER MET CHAM PIGNONS. 1 Ganzelever in de boter gaar koken. 50 gram boter. Daarna de lever uit de boter nemen en in schijven snijden; 10 gram bloem door de boter roeren, 1 d.L. bouillon er bij gieten en 10 minuten la ten koken. Zout, peper en de fijn ge sneden inhoud van 1 klein busje cham pignons toevoegen en de saus over de lever gieten. Den schotel garneeren met stukjes geroosterd brood. Wanneer de lever uit de saus geno men wordt, moet ze met een weinig ge smolten vet afgewreven worden (doch niet wasschen). GESOUFFLEERDE AARDAPPELEN. De aardappelen schillen, wasschen, in langwerpige blokjes snijden, afdro- gen met een schoonen doek. De aard appelen daarna in een pannetje met i auw-warme reuzel of rundvet leggen, Lot ze gaar en mooi opgeblazen zijn, ze :net een schuimspaan uit het vet nemen en in een pannetje met heet rundvet bruin bakken. Laat ze op een grauw papier uitlek ken en dien ze met fijn zout bestrooid voor. Bij het bereiden moet men zeer voor zichtig zijn dat het vet niet over de pan kookt. Men neme een diepe pan er voor. AARDAPPELBALLETJES. Ongeveer 500 gram gekookte aard< appelen fijn maken; zout, peper, noot- uuscaat, eidooier en 30 gram gesmolten boter, benevens eiwit toevoegen en door, kneden zorgen dat men een stijve aard- appelpurée krijgt. Wordt de purée met 1 ei niet vochtig, dan neemt men 2 sieren van de purée balletjes of cro- quetten vormen, deze door geklopt ei met melk en daarna door paneermeel halen en bakken in heet frituurvet. De balletjes op een grauw papier laten uit druipen en ze voordienen bij gebakken biefstuk, ossehaas of chateaubriands^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 12