VOOR ONZE KINDEREN.
CORRESPONDENTIE.
G a d i*e r, Leiden. Dank voor mooie
Je ziet, dat ik onmiddellijk aan 't
ben gegaan. Het gaat al beter,
chrijven is een kwestie van doen. Hou
al en.... succes is verzekerd. Met hand
i groet! Met belangstelling zie ik de ver-
m .tegemoet.
Joban de Graaf, Leiden. Om je
toonen, boe ik je medewerking op prijs
ben ik direct met bet verhaal begon-
en. Is dat wat? Begin aan een verhaal
dezelfde lengte! Wil je? Dag JobanI
groeten thuis.
Adriaan Gornelissen, Leiden.
Ld*iaan, ik herinner me het vers over de
cnte en het lange verbaal. Nog even ge-
uld! Zie de volgende week eens. Als ik
et versje nog heb, laat ik het plaatsen,
roolmocders overpeinzingen, ook de vol-
ende week. Zie dan eens! Met dank en
roet!
Jacques van Dam, Leiden. „De
is goed naverteld, maar je
uit nog even geduld moeten hebben. Er
igt een berg copy te wachten en ik zou
oo gaarne iedereen eens in de gclegen-
eid stellen, om zijn of baar werk te
laatsen. Dag Jacqueske!
Ini Raaphorst, Leiden. Wel
lief nichtje, wat een keurig briefje
jij al schrijven! Zeker mag moeder
en handje helpen; ze moest zelfs weer
ens een art schrijven, zooals voorbeen.
plaats is al gereserveerd. En ben
al aangenomen! Dan ben je al een
linke meid. Dag Ini! Veel groetjes aan
lapa en mama en Tonny en Adri.
Willy van Lith, Leiden. Wat
.eed me dat pleizier, jouw vroolijk gezicht
usschen het groepje te zien En je schrijf
zoo keurig en je typt als een professor,
wil ik het zien.
Wanneer zie ik van jou een verhaaltje?
mag wel even helpen! Dag Willy!
groetjes thuis!
Tonny Duindam, Leiden. Het
clirift was best, boor Tonny. Ik heb er
;een tweeden bril behoeven bij op to zetten,
m het briefje te ontcijferen. En een prijs-
e? Dat ging deze keer eens lekker je neus
je voorbij. Is het erg? Een volgende maal
Let eens op! Veel groetjes aan alle
Pim Ver hulst/Leiden. Ja Pim
raadsels waren ook gemakkelijk, maar
de Grooten, waren ze toch wel een
moeilijker Zeker neefje, ik vind ook
le briefjes leuk, vooral die van jou. En
vanneer kom je ons nu weer eens verblij-
en met een verhaaltje, zelf gemaakt en
.elf verzonnen? Ik wacht af. Maak veel
;roetjes aan vader moeder en Ton. Zulje!
)ag Pim!
Willy Brand, Leiden. Ik begrijp
dat jelui met dat mooie weer veel in
tuin zult spelen, maar dat neemt toch
weg, dat er niet een halfuurtje zou
overschieten, om weer eens een
nooi opstelletje te maken. Too Willy, pro-
ieer nog eens! Gé mag ook een handje mee
loen! Daag!
Gerard Griindemann, Leiden.
)e oplossingen van jullie beiden waren
goed en met zorg afgemaakt. Dat de
Anny al aardig kan loopen, vinden
broers zeker leuk! Hot is altijd verma-
om dio kleine dribbelpasjes te zien
Wanneer maak jij eens een ver
taalt je Gerard? Ik wacht af. Dag vriendje!
ook veel groetjes aan vader en moe-
Ier en Theo en zuske!
Theodora, Leiden. Dank voor het
oooie vers! Ik laat het vandaag reeds
ilaatsen. Ik houd mij aanbevolen voor
veel meer Het plaatsje is reeds ge-
eserveerd. Met hand en groet en dank;!
Jan en D i n a R h r e ij, Leiden.
jammer, dat dezen keer geen prijs
oor jullie weggelegd was. Maar wat er
.an te doen. Beide versjes worden gc-
•laatst. Ik zou do volgende week eens
:oed neuzen! En dan....? Veel groetjes
,an moeder. Begin al vast aan iets nieuws!
De volgendo week ga ik door met het
eantwoorden der brieven en der vragen.
liggen er nog een veertig op antwoord
wachten. Zachtlcens aan, komen we
wel door den berg heen en krijgt
Ikeen zijn beurt
VRAGEN3US.
(Voor de Grooten.)
Vraag 120: Mijn vader zei: „vraag
eens aan Oom Wim wat beteekent: ende
desespereert niet" en waarvan dit spreek
woord af komt? Vader meent van Jan Pie
terszoon Goen".
Antwoord Désespérer beteekent
„wanhopen". „Ende desespereert" niet be
teekent dan ook „en wanhoopt niet; geeft
den moed niet op." Dat dit woord een
spreekwoord is 't niet van Jan Pietersz
Goen afkomstig is, zooals vader meent, is
waar.
Al is het niet precies de vorm. waarin
Jan Pietersz. Goen zich uitdrukte. In een
brief van 29 Sept. 1618 door dezen zeeheld
aan de Bewindhebbers der Oost-Indische
Compagnie schrijft hij o.m.: „Dispereert
niet, ontsiet uwe vyanden niet, daar en is
ter werelt niet, dat ons can hinderen, noch
deepen, wandt Godt met ons is en trect de
voorgaande misslagen in geen consequentie,
wandt daar can in Indien wat groots ver
richt worden".
Vraag 121: Hoe komen wij aan ons
a, h. c? Hebben wo dat niet aan Laurens
Coster, de uitvinder van de boekdrukkunst,
ro danken? Broer op het Gymnasium zegt
van neen?
Antwoord: Dat Laurens Coster de
uitvinder der boekdrukkunst zou zijn, is
ook nog zoo heel zeker niet mijn vriendje.
Geleerde menschen noemen andere namen
en dat ons alphabet met de uitvinding der
boekdrukkunst in verhand zou staan, is,
hij eenig doordenken, van zelf onaanneem
baar. Tot zoover heeft broer schoon gelijk.
Aan wien hebben we dan ons a, hij c te
danken?
De bekende wereldvorscher en ethnoloog
Dr. Rudolf Stübe uit Leipzig doet een om
standig verhaal omtrent de herkomst van
het alphabet, waarvan zich de meeste oude
en bijna alle moderne volken met uit
zondering van de Oost-Aziaten zoo be
weert deze geleerde dat het alphabet
zijn oorsprong vond in West-Azië en wel
hij het Semietische deel der bewoners. Dit
blijkt dadelijk uit de Joodsche namen der
letters. Voor zoover wij kunnen nagaan,
heteekenen zij voorwerpen, welke door het
ietterteeken zelf min of meer aanschouwe
lijk worden voorgesteld. En de letter moet
het geluid aanduiden, waarmee de naam
van het voorwerp begint Zoo heeft het Se
mietische woord „Aleph" dat „ossekop"
beteekent, de naam van de eerste letter
verschaft, dus van de A.
Zoo was er voor b het Semietische woord
beth" dat huis beteekent; voor g „gimmel"
(kameel); voor 1 „lamcd" (stok om ossen
voort te drijven). Al deze dingen waren
ï'ëëds in overoude tijden hij de Noordelijke
Semieten hekend en elk der namen hoef!
een anderen beginklank.
Volgens de Grieksche overlevering heb
ben de Phoeniciërs het alphabet uilgevon
den. En hoogstwaarschijnlijk is het, dat zij
het waren, die door hun handelsrelaties
met de Grieken, dit volk bekend maakten
met het gebruik der letters. Of deze Phoe
niciërs de uitvinders waren, moet volgens
Prof. Stübe sterk betwijfeld worden. In elk
geval wisten zij, met behulp van 23 karak
ters, uitdrukking te geven aan al hun woor
den en gedachten en dit kleine getal tee-
kens maakte, dat hun schrijfmethode ge
makkelijk te leeren was.
Het oudste Joodsche schrift, dat ooit ge
vonden is, dateert uit de tiende eeuw. vóór
Christus. Het is een inscriptie, gegraveert
in een bronzen schaal, die het eigedom
Avas van koning Hiram.
Zeker is het, dat het alphabet hij alle
Noord-Semietische volken, sinds de 9do
eeuw hekend Avas. En omdat het reeds in
die dagen A'asten vorm en regelmaat bezat,
mag gerust worden vastgesteld, dat het
toen al een vrij lange ontwikkelingsperiode
had doorgemaakt.
Waaraan heeft het alphabet nu echter
zijn bestaan te danken? Met zekerheid
kan deze vraag niet beantwoord worden.
Waarschijnlijk mag men hier niet spreken
van een geniale uitvinding, maar is het de
kwestie van het nabootsen en voortdurend
verbeteren van eeuwenoude voorheelden
De volgende week vertel ik iets over „het
zingende zand" en „drijfzand". Wie wat te
vragen heeft, vrage!
Oom Wim.
OUD VROUWTJE
door Oom Wim.
XVIII.
Spreek toch zoo niet Oma, u maakt me
bang. Voelt u zich dan ziek? Dan zal ik
het moeder zeggen en zal zij om een dok
ter sturen. Een dokter weet alles. Moedor
was ook laatst ziek en erg ziek ook. Zij
zag zoo bleek en had pijn overal, zei ze
Toen kwam de dokter en een week daarna
was ze weer hersteld. Wat zegt u me daar
van? Is dat niet zoo Toos?
Ja Oma, dat is zoo Anny's moeder was
erg ziek en nu is ze weer goed.
Dat geloof ik wel kinderen! Dat geloof
ik wel. Maareen mensch kan niet
eeuwig blijven leven. Ik voel me niet ziek
genoeg om een dokter te halen, hoeveel
vertrouwen ik ook in zijn geleerdheid stel
Ik zeg maar, jonge menschen kunnen ster
ven en oude menschen moeten sterven. En
dan.wie 82 jaar is, is heel wat ouder,
dan de meesten menschen worden.
Het zou wat Oma! In de krant stond een
portret van een man van 103 jaar en dat
was nog een kras kereltje.
Ja Toos, dat heb ik ook gezien. Maar
wat zegt dat? Dat zijn uitzonderingen. En
lot die uitzonderingen behoor ik A'ast niet.
U wordt ook zoo oud Oma, maar dan moet
u veel eten en veel slapen en veel wande
len.
Zoo Toos! Denk je dat kind?
Dat meen ik, is niet Anny?
Ja, Omaatje wordt misschien 200 jaar!
Hé ja! dat zou leuk zijn. Dan was u de
oudste van de heele Avereld en dan kwam
een portret van u in allo kranten en dan
zei ik overal; dat is nu mijn Omaatje en
die is nog zoo flink, dat ze iederen dag
naar de kerk gaat. Zoo zou ik dan zeggen!
En ik zou zeggen, dat is nu het portret
van dat brave, lievo_Omaatje, waar ik aan
huis kom en die met ons in 't park op een
bankje heeft gezeten en tpen was het heel
warm en toen maakten Avij met haar voor
het eerst kennis en toen brachten Ayij haar
thuis en sedert dien dag is zij ons Omaatje
En vader ook al en moeder ook en alle
schoolkinderen weten het ook, dat dat
portret dan ons Omaatje is, hoe vindt u
dat?
Hoo ik dat vind? Ik vind het mooi
en lief van jullie. Verheeld je nu eens een
oud vrouwtje van 2Ö0 jaar! Dan Avas het
net of ons Lieve Heertje mo vergeten was.
Maar Hij zal mij niet vergeten kindlief en
dat is maar goed ook. Do goede God weet
wel, wanneer Hij Omaatje oproept en als
Hij me roept, zal ik gaan.
En dan hebben wij geen Omaatje
meer en zal ik heel bedroefd zijn en voel
schreien en dan is niemand meer in 't
huis en wie moet dan op 't kanarietje pas
sen. Neen Oma, ik wil niet, dat u ziek
wordt en van ons Aveggaat. U moet hier
blijven, anders hen ik kAvaad op u. Hoort
u dat, eclit hoos en jij ook hé Toos?
- Och kind, Oma zal niet ziek worden
en dood gaan. Oma heeft nog een kleurtje
en Avie ziek is, is bleek en mager. Oma
wil ons hang maken, maar het zal niet
gaan. Neen Omaatje, Avij zijn zoo dom niet.
Wij' laten ons niet foppen, hoor!
Neen kindertjes, ik Avil jullie ook niet
foppen en ik wil ook niet graag van jullie
Aveggaan, want wie zou dan het kanarietje
oppassen niet waar? Maar kom aan, mijn
Leve zusjes moeten naar huis gaan. Wacht
oven, ik heb nog iets fijns in het trommeltje
Dat heb ik nog mooi bewaard van mijn
verjaardag. En Avie wat bewaart, heeft
Avat.
En Toos en Anny zitten dra te smullen,
dat het een lieve lust lust is om te zien
Nu smaken de taartjes nog fijner, dan op
Oma's verjaardag. Dat gaat altijd zoo. Als
veel te snoepen is, Avaardeert men het niet
zoo, dan wanneer het stuk kleiner en het
getal geringer is.
Hé Omaatje, Avat is dat lekker! Zou
Pietje ook niet een stukje moeten hebben.
Wel ja, dat kleine gele hekje moet ook
.snoepen van de vrouw, hé Pietje.
En Toos staat al hij het kooitje en steekt
een stukje van de harde korst door de tra
hes en Pietje knabbelt het lekker op en
vliegt en trippelt van blijdschap op en van
het stokje en vindt zijn twee kameraadjes
vast zoo lief, als Oma haar twee vrjptdin-
netjes liefheeft.
En nu naar huis kindertjes! Het klok
je van gehoorzaamheid heeft al geslagen.
Moeder wacht en ziet vast al eens uit,
waar de kleine meid blijft..
Oh, bo! moeder weet wel, waar we
zijn en danwe hebben ook zooveel
moeten praten en zooveel lekkers nog moe
ten eten en als wo dat eens allemaal aan
moeder vertellen zal ze zeggen: „dan is het
goed hoor! Ga nu paar eens gauw, aaii je
huiswerk. Zoo spreekt moeder".
Ja Oma! zoo spreekt mijn moeder
ook. Gelooft U wel?
1 Ik geloof kind, ik geloof en ik weet,
dat jullie moedertje goed is en weet., wat
zo zegt. En nu laat ilc jullie do deur uit:
Dag kindertjes, maken jullie veel groet
jes aan je ouders en ik hoop jullie weer
heel snoed'ig hij mij te zien.
Dat doen we vast. Dag Oma?
Nog even omgekeken, nog even gewuifd,
dan het hoekje omgedraaid en met ver
snelden pas naar huis.
Oud vrouwtje is alleen. Neen. zij voelt
zich toch niet lekker. „Zeker wat druk ge
weest op den verjaardag of een kou gevat,
Avat zou het anders, kunnen zijn? Ik zal
het nog eens aanzien, en als ik me morgen
nog ziek voel, stuur ik om den dokter en
hoor hoe het met me staat", mompelt zij
hij zich zelf en gaat naast de kachel in
haar leunstoel zitten, maar van breien of
lezen kwam dien avond niets.
(Wordt vervolgd.)
DE VIJFDAAGSCHE KAMPEERTOCHT
II
Besloten was hij de Poelbrug linksaf
langs de Haarlemmervaart te rijden, daar
bier zelden auto's komen. Er woei een
licht briesje, zoodat het fietsen tegen den
wind in voor de jongens geen moeilijkheden
opleverde. Lustig draaiden de wieken der
molens, terwijl het water luid tegen de en
kele vaartuigen opklotste.
Spoedig was het dorpje Voorhout be
reikt. De Aveg langs het water werd nu ver
iaten en de tocht over een lang, hard pad,
aan weerszijden gedeeltelijk met laag hees
tergewas, voortgezet. Hier en daar prijkte
nog een A'eld met late darwintulpen
Toen ze Piet Gijzenbrug Avaren genaderd,
werd bij een driesprong linksaf geslagen.
Bij den spoorwegoverweg ging het rechtaf
en nu vervolgde de Aveg zich weer langs
de Leidschvaart Achtereenvolgens ging het
nu langs Noordwijkerhout, Sassenheim en
Lisse. 'Plotseling hield hier de breede weg
op en het paadje dat nu bereden moest
worden, was een handbreed en liep recht
door een weiland. Het leverde, door hel
groote aantal kuilen welke er in zaten veel
moeilijkheden op. Lang duurde het evenwel
niet. Halverwege Ilillegom werd de weg
weer normaal. Den geheelen tocht genoten
de vrienden van de prachtige vergezichten
over de wijduitgestrekte, laaggelegen wei
landen waarop het landvolk, luid zingend,
aan het werk was.
Er werd langzaam gereden. De zon, wel
ke bijna haar hoogtepunt had bereikt,
scheen brandend op do wegen. Wind was
c-r bijna niet. Af en toe vertelde Jan Knook
enkele beleefde gebeurtenissen op school
en dan schaterden Oet en Pim het uit, zóó
grappig als hij veriellen kon.
Zoo naderden zij Haarlem. Reeds van
verre was de groote Bavokerk, wier toren
hoog boven dc andere gehouwen uitsteekt,
zichtbaar. Het pad dat zij hereden, werd
door hooge olmen aan Aveerszijden van den
weg heerlijk beschaduwd. De takken der
hoornen waren door elkaar gegroeid en
Avormden een overkoepeling woordoor
lachend de lichtblauwe lucht lonkte
Een kwartier later bereikten zij het eind
doel, de hoeve van hoer Bergoffon, een
kleine, grijsgeverfde boerderij waarop met
blauwe, duidelijke letters stond „Cornelia's
Hoeve". Door den bewoner, welke bloots
hoofds in den ingang van het huis een
pijp stond te rooken, worden zij ontvangen.
Toen de eerste begroetingen en het voor
stellen van Jan en Pim door Oet, na de
eenvoudige, hartelijke en welgemeende ont
vangst waren geëindigd, vroeg de vrouw of
de jongeheeren een glas melk Avilden heb
ben, daar zij van den langen tocht zeker
wel dorst zouden hebben gekregen. Hierop
werd een bevestigend antwoord gegeven
docli de vrouw hoorde het al niet meer,
daar zij de kamer al uit Avas en weldra
kAvani zij terug met een blad waarop drie
glazen tot dicht aan den rand gevuld met
melk stond. Nu werden do boterhammen
uit do rugzakken gehaald en Averden met
graagte opgegeten. Onderwijl vroeg do hoer
hoe of Oet's ouders het maakten.
Na geheel van den langen fietstocht, wel
ke ruim twee uur had geduurd, uitgerust
te zijn, begaven do jongens zich met den
hoer naar huiten om de plaats te gaan zien,
waar de tent gezet moest worden.
Op een klein stuk land, waarlangs een
breeden sloot liep, zou ze komen te staan.
Direct werd een aanvang gemaakt en na
verloop van een groot kwartier was de tent
klaar.
Het was nu half vier en daar geen van
drieën lust had om Avat van het dorpje te
gaan zien werd de middag doorgebracht
met teekenen en lezen.
Toen 's avonds de laatste der meegekre
gen boterhammen waren opgegeten, en na
dat nog een sigaret was gerookt, werden de
dekens neergelegd en- gingen ze slapen.
(Wordt vervolgd.)
De geest der verschrikking
door Johan A. de Graaf.
(Slot.)
Waarom dat zal later blijken.
De missionaris gaat echter ongestoord
door met het prediken en langzamerhand
wint deze al eenige harten voor den waren
God, waaronder ook het. opperhoofd, tot
grooto woede van den toovcnaar.
Op zekeren dag komt deze met vreeselij-
ke kreten aanstormen vlak in een preek
van den Pater.
„Zietdaar mannen", zoo roept hij, „ziet-
daar Avat de nieuwe man gebracht heeft, de
toorn van god ,.jVIuramur". Als een don
derslag vlogen deze woorden over de me
nigte. Er ontstond een -gegil en geschreeuw
van angst onder de negers en zelfs de be
keerlingen konden een angstkreet niet on
derdrukken.
De missionaris poogde tevergeefs de
negers te kalmeeren, doch niets haatte.
Hij ondernam een onderhoud met het
opperhoofd Deze vertelde dat de gevreesde
god „Murasmur" de A'reeselijkste was van
allen; hij kwam in den nacht en liet dan
aan vier kanten van het dorp een angst
wekkend gehuil hooren. Dan zag men twee
vurige oogen door het dorp dAvalen en hier
en daar een hut binnen gaan. Dan zag men
hem hoog in de lucht zAveven en het slot
was altijd geweldig veel dooden, dat deed
Murasmur, De pater dacht na en vroeg
toen aan het opperhoofd, gelooft ge nog
aan dien god? en deze antwoordde vast
besloten neen! Goed. zei de pater, laten we
even overleggen. Die god is niemand an
ders dan de to ovenaar en z'n handlangers,
en dezen moeten we vannacht gevangen
nemen. Nu gingen .zij samen het dorp in en
zochten mannen welke zouden helpen met
T gevangen nemen.
Deze waren spoedig bijeen, en nu werd
er vergaderd. De mannen zouden in vier
troepjes verdeeld worden en ieder aan een
kant van het dorp opgesteld worden. Wan
neer de eene partij onschadelijk was ge
maakt zouden de pater z'n gezellen de
plaats hij 't roepen innemen.
Zoo IcAvam de nacht in doodsche stilte,
alleen zoo nu en dan verbroken door het
geAveeklaag dat uit een der hutten naar
buiten drong.
Het was middernacht geworden
Muramuurrrrü klonk 't plotseling door
de nachtelijke stilte.
I-Iet oogenblik was aangebroken.
Onmiddellijk Averd 't op drie kanten te
gelijk herhaald. De mannen van den pater
waren op hun hoede, nauwelijks waren de
laatste toonen weggestorven of zij werden
Aveer herhaald. Toen kwam het vreeselijlc-
ste oogenblik, de „geest" ging het dorp
rond.
De pater lag in" 't houtgeAvas Arerscholen
met een dikke knuppel in de vuist
Plotseling verschenen er een paar vurige
oogen voor den pater, deze richtte zich op
en maakte met een doffen slag van zijn
knuppel de „geest" onschadelijk
Op de andere punten van het dorp viel
't zelfde plaats en na een uur was alles
afgeloopen.
De morgen daagde. De zon kwam in
schitterende pracht op en verlichte het
dorp en bracht er tevens nieuw lesven in
De hutten werden geopend en de negers
kwamen te voorschijn.
Hoe verbaasd waren ze nergens dooden
tc zien, zooiets was nog nooit gebeurd.
De pater en het opperhoofd en de pater
zijn gezellen traden temidden der negers
en vertelden 't voorgevallene van dien
nacht.
En toen trad een groote verandering in
die negers, zij erkenden den waren God en
verafschuwden hun afgoden welke geen
goden waren. Maar zij waren vreeselijk ver
toornd op den toovenaar en z'n handlan
gers.
Deze moesten voor het opperhoofd ver
schijnen en werden door de negers zóó
toegetakeld dat ze na eenigen tijd den
geest gaven.
Zietdaar het heidendom, maar dit was
ook 't einde. De pater leerde hen het ware
geloof kennen, de beginselen en de wetten
en geboden van God. En na eenige jaren
was van dit heidensch dorp een prachtige
missiestalie gemaakt en dit. had vooral in
de hand gewerkt de jarenlang gevreesde:
„Geest der Verschrikking".
Tante Amanda.
Naverteld door Tante Anna.
I.
Neen, maar, dat is nu te erg! Theodoorl
Theodoor!de man, tot wien deze uit
roep wordt gericht, zit op het balkon rus
tig te schrijven.
Theodo'or! kom toch eens gauw hierl.
Dr. van Hulzen verschuift geërgerd zijn
bril en opent de balkondeur.
Beste vrouw, je weet toch gcuoeg
dat ik....
Theodoor denk eens aan: vier dagen
voor ons vertrek een logée. Het kan niet.
Alles raakt in de war. We zijn z'n best aan
het inpakken. Zwagerin Amanda! kunnen
we ze niet afzeggen, Theodoor?
Helaas neen! beste vrouw! We moeten
aan onzo kinderen denken
Lieve Hemel, hoe onaangenaam, en
ik heb niet eens een logeerkamerhet
vorig jaar had jo er toch een.
Toen was Nelly nog op het pensionaat
Theodoor
Tante Amanda is de weduwe van Dr.
van Hulzen's eenigen broeder. Ze heeft een
mooi kapitaaltje, is zeer gierig en zeer
licht geraakt, als men zich niet geheel naar
haar luimen schikt.
In do gang Avordt een deur met krach-
tigen smak dicht geworpen, een pak hoeken
en een hoed suizen op tafel en een lang
opgeschoten jongen stormt binnen
Hoera, morgen begint de vacantie! Gaan
we gauw aan tafel, mama? „Tante Aman
da komt!" snijdt mama hem streng den
pas af.
O jé, o jé, die oude heks! dat is me
een tegenvaller, hoor!
Als je dat nog eens zegt, Karei, zet
ik jo buiten de deur, dreigt dr. van Hulzen.
Maar het is toch waar, papa, dat ze
onze heele vacantie bederft. Het vorig jaar
lag ze hier zes weken over den vloer, en
alles moest naar haar pijpen dansen, en
nog niet voor de waarde van een dubbeltje
bracht ze mee. Pauline kreeg een kwartje
fooi, en ze gaf het met een air, of het een
gouden tientje Avas. Ze komt hier de boel
opeten, die oude feeks.
Een klinkende oorvijg, en een oogen
blik later stond de jonge heer in de gang.
Karei Avil hot uitschreeuwen, maar
houdt zich goed, stormt hij zijn groote zus
ter binnen: „Zeg tante Amanda komt, die
kameel!" en vlucht daarna naar de keu
ken, om Pauline Avarm van de naald mee
te deelen, dat de oude heks komt, en dat hij
om harentwil van papa al een watjekou
heeft opgeloopen, en of Pauline niets weet,
om dat die oude tang betaald te zetten
Pauline laat van schrik en toorn den
lepel uit de hand vallen. Ze heeft verlof
gekregen, om tijdens de familie op reis is,
haar familie buiten op te gaan zoeken, en
zij vreest, dat nu alle mooie plannen in het
water zullen vallen. Wat zeg je Karei?
Nu, ik ken tante Amanda, en ik kan mijn
bezoek gerust afschrijven, 't Is gezellig
hoor!
In de Avoonkamer wordt ondertusschen
lang en breed beraadslaagd over het onge-
Avenschte, maar onvermijdelijke bezoek Me
vrouw van Hulzen moet met Nelly een har
den strijd voeren over haar lief kamertje
De jongejuffrouw schreit heete tranen en
wil het nestje., dat zij geheel naar haar
smaak heeft ingericht, niet afstaan Ten
slotte komt men tot dit vergelijk, dat de
kleine jongens in de slaapkamer der ouders
zullen worden ingekwartierd en dat Karei
zich met een dakkamertje zal behelpen
Groote verontwaardiging xan Karei, en
een vroest gehuil van de kleinen, die hun
kamér niet Avillen afstaan
Papa dreigt, en mama deelt naar alle
kanten beloften uit Karei wil officier Avor-
den, en het is zeker, dat tante Amanda
hem een groote extra toelage zal geven, als
hij aardig jegens haar is. De kleine jon
gens: hebben allang om een fiets gevraacd,
welnu, ze krijgen er stellig een van tante
Amanda, als ze zoet zijn
Wanneer het mama eindelijk gelukt is,
de kinderen te overreden, moet ze haar
kunst bij de oude meid beproeven, wat
geen minder zwaar werk is
Pauline, we zullen de badkamer wel
moeten leegruimen, zegt ze aarzelend.
Tante Amanda neemt graag iederen da?
een had.
Dat is wel een .beetje veel verlangd, me
vrouw, nu we daar alles naar toe hebben
gebracht, wat op de reis moet worden me
degenomen, en in gerechten toorn rukt ze
den pot van het vuur en staaf met de ponk
in den vuurgloed, dat do vonken naar olie
kanten opspatten.
Wees nu verstandig, Pauline, je bent Inrh
lang genoeg hier. om te weten, hoe het
geschapen staat
rSlot volgt.)
f*ïei morgen!
Ontwaakt! aanschouw de mooie pracht
Van morgen-Mei in Len tel ach,
Met groen en goud doorweven!
Och. zie hoe alles juicht en trilt
En ied're boom en plant nu rilt
Verlangpnd naar nieuw leven!
Hoe schoon zet achter der heuvelen top,
De gouden zon haar stralen op,
En geeft de bloem haar kleuren.
En ied're knop ontwikkelt mooi
En staaf weldra in Lenfetooi
Verspreidend zoete
Wees welkom, heerlijk zunnelicht,
Mijn oog vol glans op u gericht!
Ik zie als dageraad u rijzen
Naar huiten nu in bosch en wei,
Hoe mooi is toch de maand van Mei,
Ik wil als Koningin u prijzen
Daar hoor ik in het ver verschiet,
Een klaterend, klinkend morgenlied,
Van 't meisje naar de weide
Zij zingt van de Mei en 't groene dal
Van den mooien dag, die komen zal,
En van 't hutje op de hei dp
't Is schoont Mei. 't is Lentelach,
't Is zonnelicht en bloemenpracht,
Gezang klinkt door de dalen
De aarde juicht, de hemel lacht,
't Windeke is zoel en zacht:
Ik ga de mooiste bloemen halen.
O, wondere schoonheid der natuur,
Ik dank u in dit morgenuur,
Voor al die pracht en gaven.
Voor het mooie groen in morgendauw,
En voor alles wat ik nu aanschouw,
Waarin ik mijn ziel kan laven.
Theodora.