)erde blad ,de leidsche courant" zaterdag 4 juni 1927 naast jezus maria 'rieven van een stedelander. ballade en romance wlc malen reeds heb ik er op ge- dat ons levensdoel hier op aarde ^reiken van do heiligheid door navolgen ™n ons goddelijk toonbeeld - Christus? IVij moeten ons zooveel Üur kunnen aan Hem gelijkvormig en aan zijn goddelijk Zoonschap tochtig worden. PTiprbü echter moet ik nu ook dit 'ken dat Christus niet alleen was de van' God, maar dat Hij ook is de ,an Maria, de Maagd, uit wie Hij rijn menschelijke natuur is voortge- omen ich aldus l den titel Zoon des menschen ging Hij zeer groot, en geregeld noemt Hij bij de meest verschillende ge- toch doet hij dan telkens HKoiueu, dat die Zoon des menschen te- lijk God is, en dat, in Hem dus is vol- 'kken het groote geheim van de innige ■eeniging van de goddelijke natuur met menschelijke. Joe nu is Christus zoon des menschen eworden? Zijne menschheid heeft Hij gekregen oor zijne tijdelijke geboorte, als kind van Dat deze heilige Maagd hierdoor JV. nauwste verband komt met het •lijk geheim van onze Verlossing uit de arernij des duivels, is wel voor een pder duidelijk. Wij moeten daarom even stilstaan bij wonderlijk gebeuren; wij toch moeten zonen Gods, kinderen Gods, zooveel ogelijk aan Christus gelijk, maar dan be- lo'ren wc ook te zijn: kinderen van aria, die aan den Zoon Gods gaf het enscbelijke bestaan. Zoo is dan ook allernauwst aan ons ge in de Godheid van Christus verbon- de vereering van de Moeder van dien j Gods, die door haar werd voortgo- acht naar zijn menschelijke natuur. Im- 3 wie Christus alleen maar beschouwt den Zoon Gods, beschouwt Hem maar een deel, want de geheele Christus is alleen God maar ook mensch. Hel is niet mogelijk do menschheid van istus te beschouwen en Haar uit to bakelen, die Hem zijne menschheid bonk: en wanneer men dit toch zoude ucn, zal het gevolg zijn, dat men den irislus zelf ook maar gedeeltelijk be- üiouwt. Wie Maria, m.a.w. niet eert, zal ik den Christus niet eeren, zooals het oei zijn. We zien dan ook bij de protes- alen, die de Mariavereeniging, heel raselijk hebben verworpen, dat zij ko- »n tol een verkeerd beschouwen van den irislus, ja, dat er zelfs zijn, die aan irislus ontkennen de Godheid. Doordat Christus nu eenmaal niet al- God, maar ook mensch is, staat zijne oeder in onmiddellijk verband met het irlossingswerk van den Zoon Gods, en iet zij een plaats innemen in onze ver- tiug, willen wij aUhans het Verlossings- prk in zijn volle waarde beshouwen. Alxoo: Maria gaf aan Jezus zijne nschheid. Overweeg eens wat dit zeggen wil. Had iristus niet op een andere manier zijne enschheid kunnen doen ontstaan? Had lid, die Adam voortbracht uit het slijk aarde, ook niet op even gemakkelijke e een lichaam kunnen doen ontstaan, larin dan de Zoon Gods op dezelfde in- i wijze zou zijn vereenigd geweest, als dal nu is. Kon de Zoon Gods niet met menschelijke lichaam vereenigd aldus den hemel zijn gedaald, zonder dat er menschelijke daad bij geschied was. Wij Men loch, dat in Gods Almacht niets on gelijk is. Maar dat zijn veronderstellingen; feite- i is het zóó gebeurd, dat de medewer ing van een vrouw is gevraagd, om dat onder van de vereeniging der beide na- iren in Christus te voltrekken, ft zeg „gevraagd", want God had ook in Maria kunnen bevelen, dat zij Moe- er moest worden van den Verlosser, maar >k dat is niet geschied; God heeft door inen engel Gabriël aan Maria laten fagen, of zij wilde worden de Moeder •n den beloofden Verlosser. De verwezenlijking van het plan van •d. om den mensch te Verlossen werd M in handen van een vrouw, die' ook "1 kunnen weigeren, en van wie het afhing, of het plan Gods kon worden wrd En zoo beschrijft de H. Bernar- de groote Mariaminnaar, dat op dat gatlik heel het menschengeslacht en al Engelen, ja, Godzelf met spanning wte op de toestemming van de jeugdige agd van Nazareth. Wh, God zij eeuwig dank, Maria was te en te onderworpen aan den wil God, dan dat zij zou bedanken voor wnig Moederschap, dat haar werd aan oden. Maar, let wel, eerst nadat de be- K Ian ^ar'a» ^ie eeuwige maagde ed beloofd had, waren weggenomen <>r het woord van den Engel, dat de Geest over haar zou komen, en de acht des Allerhoogsten haar zou over- ^duwen, gaf zij haar fiat in het nedo- [e woorih „Zie de dienstmaagd des ren, mij geschiede naar Uw woord". °en geschiedde het wonderlijke en de Zoon Gods bij haar zijnen intrek. 1 ®ens?hendaad kwam tusschenbeide, hier is allerheiligst, maar uit haar I j, allicht niemand verwonderen, iark .^e. verte den loop der Leidsche tovl .ingea met belangstelling heb 5 en ik hoop dat het evenzeer nie- w!» Terbazen, wanneer ik er nu ook nhoij Tan 6a zeggen. In alle besckei- Om f n,atuuiliik- 1 Ai! g'nnen ben ik het eens met 'l(1^,0Ter ,het resultaat niet zoo bijs- t wn n z'Jn- zevende zetel slechts (rj„9 Verschot behouden, juist als de fS«ttdLh (^aar.z^ seen vooruitgang in! btfmii spreekwoordelijke gang van den stilstand. bloed en uit haar lichaam wordt door de werking van den H. Geest het lichaam des Heeren gevormd. Toen do eveneens wonderlijke geboorte plaats had, trad in de wereld de Zoon Gods, de Tweede Persoon der Allerheilig ste Drieëenheid, die in den schoot van Ma ria zich vereenigde met de menschelijke natuur. Maria is dus de Moeder van Christus, den goddelijken Persoon, Maria is dus de Moeder van God. Haar kind is het God-Kind: „het Heilige, dat uit U ge boren zal worden, zal de Zoon Gods ge noemd worden" en: „vanwaar komt mij het geluk, dat de Moeder des Heeren tot mij komt?" Zooals elke moeder moeder is van haar kind, zoo is Maria het van haar Jezus. Maria heeft dus vrijwillig hare mede werking verleend aan het groote mysterie van de Menschwording van den Godzoon, maar daardoor tevens aan het niet minder groote mysterie van de Verlossing van het gevallen Adamsgeslacht. Zij staat ons zeer dicht nabij door deze hare medewer king, en verdient terecht onze vereering. Maar zij staat ook mijlen boven ons al len uit door hetgeen God aan haar gedaan heeft. Zij toch is onder alle menschen van de gansche aarde door God uitge kozen om te worden de Moeder van den Zoon, die de wereld ging verlossen; zij werd opgenomen in het groote verlossings plan van God, en maakt er een werkelijk deel van uit. Omdat zij tot zulk een hooge waardig heid was uitverkoren, heeft God haar ook uitgerust met meer dan buitengewone ga ven en genaden. Zij is onbevlekt; alle menschenkinderen komen ter wereld met de erfsmet, omdat ze deelen in de schuld van Adam; ze zijn dan in de macht van den duivel. Voor Maria wordt een uitzondering gemaakt, en zij zal geen enkel oogen- blik zijn in de slavernij der duivels, op dat de overwinning, aangekondigd in het Paradijs ook volkomen zoude zijn; de hel- sche slang zal worden verpletterd door hare hiel, zooals de voorspelling Gods luidde. Vrij van erfzonde is Maria tevens vol van genade, hetgeen haar door den engel namens God wordt medegedeeld bij de Blij de Boodschap: immers de Heer is met haar Zij bewaart hare maagdelijkheid vóór, tij dens en na de geboorte van haar godde lijk kind door een buitengewone werking van God, die alle natuurwetten in handen heeft. En welk een overvloedige stroom van genaden en gunsten moet er niet zijn over gevloeid in die ziele van Maria door den geregelden dagelijkschen, innigen om gang met het -goddelijk Kind; tot ten slotte om het al te voltooien haar lichaam is ont trokken geworden aan het bederf van het graf, om te regeeren als koningin in den hemel over alle engelen en heiligen. Vragen we naar het waarom van al deze voorrechten, dan kan het antwoord niet moeilijk zijn. Maria heeft dit alles ver worven en is zoo hoog verheven door God, omdat zij moest worden de Moeder van Jezus Christus, en zij het schepsel moest den Schepper waardig gemaakt worden, want uit zichzelf is geen enkel schepsel zóó, en kan het ook niet zijn. Wat een liefde heeft Christus dan ge had voor die Moeder, zoo wel genaden en hemelsche heerlijkheden Nooit heeft Chris tus iemand bemind als haar, en voor haar is Hij op de eerste plaats gestorven aan het kruis, om voor haar die heerlijke voorrechten te verdienen. Toch was Christus haar onderdanig en gehoorzaam; zij had als het ware deel aan het gezag van God den Vader. Zoo zijn Jezus en Maria heel bijzonder met elkander vereenigd geweest, en is het te begrijpen, dat Maria deel had aan al de mysterieën van haren Zoon. Overal wordt zij er bij genoemd: bij de geboorte, in den tempel, gedurende het leven te Na zareth, bij het eerste wonder, en bij zijn evangeliereizen door het H. Land; en zij drong door in die mysteries, zij vereenig de zich ermee, en zij had ze volkomen be grepen, zij leefde geheel in vereeniging met haren Zoon. Maar bovenal was zij met Hem ver eenigd op den Calvarieberg; daar stond zij onder het Kruis, om met haren Zoon, Hem op te dragen aan den Vader tot ver zoening der menschenzonden; zoo werkte zij ook hier mede aan onze verlossing, om die te voltooien, zooals ze er reeds aan had meegewerkt bij haar „Fiat". Alvorens te sterven echter heeft Chris tus ons Maria als moeder gegeven. Joan nes vertegenwoordigde ons. Maar was het dan ook niet te begrijpen, dat Christus, onze eerstgeboren broeder door Maria naar de natuur, ons tot Moeder geeft in de bovennatuur, in de orde der genade, diezelfde Moeder, die Hem had gebaard? En Maria heeft dat Moederschap over ons ook aanvaard: Christus is haar Eerst geboren Zoon, en in Hem en door Hem, zijn wij allen, die met Christus vereenigd leven, hare zonen, hare kinderen. De plaats welke Maria inneemt in de Katholieke Kerk steunt dus geheel en al op de Openbaring van God in de H. Schrift. Dit springt te meer in 't oog, wanneer we daarbij letten op de Christelijk-Histori- schen en de Anti-Revolutionairen om van de Socialisten maar niet eens te spre ken. Ondanks de splitsing in de Protestant- sche gelederen kwam de Anti-Revolutio naire fractie van 4 op 5, de Christelijk- Historische van 6 op 7 zetels. En indien de ruim 1000 stemmen der Proteslantsche afwijkelingen niet verloren waren ge gaan, zouden we allicht nog wat anders gezien hebben. Wij daartegenover Wat drommel, we hebben onze vierde parochiekerk gekregen, terwijl het bede huis aan den Haagweg reeds vergroot moest worden tijdens den houw. Een en ander wijst ontegenzeggelijk op een aan was van katholieken. Maar waar zitten ale dan als 't verkiezing is? Men vraagt nu weer om een R.-K. Be volkingsregister ten einde beter op de hoogte te raken met wie er zoo al Roomsch zijn. Deze vraag is niet nieuw. Reeds jaren geleden heeft het Plaatselijk Comité voor do K. S. A. een plan met kostenbereke ning voor zoo'n bureau opgemaakt; de be scheiden zullen nog wel in de archieven van dat comité aanweiiig zijn. De oprich tingskosten werden toen op f 1000 begroot, de jaarlijksche uitgaven op f 3000. Pater Zuidgeest noemde het plan een „trouvaille" (een vondst), maarde uitvoering stuitte af op gebrek aan gelde lijke medewerking. Zal 't nu anders wezen? Bovenstaande berekening dateert van tijdens den oorlog en zal dus nu wel wat hooger moeten zijn, hetgeen de kans op verwezenlijking van het plan niet verhoogt, laten we intusschen goeden moed houden enniet in afwachting stil zitten. Hoe gaat het nu? Ik weet dat bij ondervinding. Als een verkiezing in aantocht is kan het bestuur der R.-K. Kiesvereeniging me dewerking genoeg vinden. Aan luidruchti ge propaganda doen velen graag mee en op den stemmingsdag is vooral het ophalen van kiezers liefst per auto een gaar ne beoefend liefdewerk. Voor deze mede werking moet men dan nog zeer erkente lijk wezen, want die propagandisten van den laatsten dag vinden zichzelf hoogst verdienstelijk. Nu doe ik aan die erkentelijkheid .graag mede, maar.... beter zou het toch wezen en dus grooter dank verdienen, wanneer men buiten den verkiezingstijd het bestuur der R.-K. Kiesvereeniging niet zoo alleen liet zitten. Dan juist is er nuttig werk te doen, hetwelk bovendien minder duur is dan de luidruchtige reclame, doch daaren tegen meer vruchtdragend. Ik bedoel het stelselmatige huisbezoek, waaraan men af en toe het houden van buurtvergaderingen zou kunnen toevoe gen. Erst een woordje over deze bijeenkom sten. Men krijgt daar ik spreek nog maals bij ondervinding weer eens an dere gezichten te zien dan op de gewone vergaderingen der Kiesvereeniging. Wie deze niet bezoekt omdat 't zoo ver en zoo vreemd is, ziet minder op tegen een sa menkomst in de buurt. Natuurlijk is daar de opkomst niet groot, maar des te gemoe delijker kan men met de menschen pra ten. En als we zoodoende in iedere wijk oen paar stemmen kunnen winnen, dan bereiken we al heel veel, zooals de heer Heemskerk terecht berekende. Wat nu dat huisbezoek betreft, dnze geestelijken verrichten dit reeds geregeld Geschiedde zulks niet, we zouden moge lijk onzen zevenden zetel nog kwijt go- raakt zijn ook! Er zijn intusschen meerdere gezinnen, waar in politieken zin het woord van den leek meer inslaat dan dat van den pries ter. Gezinnen, waar maatschappelijk wan trouwen heerscht, hetwelk zich lichter laat overwinnen door de redeneering van den leek, die immers bij dezulken aan minder verdachtmaking en verdenking blootstaat. Wat zou men nu denken van parochiale comité's, wier leden zich beschikbaar stel len die gezinnen te bezoeken, welke door de geestelijkheid daarvoor worden aange wezen. Dat zouden geen comité's moeten we zen, welke met lof in de krant vermeld worden. Neen, zonder opzien te baren moeten zij hun werk verrichten, waarbij de gestadige samenwerking met de gees telijkheid een prikkel zal wezen, welke verslapping verhindert. Zoo kunnen we ook zonder R -K. Be volkingsbureau reeds veel bereiken, al zouden het wederom slechts de weinige stemmen wezen, welke in de becijfering van den heer Heemskerk passen Ik geef mijn idee natuurlijk gaarne voor beter, maar meende het toch niet te mo gen achterbaks houden Ditzelfde geldt voor het volgende: Het zou mij natuurlijk niet passen, aan te geven, wat de nieuwe rechtsche Raads- meerderheid heerlijk, dat deze ver sterkt werd! te doen staat De heeren weten dat ze'f wel. Voor een enkel punt meen ik echter een uitzondering te mogen maken Moge lijk zal men het een stokpaardje van mij noemen Welnu, laat ik het dan nog eens berijden. Het beestje heet: commissie van bij stand voor het onderwijs Wanneer we in 't Gemeenteverslag de lijst der Raadscommissies nagaan, dan vinden we er voor allerlei takken van dienst; nog niet lang geleden werd zelfs de havendienst hoezeer slechts gering van omvang bij de marktcommissie on derdak gebracht. Het onderwijs evenwel, hoewel de be langen van duizenden omvattend, ook fi nancieel, is geheel commissieloos. Men zal zeggen: we hebben toch de Plaatselijke Commissie van Toezicht voor het L. O., wier voorzitter, de heer Gos- linga, nu Raadslid werd; de commissie van toezicht voor bewaarschool- en mid delbaar onderwijs, het college van curato ren voor het Gymnasium. Deze zijn er zeer zeker, zoodat er opper vlakkig beschouwd toezicht genoeg is. Al die commissies evenwel gaan buiten den Raad om, gaan ook buiten den wet houder om, al kan deze b.v. de vergade ringen der commissie voor het L. O. gaan bijwonen wat de heer Meijnen vaak deed en stellig ook nog doet. Van dezen wethouder gesproken, wat ik hier schrijf is geenszins tegen hem per soonlijk gericht; daarvan zal hij wel overtuigd wezen. Reeds vroeger trouwens opperde ik dit denkbeeld zonder dat hij reden vond er boos om te zijn. Ik heb slechts het oog op de zaak en op de toe komst. Naar mijn bescheiden meening is noo- dig een Raadscommissie van Bijstand voor *t onderwijs, welke mèt den wethouder de onderwijszaken voorbereidt zooals b.v. n. ROMANCE. Wij vervolgen nu de afgebroken reeks over bovenstaand onderwerp. Letten wij niet op den gekunstelden dichtvorm, dio men in de Fransche en Engelsclie litteratuur Ballade noemt, maar op de Ballade naar den inhoud, dan komt dio vooral voor in de Sohotsche, de Duitsche en onze litteratuur. Al komt ze oorspronkelijk hoogstwaar schijnlijk uit het Zuiden, ze hoort naar haar innerlijk als lyrisch epische dicht soort hij de Kelten en de Germanen. Ze hoort bij de Noordelijke natuur met haar duisteivsombere, haar geheimzinnig-tra- gische uitbarstingen; ze hoort thuis on der dan Noordelijken hemel met zijn ne vels en wilde wolkenjachten; ze hoort thuis bij het woelig bruisen der zee, bij stormgevaren. Bij een echte Ballade voe len wo hoe het noodlot zweeft en dreigt boven 't hoofd der menschen en onmee- doogend zijn blinde raadslagen uitvoert. Zoo is een echte Ballade vol van drama tische spanning. Niet altijd evenveel komt dit Noorde lijk-somber karakter, dit onheilspellende zoo duidelijk uit. Wel blijft het raadsel achtige, het sprongsgewijs voortgaande der handeling, het herhalen van sommige uitdrukkingen en aansprekingen, het vra gen en uitroepen, het gesprek maar de toon is lichter, de inhoud bevredigen der. Dan naderen we de Romance. De Romance komt eveneens uit het Zuiden, uit do Provence en uit Spanje. De naam zegt het reeds: gedicht van Ro- maanschen oorsprong. De Romance bezaj van den aanvang af niet den strengen metrischen en be rijmden vorm der hallade. Zij kon uitvoe riger zijn, bestond uit tal van stropheD, soms niet altijd even groot. Soms maakte do dichter gebruik van assonneerend rijm, soms werd het rijm geheel verwaar loosd. Uit dit gebrek aan regelmaat vloeit reeds voort dat de Romance nooit ge danst werd. Ze werd alleen maar voorge dragen door de Zuid-Fransche trouba dours. Via do Fransche hoven komt de Ro mance in do 13de eeuw naar Duitschland en wordt daar zelfstandig beoefend door de Duitsche Miuncsiinger als Walter von der Vogelweide, Ulrich von Morungen, enz. Tal van romancendichters zwerven in de 13do en 14de eeuw van burcht tot burcht en vermaken daar gedurende de lange winteravonden het ridderlijk hofge zin met zang en snarenspel. Heel dik wijls was do inhoud der romance een opgesierd historisch verhaal: b.v. Kareis strijd tegen do Saracenen en in 't bijzon der Roelands dood in 't dal van Ron- ceval; gefingeerde of werkelijke avontu ren van Roeland, waarbij strijd en liefde een rol speelden, avonturen van andere paladijnen van Charlemagne, enz. In Duitschland en in ons land is het vormverschil tusschen Ballade en Ro mance gewoonlijk niet meer in acht ge nomen. Maar wat onderscheidt zo nu meer innerlijk? Beide zijn cp.sch, d.w.z. ze behelzen een verhaal. Maar het verhaal is door- ademd van stemming; er trilt een zekere atmospheer om heen, die bijzonder op den hoorder werkt. Die stemming wordt niet bereikt door bijzondere lyriek, die zooals we reeds vroeger zagen veruitwen- digxng van des dichters innerlijke aan doeningen is. Hij bespiegelt niet, hij houdt geen meditaties over zijn eigen aandoe ningen. Alleen door de wijze van vertel len, door spannende dialoog, door staan de epische uitdrukkingen, door klank kleur en rhythmiT"verraadt hij wat in hem omgaat. Handelt de Ballade in een sfeer vol van noodlot, de romance is meer liefelijk, meer zonnig. En zonder twijfel zijn Ro mances uit het Zuiden lyrische en opwek- kender van karakter dan Balladen uit liet Noorden. De Romance bezong oorspronkelijk meer daden van opoffering en edele ge zindheid. Deze onderscheidingen hebben evenwel tegenwoordig voor onze litteratuur slechts theoretische beteekenis. Wij zullen ons niet vermoeien met nauwkeurig uit te zoeken wat in de Nederlandsche littera tuur precies tot de rubriek Ballade, wat tot de Romance behoort. Elke grens zou willekeurig zijn. Practisch zijn Ballade en Romance voor ons één dichtvorm van lyrisch- episch karakter geworden, waarbij men geheel vrij is in 't aantal en don bouw der strophen. Als de dichters zelf vrij willekeurig hun producten Ballade of Romance be titelen, dan denken ze er uitsluitend aan of de inhoud wat meer somber dan wol wat meer opwekkend is. Een andere maatstaf van verschil is thans niet meer to vinden en dezo is dus zeer subjectief, tenzij men zeer klaarblij kelijk te doen heeft met vertalingen of bewerkingen van óf in het Noorden of in het Zuiden ontstane originecle producten. Het is ons plan in het vervolg dezer artikelen een kleine bloemlezing te geven uit wat de Middel Nederlandsche littera tuur aan deze dichtvormen heeft opgele verd. Een overzicht over de goheele lit teratuur zou te ver voeren. Enkele opmerkingen over hel karakter der volkspoëzie mogen voorafgaan, want de Middelnederlandsche lyrisch-epischo gedichten waren meestal gemeengoed van 't volk. Reeds vroeger, toen we in deze rubriek den volksdichter Dr. J. P. Heye bespra ken, hebben we er op gewezen, dat het echte volkslied een kern van handeling :n zich moet bevatten, om tot de volksphan- tasio te spreken. Uitsluitend stemmings poëzie wordt niet vastgehouden, slaat niet in bij de massa, wordt alleen ge waardeerd door een deel der meer ont wikkelden. Een vluchtig doorbladeren van „Des Knaben Wunderhorn'*, de verzameling Duitsche volksliederen door Clemens Brentano en Achim von Arnim bijeen verzameld en uitgegeven van 18U6'8 een der kostelijkste vruchten van de Duitsche Romantiek, leert ons, hoe bijna al deze liederen een handeling ten kern hebben, of hoe zij zich bewegen in ge sprekvorm. Eu als ze meer lyrisch zijn, meer stemmingspoëzie, dan geven ze op zóó plastische wijze algemeen mensche lijke gevoelens weer en zijn zóó innig- eenvoudig van toon en melodie, spreken zóó zeer tot ieders gemoedsleven, dat ze door alle opeenvolgende geslachten weer overgenomen worden als ervaring aller geslachten. Zoo b.v. het volgende overbekende: Wenn ich ein Vöglein war Und auch zwei Flüglein hatt', Fliig ich zu dir; Weil 's "Vr nicht kan sein Bleib' ich allein. Bin ich gleich weit von dir Bin doch in Schlaf bei dir Und red mit dir, Wenn ich erwachen tu' Bin ich allein. En toch is dit zuiver lyriek, maar ze is buitengemeen plastisch, allo vaagheid ontbreekt. Bladert men de drie dikke doelen der verzameling oude liederen van Flerimont van Duyso door, dan bemerkt men. dat ook do Oud-Vlaamsche en Oud-Holland- sche liederen dezelfde eigenschappen be zitten van handeling en groote aanschou welijkheid. En nu een vraag. Waarom zingt men die oude dingen niet meer? Hier en daar voert men zt uit; Hubert Cuypers b.v. met zijn kna penkoor. Ieder is er verrukt over en toch worden ze niet nagezongen. Hooestens is er een zekere weemoed, dat d e dingen in onzen modernen tijd niet meer passen, dat de algemeene waardeering er van verloren is geraakt. Het zingen en spelen en aanhooren er van blijft een artificieel genoegen van een aantal kunstzinnigen. ze vinden geen resonnance meer in de volksziel Op dit verschijnsel wonsch ik nog even terug te komen. Fabricage het doet voor alle gemeentelijke eigendommen met het daarbij betrokken personeel en zooals zoo* menige andere commissie handelt ten aanzien van weer andere gemeentelijke belangen Het va't inderdaad niet wel in te zien, waarom zoo iets voor onderwens niet be staat, waarom juist bij zoo'n omvangrijken tak van dienst alles door den wethouder pcrsoon'ijk zij het natuurlijk met vrien delijke hulp van zijn ambtenaren moet worden bedisseld, zonder dat hij daar over ook eens met raadsleden moet overleg plegen a'vorens do zaken bij B. en W. en in de Vroedschap komen Dit brengt geen aantasting van zijn per soonlijke vrijheid mee. Al verschilt de commissie in meerderheid of ze'fs in haar geheel met hem van opinie, hij kan zijn eigen oordeel in het college van B. en W verdedigen en daar mogelijk doen zege vieren wat hij dan later in den Raad weer tegenover de commissieleden moet trachten te bereiken. Zoo'n vaart zal 't echter indien al ooit "wel niet loopen, getuige de erva ring met andere Raadscommissies, waar de beroemde „Choc des opinions" (botsing der meeningen) de waarheid pleegt te dienen. Heusch, men moest voor onderwijs zulk een commissie van bijstand invoeren. Be stond ze al gelijk b.v te Amsterdam het geval is wie weet of het scherpe meeningsverschil, dat zich nu soms open baart en aanleiding gaf tot ingezonden stukken in de plaatselijke pers, wel ooit den vorm zou hebben aangenomen, dien het in den jongsten tijd heeft verkregen. En is het niet beter dat verschil uit ie vechten in een commissie, waarin Raads leden van allerlei richting zitt-ng hebber niet te veel echter, hoogstens 5 bv - dan straks in openbare Raadsvergadorin gen? Hoe dit intusschen zij, 't lijkt mij ir. ieder geval in het be'ang dor taliooze on- derwijsaangelegcnheden, dat ook h ervooi een Commissie van Bijstand in hot leven wordt geroepen. AJO LEVENSWIJSHEID. Wat de wereld het grootste verlies noemt, is vaak do grootste winst. Iedero dag heeft zijn einde. Mijn vrede is een schat mijn zoon, dien zelfzuchtige en woelige geesten niet we ten te vinden Slechts aan nederigen en eenvoudigen openbaart en schenkt zicb de vrede Wilt gij hem in u doen heerschen, be teugel uwe hartstochten en gedraagt u volgens mijne wet. Wilt gij hem doen heerschen in uwe handelingen, werk met orde'ijkheid en in 't belang van anderen Wilt gij hem doen heerschen in uwe vrienden, geef een goed voorbeeld en ver loochen eigen zin Mijn vrede is de belooning der goeden en het loon, waarmede ik do deugden van een volk betaal Mijn vrede ontkiemt in de schaduw det zelfverloochening.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 13