)erde blad
,de leidsche courant"
zaterdag 4 juni 1927
naast jezus maria
'rieven van een
stedelander.
ballade en romance
wlc malen reeds heb ik er op ge-
dat ons levensdoel hier op aarde
^reiken van do heiligheid door
navolgen ™n ons goddelijk toonbeeld
- Christus? IVij moeten ons zooveel
Üur kunnen aan Hem gelijkvormig
en aan zijn goddelijk Zoonschap
tochtig worden.
PTiprbü echter moet ik nu ook dit
'ken dat Christus niet alleen was de
van' God, maar dat Hij ook is de
,an Maria, de Maagd, uit wie Hij
rijn menschelijke natuur is voortge-
omen
ich aldus l
den titel Zoon des menschen ging Hij
zeer groot, en geregeld noemt Hij
bij de meest verschillende ge-
toch doet hij dan telkens
HKoiueu, dat die Zoon des menschen te-
lijk God is, en dat, in Hem dus is vol-
'kken het groote geheim van de innige
■eeniging van de goddelijke natuur met
menschelijke.
Joe nu is Christus zoon des menschen
eworden?
Zijne menschheid heeft Hij gekregen
oor zijne tijdelijke geboorte, als kind van
Dat deze heilige Maagd hierdoor
JV. nauwste verband komt met het
•lijk geheim van onze Verlossing uit de
arernij des duivels, is wel voor een
pder duidelijk.
Wij moeten daarom even stilstaan bij
wonderlijk gebeuren; wij toch moeten
zonen Gods, kinderen Gods, zooveel
ogelijk aan Christus gelijk, maar dan be-
lo'ren wc ook te zijn: kinderen van
aria, die aan den Zoon Gods gaf het
enscbelijke bestaan.
Zoo is dan ook allernauwst aan ons ge
in de Godheid van Christus verbon-
de vereering van de Moeder van dien
j Gods, die door haar werd voortgo-
acht naar zijn menschelijke natuur. Im-
3 wie Christus alleen maar beschouwt
den Zoon Gods, beschouwt Hem maar
een deel, want de geheele Christus is
alleen God maar ook mensch.
Hel is niet mogelijk do menschheid van
istus te beschouwen en Haar uit to
bakelen, die Hem zijne menschheid
bonk: en wanneer men dit toch zoude
ucn, zal het gevolg zijn, dat men den
irislus zelf ook maar gedeeltelijk be-
üiouwt. Wie Maria, m.a.w. niet eert, zal
ik den Christus niet eeren, zooals het
oei zijn. We zien dan ook bij de protes-
alen, die de Mariavereeniging, heel
raselijk hebben verworpen, dat zij ko-
»n tol een verkeerd beschouwen van den
irislus, ja, dat er zelfs zijn, die aan
irislus ontkennen de Godheid.
Doordat Christus nu eenmaal niet al-
God, maar ook mensch is, staat zijne
oeder in onmiddellijk verband met het
irlossingswerk van den Zoon Gods, en
iet zij een plaats innemen in onze ver-
tiug, willen wij aUhans het Verlossings-
prk in zijn volle waarde beshouwen.
Alxoo: Maria gaf aan Jezus zijne
nschheid.
Overweeg eens wat dit zeggen wil. Had
iristus niet op een andere manier zijne
enschheid kunnen doen ontstaan? Had
lid, die Adam voortbracht uit het slijk
aarde, ook niet op even gemakkelijke
e een lichaam kunnen doen ontstaan,
larin dan de Zoon Gods op dezelfde in-
i wijze zou zijn vereenigd geweest, als
dal nu is. Kon de Zoon Gods niet met
menschelijke lichaam vereenigd aldus
den hemel zijn gedaald, zonder dat er
menschelijke daad bij geschied was. Wij
Men loch, dat in Gods Almacht niets on
gelijk is.
Maar dat zijn veronderstellingen; feite-
i is het zóó gebeurd, dat de medewer
ing van een vrouw is gevraagd, om dat
onder van de vereeniging der beide na-
iren in Christus te voltrekken,
ft zeg „gevraagd", want God had ook
in Maria kunnen bevelen, dat zij Moe-
er moest worden van den Verlosser, maar
>k dat is niet geschied; God heeft door
inen engel Gabriël aan Maria laten
fagen, of zij wilde worden de Moeder
•n den beloofden Verlosser.
De verwezenlijking van het plan van
•d. om den mensch te Verlossen werd
M in handen van een vrouw, die' ook
"1 kunnen weigeren, en van wie het
afhing, of het plan Gods kon worden
wrd En zoo beschrijft de H. Bernar-
de groote Mariaminnaar, dat op dat
gatlik heel het menschengeslacht en al
Engelen, ja, Godzelf met spanning
wte op de toestemming van de jeugdige
agd van Nazareth.
Wh, God zij eeuwig dank, Maria was te
en te onderworpen aan den wil
God, dan dat zij zou bedanken voor
wnig Moederschap, dat haar werd aan
oden. Maar, let wel, eerst nadat de be-
K Ian ^ar'a» ^ie eeuwige maagde
ed beloofd had, waren weggenomen
<>r het woord van den Engel, dat de
Geest over haar zou komen, en de
acht des Allerhoogsten haar zou over-
^duwen, gaf zij haar fiat in het nedo-
[e woorih „Zie de dienstmaagd des
ren, mij geschiede naar Uw woord".
°en geschiedde het wonderlijke en
de Zoon Gods bij haar zijnen intrek.
1 ®ens?hendaad kwam tusschenbeide,
hier is allerheiligst, maar uit haar
I j, allicht niemand verwonderen,
iark .^e. verte den loop der Leidsche
tovl .ingea met belangstelling heb
5 en ik hoop dat het evenzeer nie-
w!» Terbazen, wanneer ik er nu ook
nhoij Tan 6a zeggen. In alle besckei-
Om f n,atuuiliik-
1 Ai! g'nnen ben ik het eens met
'l(1^,0Ter ,het resultaat niet zoo bijs-
t wn n z'Jn- zevende zetel slechts
(rj„9 Verschot behouden, juist als de
fS«ttdLh (^aar.z^ seen vooruitgang in!
btfmii spreekwoordelijke
gang van den stilstand.
bloed en uit haar lichaam wordt door de
werking van den H. Geest het lichaam des
Heeren gevormd.
Toen do eveneens wonderlijke geboorte
plaats had, trad in de wereld de Zoon
Gods, de Tweede Persoon der Allerheilig
ste Drieëenheid, die in den schoot van Ma
ria zich vereenigde met de menschelijke
natuur. Maria is dus de Moeder van
Christus, den goddelijken Persoon, Maria
is dus de Moeder van God. Haar kind is
het God-Kind: „het Heilige, dat uit U ge
boren zal worden, zal de Zoon Gods ge
noemd worden" en: „vanwaar komt mij
het geluk, dat de Moeder des Heeren tot
mij komt?"
Zooals elke moeder moeder is van haar
kind, zoo is Maria het van haar Jezus.
Maria heeft dus vrijwillig hare mede
werking verleend aan het groote mysterie
van de Menschwording van den Godzoon,
maar daardoor tevens aan het niet minder
groote mysterie van de Verlossing van het
gevallen Adamsgeslacht. Zij staat ons
zeer dicht nabij door deze hare medewer
king, en verdient terecht onze vereering.
Maar zij staat ook mijlen boven ons al
len uit door hetgeen God aan haar gedaan
heeft. Zij toch is onder alle menschen
van de gansche aarde door God uitge
kozen om te worden de Moeder van den
Zoon, die de wereld ging verlossen; zij
werd opgenomen in het groote verlossings
plan van God, en maakt er een werkelijk
deel van uit.
Omdat zij tot zulk een hooge waardig
heid was uitverkoren, heeft God haar ook
uitgerust met meer dan buitengewone ga
ven en genaden.
Zij is onbevlekt; alle menschenkinderen
komen ter wereld met de erfsmet, omdat
ze deelen in de schuld van Adam; ze zijn
dan in de macht van den duivel.
Voor Maria wordt een uitzondering
gemaakt, en zij zal geen enkel oogen-
blik zijn in de slavernij der duivels, op
dat de overwinning, aangekondigd in het
Paradijs ook volkomen zoude zijn; de hel-
sche slang zal worden verpletterd door
hare hiel, zooals de voorspelling Gods
luidde.
Vrij van erfzonde is Maria tevens vol
van genade, hetgeen haar door den engel
namens God wordt medegedeeld bij de Blij
de Boodschap: immers de Heer is met haar
Zij bewaart hare maagdelijkheid vóór, tij
dens en na de geboorte van haar godde
lijk kind door een buitengewone werking
van God, die alle natuurwetten in handen
heeft.
En welk een overvloedige stroom van
genaden en gunsten moet er niet zijn over
gevloeid in die ziele van Maria door den
geregelden dagelijkschen, innigen om
gang met het -goddelijk Kind; tot ten slotte
om het al te voltooien haar lichaam is ont
trokken geworden aan het bederf van het
graf, om te regeeren als koningin in den
hemel over alle engelen en heiligen.
Vragen we naar het waarom van al deze
voorrechten, dan kan het antwoord niet
moeilijk zijn. Maria heeft dit alles ver
worven en is zoo hoog verheven door God,
omdat zij moest worden de Moeder van
Jezus Christus, en zij het schepsel moest
den Schepper waardig gemaakt worden,
want uit zichzelf is geen enkel schepsel
zóó, en kan het ook niet zijn.
Wat een liefde heeft Christus dan ge
had voor die Moeder, zoo wel genaden en
hemelsche heerlijkheden Nooit heeft Chris
tus iemand bemind als haar, en voor haar
is Hij op de eerste plaats gestorven aan
het kruis, om voor haar die heerlijke
voorrechten te verdienen.
Toch was Christus haar onderdanig en
gehoorzaam; zij had als het ware deel aan
het gezag van God den Vader.
Zoo zijn Jezus en Maria heel bijzonder
met elkander vereenigd geweest, en is het
te begrijpen, dat Maria deel had aan al
de mysterieën van haren Zoon. Overal
wordt zij er bij genoemd: bij de geboorte,
in den tempel, gedurende het leven te Na
zareth, bij het eerste wonder, en bij zijn
evangeliereizen door het H. Land; en zij
drong door in die mysteries, zij vereenig
de zich ermee, en zij had ze volkomen be
grepen, zij leefde geheel in vereeniging
met haren Zoon.
Maar bovenal was zij met Hem ver
eenigd op den Calvarieberg; daar stond zij
onder het Kruis, om met haren Zoon,
Hem op te dragen aan den Vader tot ver
zoening der menschenzonden; zoo werkte
zij ook hier mede aan onze verlossing, om
die te voltooien, zooals ze er reeds aan
had meegewerkt bij haar „Fiat".
Alvorens te sterven echter heeft Chris
tus ons Maria als moeder gegeven. Joan
nes vertegenwoordigde ons. Maar was het
dan ook niet te begrijpen, dat Christus,
onze eerstgeboren broeder door Maria
naar de natuur, ons tot Moeder geeft in
de bovennatuur, in de orde der genade,
diezelfde Moeder, die Hem had gebaard?
En Maria heeft dat Moederschap over
ons ook aanvaard: Christus is haar Eerst
geboren Zoon, en in Hem en door Hem,
zijn wij allen, die met Christus vereenigd
leven, hare zonen, hare kinderen.
De plaats welke Maria inneemt in de
Katholieke Kerk steunt dus geheel en al
op de Openbaring van God in de H.
Schrift.
Dit springt te meer in 't oog, wanneer
we daarbij letten op de Christelijk-Histori-
schen en de Anti-Revolutionairen om
van de Socialisten maar niet eens te spre
ken.
Ondanks de splitsing in de Protestant-
sche gelederen kwam de Anti-Revolutio
naire fractie van 4 op 5, de Christelijk-
Historische van 6 op 7 zetels. En indien
de ruim 1000 stemmen der Proteslantsche
afwijkelingen niet verloren waren ge
gaan, zouden we allicht nog wat anders
gezien hebben.
Wij daartegenover
Wat drommel, we hebben onze vierde
parochiekerk gekregen, terwijl het bede
huis aan den Haagweg reeds vergroot
moest worden tijdens den houw. Een en
ander wijst ontegenzeggelijk op een aan
was van katholieken. Maar waar zitten ale
dan als 't verkiezing is?
Men vraagt nu weer om een R.-K. Be
volkingsregister ten einde beter op de
hoogte te raken met wie er zoo al Roomsch
zijn.
Deze vraag is niet nieuw. Reeds jaren
geleden heeft het Plaatselijk Comité voor
do K. S. A. een plan met kostenbereke
ning voor zoo'n bureau opgemaakt; de be
scheiden zullen nog wel in de archieven
van dat comité aanweiiig zijn. De oprich
tingskosten werden toen op f 1000 begroot,
de jaarlijksche uitgaven op f 3000.
Pater Zuidgeest noemde het plan een
„trouvaille" (een vondst), maarde
uitvoering stuitte af op gebrek aan gelde
lijke medewerking.
Zal 't nu anders wezen?
Bovenstaande berekening dateert van
tijdens den oorlog en zal dus nu wel wat
hooger moeten zijn, hetgeen de kans op
verwezenlijking van het plan niet verhoogt,
laten we intusschen goeden moed houden
enniet in afwachting stil zitten.
Hoe gaat het nu?
Ik weet dat bij ondervinding.
Als een verkiezing in aantocht is kan
het bestuur der R.-K. Kiesvereeniging me
dewerking genoeg vinden. Aan luidruchti
ge propaganda doen velen graag mee en op
den stemmingsdag is vooral het ophalen
van kiezers liefst per auto een gaar
ne beoefend liefdewerk. Voor deze mede
werking moet men dan nog zeer erkente
lijk wezen, want die propagandisten van
den laatsten dag vinden zichzelf hoogst
verdienstelijk.
Nu doe ik aan die erkentelijkheid .graag
mede, maar.... beter zou het toch wezen
en dus grooter dank verdienen, wanneer
men buiten den verkiezingstijd het bestuur
der R.-K. Kiesvereeniging niet zoo alleen
liet zitten. Dan juist is er nuttig werk te
doen, hetwelk bovendien minder duur is
dan de luidruchtige reclame, doch daaren
tegen meer vruchtdragend.
Ik bedoel het stelselmatige huisbezoek,
waaraan men af en toe het houden van
buurtvergaderingen zou kunnen toevoe
gen.
Erst een woordje over deze bijeenkom
sten. Men krijgt daar ik spreek nog
maals bij ondervinding weer eens an
dere gezichten te zien dan op de gewone
vergaderingen der Kiesvereeniging. Wie
deze niet bezoekt omdat 't zoo ver en zoo
vreemd is, ziet minder op tegen een sa
menkomst in de buurt. Natuurlijk is daar
de opkomst niet groot, maar des te gemoe
delijker kan men met de menschen pra
ten. En als we zoodoende in iedere wijk
oen paar stemmen kunnen winnen, dan
bereiken we al heel veel, zooals de heer
Heemskerk terecht berekende.
Wat nu dat huisbezoek betreft, dnze
geestelijken verrichten dit reeds geregeld
Geschiedde zulks niet, we zouden moge
lijk onzen zevenden zetel nog kwijt go-
raakt zijn ook!
Er zijn intusschen meerdere gezinnen,
waar in politieken zin het woord van den
leek meer inslaat dan dat van den pries
ter. Gezinnen, waar maatschappelijk wan
trouwen heerscht, hetwelk zich lichter laat
overwinnen door de redeneering van den
leek, die immers bij dezulken aan minder
verdachtmaking en verdenking blootstaat.
Wat zou men nu denken van parochiale
comité's, wier leden zich beschikbaar stel
len die gezinnen te bezoeken, welke door
de geestelijkheid daarvoor worden aange
wezen.
Dat zouden geen comité's moeten we
zen, welke met lof in de krant vermeld
worden. Neen, zonder opzien te baren
moeten zij hun werk verrichten, waarbij
de gestadige samenwerking met de gees
telijkheid een prikkel zal wezen, welke
verslapping verhindert.
Zoo kunnen we ook zonder R -K. Be
volkingsbureau reeds veel bereiken, al
zouden het wederom slechts de weinige
stemmen wezen, welke in de becijfering
van den heer Heemskerk passen
Ik geef mijn idee natuurlijk gaarne voor
beter, maar meende het toch niet te mo
gen achterbaks houden
Ditzelfde geldt voor het volgende:
Het zou mij natuurlijk niet passen, aan
te geven, wat de nieuwe rechtsche Raads-
meerderheid heerlijk, dat deze ver
sterkt werd! te doen staat De heeren
weten dat ze'f wel.
Voor een enkel punt meen ik echter
een uitzondering te mogen maken Moge
lijk zal men het een stokpaardje van mij
noemen Welnu, laat ik het dan nog eens
berijden.
Het beestje heet: commissie van bij
stand voor het onderwijs
Wanneer we in 't Gemeenteverslag de
lijst der Raadscommissies nagaan, dan
vinden we er voor allerlei takken van
dienst; nog niet lang geleden werd zelfs
de havendienst hoezeer slechts gering
van omvang bij de marktcommissie on
derdak gebracht.
Het onderwijs evenwel, hoewel de be
langen van duizenden omvattend, ook fi
nancieel, is geheel commissieloos.
Men zal zeggen: we hebben toch de
Plaatselijke Commissie van Toezicht voor
het L. O., wier voorzitter, de heer Gos-
linga, nu Raadslid werd; de commissie
van toezicht voor bewaarschool- en mid
delbaar onderwijs, het college van curato
ren voor het Gymnasium.
Deze zijn er zeer zeker, zoodat er opper
vlakkig beschouwd toezicht genoeg is.
Al die commissies evenwel gaan buiten
den Raad om, gaan ook buiten den wet
houder om, al kan deze b.v. de vergade
ringen der commissie voor het L. O. gaan
bijwonen wat de heer Meijnen vaak
deed en stellig ook nog doet.
Van dezen wethouder gesproken, wat
ik hier schrijf is geenszins tegen hem per
soonlijk gericht; daarvan zal hij wel
overtuigd wezen. Reeds vroeger trouwens
opperde ik dit denkbeeld zonder dat hij
reden vond er boos om te zijn. Ik heb
slechts het oog op de zaak en op de toe
komst.
Naar mijn bescheiden meening is noo-
dig een Raadscommissie van Bijstand voor
*t onderwijs, welke mèt den wethouder de
onderwijszaken voorbereidt zooals b.v.
n.
ROMANCE.
Wij vervolgen nu de afgebroken reeks
over bovenstaand onderwerp.
Letten wij niet op den gekunstelden
dichtvorm, dio men in de Fransche en
Engelsclie litteratuur Ballade noemt,
maar op de Ballade naar den inhoud,
dan komt dio vooral voor in de Sohotsche,
de Duitsche en onze litteratuur.
Al komt ze oorspronkelijk hoogstwaar
schijnlijk uit het Zuiden, ze hoort naar
haar innerlijk als lyrisch epische dicht
soort hij de Kelten en de Germanen. Ze
hoort bij de Noordelijke natuur met haar
duisteivsombere, haar geheimzinnig-tra-
gische uitbarstingen; ze hoort thuis on
der dan Noordelijken hemel met zijn ne
vels en wilde wolkenjachten; ze hoort
thuis bij het woelig bruisen der zee, bij
stormgevaren. Bij een echte Ballade voe
len wo hoe het noodlot zweeft en dreigt
boven 't hoofd der menschen en onmee-
doogend zijn blinde raadslagen uitvoert.
Zoo is een echte Ballade vol van drama
tische spanning.
Niet altijd evenveel komt dit Noorde
lijk-somber karakter, dit onheilspellende
zoo duidelijk uit. Wel blijft het raadsel
achtige, het sprongsgewijs voortgaande
der handeling, het herhalen van sommige
uitdrukkingen en aansprekingen, het vra
gen en uitroepen, het gesprek maar
de toon is lichter, de inhoud bevredigen
der.
Dan naderen we de Romance.
De Romance komt eveneens uit het
Zuiden, uit do Provence en uit Spanje.
De naam zegt het reeds: gedicht van Ro-
maanschen oorsprong.
De Romance bezaj van den aanvang
af niet den strengen metrischen en be
rijmden vorm der hallade. Zij kon uitvoe
riger zijn, bestond uit tal van stropheD,
soms niet altijd even groot. Soms maakte
do dichter gebruik van assonneerend
rijm, soms werd het rijm geheel verwaar
loosd.
Uit dit gebrek aan regelmaat vloeit
reeds voort dat de Romance nooit ge
danst werd. Ze werd alleen maar voorge
dragen door de Zuid-Fransche trouba
dours.
Via do Fransche hoven komt de Ro
mance in do 13de eeuw naar Duitschland
en wordt daar zelfstandig beoefend door
de Duitsche Miuncsiinger als Walter von
der Vogelweide, Ulrich von Morungen,
enz. Tal van romancendichters zwerven
in de 13do en 14de eeuw van burcht tot
burcht en vermaken daar gedurende de
lange winteravonden het ridderlijk hofge
zin met zang en snarenspel. Heel dik
wijls was do inhoud der romance een
opgesierd historisch verhaal: b.v. Kareis
strijd tegen do Saracenen en in 't bijzon
der Roelands dood in 't dal van Ron-
ceval; gefingeerde of werkelijke avontu
ren van Roeland, waarbij strijd en liefde
een rol speelden, avonturen van andere
paladijnen van Charlemagne, enz.
In Duitschland en in ons land is het
vormverschil tusschen Ballade en Ro
mance gewoonlijk niet meer in acht ge
nomen.
Maar wat onderscheidt zo nu meer
innerlijk?
Beide zijn cp.sch, d.w.z. ze behelzen
een verhaal. Maar het verhaal is door-
ademd van stemming; er trilt een zekere
atmospheer om heen, die bijzonder op
den hoorder werkt. Die stemming wordt
niet bereikt door bijzondere lyriek, die
zooals we reeds vroeger zagen veruitwen-
digxng van des dichters innerlijke aan
doeningen is. Hij bespiegelt niet, hij houdt
geen meditaties over zijn eigen aandoe
ningen. Alleen door de wijze van vertel
len, door spannende dialoog, door staan
de epische uitdrukkingen, door klank
kleur en rhythmiT"verraadt hij wat in
hem omgaat.
Handelt de Ballade in een sfeer vol
van noodlot, de romance is meer liefelijk,
meer zonnig. En zonder twijfel zijn Ro
mances uit het Zuiden lyrische en opwek-
kender van karakter dan Balladen uit
liet Noorden.
De Romance bezong oorspronkelijk
meer daden van opoffering en edele ge
zindheid.
Deze onderscheidingen hebben evenwel
tegenwoordig voor onze litteratuur slechts
theoretische beteekenis. Wij zullen ons
niet vermoeien met nauwkeurig uit te
zoeken wat in de Nederlandsche littera
tuur precies tot de rubriek Ballade, wat
tot de Romance behoort. Elke grens zou
willekeurig zijn.
Practisch zijn Ballade en Romance
voor ons één dichtvorm van lyrisch-
episch karakter geworden, waarbij men
geheel vrij is in 't aantal en don bouw
der strophen.
Als de dichters zelf vrij willekeurig
hun producten Ballade of Romance be
titelen, dan denken ze er uitsluitend aan
of de inhoud wat meer somber dan wol
wat meer opwekkend is.
Een andere maatstaf van verschil is
thans niet meer to vinden en dezo is dus
zeer subjectief, tenzij men zeer klaarblij
kelijk te doen heeft met vertalingen of
bewerkingen van óf in het Noorden of in
het Zuiden ontstane originecle producten.
Het is ons plan in het vervolg dezer
artikelen een kleine bloemlezing te geven
uit wat de Middel Nederlandsche littera
tuur aan deze dichtvormen heeft opgele
verd. Een overzicht over de goheele lit
teratuur zou te ver voeren.
Enkele opmerkingen over hel karakter
der volkspoëzie mogen voorafgaan, want
de Middelnederlandsche lyrisch-epischo
gedichten waren meestal gemeengoed van
't volk.
Reeds vroeger, toen we in deze rubriek
den volksdichter Dr. J. P. Heye bespra
ken, hebben we er op gewezen, dat het
echte volkslied een kern van handeling :n
zich moet bevatten, om tot de volksphan-
tasio te spreken. Uitsluitend stemmings
poëzie wordt niet vastgehouden, slaat
niet in bij de massa, wordt alleen ge
waardeerd door een deel der meer ont
wikkelden.
Een vluchtig doorbladeren van „Des
Knaben Wunderhorn'*, de verzameling
Duitsche volksliederen door Clemens
Brentano en Achim von Arnim bijeen
verzameld en uitgegeven van 18U6'8
een der kostelijkste vruchten van de
Duitsche Romantiek, leert ons, hoe bijna
al deze liederen een handeling ten kern
hebben, of hoe zij zich bewegen in ge
sprekvorm. Eu als ze meer lyrisch zijn,
meer stemmingspoëzie, dan geven ze op
zóó plastische wijze algemeen mensche
lijke gevoelens weer en zijn zóó innig-
eenvoudig van toon en melodie, spreken
zóó zeer tot ieders gemoedsleven, dat ze
door alle opeenvolgende geslachten weer
overgenomen worden als ervaring aller
geslachten.
Zoo b.v. het volgende overbekende:
Wenn ich ein Vöglein war
Und auch zwei Flüglein hatt',
Fliig ich zu dir;
Weil 's "Vr nicht kan sein
Bleib' ich allein.
Bin ich gleich weit von dir
Bin doch in Schlaf bei dir
Und red mit dir,
Wenn ich erwachen tu'
Bin ich allein.
En toch is dit zuiver lyriek, maar ze is
buitengemeen plastisch, allo vaagheid
ontbreekt.
Bladert men de drie dikke doelen der
verzameling oude liederen van Flerimont
van Duyso door, dan bemerkt men. dat
ook do Oud-Vlaamsche en Oud-Holland-
sche liederen dezelfde eigenschappen be
zitten van handeling en groote aanschou
welijkheid.
En nu een vraag.
Waarom zingt men die oude dingen
niet meer? Hier en daar voert men zt
uit; Hubert Cuypers b.v. met zijn kna
penkoor. Ieder is er verrukt over en toch
worden ze niet nagezongen. Hooestens
is er een zekere weemoed, dat d e dingen
in onzen modernen tijd niet meer passen,
dat de algemeene waardeering er van
verloren is geraakt.
Het zingen en spelen en aanhooren er
van blijft een artificieel genoegen van een
aantal kunstzinnigen. ze vinden geen
resonnance meer in de volksziel
Op dit verschijnsel wonsch ik nog even
terug te komen.
Fabricage het doet voor alle gemeentelijke
eigendommen met het daarbij betrokken
personeel en zooals zoo* menige andere
commissie handelt ten aanzien van weer
andere gemeentelijke belangen
Het va't inderdaad niet wel in te zien,
waarom zoo iets voor onderwens niet be
staat, waarom juist bij zoo'n omvangrijken
tak van dienst alles door den wethouder
pcrsoon'ijk zij het natuurlijk met vrien
delijke hulp van zijn ambtenaren moet
worden bedisseld, zonder dat hij daar
over ook eens met raadsleden moet overleg
plegen a'vorens do zaken bij B. en W. en
in de Vroedschap komen
Dit brengt geen aantasting van zijn per
soonlijke vrijheid mee. Al verschilt de
commissie in meerderheid of ze'fs in haar
geheel met hem van opinie, hij kan zijn
eigen oordeel in het college van B. en W
verdedigen en daar mogelijk doen zege
vieren wat hij dan later in den Raad
weer tegenover de commissieleden moet
trachten te bereiken.
Zoo'n vaart zal 't echter indien al
ooit "wel niet loopen, getuige de erva
ring met andere Raadscommissies, waar
de beroemde „Choc des opinions" (botsing
der meeningen) de waarheid pleegt te
dienen.
Heusch, men moest voor onderwijs zulk
een commissie van bijstand invoeren. Be
stond ze al gelijk b.v te Amsterdam
het geval is wie weet of het scherpe
meeningsverschil, dat zich nu soms open
baart en aanleiding gaf tot ingezonden
stukken in de plaatselijke pers, wel ooit
den vorm zou hebben aangenomen, dien
het in den jongsten tijd heeft verkregen.
En is het niet beter dat verschil uit ie
vechten in een commissie, waarin Raads
leden van allerlei richting zitt-ng hebber
niet te veel echter, hoogstens 5 bv -
dan straks in openbare Raadsvergadorin
gen?
Hoe dit intusschen zij, 't lijkt mij ir.
ieder geval in het be'ang dor taliooze on-
derwijsaangelegcnheden, dat ook h ervooi
een Commissie van Bijstand in hot leven
wordt geroepen. AJO
LEVENSWIJSHEID.
Wat de wereld het grootste verlies
noemt, is vaak do grootste winst.
Iedero dag heeft zijn einde.
Mijn vrede is een schat mijn zoon, dien
zelfzuchtige en woelige geesten niet we
ten te vinden
Slechts aan nederigen en eenvoudigen
openbaart en schenkt zicb de vrede
Wilt gij hem in u doen heerschen, be
teugel uwe hartstochten en gedraagt u
volgens mijne wet.
Wilt gij hem doen heerschen in uwe
handelingen, werk met orde'ijkheid en in
't belang van anderen
Wilt gij hem doen heerschen in uwe
vrienden, geef een goed voorbeeld en ver
loochen eigen zin
Mijn vrede is de belooning der goeden
en het loon, waarmede ik do deugden van
een volk betaal
Mijn vrede ontkiemt in de schaduw det
zelfverloochening.