KUNSTBLOEMEN. Onder de laatste scheppingen van Kunstbloemen vindt men die van ge kleurd kristal in samenstelling van twee of meer kleuren. Deze bouquetjes van kristallen bloemen zijn klein, daar ze anders te zwaar zouden worden. In hoofdzaak vinden deze bloemen hun bestemming op het avondtoilet, in aansluiting met de moderne toilet juweelen van parels en kristal. Rijnsteen, gecombineerd met ge kleurde steen, wordt gerekend onder de meest bekoorlijke seizoen nou veautés. Een ander soort kunstbloe men, hetwelk een nieuwe garneering vormt op de voorjaarshoeden, zijn paarlesnoeren bloemen, welke zoo wel van hoedgarneering als voor bou- tonnières kan aangewend worden. Voor de samenstelling van bouquet ten maakt men gebruik van allerlei materiaal, zoofjs zijden en fluweelen stoffen, veeren, papier, schelpen, me taal en zooals hierboven vermeld als laatste nouveauté Riinsteen en kristal Een duidelijk beeld van de uitbrei ding der soorten kunstbloemen, blijkt wel uit de exposeerende modemaga zijnen, die hun voorjaars kieedingcol- Jeclies ten toon stellen. De bloem is thans een costuum-de coratie, een mantelversiering en ten slotte een garneering van den hoed. De boutonnières zullen vooreerst niet verdwijnen. In het zomerseizoen zal de natuurlijke bloem, de stof- bloem dikwijls vervangen. Er gaat niet: boven natura, maar de echte mode vrouwtjes* zullen geen weerstand kun nen bieden aan de verleidelijkheid der prachtig uitgevoerde bouquetjes van schildpad en paarlemoer, kristal en parels en twee-tint effecten of aan de smaakvolle boutonnières, die een combinatie vormen van bloem en vrucht in velerlei variaties. Naast deze soorten brengt men natuurlijk de zoo geliefkoosde violet, die als nouveauté van ült seizoen in drie nuancen pur per wordt getoond. Chiffon met satijn of zijden crêpe' met bladen van fluweel of taft zijn gewilde materialen voor schouderbloemen. Groote platte rozen in alle tinten rood zijn ,,en vogue", alsmede slinger- bloemen, zooals: fuchsia en geranium in natuurlijk-warme kleuren doen op geld en hebben hun plaats in de mode reeds ingenomen. Ook de veerenbloemen, worden weer herhaaldelijk gezien, vooral in meerdere kleur-nuancen met een voorkeur tot de typen: tulp, chrysant en papaver. Wat er aan gelijkenis met de natuurlijke Flora-kinderen tekort mag schieten, wordt weer vergoed door de onuitputtelijke variatie in materiaal, kleuren en bewerking. ANGèLE. VOORJAARS ROBE. No. 891. Nog een bekoorlijk japonnetje. Als stof neme men hiervoor gebloemd mousseline of gebloemde crêpe, met als gameer-materiaal een effen stof in de kleur van het fond. Allerliefst is dit costuumpje voor een jong meisje on het zal ongetwijfeld de harten onzer leze ressen winnen. Het lijfje heeft gladde, ingezette mouwtjes waaraan een smal biesje van zwart fluweel de eenige garneering uit maakt. De V-vormig uitgesneden hals heeft een smal kraag van effen stof, Een knoop van wit paarlemoer sluit het vestje, dat met een zwart fluweeltje is afgeboord. De taille is eenigszins bloesend. Het korte rokje heeft een diepe plooi ter rechterzijde, vlak onder het zakje, dat op een jftad heupstuk is aangebracht. Een zwart biesje, opge luisterd door eenvoudige broderie van zVarte zijde, accentueerd de taillelijn. ZIJDEN ENSEMBLE. Zijden ondergoed wordt tegenwoor dig steeds aan een „stel" of „suit" ge maakt. We geven hier zuo'n suit van rose crêpe de chine. De rechte strook langs het hemd en de geplooide langs de pantalon zijn met ajourrandjes en fijne broderie versierd. Het hemd heeft bovendien twee groepen platte pli&'s. f;VEINE" EN „DéVEINE" HEBBEN. „Veine" is iets, waarvan men nooit te veel kan hebben, maar waarover men zich meestal beklaagd, een te bescheiden deel er van in het leven te hebben meegekregen. Déveine is een kwaad ding, waar van men altoos spoedig te veel heeft. Het beteekent nu niet zoo heel veel en men kan er zich wel overheen zet ten, er zelfs oud bij worden en opge wekt onder zijn, want veine en dé veine is niet hetzelfde als voorspoed en tegenslag. Neen, met veine en dé veine bedoelen we meer; pech hebben of boffen in kleine, onbeduidende zaken, waarvan nu niet bepaald ons heele levensgeluk afhangt. Ik wil een enkel voorbeeld geven, zooals ik zelf uit verschillende monden heb verno men en waarbij ik eigen ondervindin gen voeg, die vrijwel overeenkomen. Waarom, als ik ergens een verkeer de parapluie meeneem, is het altijd een vod? Waarom gaat juist de tram of bus voor mijn neus weg, als ik hardloopend bij de halte kom en waarom zie ik ze bij de vleet als ik er niet in wil? Waarom vind ik geen sterk beel dend woord, als ik iets met bezieling en enthousiasme wil vertellen en krijg ik volop treffende en pakkende woor den als ik alleen ben en ze niet meer noodig heb? Waarom is de familie „nog geen vijf minuten geleden" uitgegaan, als ik met mijn langen avond geen raad wéét en me al verheugd had op een aange naam onderdak? En waarom krijg ik juist visite als ik me in huistoilet gestoken, op een rustigen avond van luieren had voor bereid? Waarom is het boek uit de biblio theek, waarop ik al zoo lang mijn zin nen gezet heb, steeds „niet thuis"? Waarom is de courant, die ik zoek, om iets wat ik bepaald noodig heb, altijd „juist verscheurd" en liggen er genoeg van verschillende datums, waarin ik geen belang «tel? De voorbeelden van „déveine" zijn legio, maar die van „veine^ liggep ook opgeschept. „Toevallig kon ik net op het nippertje nog den laatsten trein pakken", of: „Gelukkig dat het juist ophield met regenen toen het tijd werd om naar huis te gaan", dergelijke on- noozele voorbeelden van veine heb ber" heeft men voor het grijpen. En toch, het grootste deei van ons leven bestaat uit zulke kleinigheden, die ons aangenaam of bitter kunnen stemmen. Zijn het juist niet die kleine tegensla gen, op één dag ondervonden, die onze stemming bederven, zoodat we, van het meer beteelcenisvolle in het leven niet naar waarde genieten kunnen en ons hart ontoegankelijk is geworden voor hetgeen ons anders toch zoo blij kan maken? Waarom en dit is de laatste vraag die ik stel waarom hechten we zoo veel beteekenis aan zulk een onnoo- zel beetje tegenslag? We moeten het beschouwen als een noodzakeliik iets, wat we te aanvaar den hebben en wat minder onaange naam is, naarmate we het van onzen kant lichter opnemen. Als we onze ontstemdheid onderdrukken, onze opkomende drift nog bijtijds kunnen bedwingen als er een loopjongen op straat tegen ons aanbotst, als we kunnen glimlachen als een voorbij snellende auto ons gezicht vol mod der gooit, als we nog vriendelijk kijken als de dikke man, die voor ens staat, terwijl we een mooien optocht afwach ten, bovendien nog op onze teenen gaat staan, dan, ja dan zijn we op den goeden weg om enkel „veine" in het leven te hebben. BEA. JAPON No. 892 Smaakvolle en gedistingeerde robe] van rose en mauve stof. De eerstge noemde kleur is bedoeld voor het vestj en de binnenmouwen. Verder loopt er een biesje van deze kleur langs den. voorbaan der overrobe en langs den V-] vormig uitgesneden blouse. De rosei stof is gedacht van crêpe georgette, de mauve van zeer fijn velours. De rug dezer robe is geheel glad, zon-j der naad en heeft ter hoogte der taille! een bloesend verloop. De zijbanen van het rokje hebben gemaskeerde plooien,! die alleen bij het loopen opgemerkt] worden. Een smal ceintuurtje van gewerkte] rose en mauve, voltooid dit chique en semble. De couturiers maken veelvul-| dig gebruik van ceintuurs, waardoor; vooral het bloesende effect in den rug; te voorschijn komt. De bijzonderheden waarop ik u met! nadruk wijs, zijn het staande kraagje en! de balonvormige ondermauwen der on-j derblouse, beide worden aan de moder ne namiddag-japonnen veel toegepast. Het is opvallend hoeveel kleuren er ge bruikt worden in de voorjaarsgarderobei Ik geloof niet dat er ooit zóóveel kleu ren met haar uitloopende nuancen ge zien werden als thans. 1 I Bozen „In 't soet&to van do Meyc" waren wij op- gestoomd uit de Lagunen stad en in suizen de slagregen te Bozen aangekomen. Het bleef regenen dien geheclen middag en den geheelen avond, en naar het ons toe- lcek, wel voor veertig dagen en veertig nachten. Geen berg was te zien, uitgezon derd dc groene Virgl-rot.s, die loodrecht boven het. voornaamste plein der stad, do Wallher-platz omhoog steeg en geheimzin nig in het vale wolkendek verdween. Het was reeds afgesproken: volgenden dag de beenen en de biezen nemen, naar Mün- chen Den anderen morgen scheen de zon en do Madonna-beeltenis aan den bui ten muur van ons logement, die gis teren in tranen droop, glimlachte be minnelijk over onze opgetogenheid. Uit het venster overschouwden wij dc roodc, 6pit.se daken en schoorsteenen van het stadje, dc fluweelig-grocne bergen, dio hóóger en hóóger opliepen en overgingen in kale met snecuw-bevlokte wanden. Maar boven alles uit torenden in sc-hitter- velden van ijs en sneeuw de trotse rotsen der Roscngnrten bestraald door dc morgen zon. Rose schapenwolkjes zweefden rond om do ongenaakbare grijze rotsen, zoo Bteil, zoo grillig en brokkelig, dat geen sneeuw erop beklijft. Na een half uur huider dc berg baar schoone vormen nuffig in een morning- gown van witte sluiers, om tegen den mid dag weer in volle majesteit ten troon te zitten. Het geheelc 6tadjo straalde en glansde in de zon als «een gewasschen schooljongen op Zaterdagmiddag. De rivier de Eisack, d.e lungs het logoment stroomde, sproetel- de en schuimde of de spoorbrug aan brokken moest. Het sierlijke spitsje der proostdijkerk klepelde blijde doch bedacht zaam den Engel des Heeren en de fruit vrouwen op dc Ooftmarkt zaten te glunde ren onder haar groote parasols. Een prachtig stadje, dat Bozen zelfs in de regen. Bomantisch! nee, om van te smakken. Donkere, koele „Lauben" langs de kronkelende straten, eerbied waardige kloosters met verschoten en ver schimmelde Madonna's boven de ingang, oude, vergrijsde torens, met klimop be groeid en omringd door stille vredige kerk hoven, schuimend van bloemen rondom do zerken, waarop zij aan zij namen waren in- gegrift: Hier ruht in Golt Ook zijn er gezellige en drukke café's, wijn- en bierhuizen, met namen als: das Batzcnhausl, Weiszes Rüszl, Torgglhaus, bioscopen, badinrichtingen. Eenvoudig: een ideaal stadje. Vroom en lichthartig. Bij het pclooven van dit volk vergeleken zijn wij als een koude steen. Op Sacra mentsdag (Fronleicbnam) donderen de ba- nonnen in alle Alpendorpen en weerkaat sen brullend tien, twaalf maal tegen sid derende bergwanden, in Luzern reed de geheele artillerie in de processie mee. In München, een wereldstad grooter dan Am sterdam, werd op het drukste plein, de Marienplatz, een sacramentsaltaar opge slagen om „das Höcksto Gut" waardig te ontvangen. En zoo is het in alle Zuid- Duit.sche steden. In de straten, waarlangs het „Hoogste Goed" heengaat, worden ta pijten uit de ramen gehangen cu op het gerinkc-l der schellen en gebeier der klok ken buigt iedere knie, van hen, die boven op en onder dc aarde zijn. In Bozen was or s' avonds Lof in de hoofdkerk, die versierd was, niet met lin ten en guirlandes, maar alleen met pas- ontlokcn berkenboompjes, een typisch ge bruik, algemeen in het zuiden rond de Al pen. Gezongen werd er door heeren- en dameskoor, dc viool ontbrak niet (en dat vlak bij Trentcl), het was zoo aangrijpend mooi, dat ik bepaald sentimenteel zou wor den, indien ik er meer van vertelde. Om verstokte zondaars te vermurwen. Natuurlijk hebben wij in Bozen niet stil gezeten als twee bejaarde dames, wij heb ben gewerkt als paarden, harder dan wij ooit gewerkt hebben. Bozen is gelegen in een bekken, dat de logische naam draagt van het Bozener Bekken. Het is omgeven door dc ruige ruggen van hooge bergen, en op twee daar van do Ritten en de Kohlera, hebben onze beenen- een zware beproeving door staan. Door echte „Hochtouristen" wordt min achtend neergezien op de bergbanen, spoorlijntjes aan tandrad of draad, maar voor breekebeenen in dio sport zijn het idealo uitvindingen. Een „Schwcbebahn" bracht ons naar Baucrn Kohlern, 1150 me ter boven do golven der zee. Je leven hangt daar aan een dunne staaldraad en met 'n geheimzinnig gevoel in den maag, als wanneer je op 1 Mei in bet zwembas sin „een duikic maakt", met dezelfde ge voel stapten wij in de tram-aan- een-touwtje en zeulden in glijvlucht hemelwaarts over dc toppen der sparrc- wouden. Hoe nuchter is toch de moderne tijd. Terwijl de profeet Elias omhoog voer in een vlammen-koets getrokken en gedragen door vurige rossen, gleden wij ten hemel in een vliegende koffer. In hetzelfde schuitje reisden mede een brevierende pastoor, die op huisbezoek ging, twee da mes met do oogen knipperend van angst en een gezonde stevige Tiroolscho boerin. Mit Armeln so Kugelrund Lippen so frisch und gesund. Cn een gezicht als een rooio radijs. Na behouden aankomst, werd de klim partij aanvaard. Een smal, slingerend pa<l voerdo ons eerst door donkere beukenbos- schen, waar de gladde stammen oprezen als pijlers in een domkerk, toen door een aanplant van lorken tot wij plotseling het bosch uit waren en het uitzicht over het Eggcutal Trij kwam. Heel diep beneden ons de helling was uiterst steil kron kelde het groene dal met op den achter grond de barre rotsen van den Rosengar- ten, gezeten op een kussen van maagden- sneeuw. Onder den indruk van dc keizerlijke u tuurprackfc, hebben wij ons neergezet do rotsen, en bewonderd, gelijk dc psj mist zingt: „de heerlijkheid des Hecrt uitgespreid over de bergen". Geheel stil was de natuur, als in cetn ge verrukking. Alleen een groene haged ritselde in het dorre hout cn een brilla ten dauwdroppel sidderde in het gras., Dc stilte was, zooals een beroemd schri ver het uitdrukt, tastbaar en alomtege woordig. Het leek of zelfs de sparren va het naburige woud aandachtig luisterd< naar do karige en magere woorden, <1 wij met elkaar wisselden. Veel spraken wij niet; het misklonk het gouden zwijgen der gebeelo scheppin Languit op ons rug lagen wij in ht gras, en tuurden steeds maar in het stral ke blauw der lucht, waar, verweg bovi het golvend tapijt der Tiroolscho dale verweg boven de zieligheden der werel do Roscngartcn verrees, als oen altaj door God zelf gebouwd. Maar kom! Er was nog een steilo hcilin to beklimmen, en als voorbeschikt d<x den hemel, lag niet ver van daar ccn m tuurlijke Jacobsladder, een rots-trap, g, broken en gescheurd bij een steenval va misschien tien jaren her. In woeste wanorde lagen de roorfc po; fieren blokken dooreengesehud, wankelen hier en daar. Wanneer een sicen losraakt zou het geheelc r-^aartc in beweging Ik men. Zonder bedenken hipten wij als gemze omhoog, van steen to steen, nu cn da peilend en bevoelend of de rotsen niet a, te-los lagen. Er Wam echter geen eind aan dc trap, en wii keerden om, ten eind langs een gemakkelijker weg verder te k< men. Maar het was om een duizeling t krijgen, zoo steil viel de trap af, waarvai wij bij het ópklimmen niets gemerkt had den. Het zou krankzinnig geweest ziji deze helling af te dalen. Inderdaad was do toestand niet zoo ge vaarlijk. Maar wanneer u in 't oog houdt dat ik afstam van een vader, wien hel angstzweet, uitbreekt als hij in Nobrd-iJ op oen duin staat, dan is het heel I grij pelijk. Tenslotte zijn wij uit de etcon-iawinc ?r -komen door dwars op de as over te f f. ken naar de veilige oevers. Evenwel niet zonder kleerscheurenmijn reiskameraad baalde een geweldige winkelhaak in zip broek en mijn schoenen wren, door ht; schuren langs dc rotsen. verre gaande staat van ontbieding, dat zij ct- middclliik aan ccn 'dienjood z schonken. Het einde van i.:t epes was, dat wij br •Kohlercrbaantjo misten en in een Ai ponwei e-cn zonnige contemplatie licbht! gehouden van 's levens wissel va 11 ieSctk Nog dit: toen wij weer tusschi menschdom waren afgezakt, konden ri geen van beiden hooren, door de snel! verandering in luchtdruk, waarop do troa mei vliezen niet ziin berekend. Het. is cc eigenaardig gevoel, zoo iets als de groolt trom der Harmonie St. Juttemis uvet ei varen, wanneer hem een bens op zijn lir- kers- cn een bens op ziin recht er-war; wordt toebedeeld. Een andere toer was die naar dc Kitte? en 't doel van de tocht was dc sneeuw. Met» een tandradbaan, dio als een boo: klever de berghelling op- en af kruip komt men te Klobenstein, vanwaar et; grandioos uitzicht op het plompe Bohlen massief en op de geheele Dolomictenbett: een rij van ijskoninginnen van dc Gei lersoitze tot aan het. Eggentalcrhorn. Het is een der meest opvallende ervsrl: gen, die een kind opdoet, zoodra hïi is gt komen tot de jaren van verstand, dat bt niet op zijn eigen schaduw trappen ka De schaduw draaft even hard als dc ei? naar. Iels dergelijks overkomt 'f" t"cri: op zoek naar sneeuw. Laat ik vooruit, al opinsili.cn. platvoeten geen eeuwige sneeuw betrede hebben onderweg waren onze planna om door te dringen tot de glc'scliei reeds afgedaald tot een klein plot; sneeuw, dat als een schapenvacht tegf- de helling van het Rittnerhorn lag. Vlal bij, meenden wij, maar wij hebben ure; geloopen. Eerst doör een prachtig pat! landschap met. weiden vol uitheemse! blommetjes, weiden die als een moi kleedje over de bergen lagen gepli waarin de rose Maiprimoin (Meiprimuh het hoogste woord voerden. De weg lit uit op het jachthuis „Zum Tann". wsï zooals do krantenterm luidt „den inwcnA gen mensch versterkt werd", en wolk hua met zijn geestig snijwerk en het geh# volgens do kunst der Heimat inger'.cl Herren- stüebeli een brok in hout gesff den romantiek was. Bovendien werd on bediend door een alleraardigst Diais' (meisje), die, torn ik mijn theekop üe omvallen op de geboende vloer, met «f zilveren stem lachend verontschuldigd' „Dos macht nix" en ons met. een hoofs* „Gtübz Gott" de deur uit-bonjourdc. Do tocht werd voortgezet over drassig weiden tusschen kudden grijswitte kocitf met hun trouwhartige snoeten en klinker- do bellen om den nek. Een beek rootf worden doorwaad met opgestroopte bn» en toen kwamen de rotsen, eerst oog h' spikkcld met diep-blauwc gentianen f] wat schuwe dwergdennen, daarna M woest cn eindeloos verlaten. Hier en daar lagen de verbleekte en wrongen stronken en knoesten van d«cr; dennen verspreid, als cadavers in c woestijn, als het beendercnveld uit chiël's visioen. Fn bovenaan de glooifc waren cr zelfs geen knoesten meer, was do rots kaal cn rond als dc glim®®0® gladde schedel van een doodshoofd. Ei' waaide een iscgrimmig „Mailiiflc" en zoekend naar een beschutting ad>]]] rotsblokken, vonden wij ereen, waar koeicn-van-letlers stonden gegrift do zeggende woorden: „Niedcr mit Italien". En hiermede wordt ccn geheel and]] hoofdstuk begonnen, waarmede dan sclioone rcisrevhaal wordt besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 10