TWEE KINDERJURKJES MET BRODERIE. No. 885 en 886. Twee aardigo kinderjurk jes, één voor meisje van 610 jaar en het andere voor een kleine prul van 30 jaar. Op beide is een borduursel toegepast, waarvan XJ het patroon duidelijk aangege ven ziet. F ONZE NIEUWE HOEDJES. De vorige maal sprak ik met U ove* de hoeden in het model van ons haar geknipt, die strak over onze gebobde of geshingelde hoofden getrokken werden en waaraan de zoo moderne punt in den hals niet ontbrak. De hoed, in zijn aller laatste visie wel is waar, doch die on mogelijk lang bestand kan zijn tegen de concurrentie der andere modellen, die veel charmanter zijn, en die ik U thans beschrijven wil. Sommige dezer nieuwe voorjaarsmo dellen hebben de zoo lang verbeiden ronden bol en aan één kant een opge slagen rand, waarvan het effect altijd de draagster ten voordeele komt. In deze genres treffen we veel Bangkok- stroo aan, voornamelijk in zwart, gegar neerd met lussen van satijn lint in zach te pasteltinten. Zwart Bangkok wordt veel gegarneerd met rose lint, bruin met beige, grijs met bleu of marine-blauw, wat nog nieuwer is. Marinerblauw hoedjes in picot-stroo, mctrern, sLeu voos i,j neert het mantelcostuum. De ronde bollen zijn overheerschend^ Meest zijn ze gedrapeerd, sommige heb ben alleen plooien van achteren. Ook! grootere hoeden worden veel gezien^ waarvan de randen gebogen zijn en dikt wijls opgeslagen. Garanium-roode gar- ncering komt veel voor op zandkleurig- strooien hoeden; fluweelen lint is domi-: neerend onder de lint-soorten. In sommige Fransche modehuizen schijueu de toques en tulbanden weer dc overhand te hebben. Kleine toques in Eangkok-slroo zijn allercharmantst. Aan deze modelletjes is een gameering van grosgrain imt, hetwelk meest in hrcccle franje op het midden van den bol eindigt zeer „eu vogue'*. Zijdeach tig strooi** hoedjes hebben een bol, welke met ingezette figuren versierd is. Het smalle randje is teruggeslagen, zoo dat het even de oogen overschaduwt^ «Tulbanden in vrij origineele en bijna „gewaagde" modellen, die meer voor actrices bestemd schijnen, treden in zeer veel vooraanstaande modehuizen op den voorgrond. Echter zijn er ook een voudiger modellen onder op te merken Tweeërlei materiaal is schering en in slag onder de voorjaarscollecties. Een garanium-rooden tulband had een bos uitloopende Parma-violetten, hetgeen een verbazend jeugdig en fleurig aspect gaf! Onze plaat toont een allerbekoor lijkst voorjaarshoedje. Dit modelletje is van licht grijze peau de pêche, met een randje van fijn zijden slroo in dezelfde Meur, Een bos uitloopende Paraia- .oletten in vlamroode kleur geeft gloed en bekooring aan het jeugdige dopje. Een zelfde boutonnière garneert het manteltje van lichte grijze kasha-stof. TEGEN DE FOPSPEEN. Do kinderarts J. L. Keyzer schrijft in do „Tilburgsche Ct." een waarschuwend «tuk tegen lret gebruik van do fopspeen. „Het feit, dat hedennacht mijno hulp werd ingeroepen voor een klein kind, dat zen fopspeen had ingeslikt, is mij aanlei ding nog eens openlijk tegen liet gebruik can het even schadelijke als onsmakelijke „zoethoudertje" te waarschuwen. Herhaal delijk met woord en bééld - hebben vro op moedercursussen, consultaticbu- rcaux en elders strijd tegen de „fiepen" gevoerd. Op de bureaux wordt de „fiep" niet meer geduld cn wordt zij onverbiddelijk in bc- ►lag genomen. Nauwelijks echter zijn vele Hoeders weer buiten, of hot viezo ding wordt weer uit een verborgen schuilhoek ■van den wagen tc voorschijn gehaald en do kleinen mogen weer lustig zabbelen. J De jurk voor het groote meisje is Jvan marine-blauwe popeline. Het jkraagje en de manchetjes zijn met een randje geborduurd volgens onderstaand model, in den platten steek. De kleur !van de borduurzijde is marineblauw, [Dasje en ceintuur zijn in de tint van ue stof. Het ceintuurtje kan ook in wit r i'xvi uerne ideisjesjurKje heeft dezelf- jde broderie, doch op andere plaatsen (aangebracht. Bovendien heeft dit aller liefste „deux-pièce" nog een versie- Iring van eendjes rondom het loshan gende jurkje. De romp van het eendje» wordt in den gewonen platten steek uitgevoerd, de snavel en de pootjeS in den nopjessteek. Voor speeljurk bedoeld, is een ste vige, doch vooral niet dikke stof in' een pasteltint zeer aan te bevelen, voor meer „gekleed" jurkje kan ik U Bij dit 1 auTSvë^feaere' sprek te gebruiken voor de broderie. Voor dit borduursel kan natuurlijk met even veel succes de kruissteek toegepast worden. Velo moeders kouden onzo anti-fop speenactie voor belachelijk en overdreven. Het bovenvermeld geval mogo haar een waarschuwing zijn. Gelukkig is 't met mijn patiëntje goed afgeloopen; er zijn echter ook gevallen van stikkingsdood door do fopspeen bekend. Waarom is do „fiep" nu zoo verkeerd] In de eerste plaats bestaat het groote ge vaar van infectie. Weliswaar wordt in den regel het ding, als ;t op den grond geval len is, wel vluchtig aan dc schort of on der de waterkraan „schoongemaakt", voordat de zuigeling er weer mee wordt verblijd maar het is duidelijk, dat ook dan dc fiep niet schoon is integendeel, de zetel blijft van allerlei ongerechtig heid. Als gevolg hiervan treden niet zel den spruw en allerlei andere ziekten op. Voorts werkt de fopspeen slecht op het zenuwstel van het kind en ten derde be staat het gevaar van inslikken, vooral als een exemplaar zonder ring gebruikt wordt. Niet voor niets diende de grijze Pref. Pinard in de Fransche Kamer een wets ontwerp in, strekkende om den verkoop van de fopspeen (en ook het vervaardigen en den invoer ervan) te verbieden. Tot slot laat ik het woorcl aan een auto riteit als Prof. Schlossmann, die nog on langs schreef: „Ik veTwcrp het gebruik van de fopspeen, op welke wijze zij ook wordt togepast en met welke motieven haar gebruik of haar toelating ook wordt verdedigd. Ik heb nog nooit eenig voor deel van haar gebruik gezien. Alles, wat verhaald wordt over het rustig worden der kinderen door het toestaan van de fop speen bohoort tot liet rijk der fantasie. Omgekeerd, overal, waar men den kinde ren him speentje laat, woTdcn ze direkt kwaad cn onrustig, zoodra ze het een oogen blik verliezen. Vorder is de speen een gevaar, want zij kan tot infecties leiden en haar gebruik is onphysiologiscb, daar zij voortdurend de speekselafzondering aanzet; en ten slotte moet zij ook van opvoedkundig standpunt worden afgekeurd." DE CACTUS. Van zooveel dingen kan men zeggen, dat zo een tijd lang zeer gewild zijn, dan zijn ze in „de mode". Zoo ook is het ge steld met de uit woestijnachiigc, droge streken gestamde plant: de cactus. Voor mensclien, die slechts oppervlakkig kij ken, heeft de cactus in zijn velerlei vor men weinig aantrekkelijks. Doch heeft men eenmaal de verblindende pracht der caetusbloemen aanschouwd, dan verbaast men zich alléén nog over heb feit, dat cr zóó iets moois bestaat. We zijn getrof fen door de schoonheid dier bloemen vragen ons af hoe een plant, zoo ver van ons vaderland thuishoorend en op een zoo geheel andere bodem gekweekt en ge groeid, hier zoo welig tiert cn opleeft. Do meening, dat de caeteeën een schra len, dorren grond behoeven om weelderig op to groeien is onjuist. De geboortegrond van de cactus is rijk aan minerale stoffen en waar do caeateeën hier gewoonlijk in potten of bakken worden gekweekt, heb ben ze meestal een te beperkte hoeveel heid voedsel om flink uit tc groeien en lijden ze dan ook veelal een kwijnend, mager bestaan. Maar al te vette aarde, waarin to veel voedsel is, werkt ook na- deelig op de plant, daar deze dan spons achtig gaat worden. Tc veel water geven, bevordert verrotting der wortels. Het beste is de cactus-plant op een koele plaats to houden (hoogstens 10 ït, 12 gra den) en ze eens epr week te begieten. Hier toe heeft men lichte aarde om het water goed door te laten. Wie genoodzaakt is zijn cactus koud te laten overwinteren moet -ze heel den win ter volkomen droog laten staan, maar dan dient men een vrij zwaren grond te ge bruiken, waarin de wortels levenskracht behouden. Het komt trouwens hierbij ook op den ouderdom der planten aan. Dc jongere geeft men een lichtere grondsoort dan de oude. Er zijn ontelbare boeken verschenen over do caeteeën en hare behandeling. Wio werkelijk prijs stelt op deze plant», raadplege een der verschenen werken er over grondig en het is bijna zeker dat men een geestdriftige liefhebber wordt, voor wien do teelt der cactus geen offer vergt, maar werkelijke ambitie. Tijd, moeite en geldelijke offers zijn miniem wanneer men maar eerst in de goede methoden voor de behandeling der caeteeën is ingewijd. Ik beklaag de vrouw, die alleen voor huiselijke werkzaamheden is opgeleid, maar driewerf beklaag ik haar, die niets geleerd heeft, dan een plaats te bekleeder» in een gezelschap. louise Blüchnci*. De echte verdraagzaamheid maakt ons strenger voor ons zelf dan voor anderen; want wo kunnen gemakkelijker arbeiden aan onze eigen geestesgesteldheid dan aan die van onze naasten. Levensblijheid is dc hechtsle grond voor welslagen. Luisteren naar een anders raad doet alleen, wie zelf niet twijfelt. CULTUURWAARDE DER R.K. KERK. Twee merkwaardige ontmoetingen. Uit Oslo (Noorwegen) schrijft F. K. het volgende in het „Schild": Men krijgt een bijzonder gevoel, wanneer men, na een tijd met iemand als gewoon burger geconverseerd te hebben, zich in eens als priester vóór hem bevindt, en dan vooral als katholiek priester in een door- cn-door protestantsch land tot getuige wordt geroepen, dat er niets grootsch kan worden opgebouwd, noch blijvend kan be staan zonder en builen de onontbeerlijke macht van den godsdienst. Door een inge nieur, met hart en ziel aan zijn werk ver knocht, en meer dan half overtuigd van de onbegrensde mogelijkheden en macht der moderne industrie, werd ik opgevorderd hem daarin gelijk te geven, hetgeen ik des te liever deed, omdat hij daardoor feitelijk zijn oer-liberale theorieën, welke hij met hand en tand had zitten te verdedigen, in eens, mogelijk onbewust, prijs gaf. "Was het daardoor, dat hij tot mijn ver bazing den moed vond de beschaving der Zuidelijke landen torenhoog hoven de ont- Avikkeling der Scandinavische volkeren te plaatsen? Ik deed een poging, cn een eer lijk gemeende, om de Scandinavische vol keren te verdedigen, maar hij was er niet vanaf te brengen. „Neen, zeide hij, die le zen veel, massa's kranten, massa's hoeken, veel meer dan waar ter wereld ook. en dat in alle. rangen der maatschappij, van de hoogsto tot de laagste, maar dat is vernis, dat zit aan den buitenkant, dat wordt niet geabsorbeerd en verwerkt tot volksgocd, en daarom zijn die menschen, trots alles, ar mer aan beschaving dan uwe menschen, die niet door letters maar door historische en religieuse tradities beschaafd worden, ook al zouden ze zeLfs niet kunnen lezen." Van die veroordeeling der op de spits ge dreven moderne „ontwikkeling des volks" zonder meer, door zulk een man en in dit land, stond ik paf. En gaat men dieper peilen, in deze ver zuchtingen. dat al dat uiterlijk vernis het menschclijk wezen niet wezenlijk verheft en dat cr niets grootsch en niets blijvend zonder religie kan tot stand komen, dan ligt daarin een ontzettende veroordeelmg van de Scandinavische Protestantsche Staatskerken, die den menschen stcenen in plaats van brood moeten gegeven hebben. Een merkwaardige overeenkomst ligt er tusschen deze woorden en hetgeen de be kende Engolsche bekeerling C. K. Chester ton in de katholieke „Times" schreef om trent de beschaving, welke de Katholieke Kerk, waar zij komt, meebrengt: „Alleen dc Katholieke Kerk kan een mensch be hoeden voor de onteerende slavernij van een kind zijner eeuw te zijn. Bernard Shaw uitte laatst het verlangen, dat in een geluk kiger tijd ieder mensch, die leefde driehon derd jaar zou zijn. Het is tamelijk verma kelijk: want ik ben er zeker van, dat, wan neer Shaw gedurende do laatste driehon derd jaar geleefd had, hij lang katholiek zou zijn. Hij zou gezien hebben, dat liet wereldrad eindigt, waar het begon, en hoe weinig de voorgewende vooruitgang kan Maar in elk geval is het hier zaak. dat hij aan een ieder toewenscht een ondervin ding van drie eeuwen. Iedere Katholiek, vergeleken met eiken anderen mensch, heeft de ondervinding van negentien eeuwen Iedereen, die Katholiek wordt, wordt ter stond twee duizend jaar oud. Het zou zelfs nog waar zijn, te Zeggen, dat hij voor het eerst aanwast tot de volle grootheid van man. Hij beoordeelt de dingen, zooals ze het mcnschdom aandoen, in veel landen en tijden, en niet slechts onder invloed van het laatste geschrijf in dc dagbladen." Naast deze eene ontmoeting een andere. Wij hadden samen een heelen nacht ge reisd als vreemden en stonden op het punt elkander hel beste te wenschen, toen wij contact kregen, omdat hij een keer van Scandinavië naar Delfzijl gezeild was en ik Hollander was. Hij was professor^ aan een hoogeschool en ik maakte mij bekend als katholiek priester. Toen sloeg het con tact vonken. „Of ik den ouden katholieken dom, die de Protestanten lot een ruïne lieten ver vallen, en die door de nationaal geprikkel de Noren wederom wordt opgebouwd, ook gezien had." „Ja", en ik noemde liet werk, dat inder daad de middeleeuwen in pracht doet her rijzen, maar vroeg, wat er gebeuren zal jn do toekomst, wanneer de nationalistische vloedgolf voorbij was. Of die den luister van den ouden dom weer niet een anderen keer zou meesleuren in-haar ebbende vaart. Van hetgeen ik vreesde, toonde hij zich overtuigd. „Opbouwen kunnen wij, zei hij, maar in stand houden, dat kunnen alleen de Katholieken, omdat daar eenheid is en leidend gezag. Vroeger als jong mensch zag ik dat niet zoo in, maar nu ik ouder word en nadenk, nu de feiten in de we reld rondom ons, ons de oogen openbre ken, nu besef ik, wat enorme fout Luther beging, toen hij het gezag verwierp en daarmee de eenheid prijsgaf. Zonder dat kan niets bestaan; gij, Katholieken, hebt liet aan liet rechte eind, dat is mijn over tuiging". „Jawel, professor, maar er zijn er niet veel hier in ons door-en-door protestant sche land. die dat gelooven, dat wij het daarmee aan liet rechte eind hebben, en voor ons, katholieke priesters, is het zwaai en om moedeloos te worden, tc zien Avat men hier al niet geruïneerd heeft van het geen de Katholieke Kerk opbouwde, en het is ondankbaar werk op zulke ruïnes de hand weer aan het werk te slaan." Wij reden het station binnen, en als af scheid drukte hij me de hand: „moed, pastoor, er zijn er meer dan gij denkt, die denken als ik, geduld, het komt wel, de wereld kan niet zonder Katholieke Kerk". 't Aardsche Tranendal, (Brief aan '*n zwaarmoedige). I door Henri t' Sas „Je bent niet voor je plezier ep de ui reld1'. Nee, maar ook niet voor je vel driet, en, als jij, Aardsche tranendal me durft schrijven, dat het leven, voc negen en negentig procent tragiek j zich heeft, dan durf ik jou te antwoo] den, dat ik cr minstens vijftig procei humor in zie. Onze Lieve Heer heeft jo geschapen, 'n ernstig man, die de werd nijdig bekijkt, omdat ze je niet gooi waarop je meent recht tc hebben, <Ji 's morgens zuchtend naar je kantot gaat en zuchtend daarvan wederkeer omdat jo niet alleen geen kans ziet o promotie, maar omdat zo op je tractemcj nog gaan bezuinigen. Je foetert legen j zelf, tegen je vrouw en natuurlijk, tegc je schoonmoeder.... jij maakt de tragic met handen en voeten! Want zwaarmaj digheid is aanstekelijk, zeer besmettelijl Klagen heeft in je onmiddellijke omgi ving, hetzelfde effect als blaffen van j hond in den nacht: al de buurthondo blaffen dadelijk mee, Je schrijft me: ,i hebt gemakkelijk praten, jij bent niet |itj zooals ik." Maar, beste kerel, is het dj| zoo moeilijk vroolijk ziek te zijn? Weef] wol, wat 'n zegen het voor je omgeviq is, als je jo medicijnen glimlachend ii neemt. En, als je pijnen hebt, trek da leelijke gezichten, huil er bij, maar, dio weg zijn, laat dan 'n opgeruimd g; zicht zien. Jij lamenteert: „Als ik er ces niet meer ben, wat dan?''Dan is er icmaj anders, beste jongen. Is de wereld nii Wijven draaien zonder Dan te, zonder Ui pol eon, Shakespeare of Newton? Zal niet blijven draaien zonder jou en kantoorkruk? Nee, je moet liever vragR „Als ik Avecr gezond hen, wat dan? Bs zal ik te kiezen hebben tragiek of humc schadinv of zon, melancholie of opg ruimdheid. Welke bedoeling zou Onze Ij ve Heer gehad hebben met het schepp van den aap? Ja, je inoogt gerust lach», over m'n hak-op-den-takkcrige stijl, zeg: Hij heeft ons iets willen g< waarmee avg lachen kunnen. Dc balai humor-tragiek, moet in evemvickt blijvl Kruip jij maar hij do Nurksen, ik blijf de apen, en telkens, als je me zoelsapp toespreekt met „humorist", zal ik hoedje lichten voor dat eere-saluut. Avereld zit vol apen, vol humor en dat zien wil, ziet het. Is liet leven heerlijk ondanks z'n ivissels, z'n galslo en z'n lastige huren of familie? Als je straks van je ziekbed komi AviJt de schoonheid van het leven dan zul je ze zien, dan zul je ook zegg Avat 'n acteur zei, die gisteren avond-Is naast me in m'n tuin stond en omho keek naar den ontzagwekkenden hou met z'n schittering van millioenen hem lichamen„en ik heb daar zooei zitten tobben over ii paar onbelaal halve zolen en achterlappen.'' Je sciirij „Jij hebt 'n prettig, afAvissclend besla; maar ik...." Maar, kerel, ook op kantoor valt toch wel een.s 'n zonneslr; V"Mxiöholaniic.Tnlrt muijaLrvIriM, je dan met, wat 'n prachl-kleuren geeft? En, als je, op dat moment anders hebt, neem er dan genoegen m dan zul je voelen, dat dat zonnesua in die Aviebelende inkt, dc kracht I jouw zwaarmoedigheid te verdrijven woorden „jij".... „maar ik" zijn over algemeen gevaarlijk, dat zijn afgunst-» cillcljes! Weet je Aval ik zal doen? Als c avater-eni-brood-tijd in m'n leven root komen, zal ik me nog als 'n zwaar-' gimsttgde beschouAven, doe jij dat want niets werkt de genezing zoo tc: als afgunst. Jij aanziet in je slecht- luimdheid, de Avereld als 'n doedeU, zonder muziek. JZei niet William Mori do EngeJsche dichter, sier- en bouwkt stenaar: „Wat zijn wij, do-moors, wurmen, aan het kr.eweJcn en Avrooi- In de aarde en er boven aan hel Avroel naar goud, in donkerte en ontbering. 3 er geen goud in do zon, machtiger Ju-acht wekkend er dan Avat liet erts waart? Is er geen goud in het koren, liet wiegeAvuift in den Avind? Is er gt goud in den dampkring, prikkelend' fijnste zenuwen? Hoort ge niet, de r? miek A-an het leven, dat zijn dicht z m liet lichtgetril? Is er geen zegezaijj de dracht van uw spieren en in do kra en macht van uw handwerk? Js niet lichaam zelf een rylhmiek van vorm lijn. En de klecren, düo liet omhang kunnen zij niet een weelde "spreken 1 kleur? Schud je verbittering tegen menschen cn het leven af, wapen je i goedgehumeurdheid, stap naar builen nierk in alles schoonheid en blijheid blijheid óók in het rood van de stervcüf^ bladeren, ook in het vochtige, uevola» ge jaargetijde, in liet schitteren vaii vorst op de glasruiten, in de duizentf 2] kleine dingen^ die helpen, om ha raio: scho trillingen teweeg te brengen in l-vc gemoed. Als je straks beter bent en w gaat aan den arm van je vrouw je eer ij wandeling builen ma-ken, heb je te kic tusschen twee brillen, waardoor je 'I yen bekijken kunt. Door den eersten je op den landweg in vroeg-zomer tlas| millioenen smaragden vlaggetjes zomer tla;f ïtjes op an jouw ld; boomen wapperen, ter cere van jouw I stel. Over 'n doornheg is, zwaar-trossf gouden regen neergezegen. En verdj naast die boeren-hoeve, in 't groen gcd_ ken, met baar twee vensteroogen 'jSig flikkerend zonnelicht gestoken, daar »er 'n rose bloesemwolk komen dalen. hij|>; dichte teere groen ligt 'n panncvlak rood te blaken, en om 't kruis op <f spitsen dorpstoren heeft de zon 'n gif zend gouden band gehangen. Je blijft 4 I boelen middag in 'l bosch en straks, Toe je naar buis gaat, tegen scbcmeri»ei; langs do smidse, Avaarvan-uit, in dG v in al, bet soepel aambeeldhameren klonk,San waarin op zwarten achtergrond, hel jf rood profiel van stoeren Averker Wtw vuurgloed staat, zie je, op 't eind t".6 deu smallen landweg, even nog, schawl' kon 2on verbloeden. Pas nou op, dalf J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 10