Huwelijksreis. En lieb je op je huwelijksreis ook Na pels gezien?" „Ik weet het heusch niet. Mijn man had de spoorkaartjes." Ook een beschouwing. Eerste dame (terwijl zij een Encyclope die in 24 deelen beschouwt): „Wat een moeite om zulk een uitgebreid onderzoek samen te stellen." Tweede dame: „Ja, ja; men heeft men schen die zoowat niets te doen hebben." OUD VROUWTJE, door Oom Wim. XII. Het is St. Nicolaasavond. Anny on Toos zijn vol verwachting, wat de goede Sint „Tijden" zal. Haar pakje, speciaal voor moeder geborduurd, is behendig wegge moffeld en het zou meer dan toeval zijn, als een der huisgenooten, die niet in het geheim i.4 hofrokken, die surprise vinden zou. Beide vriendinnen verheugen zich reeds bij de gedachte, dat moeder niet raden zal, wie dat pakje aan haar adres stuurde. Een goede inval. Oom (tot zijn zevenjarig neefje dat met een andere jongen bezig is belegering te spelen): „Jan, jo krijgt een kwartje, als je binnen een kwartier de vesting hebt ge nomen." Jantje (een minuut later): „Oom, ik heb de vesting genomen, krijg ik nu een kwartje?" Oom (hem het geld gevende): „Hier, maar vertel mij nu eens, hoe je dat zoo gauw hebt klaar gespeeld." DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX door Ocm Wim. Een week later. Mies en Max zagen kleine meisjes rond draaien en dansen om een draaiorgel. Dat vonden beiden erg leuk. „Dat kan ik ook", zegt Mies Laat zien, zegt Max. Kom mee! Ze komen in de wei. Hier zal liet gebeuren. Max zal voor muziek zorgen Mies zal dansen op de maat van Max' geblaf. Dat valt niet mee. Mies kan niet goed od Jantje: „Wel oom, ik heb Piet een dub beltje beloofd, als hij zich dadelijk over gaf 1" Nog erger. Dokter: U is zeer hardhoorend. Ik zal u een instrument geven, dat Patiënt: Asjeblieft niet, dokter. Mijn vrouw zingt en mijn dochter speelt piano! Op groobn voet. Men zegt, dat hij op zeer grooten voet leeft. Kun je niet gelooven, zeg. Hij trekt de achterste pooten ronddraaien. Ze wordt er moe van. Max weet raad. Hij spant een touw fusschen twee hoo rnen ter hoogte van Miesjes pootjes bij hoogstand. Nu gaat het beter. Ze houdt zich bij het touw vast en danst. „Dat gaat goed Mies! Nou ik! De rollen worden omgekeerd. Max danst en Mies miauwt. Het touw dient tot steun. Zoo dansén ze beide om beurten. Tot het eindelijk verveelt en dan.... gaan ze springende heen. „Dansen valt niet mee Mies!" „Neen Max, dat is geen 6pel voor ons! Daar zijn wij te fijn gebouwd, voor! „Zoo is 't Miesje! Kom mee! 'ik weet wat!" Wat de goede Fee bedroefde. door Gadier. II. Wat later, na eerst het licht van de pe troleumlamp, die 's nachts bleef branden ingeval de ziekte soms erger mocht wor den en er dan direct licht in de kamer zou zijn, lager te hebben gedraaid, begaf de vrouw zich te ruste Uitgeput door de vermoeienissen dezer dagen en het aan houdend getob over haar kind viel ze spoedig Jn een onrustigen slaap Dit alles had de goede fee in de torenkamer door het wonderglas gezien en gehoord. Het was een lange zilveren buis die de fee van den kabouterkoning had gekregen Wanneer ze hier doorheen zag, kon ze in de huizen zien, of de kinderen braaf wa ren. Was dit dan het geval, dan ging zij die kinderen 's nachts of ook wel eens overdag met speelgoed of lekkernijen be- loonen. Ook gaf ze aan de kinderen wier ouders erg arm waren mooie kleeren. Me nig kind dat ploseling uit een akelig be nauwenden droom ontwaakte en half sla pende, half wakker de ooeen uitwreef, had nog net gezien dat een witte gedaante door het openstaande dakvenster weg zweefde Dit was dan de goede fee geweest en des morgens vonden zij op de halfvergane zit tingen der stoelen waarop ze den avond te voren hun kapotte kleeren hadden ge legd, mooie nieuwe jurken en broeken De fee was erg rijk. Daar ze geen zoon of doch tertje had gehad, feeën krijgen die nooit, was er een tijd geweest dat het voor haar in het groote paleis veel te somber, veel te stil en eenzaam was. Dan liep zo van den vroegen morgen' tot den laten avond, als weer de elfen In den maneschijn gin gen dansen en de nfmnhen bij den vijver kwamen zingen voor den watergeest die op den bodem v d. vijver in 't kristallen pa leis woonde, door de lange gangen rond Dan ging zo van de eene zaal naar de an dere, zat even on een zetel, stond dan wéér gejaagd op en liep naar den tuin om even later weer onrustig is een der vele kamers op een stoel plaats te nemen. Nergens had de fee toen meoT behagen in Zelfs dp bloe men welke zij om haar schoon zoo liefhad, hadden in haar oog haar pracht verloren Wel heeft ze eenige keeren aan de moe ders van heel arme gezinnen gevraagd of zij eene van haar dochtertjes wilden af staan aan haar Tn ruil daarvoor zouden zij dan veel geld krijgen en het dochtertie zou een leven hebben als een prinses Het heerlijkste eten zou het kmd krijgen en de mooiste jurken dragen. Maar er was geen der vrouwen geweest die een van haar kin deren missen wilden, ook al konden zii het geld dan ook nog zoo eoed gebruiken Daar hadden zij baar dochtertjes veel te bef voor. Dan maar liever nog armoe lijden Dn de fee was er dan in het geheel niet boos om geworden, als zij telkens een wei gerend antwoord had gekregen, zii kon haar moederliefde best begrijpen. Vandaar dat op een morgen de fee erg verheugd was toen een van haar bedienden drie poesjes meebracht welke hij voor zijn meesteres van een oud vrouwtje uit het dal had gekregen. Het vrouwtje had ze van een kleine, zeer oude kabouter gehad dien zij op oen vroegen morgen van een scherpe doorn welke diep in zijn voet was gedrongen en waardoor die grijze kabou ter vreeselijke pijn leed, had bevrijd Na het wondje eerst nog met boomschorsvocht Ie hebben uitgewasschen had ze den voet met een zachten, wolligen dook verbonden. (Wordt vervolgd). Op Kostschool. II. De jongens zaten allen oi> de koffers, uien zij medegebracht hadden. Behalve Willem die zijn koffer onder de zitbank oad liggen. Opeens stond Harry op en liep langzaam naar de bank, waaronder Wil- 1 lom's koffer lag. Het was een rieten met loeren riemen. Zonder dat Willem het bemerkte, haalde Harry de riemen van de pen en stak ze los in de gespen. Met een glimlach van voldoening keerde hij vlug terug. Nog voordat hij echter bij zijn kof fer was, die achter in den wagen stond, maakte do kar een sterke bocht en viel hij tegen Frits Kokx aan. Door den schok viel pij echter uit den wagen. Een vroolijk ge- Lach steeg op en verwonderd keek de knecht om toen de jongens schreeuwden: „Man over boord!" Tot zijn schrik zag hij een paar meters verder een jongen in het zand spartelen. Er werd stil gehouden om den drenkeling op te visschen. Wio z.ou er in do met zand en stof bedekte jongen Harry Nieuwenhoven ontdekt hebben! Ik wed van niemand. Na een poosje roden ze do dorpsstraat zijn broek over zijn hoofd uit, zóó'n voet jes heeft-ie! Glad. Examinator: Noem een willekeurig jaartal en vertel eens hoeveel balen wol Amerika in dat jaar naar Europa uit voerde. Candidaat: 1491. Nul balen! Te duur gekocht. Twee kleine jongens waren aan het wandelen en ontmoetten den dokter, een vriend van hun vader. in en ontmoetten zij hier en daar reeds groepjes van jongens, die al teruggekeerd waren maar uit andere richtingen. En telkens als ze 'n nieuw groepje tegenkwa men begon een geschreeuw van je welste. Eindelijk waren ze voor de laan van do kostschool, die afgesloten was door een hek. Daarbij stonden reeds een aantal hun ner klasgenootcn hen op te wachten. Zij werden met luide begroetingen ontvangen. Na afgestapt te zijn, mengden zij zich met hun koffers onder de anderen, maar ble ven in de nabijheid van Willem. Harry werd toen aangesproken door een dikken jongen Piet Mulder genaamd, met den uitroep: „Zeg Har, waar heb jij in de va cantia uitgehangen?" „Wel", zei Harry, „ik ben naar Valkenburg geweest in de Romeinsche grotten". „En Jong, waar nog meer", vroeg de nieuwsgierige Mul der. „O, ik kwam in Sittard op den Kol lenberg, daar staat een kapel hé, ik geloof de St. Roza-kapel. Uit nieuwsgierigheid liep ik er achterom en had niet in de ga ten dat het daar steil afliep, toen rolde ik naar beneden en kwam terecht in een zandgroeve; ik zag eruit als een geplukte kip, mijn kleeren waren een weinig ge scheurd, omdat ik onderweg door een braamboschje was gevlogen. Ik keek toen eens naar boven en zag mijn ouders en 1 zusjes die stonden te gieren van het lachen Maar toen ik weer boven was aangekomen keken zij des te zuurder toen zij mijn ge havende kleeren zagen".... Opeens barst te er in hun nabijheid een daverend ge lach los. Leo v. Zandwijk. (Wordt vervolgd). De Troosteres der bedrukten. „Nu moeder, tot wederziens, over een jaartje kom ik terug en ik zal U geregeld elke week een brief sturen, die na zes weken uit het verre Indië hier kan zijn." O, die woorden klonken vrouw Vermeu len nog in de oóren of ze 'n minuut te vo ren waren uitgesproken, maar het was al 2J4 jaar geleden. Het kwam zoo. De zoon van vrouwv Vermeulen, Frits heette hij, was reeds langen tijd werkloos, tot hij op zekeren dag van een vriend, die op een kantoor in Indië werkzaam was, een brief kreeg dat hij een betrekking voor hem ge vonden had, en dat, wanneer hij er zin in had, hij er op 1 Maart verwhcht werd. Nu Frits had er wel zin in en hij was er op dien bewusten dag heengegaan. Zijn moeder had sinds dien tijd niets meer van hem gehoord, als met 21 Maart, haar verjaardag, een koel telegram dat aldus luidde: „Wel. gefeliciteerd Ik ben goed aangekomen. Tot wederziens Frits" Nu was zij weder jarig, maar zij dacht er niet aan. Neen zij dacht alleen aan haar zoon, die misschien ginds in het verre Oosten eenzaam en verlaten, doodziek ter neder lag. Maar mocht zij wel wanhopen? Neen, zij had immers geen zekerheid. Maar wat zal zij doen? Ze zal maar weer gaan* bidden tot de troosteres der bedrukten en maar weer denken aan de H Liduina, haar patroonheilige, die de geleden smarten zoo met geduld gedragen heeft Toen zij terugkwam uit de Mariakapel, waar zij in die 2/4 jaar reeds veel uurtjes gesleten had, zag zij in de brievenbus een telegram liggen. Bevend scheurt ze het open en wat ziet ze daar? Hij is van haar zoon Frits. Zij kijkt en ziet daar staan: „Hartelijk gefeliciteerd Ik ben gisteren in Amsterdam aangekomen en hoop van avond bij u in Enschedé te arriveeren. Uw liefhebbende zoon. Frits" Wat een vreugde heerschte er in het tart van vrouw Vermeulen, toen zij dit telegram gelezen had. Toen het bed voor Frits gereed was, ging zij het eerst naar de Maria-kapel om Maria de troosteres der bedrukten te bedanken en haar tevens tt vragen om haar zoon behouden te doen terugkeerenl Thuiskomende ziet zij daar voor do deur een man staan, met een landen zwarten baard Het is haar zoon Frits Nadat vrouw Vermeulen haar zoon begroet had, vroeg zii hoe het gekomen was, dat hij niet ge schreven had „O, Moeder", zei Frits, dat is een heele geschiedenis, maar toch zal ik u hem vertellen. Toen ik een paar maan den in Indië was werd ik valsch beschul digd van diefstal, die echter door mijn vroegeren vriend gepleegd was. Ik werd veroordeeld tot levenslange gevangenis straf. Terwijl ik in de kerker zat werd ook mijn vriend gevangen genomen. Hij be kende dat hij ook de diefstal gepleegd had, waarvoor ik in den kerker zat Ik werd ver lost en kreeg van mijn patroon als beloo ning voor een bewezen dienst twee jaar loon uitbetaald Zoo zien we dus dat er niemand machti ger is dan de H. Maagd, en dat ten slotte de waarheid zegeviert Jo van Ree. Maria verhoorde zijn gebed. Jantje lag 's morgens in zijn bedje op zijn Moederke te wachten. „Wat blijft Moesje toch lang weg", sprak hij in zich zeiven. „Ik heb de torenklok allang zeven hooren slaan." Doch zachtjes ging de deur open. en vader kwam binnen. ..Paatje", zei Jantje verwonderd: „Waar is Moeke?" „Moeke is een beetje ziek Jan. Kleed je maar gauw aau en ga naar do Mis". Jan tje ging heel bedroefd naar de kerk. Eerst ging hij wat bloemkes plukken op de wei de, madeliefjes waren bet. Die legde hij aan Do dokter vroeg aan het oudste ventfc hoe hij het maakte. Ik geloof, dat ik u dat maar nü moet zeggen, luidde het aarzelend ant woord. Waarom niet?, informeerde de dot/ ter. "M De jongen dacht even na en antwoordt toen beslist: Wel, omdat vader laatst tegen me ge. zegd heeft, dat het hem vijf en twintig gij, den gekost heeft, toen u hem hetzelfde ge. i vraagd hebt! den voet van het Mariabeeld, 't Leek wtf jj of Maria tegen Jantje lachte En ons Jan. tje bleef 'n heelen tijd voor zijn moechjrtjt bidden, opdat Maria baar weer gauw be ter zou maken. En Maria had Jantjes ge-a bed verhoord, want twee weken later koj Jantje weer fijn met zijn moedertje spelen. Abraham v. d. Reep, Leiden. Paulus' zonde. De Heiland was geboren. In 't stille Bethlehem, Verspreidde zich die mare, Die boodschap was voor Hem. Ook Paulus komt 't ter oore, Die Heidenvolgeling Hij nam zijn zwaard in handen l En scherpte alvast den kling. I Hij had zich voorgnomen, Dien koning dood te slaan, Daar anders zijn keizer Ten spot van 't volk zou staan. Zijn knechten riep hij samen En ging met ben op pad. Want wel vermoedde hij, dat, Dien ^koning hovelingen hadL Doch in 't veld gekomen, Daar wachtte hem Gods straf. Een eng'lenschaar verschijnt er. En zweeft vlug op hem af. In één slag liggen allen Voor dood daar neergeveld. Alleen hijzelf staat nog, Bekampt hen met geweld. Een Engel spreekt hem toe, Vermaant hem tot het goed. De schuldige belooft het, Ofschoon hij het niet doet. Hij blijft een groote zondaar. Die met veel schulden prijkt. Hij wordt nu zelfs misdadig Zooals uit 't volgend blijkt. Christus had zijn leer al Verkondigd hier en daar. Doch na den dood des Heilands Verkondden d'Apostelen haar. Toen Paulus dit nu hoorde, Toog hij er weer op uit. Om Christenen te dooden Ën loerde op grooter buit. In d' omtrek van Damascus Verscheen hem Onze Heer En door het licht verbijsterd, Viel Paulus blind terneer. Verbluft riep hij tot Jesus, Wat wilt ge dat ik doe? God sprak: „Ga naar Jerusalem, Naar d' Heilige Plaatsen toe! En Paulus volgde dien Raad op, Hij zag daar Petrus gaan. Ontving van hem het doopsel, En sloot zich bij hem aan. En Paulus werd Apostel En stierf den Marteldood S:ndsdien is hij bemind hier, Zijn vereering is zéér groot! i Rooie Kees. Vastentijd. De tijd van versterving van boete is weer daar, De Godmensch gaat sterven voor ons toch, niet waar! Voor ons daar gegeeseld, geklonken aan 't hout: Voor ons, die zijn toch zoo liefdeloos en koui O ja, wij staan onder het kruisbeeld te bidden, voorwaar Maar och, in ons harte daar jubelt het maar, Van wereldsche genoegens, wat elkeen verwacht En ach, door God zelve zoo bitter veracht De valsche vermaken, zoo verleidelijk en fel Zij maken de menschen tot slaven der beL Zij treden de wetten van God en zijn kerk, Met voeten, zich verliezend in 's duivela boosaardige werk. O, leeren wij daarom verstandig te zijn, En voor hen te bidden al zijn we nog klein. Wij kunnen Hem troosten voor den zondigen mensch, En vervullen dan daardoor Zijn innigsten wensch. Wij zien Jesus straks hangen mot wonden overdekt Als een bloem door den zondigen voet vertrapt en bevlekt Voor onze kleine en grootere zonden O, als wij die eens verbeteren konden. O, laten wij daarom in dezen heiligen tij'l Een voorbeeld zijn van gehoorzaamheid en vlijt Dan vieren wij het Paaschfeest zoo blijde gezind En zijn wij Zijn kinderen, Die hij teodor bemin» Bep. VOOR CORRESPONDENTS Jo van Ree, Leiden. „Eindelijk! boor ik je al mompelen, daar is mijn ver haaltje!" Ja mijn Neefje, het heeft wel lang geduurd, maar vergeten had ik je niet. Begin dadelijk maar aan iets moois, voor ons Paasch-nummer; iets dat betrek king heeft op Jezus' leven en sterven. Zul je? Dag Jol Veel groetjes aan alle huisge nooten! B o p, Leiden. Wel, mijn lief Dich- teresje, kom jo ook weer eens met een paar bijdragen. Een speciaal vers voor Paschen verwacht ik nog hoor en dan.... wou ik jo naam eens graag welen. Zio je.... ik sal heusch jo schuilnaam weten te „eer biedigen" Kijk vandaag eensl Met groet en hand! Harry M e ij e r s, „S t. Loui s", Amersfoort. Wat kon die Wereld- trotter veel vertellen, hé! Ja Harry, zoo gaat het: wie verre reizen doet, die kan ons veel verhalen en wie bij moeders pappot blijft, weet niets, van andere landen en andere menschen te vertellen. En wanneer maakt mijn Neefje eens een mooi opstel of verhaal of sprookje of een mooi versje voor ons Paaschnummer? Dag Harry 1 Maak veel groetjes aan je broertje en aan Jau Kreugel! Tot de Paaschvacantiel Adriaan Gornclissen, Leiden. De verhaaltjes worden al langer! Flink zoo Neefje! Het zal niet lang meer duren, of jou bijdragen zullen alleen de ons afge meten ruimten vullen. Nog even geduld, want er is nog vsel, dat wacht. Heb je 't ver haal al haast af voor het Paaschnummer? Dag Adriaan! Met hand en groet! Jacques v. Dam, Leiden. „De geschiedenis van een hond" heb ik ook ge lezen en naar het me voorkomt, heb je dat heele verhaaltje bijna letterlijk overgepend. Dat is niet de bedoeling mijn jongen. Ik wil het nog eens zeggen: wat ingestuurd wordt, moet eigen werk of naverjeld werk zijn. Begrepen? Jan v. d. Kwartel, Leiden. Dank jo wel Jan! „Blijdo Paschen" zal ik bewaren tot Paschen, dat vind je zeker wel goed. Dag Jan! Veel groetjes thuis! W i ra H a h raken, L o i d o n. Heb je dat verhaaltje zelf verzonnen? Of.... heeft Mijnheer daarvan in school iets ver teld? Zoodra we door den reeds lang wach (enden copy heen zijn, kom jij aan de beurt. Met dank voor je trouwe hulp. T i n u s F r au k h u ij z e n. Leiden. Wolkom in ons kringetje! Wat inge stuurd wordt, moet mooi en netjes en.... eigen werk zijn. Ik Iaat later jouw stukje plaatsen. Dag Tinus! De volgende week ga ik door met het beantwoorden der brieten en der vragen De twee gesteldo vragen worden de volgen de week beantwoord; nu was geen plaats. Oom Wim. KINDEREN. Met veel zorg is het adres geschreven. De baud is behoorlijk „verdraaid" en de doos waarin de borduurlap een plaats kreeg, is moeder totaal onbekend. Daar zorgde Oma voor; bij haar ook werd het adres geschre ven en'werd het cadeautje ingepakt. Dat goeie oud vrouwtje toch! Hoe behulpzaam was zo steeds en hoe bezorgd was ze, dat de pakjes op tijd klaar waren. Daar mankeerde nu eens letterlijk niets aau, wat de verrassing voor moeder des te grooter maakte Den laatsten dag of beter dienzelfden dag van 't groote feest, waarop St. Nico- laas, geholpen door zijn onverbeterlijken zwarten Piet, zijn schatten ronddeelt aan oud en jong, en alleen overslaat die niets verdient of hem vergat te schrijven, op dien dag waren de kinderen gelukkig niet bij oud vrouwtje geweest. Zij hadden het 2elf te druk En dat was maar goed ook. Nu kon oud vrouwtje ongestoord haar surprises maken. En bij elk stukje, dat ze uit de kast nam en inpakte voor een der beide lievelingen, was het haar te moede, alsof haar Anny goedkeurend van den Loogen hemel knikte en het goed vond, dat haar speelgoed werd weggegeven Waarom ook niet? Wat had oud vrouwtje ten slotte, aan al dat moois, dat daar stond als soldaatjes in 't gelid? Zeker, bij het aanschouwen van dat speelgoed kon zij zich haar Anny beter voor den geest halen, maar er bleef nog zooveel over, dat het waarlijk haast _n!et opviel, dat zes stukjes van het speelgoed werden afgenomen. Vooral niet, daar het ordelijke vrouwtje dadelijk de regelmaat borstelde en de stukken wat verder uit elkaar zette, waardoor alle gaten en ope ningen weer werden aangevuld. Ja, zij weet het nog wel, wat beide vriendinnen zoo gaarne zouden hebben! Haar geheugen is nog goed en het is niet noodig geweest nog eens te vragen, wat d'r hartje van St. Nicolaas begeerde. Ik geloof dat ik nu klaar ben mompelt ze stil voor zich heen. „Hier staat de gekleurle kaatsbal, de fèrfdoos en „een muisje in de val" voor Toos. En hier staat voor Anny. Laat eens kijken! Een pop en een naaidoos en een Springtouw. Precies, alles is in orde. Als nu dadelijk de bakker komt, geef ik die voor een kleinigheidje doet hij dat wel do pakjes mee en zoo komt alles behoorlijk op tijd. Oud vrouwtje wrijft zich in de dorre Landen van pleizier! Zij kan zich de vreug de van beide meisjes zoo echt voorstellen. Zij is ook jong geweest en zij herinnert zich nog zoo levendig de komst van den braven Heiligen Man uit Spanje. Zij ziet zich nog als dreumes van zes jaar aan moe ders schoot staan. Zij was bang voor dien zwarten Piet en zocht hulp en steun bij d'r Moeder, zooals ieder kind dat doet. Oh. wat klopte haar hartje toen bang! Hoe verlegen sloeg ze de oogjes neer en boe stotterde en stamelde zij, toen zü oen klein versje moest opzoegen, dat ze anders zoo goed en mooi kon voordragen. Het wa3 alsof de woorden bleven steken in den mond, zo deed zich zoo'n geweld aan om kalm te blijven. Maar liet ging niet. Het gevolg? Een huilbuitje, een snikken totSint Nicolaas baar ..oen braaf kindje" noemde: haar vriendelijk on den wang tikte en die leeliike zwarte knecht haar zooveel pakjes gaf, dat ze handen te kort kwam om alles te bergen. Oud vrouwtje lacht bij haar beeld uit lang vervlogpn dagen en dan ziet ze een ander huiselijk tooneeltje voor zich; dan ziet ze haar Anny, haar lieveling. Een traantje rolt nu over haar ingevallen wan gen. Anny zit on haar schoot. Zij is niet bang voor den Sint, die zooveel van de kindertjes houdt, vooral van zieke kinder tjes; Anny klapt in de handjes als do deur opengaat en do statige figuur van den eerbiedigen grijsaard voor lnar staat Pieterman komt niet meer. Hij blijft bui ten. Bij zieke kindertjes komt Pioterman niet graag. En Anny bidt en zingt en St. Nicolaas knikt telkens goedkourend en als ze het liedje met fijn, toer slommetje uit heeft, dan schuift de zwarte knecht oen mandje naar binnen en dan.... gaat Anny jui chende en jubelend alles halen, wat voor haar en voor moedertje bezorgd word Wat was dat een vreugde op dien stond! Anny vergat dan haar pijntjes en be wonderde al dat moois, dat daar op de ta fel uitgestald was En overgelukkig sliep zij dien nacht in en droomde haar kinder lijken droom en geen kreunen of klagend gekerm verried, hoe de ziekte langza.tm dat brooze, toere lichaampje sloopte Oud vrouwtje ziet dat beeld voor zich Stil is het in de kamer! Stil om haar heen! Oud vrouwtje bidt„wat God doet, is wel gedaan. Geprezen zij Hij in alle eeuwig heid." (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 14