Huwelijksreis.
En lieb je op je huwelijksreis ook Na
pels gezien?"
„Ik weet het heusch niet. Mijn man had
de spoorkaartjes."
Ook een beschouwing.
Eerste dame (terwijl zij een Encyclope
die in 24 deelen beschouwt): „Wat een
moeite om zulk een uitgebreid onderzoek
samen te stellen."
Tweede dame: „Ja, ja; men heeft men
schen die zoowat niets te doen hebben."
OUD VROUWTJE,
door Oom Wim.
XII.
Het is St. Nicolaasavond. Anny on Toos
zijn vol verwachting, wat de goede Sint
„Tijden" zal. Haar pakje, speciaal voor
moeder geborduurd, is behendig wegge
moffeld en het zou meer dan toeval zijn,
als een der huisgenooten, die niet in het
geheim i.4 hofrokken, die surprise vinden
zou.
Beide vriendinnen verheugen zich reeds
bij de gedachte, dat moeder niet raden zal,
wie dat pakje aan haar adres stuurde.
Een goede inval.
Oom (tot zijn zevenjarig neefje dat met
een andere jongen bezig is belegering te
spelen): „Jan, jo krijgt een kwartje, als
je binnen een kwartier de vesting hebt ge
nomen."
Jantje (een minuut later): „Oom, ik heb
de vesting genomen, krijg ik nu een
kwartje?"
Oom (hem het geld gevende): „Hier,
maar vertel mij nu eens, hoe je dat zoo
gauw hebt klaar gespeeld."
DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX
door Ocm Wim.
Een week later.
Mies en Max zagen kleine meisjes rond
draaien en dansen om een draaiorgel. Dat
vonden beiden erg leuk.
„Dat kan ik ook", zegt Mies
Laat zien, zegt Max.
Kom mee! Ze komen in de wei. Hier zal
liet gebeuren.
Max zal voor muziek zorgen
Mies zal dansen op de maat van Max'
geblaf.
Dat valt niet mee. Mies kan niet goed od
Jantje: „Wel oom, ik heb Piet een dub
beltje beloofd, als hij zich dadelijk over
gaf 1"
Nog erger.
Dokter: U is zeer hardhoorend. Ik
zal u een instrument geven, dat
Patiënt: Asjeblieft niet, dokter. Mijn
vrouw zingt en mijn dochter speelt piano!
Op groobn voet.
Men zegt, dat hij op zeer grooten voet
leeft.
Kun je niet gelooven, zeg. Hij trekt
de achterste pooten ronddraaien. Ze wordt
er moe van.
Max weet raad.
Hij spant een touw fusschen twee hoo
rnen ter hoogte van Miesjes pootjes bij
hoogstand.
Nu gaat het beter. Ze houdt zich bij
het touw vast en danst.
„Dat gaat goed Mies! Nou ik!
De rollen worden omgekeerd. Max danst
en Mies miauwt.
Het touw dient tot steun.
Zoo dansén ze beide om beurten.
Tot het eindelijk verveelt en dan....
gaan ze springende heen.
„Dansen valt niet mee Mies!"
„Neen Max, dat is geen 6pel voor ons!
Daar zijn wij te fijn gebouwd, voor!
„Zoo is 't Miesje! Kom mee! 'ik weet
wat!"
Wat de goede Fee bedroefde.
door Gadier.
II.
Wat later, na eerst het licht van de pe
troleumlamp, die 's nachts bleef branden
ingeval de ziekte soms erger mocht wor
den en er dan direct licht in de kamer
zou zijn, lager te hebben gedraaid, begaf
de vrouw zich te ruste Uitgeput door de
vermoeienissen dezer dagen en het aan
houdend getob over haar kind viel ze
spoedig Jn een onrustigen slaap Dit alles
had de goede fee in de torenkamer door
het wonderglas gezien en gehoord.
Het was een lange zilveren buis die de
fee van den kabouterkoning had gekregen
Wanneer ze hier doorheen zag, kon ze in
de huizen zien, of de kinderen braaf wa
ren. Was dit dan het geval, dan ging zij
die kinderen 's nachts of ook wel eens
overdag met speelgoed of lekkernijen be-
loonen. Ook gaf ze aan de kinderen wier
ouders erg arm waren mooie kleeren. Me
nig kind dat ploseling uit een akelig be
nauwenden droom ontwaakte en half sla
pende, half wakker de ooeen uitwreef, had
nog net gezien dat een witte gedaante door
het openstaande dakvenster weg zweefde
Dit was dan de goede fee geweest en des
morgens vonden zij op de halfvergane zit
tingen der stoelen waarop ze den avond
te voren hun kapotte kleeren hadden ge
legd, mooie nieuwe jurken en broeken De
fee was erg rijk. Daar ze geen zoon of doch
tertje had gehad, feeën krijgen die nooit,
was er een tijd geweest dat het voor haar
in het groote paleis veel te somber, veel
te stil en eenzaam was. Dan liep zo van
den vroegen morgen' tot den laten avond,
als weer de elfen In den maneschijn gin
gen dansen en de nfmnhen bij den vijver
kwamen zingen voor den watergeest die op
den bodem v d. vijver in 't kristallen pa
leis woonde, door de lange gangen rond
Dan ging zo van de eene zaal naar de an
dere, zat even on een zetel, stond dan wéér
gejaagd op en liep naar den tuin om even
later weer onrustig is een der vele kamers
op een stoel plaats te nemen. Nergens had
de fee toen meoT behagen in Zelfs dp bloe
men welke zij om haar schoon zoo liefhad,
hadden in haar oog haar pracht verloren
Wel heeft ze eenige keeren aan de moe
ders van heel arme gezinnen gevraagd of
zij eene van haar dochtertjes wilden af
staan aan haar Tn ruil daarvoor zouden
zij dan veel geld krijgen en het dochtertie
zou een leven hebben als een prinses Het
heerlijkste eten zou het kmd krijgen en de
mooiste jurken dragen. Maar er was geen
der vrouwen geweest die een van haar kin
deren missen wilden, ook al konden zii het
geld dan ook nog zoo eoed gebruiken Daar
hadden zij baar dochtertjes veel te bef
voor. Dan maar liever nog armoe lijden
Dn de fee was er dan in het geheel niet
boos om geworden, als zij telkens een wei
gerend antwoord had gekregen, zii kon
haar moederliefde best begrijpen. Vandaar
dat op een morgen de fee erg verheugd
was toen een van haar bedienden drie
poesjes meebracht welke hij voor zijn
meesteres van een oud vrouwtje uit het
dal had gekregen. Het vrouwtje had ze
van een kleine, zeer oude kabouter gehad
dien zij op oen vroegen morgen van een
scherpe doorn welke diep in zijn voet was
gedrongen en waardoor die grijze kabou
ter vreeselijke pijn leed, had bevrijd Na
het wondje eerst nog met boomschorsvocht
Ie hebben uitgewasschen had ze den voet
met een zachten, wolligen dook verbonden.
(Wordt vervolgd).
Op Kostschool.
II.
De jongens zaten allen oi> de koffers,
uien zij medegebracht hadden. Behalve
Willem die zijn koffer onder de zitbank
oad liggen. Opeens stond Harry op en liep
langzaam naar de bank, waaronder Wil- 1
lom's koffer lag. Het was een rieten met
loeren riemen. Zonder dat Willem het
bemerkte, haalde Harry de riemen van
de pen en stak ze los in de gespen. Met een
glimlach van voldoening keerde hij vlug
terug. Nog voordat hij echter bij zijn kof
fer was, die achter in den wagen stond,
maakte do kar een sterke bocht en viel hij
tegen Frits Kokx aan. Door den schok viel
pij echter uit den wagen. Een vroolijk ge-
Lach steeg op en verwonderd keek de
knecht om toen de jongens schreeuwden:
„Man over boord!" Tot zijn schrik zag hij
een paar meters verder een jongen in het
zand spartelen. Er werd stil gehouden om
den drenkeling op te visschen. Wio z.ou er
in do met zand en stof bedekte jongen
Harry Nieuwenhoven ontdekt hebben! Ik
wed van niemand.
Na een poosje roden ze do dorpsstraat
zijn broek over zijn hoofd uit, zóó'n voet
jes heeft-ie!
Glad.
Examinator: Noem een willekeurig
jaartal en vertel eens hoeveel balen wol
Amerika in dat jaar naar Europa uit
voerde.
Candidaat: 1491. Nul balen!
Te duur gekocht.
Twee kleine jongens waren aan het
wandelen en ontmoetten den dokter, een
vriend van hun vader.
in en ontmoetten zij hier en daar reeds
groepjes van jongens, die al teruggekeerd
waren maar uit andere richtingen. En
telkens als ze 'n nieuw groepje tegenkwa
men begon een geschreeuw van je welste.
Eindelijk waren ze voor de laan van do
kostschool, die afgesloten was door een
hek. Daarbij stonden reeds een aantal hun
ner klasgenootcn hen op te wachten. Zij
werden met luide begroetingen ontvangen.
Na afgestapt te zijn, mengden zij zich met
hun koffers onder de anderen, maar ble
ven in de nabijheid van Willem. Harry
werd toen aangesproken door een dikken
jongen Piet Mulder genaamd, met den
uitroep: „Zeg Har, waar heb jij in de va
cantia uitgehangen?" „Wel", zei Harry,
„ik ben naar Valkenburg geweest in de
Romeinsche grotten". „En Jong, waar
nog meer", vroeg de nieuwsgierige Mul
der. „O, ik kwam in Sittard op den Kol
lenberg, daar staat een kapel hé, ik geloof
de St. Roza-kapel. Uit nieuwsgierigheid
liep ik er achterom en had niet in de ga
ten dat het daar steil afliep, toen rolde ik
naar beneden en kwam terecht in een
zandgroeve; ik zag eruit als een geplukte
kip, mijn kleeren waren een weinig ge
scheurd, omdat ik onderweg door een
braamboschje was gevlogen. Ik keek toen
eens naar boven en zag mijn ouders en
1 zusjes die stonden te gieren van het lachen
Maar toen ik weer boven was aangekomen
keken zij des te zuurder toen zij mijn ge
havende kleeren zagen".... Opeens barst
te er in hun nabijheid een daverend ge
lach los.
Leo v. Zandwijk.
(Wordt vervolgd).
De Troosteres der bedrukten.
„Nu moeder, tot wederziens, over een
jaartje kom ik terug en ik zal U geregeld
elke week een brief sturen, die na zes
weken uit het verre Indië hier kan zijn."
O, die woorden klonken vrouw Vermeu
len nog in de oóren of ze 'n minuut te vo
ren waren uitgesproken, maar het was al
2J4 jaar geleden. Het kwam zoo. De zoon
van vrouwv Vermeulen, Frits heette hij,
was reeds langen tijd werkloos, tot hij op
zekeren dag van een vriend, die op een
kantoor in Indië werkzaam was, een brief
kreeg dat hij een betrekking voor hem ge
vonden had, en dat, wanneer hij er zin in
had, hij er op 1 Maart verwhcht werd. Nu
Frits had er wel zin in en hij was er op
dien bewusten dag heengegaan.
Zijn moeder had sinds dien tijd niets
meer van hem gehoord, als met 21 Maart,
haar verjaardag, een koel telegram dat
aldus luidde: „Wel. gefeliciteerd Ik ben
goed aangekomen. Tot wederziens
Frits"
Nu was zij weder jarig, maar zij dacht
er niet aan. Neen zij dacht alleen aan haar
zoon, die misschien ginds in het verre
Oosten eenzaam en verlaten, doodziek ter
neder lag. Maar mocht zij wel wanhopen?
Neen, zij had immers geen zekerheid. Maar
wat zal zij doen? Ze zal maar weer gaan*
bidden tot de troosteres der bedrukten en
maar weer denken aan de H Liduina, haar
patroonheilige, die de geleden smarten
zoo met geduld gedragen heeft Toen zij
terugkwam uit de Mariakapel, waar zij in
die 2/4 jaar reeds veel uurtjes gesleten
had, zag zij in de brievenbus een telegram
liggen. Bevend scheurt ze het open en wat
ziet ze daar? Hij is van haar zoon Frits.
Zij kijkt en ziet daar staan:
„Hartelijk gefeliciteerd Ik ben gisteren
in Amsterdam aangekomen en hoop van
avond bij u in Enschedé te arriveeren.
Uw liefhebbende zoon.
Frits"
Wat een vreugde heerschte er in het
tart van vrouw Vermeulen, toen zij dit
telegram gelezen had. Toen het bed voor
Frits gereed was, ging zij het eerst naar
de Maria-kapel om Maria de troosteres
der bedrukten te bedanken en haar tevens
tt vragen om haar zoon behouden te doen
terugkeerenl
Thuiskomende ziet zij daar voor do deur
een man staan, met een landen zwarten
baard Het is haar zoon Frits Nadat vrouw
Vermeulen haar zoon begroet had, vroeg
zii hoe het gekomen was, dat hij niet ge
schreven had „O, Moeder", zei Frits, dat
is een heele geschiedenis, maar toch zal
ik u hem vertellen. Toen ik een paar maan
den in Indië was werd ik valsch beschul
digd van diefstal, die echter door mijn
vroegeren vriend gepleegd was. Ik werd
veroordeeld tot levenslange gevangenis
straf.
Terwijl ik in de kerker zat werd ook
mijn vriend gevangen genomen. Hij be
kende dat hij ook de diefstal gepleegd had,
waarvoor ik in den kerker zat Ik werd ver
lost en kreeg van mijn patroon als beloo
ning voor een bewezen dienst twee jaar
loon uitbetaald
Zoo zien we dus dat er niemand machti
ger is dan de H. Maagd, en dat ten slotte
de waarheid zegeviert
Jo van Ree.
Maria verhoorde zijn gebed.
Jantje lag 's morgens in zijn bedje op
zijn Moederke te wachten.
„Wat blijft Moesje toch lang weg", sprak
hij in zich zeiven. „Ik heb de torenklok
allang zeven hooren slaan."
Doch zachtjes ging de deur open. en
vader kwam binnen.
..Paatje", zei Jantje verwonderd: „Waar
is Moeke?"
„Moeke is een beetje ziek Jan. Kleed je
maar gauw aau en ga naar do Mis". Jan
tje ging heel bedroefd naar de kerk. Eerst
ging hij wat bloemkes plukken op de wei
de, madeliefjes waren bet. Die legde hij aan
Do dokter vroeg aan het oudste ventfc
hoe hij het maakte.
Ik geloof, dat ik u dat maar nü
moet zeggen, luidde het aarzelend ant
woord.
Waarom niet?, informeerde de dot/
ter. "M
De jongen dacht even na en antwoordt
toen beslist:
Wel, omdat vader laatst tegen me ge.
zegd heeft, dat het hem vijf en twintig gij,
den gekost heeft, toen u hem hetzelfde ge. i
vraagd hebt!
den voet van het Mariabeeld, 't Leek wtf jj
of Maria tegen Jantje lachte En ons Jan.
tje bleef 'n heelen tijd voor zijn moechjrtjt
bidden, opdat Maria baar weer gauw be
ter zou maken. En Maria had Jantjes ge-a
bed verhoord, want twee weken later koj
Jantje weer fijn met zijn moedertje spelen.
Abraham v. d. Reep, Leiden.
Paulus' zonde.
De Heiland was geboren.
In 't stille Bethlehem,
Verspreidde zich die mare,
Die boodschap was voor Hem.
Ook Paulus komt 't ter oore,
Die Heidenvolgeling
Hij nam zijn zwaard in handen l
En scherpte alvast den kling.
I
Hij had zich voorgnomen,
Dien koning dood te slaan,
Daar anders zijn keizer
Ten spot van 't volk zou staan.
Zijn knechten riep hij samen
En ging met ben op pad.
Want wel vermoedde hij, dat,
Dien ^koning hovelingen hadL
Doch in 't veld gekomen,
Daar wachtte hem Gods straf.
Een eng'lenschaar verschijnt er.
En zweeft vlug op hem af.
In één slag liggen allen
Voor dood daar neergeveld.
Alleen hijzelf staat nog,
Bekampt hen met geweld.
Een Engel spreekt hem toe,
Vermaant hem tot het goed.
De schuldige belooft het,
Ofschoon hij het niet doet.
Hij blijft een groote zondaar.
Die met veel schulden prijkt.
Hij wordt nu zelfs misdadig
Zooals uit 't volgend blijkt.
Christus had zijn leer al
Verkondigd hier en daar.
Doch na den dood des Heilands
Verkondden d'Apostelen haar.
Toen Paulus dit nu hoorde,
Toog hij er weer op uit.
Om Christenen te dooden
Ën loerde op grooter buit.
In d' omtrek van Damascus
Verscheen hem Onze Heer
En door het licht verbijsterd,
Viel Paulus blind terneer.
Verbluft riep hij tot Jesus,
Wat wilt ge dat ik doe?
God sprak: „Ga naar Jerusalem,
Naar d' Heilige Plaatsen toe!
En Paulus volgde dien Raad op,
Hij zag daar Petrus gaan.
Ontving van hem het doopsel,
En sloot zich bij hem aan.
En Paulus werd Apostel
En stierf den Marteldood
S:ndsdien is hij bemind hier,
Zijn vereering is zéér groot! i
Rooie Kees.
Vastentijd.
De tijd van versterving van boete is
weer daar,
De Godmensch gaat sterven voor ons
toch, niet waar!
Voor ons daar gegeeseld, geklonken
aan 't hout:
Voor ons, die zijn toch zoo
liefdeloos en koui
O ja, wij staan onder het kruisbeeld te
bidden, voorwaar
Maar och, in ons harte daar jubelt
het maar,
Van wereldsche genoegens, wat elkeen
verwacht
En ach, door God zelve zoo bitter
veracht
De valsche vermaken, zoo verleidelijk
en fel
Zij maken de menschen tot slaven
der beL
Zij treden de wetten van God en zijn
kerk,
Met voeten, zich verliezend in 's duivela
boosaardige werk.
O, leeren wij daarom verstandig te zijn,
En voor hen te bidden al zijn we
nog klein.
Wij kunnen Hem troosten voor den
zondigen mensch,
En vervullen dan daardoor Zijn
innigsten wensch.
Wij zien Jesus straks hangen mot
wonden overdekt
Als een bloem door den zondigen voet
vertrapt en bevlekt
Voor onze kleine en grootere zonden
O, als wij die eens verbeteren konden.
O, laten wij daarom in dezen heiligen
tij'l
Een voorbeeld zijn van
gehoorzaamheid en vlijt
Dan vieren wij het Paaschfeest zoo
blijde gezind
En zijn wij Zijn kinderen, Die hij
teodor bemin»
Bep.
VOOR
CORRESPONDENTS
Jo van Ree, Leiden. „Eindelijk!
boor ik je al mompelen, daar is mijn ver
haaltje!" Ja mijn Neefje, het heeft wel
lang geduurd, maar vergeten had ik je
niet. Begin dadelijk maar aan iets moois,
voor ons Paasch-nummer; iets dat betrek
king heeft op Jezus' leven en sterven. Zul
je? Dag Jol Veel groetjes aan alle huisge
nooten!
B o p, Leiden. Wel, mijn lief Dich-
teresje, kom jo ook weer eens met een paar
bijdragen. Een speciaal vers voor Paschen
verwacht ik nog hoor en dan.... wou ik
jo naam eens graag welen. Zio je.... ik
sal heusch jo schuilnaam weten te „eer
biedigen" Kijk vandaag eensl Met groet
en hand!
Harry M e ij e r s, „S t. Loui s",
Amersfoort. Wat kon die Wereld-
trotter veel vertellen, hé! Ja Harry, zoo
gaat het: wie verre reizen doet, die kan ons
veel verhalen en wie bij moeders pappot
blijft, weet niets, van andere landen en
andere menschen te vertellen. En wanneer
maakt mijn Neefje eens een mooi opstel of
verhaal of sprookje of een mooi versje voor
ons Paaschnummer? Dag Harry 1 Maak
veel groetjes aan je broertje en aan Jau
Kreugel! Tot de Paaschvacantiel
Adriaan Gornclissen, Leiden.
De verhaaltjes worden al langer! Flink
zoo Neefje! Het zal niet lang meer duren,
of jou bijdragen zullen alleen de ons afge
meten ruimten vullen. Nog even geduld,
want er is nog vsel, dat wacht. Heb je 't ver
haal al haast af voor het Paaschnummer?
Dag Adriaan! Met hand en groet!
Jacques v. Dam, Leiden. „De
geschiedenis van een hond" heb ik ook ge
lezen en naar het me voorkomt, heb je dat
heele verhaaltje bijna letterlijk overgepend.
Dat is niet de bedoeling mijn jongen. Ik
wil het nog eens zeggen: wat ingestuurd
wordt, moet eigen werk of naverjeld werk
zijn. Begrepen?
Jan v. d. Kwartel, Leiden.
Dank jo wel Jan! „Blijdo Paschen" zal ik
bewaren tot Paschen, dat vind je zeker
wel goed. Dag Jan! Veel groetjes thuis!
W i ra H a h raken, L o i d o n. Heb
je dat verhaaltje zelf verzonnen? Of....
heeft Mijnheer daarvan in school iets ver
teld? Zoodra we door den reeds lang wach
(enden copy heen zijn, kom jij aan de beurt.
Met dank voor je trouwe hulp.
T i n u s F r au k h u ij z e n. Leiden.
Wolkom in ons kringetje! Wat inge
stuurd wordt, moet mooi en netjes en....
eigen werk zijn. Ik Iaat later jouw stukje
plaatsen. Dag Tinus!
De volgende week ga ik door met het
beantwoorden der brieten en der vragen
De twee gesteldo vragen worden de volgen
de week beantwoord; nu was geen plaats.
Oom Wim.
KINDEREN.
Met veel zorg is het adres geschreven. De
baud is behoorlijk „verdraaid" en de doos
waarin de borduurlap een plaats kreeg, is
moeder totaal onbekend. Daar zorgde Oma
voor; bij haar ook werd het adres geschre
ven en'werd het cadeautje ingepakt.
Dat goeie oud vrouwtje toch!
Hoe behulpzaam was zo steeds en hoe
bezorgd was ze, dat de pakjes op tijd klaar
waren. Daar mankeerde nu eens letterlijk
niets aau, wat de verrassing voor moeder
des te grooter maakte
Den laatsten dag of beter dienzelfden
dag van 't groote feest, waarop St. Nico-
laas, geholpen door zijn onverbeterlijken
zwarten Piet, zijn schatten ronddeelt aan
oud en jong, en alleen overslaat die niets
verdient of hem vergat te schrijven, op
dien dag waren de kinderen gelukkig niet
bij oud vrouwtje geweest. Zij hadden het
2elf te druk En dat was maar goed ook.
Nu kon oud vrouwtje ongestoord haar
surprises maken. En bij elk stukje, dat ze
uit de kast nam en inpakte voor een der
beide lievelingen, was het haar te moede,
alsof haar Anny goedkeurend van den
Loogen hemel knikte en het goed vond, dat
haar speelgoed werd weggegeven Waarom
ook niet?
Wat had oud vrouwtje ten slotte, aan al
dat moois, dat daar stond als soldaatjes in
't gelid? Zeker, bij het aanschouwen van
dat speelgoed kon zij zich haar Anny beter
voor den geest halen, maar er bleef nog
zooveel over, dat het waarlijk haast _n!et
opviel, dat zes stukjes van het speelgoed
werden afgenomen. Vooral niet, daar het
ordelijke vrouwtje dadelijk de regelmaat
borstelde en de stukken wat verder uit
elkaar zette, waardoor alle gaten en ope
ningen weer werden aangevuld.
Ja, zij weet het nog wel, wat beide
vriendinnen zoo gaarne zouden hebben!
Haar geheugen is nog goed en het is niet
noodig geweest nog eens te vragen, wat
d'r hartje van St. Nicolaas begeerde.
Ik geloof dat ik nu klaar ben mompelt
ze stil voor zich heen.
„Hier staat de gekleurle kaatsbal, de
fèrfdoos en „een muisje in de val" voor
Toos.
En hier staat voor Anny. Laat eens
kijken! Een pop en een naaidoos en een
Springtouw. Precies, alles is in orde. Als
nu dadelijk de bakker komt, geef ik die
voor een kleinigheidje doet hij dat wel
do pakjes mee en zoo komt alles behoorlijk
op tijd.
Oud vrouwtje wrijft zich in de dorre
Landen van pleizier! Zij kan zich de vreug
de van beide meisjes zoo echt voorstellen.
Zij is ook jong geweest en zij herinnert
zich nog zoo levendig de komst van den
braven Heiligen Man uit Spanje. Zij ziet
zich nog als dreumes van zes jaar aan moe
ders schoot staan. Zij was bang voor dien
zwarten Piet en zocht hulp en steun bij
d'r Moeder, zooals ieder kind dat doet. Oh.
wat klopte haar hartje toen bang!
Hoe verlegen sloeg ze de oogjes neer en
boe stotterde en stamelde zij, toen zü oen
klein versje moest opzoegen, dat ze anders
zoo goed en mooi kon voordragen.
Het wa3 alsof de woorden bleven steken
in den mond, zo deed zich zoo'n geweld
aan om kalm te blijven. Maar liet ging
niet. Het gevolg? Een huilbuitje, een
snikken totSint Nicolaas baar ..oen
braaf kindje" noemde: haar vriendelijk on
den wang tikte en die leeliike zwarte
knecht haar zooveel pakjes gaf, dat ze
handen te kort kwam om alles te bergen.
Oud vrouwtje lacht bij haar beeld uit
lang vervlogpn dagen en dan ziet ze een
ander huiselijk tooneeltje voor zich; dan
ziet ze haar Anny, haar lieveling. Een
traantje rolt nu over haar ingevallen wan
gen. Anny zit on haar schoot. Zij is niet
bang voor den Sint, die zooveel van de
kindertjes houdt, vooral van zieke kinder
tjes; Anny klapt in de handjes als do deur
opengaat en do statige figuur van den
eerbiedigen grijsaard voor lnar staat
Pieterman komt niet meer. Hij blijft bui
ten. Bij zieke kindertjes komt Pioterman
niet graag.
En Anny bidt en zingt en St. Nicolaas
knikt telkens goedkourend en als ze het
liedje met fijn, toer slommetje uit heeft,
dan schuift de zwarte knecht oen mandje
naar binnen en dan.... gaat Anny jui
chende en jubelend alles halen, wat voor
haar en voor moedertje bezorgd word
Wat was dat een vreugde op dien stond!
Anny vergat dan haar pijntjes en be
wonderde al dat moois, dat daar op de ta
fel uitgestald was En overgelukkig sliep
zij dien nacht in en droomde haar kinder
lijken droom en geen kreunen of klagend
gekerm verried, hoe de ziekte langza.tm
dat brooze, toere lichaampje sloopte
Oud vrouwtje ziet dat beeld voor zich
Stil is het in de kamer! Stil om haar heen!
Oud vrouwtje bidt„wat God doet, is wel
gedaan. Geprezen zij Hij in alle eeuwig
heid."
(Wordt vervolgd)