VOOR ONZE KINDEREN. VRAGENBUS. Vraag 111: De menschen werken tegenwoordig acht uur. Hoe lang werken de vogels i» den zomertijd? Antwoord: Je spreekt daar zoo bout van acht uur werken. Is dat wel zoo? Ik geloof alles bij elkaar genomen dat Leel we:n:g menschen slechts acr uur werken. Dit kan bij de wei zoo neeten, in werkelijkheid werkt iedereen langer En de vogels in dm zomertijd? Hun werktijd heelcmaal niet bij de wet geregeld. O L. Heer zorgde voor de vogels en regelde hun arbeidstijd en deed dit voor hen in de vrije natuur heel wat boter, dan een xne^sch dat deen kan. Ik zal je eens van een paar vogeitjes wat vertellen: de anderen werken net zoo vee' of ongeveef zoolang. De z a n g l ij s t e r staat 's morgens om balfdrie op Hij gaat dan onmiddellijk aan 9l werk on blijft werken tot half tien des avonds d i. een arbeidstijd van negentien uur Wal zeg je me daarvan? In d'on tijd brengt hij zijn jongeu 206 meal hun voedsel. De morel begint evenvroeg, doch stopt vroeger Om halfacht 's avonds gait ie slapen: heeft dan zeventien uur ge werkt en 200 maal eten gebracht naar zijn hongerige kleintjes. Het moesje werkt nog langer. Het begin om drie uur en ga-af door tof des avonds negen uur. Dan hoeft het 417 maal oen lekker hapje voor de kleine meesjes gehaald En hiermee heb ik wol je vraag beant woord en heb jo gezien dat onze gevederde zangers heel wat langer, in de weer zijn dan sommige groofe menschen. die tegen woordig liover lui dan moe zijn! Vraag 112: Kent U ook eon bloem, die op een leeuwenbek gelijkt en „Onze Lie ve Vrouweschoen" heet. Hoe komen ze aan dien naam? Antwoord: Ja Marietje, die bloem ken ik en hoe die naam ontstaan is, zal ik je oven vertellen Maar wat ik nu ver tel is een legende zonder meer: net zoo iets dus ^als do naam van „R o o dborstje" ont staan is Nu dan! Op de vlucht naar Egypte ge beurde liet eens. dat de Moeder Gods geen suiker had, om voor 't Jesuskindje een lekker papje te koken Langs den weg lag een doodo leeuw in wiens schedelholte een zwerm rondzwervende bijen zich had neer^ez^t on in den openkani haar raten vol honing had gebouwd. Zoodra do bijen zagen, dat O. L. Vrouw zoo treurig was omdat zij suiker te kort kwam, vlogen zij haastig op Maria toe en boden haar den pon in g aan „Nc^m! neem! zoemden de bijen Zoo kreeg Maria honing voor Jesus en" Jozef maakte van de raten, den was om er oen kaars voor zijn lantaarn van te maken. En wat deed Maria uit dankbaar heid: „Ik wil tut aandenken een bloem voor jullie bijtjes maken, die gelijkt op den muil v&n ®pn leeuw en jullie zult daarin steeds rijkelijk honing vinden. Met behulp van haar sierlijk pantoffel tje boetseerde zij uit aarde een bloem, blies fsr op en stortte er leven in. Zoo ontstond „Onze Lieve Vrouweschoen", Vraag 113: Hoe oud worden do Vo gels? Onze kanarie is al meer dan tien jaar. Hij is zoo oud als ik? Ik ben twaalf Do grootste vogels worden zeker hot oudste. Antwoord: Niet alleen sommige zoogdieren, ook vogels kunnen een hoo- gen leeftijd bereiken II: zal je eens een paar crutalletjcs noemen. De Egyptische gier kan 118 jaar worden. Dat is de Ma- thusalcm onder de vogels .Sommige papagaaien-soorten halen ook 100 jaar: zwanen worden wel eens 70 jaar: raven 00; pelikanen 50: pauwen 40: struisvogels 30: nachtegalen 25, en kanaries kunnen bij goede verzorging en oppassing zelfs 20 jaar worden. Je ziet dus hieruit, dat or geen verband bestaat tusschon do grootte van den vogel en zijn levensduur, net zooals dit is bij don menscli. Vraag 114Zijn schorpioenen zoo gevaarlijk? Waar leven zo vooral? Antwoord: Gevaarlijke en vieze dieren zijn de schorpioenen zeker. Ze leven vooral in do tropische gewesten. Ze zijn geel van kleur: hebben zes pooten en zijn •ofTPveor een vingerlid groot. Maar het eigenaardige dier insecten beslaat hierin dat zo hun staart over hun lijf gebogen noudcn om daarmee aan weerszijden voort durend te voelen, waar ze loopen. Met dien staart, in een scherpen angel i.itloopendo, steken ze en spuiten terzelf der lijd vergif in do wonden. Een schorpioensteek is pijnlijker en ver giftiger dan die eener wesp. Schorpioenen zijn niet heel talrijk en dat kan ook niet anders. Wanneer het mannetje op kennismaking uitgaat naar een wijfje, trekt hij dat wijfje met do voorpooten in één of andere gleuf en den volgenden dag is er van heel het mannetje niets meer over. 't Is opgegeten door het wijfje. Nog vreemder. Dat wijfje brengt levende jongen ter we reld. die hun eerste jeugd doorbrengen op mama's rug,, lot ze mama heelcmaal heb ben uitgezogen. Eerst na don dood van mama gaan ze ergens anders hun voedsel zoeken. Het tleele voorkomen van don Schor pioen stempelt hem, tot een zinnebeeld van arglist cn boosaardigheid. Oom W i m. CORRESPONDENTIE. Van de week heb ik geen klagen gehad Liefst veertien brieven kwamen binnen, met een auto vol versjes en opstellen en verhaaltjes Voeg daar nog bij de nog lig gende dertig brieven, die op antwoord wachten, dan hebben jullie zoo ongeveer een kijk op het werk, daf me wacht. Ik zei immers, dat ik ieder briefje zou be antwoorden Ik zal dan gauw beginnen en vast eenigpn „tevreden stellen De andere volgen successievelijk wel.... Giel Cambier. Leiden Wees welkopi in ons midden! Ik reken voortaan op je en zal roed toezien of ik jp bij den volgenden wedstrijd ook zie. De twee stuk jes worden geplaatst. Maar.nog even geduld. Veel groetjes thuis! Adriaan. Cornelisse, Leiden Zeker Adriaan zal ik hei versje bewa ren en he( lange verhaal laat ik in tweeën of drieën plaatsen. Ik dank je inmiddels voor je bijdragen en je medewerking stel ik ten zeerste op prijs. Dag Neefje! Marie van Haaster. Voorscho en. Dat is lief van je Marietje. dat je eens aan een versje begonnen bent En zooals je zegt ..ie hebt eindelijk het bij elkaar "okrren". Zie je nu wel! Wie wil kan. „Een Vreeeling" wordt geplaatst. Nog even geduld! Dag Marie! Jaantje Henneken, Zegwaart Wel Jaantje, jij hebt de zweep niet noo- dig cm voort te werken Jij bent oen flink kind en je bent dubbel waard, dat ik je bijdragen een plaatsje geef Dat gebeurt cok. Lei de volgende week eens op. Dag Jaantje! Groet je ouders van mei Dep, Leiden. Welkom in ons midden. Ik heb je bijdragen gelezen en. kom naast me aan de redactioneele tafel We verwachten nog veel moois van jou Bij voorbaat mijn dink! Dag Bep! J a n v. d. K w a r t e 1, L e i d o n. Alweer iets van jou. mijn Neefjel Flink zoo. Van „Het Paard van Troje", heeft ipdereen wel eens gelezen, maar jouw op stellotje zal toch nog geplaatst worden, juist omdat je deze bekende geschiedenis zoo duidelijk hrbt uitgewerkt Dag Jan! Nog even wachten! Er is ruimte te min. om alles vlug te laten plaatsen. Ook „De Circusclown" zal een plaatsje krijgen Jan! Annie v. d. Hulst, A 1 p h e n a. d P ij n. Wees welkom in ons kringetje! Ik zag je nog nooit voor dezen of heb ik het mis? Je moet maar goed onze rubriek blijven lezen, dan kun ie meteen eens zien hoe goed andere Neefjes cn Nichtjes de pen al weten te voeren Zoo leprt men! Als ik eens veel plaats heli. laat ik „De goede Juffrouw" plaatsen. Voorloopig gaal het nog niet Er is nog een berg copy voor en wie 't eerst komt, het eerst maalt Dag Annie! Jan v. d. Voort, Leiden. Voor zoo'n klein baasje als jij bent Jan. is jouw opstelletje lang niet kwaad En heb je dat heelemaal alleen gemaakt? Voor ons Hoek je is het een beetje te klein. Maak voor den volgenden wedstrijd eens een mooi en lang verhaal. Zul je! Groet wederkeertg je ouders van mei Groet ook Piet van me! Ziju bijdrage wordt geplaatst, maar nog even wachten Piet. Anna van Gerven, Zooter wou- d e. Zoo Anna, heb jij dat zelf opge steld! Heelemaal zelf ofheeft vader een handje geholpen. Als dat zoo is. dan laat ik hot plaatsen Kijk ele volgende week oens. Dag Anneke! Groetjes thuis! Marie Verschoor, Leiden. Ik dank jo wel Marietje voor dat keurige verslje! Maar?.... heb jij dit housch zelf gemaakt on bedacht. Ik zal wachten tot ik hierop het antwoord binnen heb, dan.... laat ik hel plaatsen. Dag Marietje! Tot z>cns dus! G r e t h a van Duuren, L e i d e n. Welkom in ons kringetje! Er is nog plaats genoeg! Hoe meer, hoe liever! En de vo gelbegrafenis! Het is heel klein en daarom zal ik het hieronder laten afdrukken, hoe leuk onze kleine Gretha het reeds to zeg gen weet. Een voyelbegrafenis. Anneke is zoo bewogen. Heeft do traantjes in de oogon, Met 'n treurig, diepe stem, Zingt ze „Pietjes Requiem". En den wagen tre-k't ze voort, Heel plechtstatig, zoo 't hoort. Daarin zit bedroefd klein Rietje On haar schoot "i dooie PiQtjcl Wat dunkt mijn kleine lezersschaar? Kan Gretha al niet goed dichten? De volgende week ga ik door met het beantwoorden der brieven en der vragen. Wie. wat te vragen heeft vrage! Wegens plaatsgebrek enom meer mijn Neefjes en Nichtjes aan woord te laten, heb ik „Oud Vrouwtje" en de Avon turen van Mies en Max laten liggen tot de volgende week. Oom W i m. Het Zigeunerskind, door Emile Duijm. IV Hij nam een paar wakkere mannen mee en snelde naar den achterkant. Hij had zich niet vergist. Reeds twee der vijf la gen in hun bloed te baden, terwijl de ove rige drie er zeer benauwd voor zaten. Maar lu stormde hij met de zijnen er op los, bak te er een paar neer. moedigde hun mak kers aan en, verdedigden zich verschrikke lijk. Op zulke wakkere kerels kon mijnheer rekenen! Wörter had het geluk de aan- \oerster te genaken en sloeg haar den sche de! in Nu was het uit. Nu de overigen hun aanvoerster zagen bezwijken, ontzonk hun ook den moed, ze namen haar op en droe gen haar weg. Degenen, die het nog wil den volhouden, werden gedood of op de vlucht geiaagd Pp achterkant werd no? zoo mogelijk een beetje opgeknapt en ver kerkt.-terwijl zij hun drie zwaar eewon- den onnamen en den kelder binnpnbrach- 'en Hevig ontsteld zaeen de vrouwen hen t:nnendra?en. doch dadelijk werd ten strengste bevolen goed op hen te passen en ze te verbinden Tntusscben was het aan den voorkant treurig gesteld De aanvallers drongen steeds vooruit, terwijl de verdedi gers achteruit geduwd werden Zij zouden hef verloren hebben, als mijnheer niet me» hef handjevol bewapenden was toe?ecneld Ondanks hun vreeselijke vermoeidheid waren het dappere kerels en hakten er no«> eeducht op los Nu kregen de anderen ook weer moed en drongen vooruit. De dap perheid der zigeuners moet van den an deren kant geroemd worden Wel verloren zij mannen, maar niet den moed Mijnheer drong opeens terug, terwijl de eene verde diger don anderen wat in hof oor fluister de. zoodat de eeheele troen doorging Plot seling riep Wörfér: Salvo, en haast op hetzelfde oogonblik knalden wel 40 scho ten Gauw laden en voor de tweede maal ging hef salvo los. De derde keer was nie' meer noodig. Verschikt weken de zigeuners achteruit, werden verslagen: en degenen dio ovp"h'pvon vluchten vol schrik weg Nu deze slag voorhij was, werd er eens wat naar de manschanpen gekeken. Niet tegenstaande hef zoo hardnekkig gevecht, iiaddop zij slechts zeven zwaar gewonden en niet één doodc,, Beneden in den kelder werden zii allen gped verzorgd. Om no? oen oorr dicht te doma. daar was het tela*>» voor Het geval werd naar de stad St Moritz fpseind en geneeskundige hulp ont boden Nog een uur daarna waren er reeds verscheidene geneesheeren en oenige doo- denwa^ens, die de ongeveer 33 doode zi geuners oplaadden en vervoerddpn De dokters achtten het overbrengen van de gewonden naar het ziekenhuis noodzake lijk, daar zij vreesden voor hun behoud De week na dit zoo wonderlijk afgeloo- pen gevecht met de zigeuners ging alles weer zijn gewonen gang. Deeds twee wa ren uit hef ziekenhuis teruggekeerd De laatste werd vijf maanden later uit het ziekenhuis onslagen. (Wordt vervolgd). De betoverde Prinses. Sprookje door Cadier. In het paleis van koning Diehard lm .-cC|ifo eroofo vreu?de. Er was een prin sesje geboren. Reeds lang had de koningin naar een, dochtertje verlangd. Uit enkele landen waren er prinsen en prinsessen ge komen om geschenken en gelukwenschen aan te bieden. De twee machtigste toovc- naressen uit het land waren uitgenoodigd om aan den feestmaaltijd deel te nemen De eerste kwam 's morgens en had een prachtig geschenk meegebracht, een gou den kroontje ^versierd met de schitterend ste parelen. Toen de andore vrouw tegen den middag kwam. was er geen plaats meer voor haar aan tafel. De ooper-lakei had vergeten voor haar een stoel onbezet te laten en nu waren ze alle door de gas ten ingenomen. Zij werd nu zoo kwaad dat ze dreigend haar hand opstak naar hei wiegje waarin het prinsesje lag te sluimeren en sprak* „wel zal zij e°ns het schoonste meisje der wereld zijn, doch wanneer zij zeventien jaar is geworden /al er iets vreeselijks met haar gebeuren". Na deze 'geheimzinnige woorden verdween ze haastig. Even schrokken dp gasten door do on- heil voorspellende woorden van de booze vrouw, maar wat later had iedereen 'lpl. geval alweer vergeten Toen de duisternis inviel werd het feest in den tuin voortge zet welke versierd was met eerebo?en, ge maakt van sparretakken - en tusschon de boomen en over den vüver bmïren lampions waarin kaarsen brandden Toen do maan reeds lang aan dop donkerblamven hemel stond, waaraan tallooze sterren schitter den, nam het feest een einde Den volgen den (lag vertrokken de prinsessen en prin sen en in het paleis keerde de stilte weer terug. Het prinsesje werd erooter en zag er met den dag mooier uit Wanneer zij in het bosch wandelde, juichten de boomen en bloemen haar tegen. Do sterren waren jaloèrsch op hot schitteren van haar oo^en. Zoo naderde do dag waarop zij zeventien jaar zou worden. Niemand dacht er meer aan de sombere voorspelling, gedaan bij de geboörte dor prinses door do kwade tooverheks. Maar de toovenares was het niet vergeten! Ze was dien dag weer over gekomen om haar boos plan uit te voe len Toen 's morgens prinses Gadicrric een wandeling deed, wachtte de tooverheks baar aan het eind van het bosch op De prinses naderde nu het gemeene wijf wel ke met een valsche glimlach op haar ge zicht naar haar toe liep en sprak: „Lieve prinses, U zoudt mij een groot genoegeD doen als U dit als verjaringsgeschenk van mij wilt aannemen." Het was een lange, helderwitte sluier, cJoor de machtige toovenares zelf gespon nen. De prinses nam hem aan en spreidde den sluier om haar schouders heen Nu wilde zij er voor bedanken doch plotseling versteende de prinses en de sluier geleek nu eeu hoogen berg. „Haha," lachte de heks, „mijn toover- draden doen hun werk. Ze zal dan pas verlost, kunnen worden wanneer een ko ningszoon, na uit dit beekje gedronken te hc-bben, haar gezicht met zlin handen ver warmd, maar daar niemand dit vreet, zal zij nooit verlost kunnen worden. Juist toen zij deze woorden sprak kwam er een prins voorbij die op we? was naar tiet paleis om prinses Cadierrie te gaan felicileeren Hij had alles verstaan Ter stond sprong de prins van zijn paard en l.ep op de toovenares toe, maar voordat tiij bij haar was veranderde zii zich in een kraai en vloog luid krijschend heen, snli- tig. nu haar wraak door de komst van den prins mislukt was. Vlug liep de prins aar het beekje en scbente met beide han den wat water. Schielijk dronk hij het op en het was nu niet moeilijk voor hem te ren de steile tooversleep op te loopen Toen hij bij het eindpunt was lag hij zijn handen op het gezicht der arme prinses dat zou koud als marmer was Plotseling kwam er beweging in haar. Hei witte kleed viel af en de befoovering was nu verbroken. De prinses gevoelde zich alsof zij uit een nare droom ontwaakte en toen de prins haa-* verhaalde, wat gebeurd was bedankte zij r»em. huilende van blijdschap Samen ein den zij nu naar het paleis waar de prin ses dadelijk hetgeen goheurd was aan haar ouders vertelde Dankbaar en met tranen in de ooeen bedankten de koningin en de konin? den prins voor de redding van hun geliefd kind en toen de prins vroeg of hii met hun dochter mocht trouwen werd dit direct toegestaan Een week later trouwden zij reeds Na een maand vertrokken zij naar het verre land waar de prins van daan kwam Droevig was hef afscheid der prinses van haar ouders Zij leefde no? vele jaren als konin?;n en vergat haar ge- t eele leven hare betoovering niet Cadier. Het Kersifeesl van José. Vooruit! Vooruit! de straat op en met een werd de deur hard dichtgesmeten door een vrouw met ruw uiterlijk en verwarde haren Een tenger knaanje stond daar midden op straat, zijn buisje was ge scheurd, zijn broekie al meermalen ver steld. en z'n hoofddeksel ontbrak. De wind bulderde er op los, en José moest vooruit, of hij wilde of niet Hij liep ver der op. en sloeg den hoek om, hul wat was die'wind koud, en wat Jood hij hem pijn in zijn gezicht. Hij lien steeds verder Het was al donker geworden. In de winkels brandden de lichten al en ze gaven een tooverachti? schijnsel aan de straten die mot een dikke sneeuwlaag bedekt waren Nu en dan bleef José kijken voor een ban ketbakkerswinkel en keek naar de fijne uitgestaldo waren. Hé, daar lag één grnote Kerstpudding, wat zou hij daar graag eens van willen proeven. Maar zlin wensch kon toch niet vervuld worden. Hij ging weer verder, en wat zag hij daar. in een groot huis met mooie voorgevel, stonden de gor dijnen op een kier open. José klom stil op het hreede venster Zijn oogjes glinster den gelijk diamantjes Hij keek naar bin- r.en en zag een mooie Kerstboom met elec- ♦rische lichtjes. En wat stond daar onder? José. keek zijn oogen haast uit Er lag een heel klein kindje van steen in een kribbe tje. Wie zou dat zijn? dacht hij. Maar op die gedachte ging hij verder niet in. Want een dame ging met een schaal met gebak rond. Wat zou José graag aan het raam getikt hebben en vragen of hij ook wat kreeg, maar neen dan mocht hij daar niet meer blijven zitten. Daar werd het gordijn ineens toegeschoven. José keek erg be droefd, en klom zoo zacht mogelijk weer van het venster af. Hij liep maar weer ver der en rilde van kou. Ten laatste was hij zoo moe, dat hij bijna niet verder kon Hij was van plan, tfm'maar weer riaar huis te gaan. Toen hij bij z'n huis gekomen was. werd hij verwelkomd met scheldwoorden en klappen, en een ruwe stem vroeg hem. of hij nog wat had meegebracht, doch José schudde van neen en onmeedoogend werd hij gescholden en nog harder geslagen -José kromp ineen van plin en werd doods bleek Zijn laatste uur was gekomen en hij blies de laatste levensadem uit José, vier de nu z'n Kerstfeest daarboven. Hel eierenrekje. Piet had met zijn verjaardag een doos met gereedschap gekregen. Direct ging hij aan den arbeid. Want zijn moeder was eenige dagen later jarig. „Moeder," zei Piet eens, wat heeft u noodig voor uw i uishoudenf" ,,'n Kleed op den grond, jongen. Kijk eens hoe 't onze slijt." „Ja Moes, dat be doel ik niet. 'l Moet iets zijn wat ik voor u timmeren kan." „Nu dan een nieuw eierenrekje, maar eentje voor vier eitjes". Toen ging Moe lachend de kamer uit. Ijverig ging Piet aan het werk. Moe kreeg hem met moeite aan tafel om te eten. Toen die kwam vroeg zij: „Gaat het goed. Piet?" Piet knikte geheimzinnig. De tantes wilden ook dolgraag zoo'n eieren rekje hebben. Wat was Piet trotsch op die bestellingen! Hij zou zich vast nog rijk werken, want Cma had 'n heele gulden beloofd en de tantes 75 cents. Alleen Tante Annie wou graag een eierenrekje voor 50 cents heb ben maar dat vond Piet te goedkoop. Het was een peuterig werkje, vooral om die gaten mooi rond te krijgen, dat was nog 'n heele toer! Eindelijk, was het rekje kant en klaar, daar stond het op vier hooge pooten: 'n fijn gegolfd randje er omheen. De zolder was al dien tijd verboden ter rein voor Moeder geweest, iiu sin -D ei uit de kast gehaald om even te kijte hoe 't er wel in stond. Moes was toch bood schappen gaan doen. Vroolijk holde Pij raar de timmertafel op zolder. Vlug hij het in een van de gaatjes. „Pats', het ei, en viel met een smak op tafel. 'Vaj schrik stond Piet als aan den grond gena, geld. Hij draaide het rekje den rug toe de naar beneden, de huiskamer in en Ij^ zich bedroefd op 'n stoel vallen. „Hé, waarom huil je zoo?" zei Hoeder uie thuiskomend haar Piet hevig snikkend aantrof. Alles werd nu verteld Maar Pj^ geen één traantje meei hoor, dan maar volgende keer beter. Al doende leert n Piet was weer gauw getroost, want Mo* der wist een middeltje om de gaten minder groot te doen worden. Lekker. lu werd hij niet uitgelachen ook, w moeder zei, dat ze niets vertellen zou 'n rond buigzaam houtje zou netjes lana de gaten geplakt worden bij wijze van ver. viering. Maar Piet wist wel, dat 't alle® te doen was om de dure eitjes vast te boa- den, dat ze er niet door heen vielen Piet In de leering. Mijnheer was aan 't vertellen, Opeens daar snikte er een, We keken op, och heden, 't Was Dokters kleine „Leen". Wat scheelt er aan m n kindje. Vroeg haar de Kapelaan, Er heeft toch geen der meisjes, Je heimelijk kwaad gedaan. Klein Leentje schudde 't hoofdje, Zag op en zeide zacht: M'n broertje is dood. en morgen Wordt ie naar 't graf gebracht. Niet schreien lieve, Suste Mijnheer op zachte-n toon, Maar zeg me eens, staat broertje, Het witte kleed niet schoon? O, als 'n Engel, sprak ze, Ligt Franske in 't kistje neer. Maar van dat witte kleedje, Hoe weet U dat Mijnheer? „M'n Kleine", luidde 't vriendelijk, „Een hagel blank gewaad, Draagt ieder die. als broertje, Naar lieven Jesus gaat." Nelly. Avond. De laatste stralen der zon ziin verd\ven« Het avondrood kleurt nog hei veld. De vogeltjes zoeken hun nestjes, Het uur van den dag is geteld De dorpskerk ligt er zoo vredig, De Godslamp verspreidt er haar licht; Hoe zalig hier daaglijks te toeven, Als de dagtaak goed is verricht. Daar kan men aan Jesus vertellen, Al wat men gewerkt heeft, gedacht! Hij zal vol liefde luisteren „Kom dan", zegt hij, „ik wacht Voor Groolen zoowel als voor Kleinen, De bron voor alle troost is z'Jn Hart, Daar Ieexen de kindertjes bidden, En staam'Ion hun lied en hun smart. De laatste purp'ren wolken verdwijn# En 't Maantje verschijnt voor den nachl Het kerkje wordt nJ gesloten En Jesus is alleen enwacht! O, laten we hem dikwijls begroeten En knielen aan den voet van 't Altaar! Daar kan men aan Jesus vertellen Terwijl Hij treft de gevoeligste snaar Daar zal God ons zeive troosten En sterken in den strijd hier op aard' En om ons dan later te loonen, Wie d'onschuld heneên heeft bewaard. Jantjes Droom. Klein Jantje moet gaan slapen, Door moe naar bed gebracht. Hij gaat nu heerlijk droomen Zijn Engel houdt de wacht. "Doch hé, daar voelt zich Jantje Uit 't bed zich plots gelicht. Hij gaat steeds in de hoogte Bij de wolken is hij dicht. Maar plots,. daar daalt hij neder, Bij d'Alpen is hij nu! Hij kijkt nu naar beneden En roept verschrikt, hu, hu! Daar slaat nu naast den bengel 'n Kaboutertje, heel fijn, Die zegt: „Zeg, kleine jongen, Moet jij daarboven zijn?" Ze gaan nu saam beklimmen De bergen.heel, heel hoog. Daarboven aan de lucht Daar staat de regenboog Jan wil dien boog wel hebben En zegt: „Och, geef eens bier, 't Kaboutertje loopt echter henen, En geeft om Jan geen zier. Jan gaat nu maar aan 't schreien, Neen hoor! Dat is gten pret, Doch Jantje schrikt plot wakker En.... ligt vlak naast zijn bed.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 14