DERDE blad
„DE LEiDSCHE COURANT"
ZATERDAG 12 FEBRUARI 1927
0, KENDEN WIJ DE GAVE GODS
door Gr.
nrt moei wel waar zijn, dal vo'en onder
Ka(holicken, nop maar steeds mot be-
EL wolk orn rüko genadebron wij be-
in hot H Misoffer: want we zeg-
,nme, drocv'g hart het bijwonen
tëff Mis op de darren, dat het niet onder
Hp verp'icht is. kan vo'strekt niet al-
ï°\c vo'doend- genoemd worden,
fn ig opmerkelijk, hoe bijv. op de da-
j- yroeper pevierd werden met ver-
Mishoorcn, na het opheffen der
rn'ifht'ne het aantal peloovipen, die
S ter kerke komen, elk jaar .minder
lilt ofsehoon toch ook nu het werk stil
J", en men rustdap houdt in alle opzicu-
^Natuurlijk is niet alleen het onvoldoen-
begrip van de waarde oener H. M.s
liar ook dp menschelijke traapheid hier
lcHp oorzaak. Maar deze laatste zou heel
femakkelijk door de eerste worden over-
Lnen. als dat be-rip maar sterker was
Ik vind het altiid een treurig feit, dat
nen heel gemakkelijk instemt met de ver-
relijkinp, die hier volpt, en die helaas zoo
fcrsrbrikke'iik poed omgaat: als men eens
fi'ken morren door het paan naar de kerk
du'zcnd puldrn in ontvangst zou kunnen
nrmen, dan zou men heel wat gemakkelij
ker aanwezig zijn. zeker wel de meeste da
gen der week: men zou zijn traagheid
overwinnen omwille van het geld.
Als ge nu eerlijk zijt tegenover Uzelf,
dan moet ge, zoo ge de vergel ijk mg toege
geven hebt. ook uw bes'uit weten te trek-
;en len opzichte van Uzelf.
Immers welk ern onschatbare waarde
beeft het bijwonen der H. Mis voor Uwe
^Het zijn iOch de vruchten van het
Kruisoffer van Christus, die op de zielen
der aanwezigen word n toegepast. De
prester draagt het M:soffer niet op voor
richzelf alleen, maar bij de Offerande van
hei brood, bidt hij: „dat de Almachtige
Va'er die onbevlekte offerande zal aan-
vaardi nvoor al'e aanwezigen, en
voor alle geloovigen, zoowel levenden als
dooien: opdat zij hem en hun moge voor-
deelig zijn ten eeuwigen leven."
Wij weten, dat wij verplicht zijn aan
God hulde te brengen en Hem te verheer
lijken; en we weten ook, dat we daartoe
uteren kracht niet in staat zijn: hoe zul
len we het dan beter kunnen doen, dan
door ann den Homelschcn Vader aan te
üioden het onbevlekte huldigingsoffer van
Ziinen Goddelijken Zoon? Als we met dat
offer God eeren, zijn we absoluut zeker,
dal God die hulde ook zal aanvaarden, en
daarmee za' onze ziel bevredigd zijn, iets
aan God te hebben kunnen aanbieden, wat
Hem aangenaam wa§ Fn hc' is wel het
meest aangename, want al neemt pe te sa
men al dp hulde, gebracht door de rede-
looze pn redeli'ke schepselen on aarde, en
door de uitverkorenen in den Hemel, dan
is din betooging toch altijd nap la^er, dan
de oneindige hu'de, we'ke in de H. Mis
ichraebt wordt door den Zoon Gods.
Beziet het altaar, zooals God het be
ziel Hij aanschouwt daar bet offer van
den Godzoon, ca dat geeft Hem een ver
heerlijking van oneindige waarde.
Misschien komt de gedachte bij U op,
dal de vele zonden, die pe bedreven hebt,,
of in het algemeen Uw zondige zwakheid,
toch eigenlijk een beletse' zullen bliïven, om
M aangenaam te kunnen worden. Ge
ri.il misschien door uw zondigheid terneer
gedrukt, en voelt zelfs de gedachte opko-
mrn aan een eeuwige verwerning, met als
Dig een zekere lusteloosheid .in het doen
van ecbeden en poedo werken, die go a'-
len als nutteloos beschouwt bij uw manier
van leven.
Is gebrek aan kennis hier de oorzaak
van uw wantrouwen? Is niet de H. Mis
ook een bron /an vergeviri"? Leert ons dan
ni°l het Concilie van Trente, dat zoo dui
delijk do geloofsleer uiteenzet, het voigen-
ch Omdat God. verzoend door de onoffe-
ring der H M:s, de genade en de gave d"r
boetvaardigheid verleent, vergeeft Hij de
misdaden en zelfs zeer zware zonden.
Hierbij moeten we opmerken, dat de H.
"is n:et rechtstreeks de zonden vergeeft:
daartoe dient het Sacrament der Biecht;
Jttar de H. M:s bevat overvloedige gena
den. waardoor de zondaar zal worden ver-
ilieht en aangespoord tot berouw en tot
wilvaardigheid over het bedreven kwaad,
waardoor hij zal gebracht worden tot te-
fü"keer in Gods vriendschap.
Zij, die in staat van genade de H. Mis
biiwonen, zü'lpn daardoor aan God verzoe
king aanbieden voor de zonden, door
hen bedreven, maar reeds door de absolu
te van den priester van hen weggenomen.
Want de H. Mis is 'n waarachtig zoenoffer,
om op ons dagelijks de verzoenende kracht
van Imt kruisoffer toe te passen De pries
ter bidt den enk, terwijl hij in staaf van
genade het Offer opdraagt, dat hij het
doet voor zijne zonden, beleedigingen en
oninbare tekortkomingen.
Wie zich dus schuldig voelt, hij wone
d" II Mis bij tot verzoening of tot verge
ving zijner beledigingen \ls gij Chr'stus
als zoenoffer kunt aanbieden, zal d^ Vader
die verzoening, die goddelijk is, ook aan
vaarden.
Heeft de Christenmesch, d;e door God
is uitverkoren tot hot lidmaatschap van
Zijne Kerk, niet een overvloed van rede
nen om God te bedanken? Ja. bewees God
hem niet zooveel weldaden, dat het hom
nooit moee'iik zal zb'n genoeg dank aan God
te brengen? Gaat eens na. welk enn wel
daad er gelegen is in hef bez;t van h"t
waar geloof, waardoor wij in staat zijn
gesteld ons eeuwig doel zeker te bereiken;
gaat ens na, welk een reeks van genaden
s'ndj? den dag van uw Doopsel in uw ziel is
gevloeid.
Met recht moet gij uitroepen: Heer, wat
zal ik U wedergeven voor zoovel" weMadcn
Dit is dan ook de bede van den priester
na het nuttigen van de H. Hostie: de bede,
waarin li"t u:t"edrukt, d*f hij nimmer vol
doende dank zal kunnen brengen.
Is dan niet do H Mis de dankzegging
bii uifnemmdhe'd? Wordt niet de H. Mis
juist met d!t woord genoemd: dankz^ggin™,
eucharistisch Offer? Werd niet do H
Mis door Ghr'stus ingesteld onder een
dankgebed, dat nu nog telkens in de H.
Mis wordt gebeden, en rooot daarom te
voren de priester n'et de geloovigen in de
Praefafie op om te danken: „Laten wij den
Heer, onzen God. dankzegden: het is pas
send en bil'ijk, redelijk en h°iTzanm
H"bt gij dus reden tot dankbaarheid
en die hebt ge dank dan God door de
H. M'S, die als dankoffer aan God wordt
ongedragen, en die. omdat zii het ofH* :s
van Christus zelf. ook waarlijk de e«mig
waardige dank brengen kan aan den He
melvader, van wlen wij al het goede heb
ben ontvangen.
Naast dank en hulde en verzoening te
bron^on ann God. beeft elke mensch ook
voortdurend een zeer "roote behoefte aan
hu'p van God: wij hebben licht nooclig en
sterkte en troost.
Zijt ge nog niet zóóver, dat ge weet, dat
zulk L:cht en troost en kracht nooit in vol
doende mate te vinden is bii de menschen,
'al 7i:n ze nog zoo hulpvaardig en invloed-
rii'"? Het hoogste waartoe de mensch in
staat is en het beste, is naast enkele on
tzurende woorden, die den mensch,
a!s mensch. wel goed doen, hem te wij
zen on de hulp, die van God komen moet,
en ook komen zal, als we er om vragen.
Welnu <'n de H. Mis is God zelf aanwe
zig; daar kunnen we gaan tot Dengene, Die
gezegd heeft: „Komt allen tot Mij. di« be
fast en beladen zijt. en Ik zal u verkwik
ken Daar is dezelfde weldoener, D'e de
zegen Zijner weldaden heeft verspreid in
hef H. T.and van Palestina. Bovend-en is
Hij in de H. Mis als slachtoffer om voor
ons ton boste te spreken, en onze smeg-
kin "en te ondersteuren mét Zijne oneindi
ge verdiensten. Het altaar is de genade-
troon. waartoe wij met vertrouwen moeten
naderen om barmhart:"heid te verkrijgen
en "cnade en hulp ten bekwamen tijde.
Meent eohter niet, dat ge al1 een door
tegenwoordig te zijn bij een H. Mis zult
verwerven, wat ge vraagt. Vereischt wordt
zeker e°n grootp mate van vertrouwen en
van groot geloof Naarmate ons geloovig
vertrouwen grooter is, naar die mate zal
ook ons vra"en en smeeken beter. fvorrlon
beantwoord door de verhooring van den
kant van God. Daarom beveelt de priester
in het Misgebed aan God ook aan: alle
aanwezigen, wier geloof en godsvrucht aan
God Jiekeiid zijn.
Onder godsvrucht verstaan we hier het
zich gehee1 wijden aan God, het geheel wil
len tocbehooren aan God.
Als we dan geheel overtuigd van de
kracht van bet H. Misoffer, waar de God-
zoon z?ch offert voor ons belang, en waar
Hij hulde en dank brengt om den Vader te
.verheerlijken, waar do vruchten van het
H. Kruisoffer gereed liggen mits wij cr
met vertrouwen om smeeken, ons rond het
altaar scharen in geloovig vertrouwen, dan
zal er geen gunst of geen genade zijn, die
ons wordt geweigerd, omdat we zijn als
Maria en Joannes, staande onder het
Kruis op Calvarië; omdat wo meer nog zijn
als de goede booswicht, die met één
enkel woord alles van Christus in één
oogenblik heeft verworven.
O, kenden wij die gave Gods.
BRIEVEN VAN EEN
STEDELANDER.
Iii^ i op ^en Voorgrond zeggen, dat
«volgende niet met het oog op Lei Jen
erd geschreven. De aanleiding schuilt
n puelgcen bhjken zal.
0 Gemeentewet van Thorbecko is een
injjij ^e. dateert uit ongeveer het
lijL ,er vorige eeuw, wat ieder duide-
bcckW |d\e zich herinnert, dat Thor-
on h ~n nog te Leiden gewoond
d(,ne Warenmarkt; een gevelsteen houdt
bii Hp €r'n° aan een ^er buizen voor-
wfl* ivoor meisjes de Staatsman
i<W'ri .lc 1853 medewerkte tot herstel
land hoPfclijke Hiërarchie in ons
«tuur rege^e de positie en het be-
\er7pmJr autouome „gemeenten", welke
«lad Hr,Daam toeu *n de p'.aats kwam voor
fitanrl irmP' 0n,z' boewei sinds zij tot
«cbriidpn^111' verhoudingen in de voort
ga dnp samenleving enorm verander-
«en'bewlL^ Gr altijd mede. Wel
i *erd J.2y met vooruitzienien blik
{y jsa Hen gesteld.
ÜjkliodftT^ zuden.de welbekende „gerief-
er Practijk" er min of meer toe
hebben bijgedragen, dat hot keurslijf der
wettelijke bepalingen zich naar omstan
digheden wat uitzette, maar do hoofdge
dachten bleven onaangetast en het hieruit
voortgesproten geheel bleef tot den hudi-
gen dag ongerept gehandhaafd.
Het wil mij intusschen voorkomen, dat
thans de lijd voor wijziging toch wel aan
gebroken is, speciaal wat betreft de samen
stelling der gemeentelijke besturen. Er is
mogelij', meer, wat verandering behoeft,
maar dit to onderzoekon ligt- niet in mijn
bedoeling, gesteld al dat ik er mij compe
tent voor zou achten. De omstandighedeu
hebben er slechts toe geleid, dat dc orga
nen, welke do gemeenten besturen, meer
in 't hijzonder mijn aandacht trokken.
't Is hiermede nu zoo gesteld, dat de
Raad het feitelijke hoofd der gemeente is;
dat uit en door den Raad de wethouders
worden gekozen on dat door de Kroon den
burgemeester wordt benoemd, die zijn
wettelijke functies, zooals die van hoofd
der politie, hier buiten beschouwing gela-
ten met de algeraeene leiding is belast.
Iln een openbare Raadsvergadering mo
gen alleen en uitsluitend de voorzitter en
j do loden het wcord voeren; zelfs de secrela-
J ris, hoewel hij uiteraard van alles en nog
wat goed op do hoogte mag geacht wor-
den, moet zijn mond houden. Hij mag den
i voorzitter, wiens rechterhand hij nloeg» 'e
wezen, fluisterend voorlichten: hii mag op
dezelfde verdekte wijze allerlei inlicht in "en
verstrekken, welke de leden hem even ge
heimzinnig vragen, in 't openbaar dient
hij te zwijgen.
Dank z'j dezen fluisterenden „gerieflijk
heden der practijk" is het niet zoo bijzoa
der lastig, dat den secretaris slechts een
zwijgende rol is tochetl""'J is er altijd
en kan ongemerkt toch zijn voorlichting
doen gelden.
Er zijn evenwel andere gemeenle'ijke
ambtenarei?, wier woord in de Raadsver
gaderingen wel eens van nut zou wezen,
maar die nooit panwezig zijn, tenzij oxpros-
selijk daartoe gmoorli"d, in welk geval ook
zij echter slechts 'n fluisterende rol kunnen
vervul'cn. In den regel geschiedt zulks ten
gerieve van het college van B. en W., in
welks nabijheid zoo'n di"nitaris zich d 'n
p'eegt op te stellen. Vooral bii de behande
ling van technische onderwerpen wil een of
andere wethouder wel eens gaarne een des
kundig hoofdambtenaar in zijn buurt heb
ben.
Nu weet ik wel, dat in geheime z:tting
do Raad zich door secretaris en ambtena
ren, ja ook door niet-amb'enaren, kan do-n
voorlichten, maar vooral bij belangri'ke
onderwerpen is het toch ongewenscht af te
wijkon aan den gulden regel, dat „de
openbare zaak in 't openbaar" moei wor
den behandeld. Vandaar dm oo'- wl1:clit,
dat van dergelijke vooFichting bij gesloten
deuren door de gemeenteraden siec'hls
spaarzaam gebruik wordt gemaakt.
Deze overwegingen brengen mij tot de
vraag, of bet niet wenschëKjk zou wez ti,
do desbetreffende bonaliimen der Gemeen
tewet in dezen te wijzigen, dat hoofdamb
tenaren en speci-aal h^b ik hier het oog
op de hoofden der gemrente'ijke bed-ijven
desgenoodigd in do openbare Raadszit
tingen een adviseerende stem kunnen la en
hooren, d.w.z. aan de discussies kunnen
deelnemen.
Deze vraag klemt te mc:r wijl van do
wethouders, inzonderheid in groote ge
meenten, steeds minder kan verwacht en
gevergd vsorden, van alles zóó grondii op
de hoogle te wezen, clat zij op alles, w-at Ljj
de discussiën kan gevraagd wórden, eon
afdoend antwoord kunnen geven.
Er komt immers steeds meer kijken op
het gebied der gemeentelijke huishouding.
Dc voortschrijdende maatschapjelijko ont
wikkeling stelt steeds nieuwe eischen, vomit
steeds nieuwe problemen, waarvan wol d;
betrokken hoofdambtenaren ade gehcirren
moeten doorgronden, maar waarvan niet
iedere wethouder volledig op de hoogte
kan wezen, al tracht hij zic.h nog zoo dege
lijk in de zaken in te werken.
Men mag hierbij twee dingen niet uit hot
oog verliezen:
vooreerst dat m uiige wethouder, als hij
lot dit ambt verkozen wordt, voor vc e za
ken vreemd komt te saan, ook al toonde hij
als raadslid aardig op de hoogte te wezen;
het is toch geheel iets anders over een ge
reed gemaakt voorstel eenig licht to doen
schijnen, dan dusdanig voorstel tot in on-
derdeelen under de knie te hebben cn te
moeten verdedigen
voorts: het weth ouderlijk ambt brengt
meer besognes mede dan in de openbare
zittingen aan den dag treedt, welke beso
gnes dm betrokken dignit; -is een beletsel
to meer zijn om aan vele zaken die aan
dacht te wijden, welke een hoofdambtenaar
er aan geven kan en moet; deze toch staat
voor een speciale taak, heeft ambtel'jk
ten mins to geen beslommeringen daar
nevens.
Houden deze bemerkingen verband met
het wethouderlijk ambt als zoodanilvet
is mede een niet to weerlr~"en feit, dat
het gestadig moei ijker wordt, geschikte
wethouders te vinden. De Gemeentcradou
zijn hij hun keuze beperkt tot de leden,
ministers kunnen uit het gansche land
worden bijeengezocht, wethouders slechts
uit den engen kring der Vroedschap. En
nu doe ik stellig niemand onrecht wanneer
ik beweer, dat zulks het aanwijzen dor
juiste personen vaak groote bezwaren in
den weg legt. Indien do kiezers al zoo ver
standig zijn geweest, om voor geschi'.le
leden te zorgen, dan kunnen deze nog niet
eens altijd het wethoudersawbt aanvaar
den, wijl het gezien do bezoldiging, wel
ke slechts eon tegemo.dkcming kan blijven
te veel van hun tijd zou vergen. Men
is dan aangewezen op minder geschikte
xïen, wat voeren kan tot mia-gewenschlo
dingen, zocals to Amsterdam, waar dezer
dagen een wethouder zóó weinig bij de
pinken bleek, dat bij niet eens had be
merkt, hoo een zijner hoofdambtenaren een
door den Raad toegestaan crediet met maar
eventjes 140 pel. had overschreden. De
Vroedschau was er alles behalve over to
spreken, maar had dezen wethouder
zelf aangesteld.
Nu zal men misschien zeegen: bezoldig
het wethouderschap zóó boog, dat ieder
tiet kan aanvaarden. Hiortegen zijn echter
twee bezwaren aan te voeren:
primo, dat zoodoende het "aantal geschik-
to raadsleden niet wordt vermeerderd: dit
hangt van gansch andero factoren af;
secundo, dat het wethoudersambt verhe
ven moei blijven bovou het ambtenaar
schap, hetgeen niet het geval zal wezen,
indien men de wethouders gaat saüariee-
ren, alsof zij ambtenaren waren en dus hun
gansche persoonlijkheid kan opvergen.
In allo bescheidenheid wil hot mij voor
komen, dat het geneesmiddel slechts hier
in gelegen is: de wet geve den hoofdamb
tenaren als adviseerende leden, desgeuoo-
digd, toegang tot don Raad, gelijk men in
bet parlement reeds do z.g. „regeerings-
commissarissen" kent. Het wethouders-
ambt waaraan evenwel de wettelijke
aansprakelijkheid verbondon blijvo zal
cr door worden verlicht, de Vroedschap
kan alles vernomen wat zij wonscht, ter
wijl wat ook oen belang kan "wezen
do deskundige figuren, welke thans achter
de schermen blijven, in 't licht der open
baarheid komen.
AJO.
UIT DE VOOR-GESCHIEDENIS ONZER
LETTERKUNDE.
IV
Een heel oud Epos.
Er is een heel oud Epos, dat zijn out-
staan voor een groot deel aan deze streken
te danken heeft.
Ik zal er U niet lang meo bezig hou
den, maar wil er toch iets van vertellen.
Vóór de Volksvcrhu;zing woonden hier,
zooals U weet, Friezen, Batavieren, Kani-
nefaten, Marezaton, Teneteren, Bulderen,
Usipeten, enz. Als de Vo'ksverhuizing goed
en wel aan den gang is, heeft een heen en
weertrekken Cn vermenging der versclrl-
leude stammen plaats. We vinden hier de
Friezen. Franken rn Saksen. Alleen do
Friezen hebben zich in hun oorspronkelijk
bezit gehandhaafd en breidden dit uit van
de Eems tot aan de Schelde. Zij woonden
dus lang d;> hcele zeekust en ik maak mo
sterk, of nu nog in het dia'ect der Katwij-
kers heel wat Friesche klanken zijn aan te
wijzen. Nu leert bet lerponderzoek van dr-.
Holwer.Ia, dat er herhaaldelijk Saksische
nederzettingen in het land der Friezen
zijn geweest Een der Saksische stammen,
die zich Lij bet begin der Vólksverhuizing
op do Ve'uwe cn in 't Oosten van Ovcrijsel
en Geldcr'and nederzette cn zijn vertak-
kmgen had iu het tegenwoor lige Holland
en Friesland, wordt gevormd door do
An gelen.
Hoe we dit weten?
In de eerste plaats, door allerloi plaats
namen. Bij O'dobrock, Ape'doorn, bij Arn
hem en Gramsborgen in Overijsel liggen
buurtschappen, die Engeland heeten: toch
zeker niet toevallig. We kennen bet Enge-
landerholt als een overoude Veluwscho
maalsteJe. We kennen Enge'en aan dc
Dieze; Eueelenbure, landgoed bij Brum-
men en gehucht bij Lisse en eveneens ge
hucht bij het Fricsclie dorp Oudeschoot,
buurtschap Enge'en bij Doornspijk: En-
geksche stad en Engelsche Hof bij Barne-
veld: Engelveld bij Zevenaar, enz.
Verier Hengelo (G. en O.) met aange
blazen h; Hengeve'd, Hengforden, enz. U
weet dal men in 't Oosten de h plaatst
waar bij niet hoort en omgekeerd. Zoo
spreekt men van „een alvo bel" in plaats
van „een halve el."
Maar genoeg hierover. Het dooie lijstje
is eenvoudig een bewijs, dat do Angelen in
ons land gewoond hebben
NO moot U weten, dat in fiet jaar 440
Angelsaksische cn Friesche stam"roepen
naar Groot-Brittannië overstaken en daar
in de omgeving yan Londen do oorspron-
ke'ijko Keltische bewoners terugdrongen.
Hun aanvoerders heetten Hengist en Hor-
sa, waaruit u gemakkelijk de namen hengst
en hors (ros) kunt herkennen. Germaan-
sche aanvoerders kozen z:ch graag den
naam van een of ander krachtig dier.
Deze Angelen en Friezen breidden
spoedig hun gebied uit en stichtten aller
lei plaatsen in Engeland: plaatsen, die zij
den naam van hun eigen oorspronfatdijke
herkomst gaven.
Wilt U een lijstje tot bewijs?
Astub'.ieftl.
Begin maar met het bij onzo radio-ma-
niaklcen overbekende Daventry (Deventer).
Verder: Appbdorn, Brunbam (Brummen),
Ede, Elton, Puttcnham (Putton), Wester
ford, en verder van Frieschen oorsprong:
Seeking (Terschelling) Tixall. Pothain, Eg-
mond, Lysse, Ghevening, Brill, Goosv,
Friswich, Friston, Harleing, Skar'e, Tur-
sell, Ulrom. en nog meer andereu.
Toen de Angelen cn Friezen naar Brit-
tannië trokken, namen zij natuurlijk hun
mythen en overleveringen mee en dezo
werden verbonden met allerlei historische
gebeurtenissen.
Daaruit ontstond ook in verbinding met
Deensche sagen een groot Ango'-Saksisch
volksepos, dat bekend is onder den naam
„Beowulf".
Het hoort natuurlijk niet tot onze litte
ratuur, maar wel tot de vóórgeschiedenis
er van, want verschillende motieven zijn
aan onze zeekusten onlleend.
Ik zal dat a'les niet breedvoerig beloo-
gen, want dan kon ik er wel vijf van dezo
artikelen aan wijden cn dat zou U verve
len.
De mythische kern is de worsteling van
Beova met het monster Grendel en een
draak.
Langs de Friesche kusten kan mon her
haaldelijk den strijd aanschouwen van de
zee mot het land. Dijken waren er nog
niet; de slormvlocden kwamen allijd on
verwacht cn yerrastlen de zorge'ocze be
woners. Beova nu was de god der vrucht
baarheid, tevens voorjaars- en zonnegod.
In zijn jeugd onderneemt Beova een zwem
wedstrijd met Brcka, den vorst der Bron
dingo: wie herkont hierin niet de woor
den breker (voor golf) on branding? Bei
den met een zwaard ter hand storten .ze
z:oh in zee Hoog heffen zich de go'ven;
ijskoud loeit de wind Toch kampen ze
vijf dagen. Dan worden ze door storm en
stroom van elkaar gesche'den Tn Zuid-
Noorwegen komt Breca ann land; veel
Noordeliiker landt Beova na zeven da"en
nadat hij herhaaldelijk gruweli'Ve zeemon
sters terug heeft moeten drijven Breea
temt de branding: Beova jan^t do stormen,
sneeuw- en hageljachen terug naar het
Noorden, waar ze thuishooren. Daarna
vo'gt Beova's kamp met het monster
Grendel, dat steeds uit damnen en moeras
sen nans'uipt en jenge krijgers wegrooff
u:t Hrodgars koningshal. Ongewapend
waagt Beova die over de kracht van 30
mannon beschikt, den strijd en overw'nl
Den volgenden nacht gerankt Grendels
moeder in een huizenhooge stormgolf,
Beova werpt zich in zee en bestrijdt ook
dit monster. En e-ndolijk strijdt Beova
Dog met oen rook rn vlammen snuwenden
draak. Iïij overwint en ontrukt hot mon
ster zijn schatten; waarschijnlijk worden
daarmee bedoeld de zaden voor do vol
gende lente.
Deze mythe nu wordt sage, als ttjdens
do vo'ksverhuizing «de historische Beo
wulf zijn naam overdraagt op Beova en
het mythische verhaal met allerlei histori
sche motieven doorvlochten wordt En deze
historische motieven zijn voor een eroot
deel aan de Friesche zeekusten ontleend.
Ik durf niet beginnen met hot onsehrij
ven dezer h'storischo motieven, dat zou
ons te diep voeren in een verwarrend ver
haal va« a'lcr'ei krijgstochten der Frie
zen. Chnttuari en Morovin"isehe koningin
Het was me er alleen maar om te doen
te bewijzen, dat er een soort primitief
kunstzinnig leven heerschte onder onze
voorouders en dat dit element'n heeft op
geleverd voor het Oudste Angelsaksische
enos. dat pl.m. 600 werd opgeschreven in
Engeland.
Dan is in 't Ange'saksiscb nog geschre
ven de Tinnsage, d:e ofschoon ze speelt
in Jut'and, haar ontstaan te danken heeft
aan do Friezen en de Neder-Fran'-en, dus
aan onze voorouders.
Litterair is dit weer het eigendom van
de Angel-saksen, ingevlochten in de „Beo
wulf'.
Een ding is eigeuaard'g en teekcnactitig,
en daarop wil ik even den nadruk leggen,
ofschoon het feitelijk hui ten deze rubriek
voert.
De Angelsaksen hebben ons nagelaten
hun Widhs'dh; dat beteekent Reizigers'ied
- Zij traebttrn daarin al'erlei mvthen. sa
gen, poëtische over'everin"en van andere
volkeren op te nemen. Zij wilden wet"n.
wat er al zoo" bij Franken, Saksen, Denen,
enz. gezon"en en verhaald werd én tracht
ten dit te maken lot hun eigen cultuur
goed. Zij bezaten natuurlijk hun ei"en
sterk uit"esproken stamtrots, die zirh su
perieur gevoelde boven andero volken.
Maar zij wilden tevens zoo universeel mo
gelijk zijn en bezatpn reeds vroe" het eigen
aard :g aanpassingsvermogen en de on
wrikbare energie, die hen voorbesehi' lo
om in vele opzichten de beheerschers der
wereld te worden. Het reizen en trekken,
om volkeren te lecren kennen, bet zwak en
de kracht dor vreemde volkeren te loeren
kennen, van de zwakhed-n meesterlijk par
tij te trekken en in den landen loon der
geschiedenis overal te koloniseeren en
„concessies" te vestigen, was in de oudste
lijden rerds a's r>rmitiovc aanleg voor
handen. Zij hebben dien aanle" ontwib' eld
en een enkele blik op de wereldkaart leert
ons reeds, dat ze voortreffeliik eeslaa"d
zijn. Nu mag het Angel-Saksisch Moed in
den loop der tijden gemengd zijn met
Noorscb en Fransoh bloed, wü moeten ons
even berinneren, dat zij van onzen bodem
kwamen, 't I' zooals Meelis Stoke zegt in
zijn ..Ri'm-kron'ek":
de In gels sün gewassen,
als men leest, van Ned er-Sassen.
WILG EN POPEL.
Meen niet, dat ééne deugd voor allen past!
De popel streeft omhoog met (rotsch
verachten
Der aarde, on 't harte popelt hem van
smachten
Naar 't blauw des hemels/waar de vrede
wast;
De treurwilg nijgt én loot én looverlast.
Die 't water zoeken met een hoopvol
trachten,
En lijdzaam op do blijde stonde wachten,
Dat zij door 't golfje worden overplast:
Men moet»den popel, die zich buigt
verachten,
De treurwilg, die dè wolken zoekt, misdoet,
Want elk moet, wat hem past te doen
betrachten.
Wie wat zijn aard beveelt verricht is goed:
De duif zij zacht, maar do arend toon' zijn
krachten.
En gal zij bitter, maar de honing zoet.
JACQUES PERK.
LEVENSWIJSHEID.
De grondslag van een goed leven is be
oefening der gerechtigheid; dit is aango-
namer aan God dan het offeren van slacht
offers.
Salomons Spreuken.
j Stellen wij onzen geestelijken voortgang
l enkei en alleon in eenice uitwendige oefe
ningen (als bidden, vasten, waken, zwij
gen, lozen, zingen on dergelijko) dan zal
onzo devotie spoedig oen einde hebl-on
Neen, willen wij waarlijk geestelij'kp men
schen worden dan moeten wij den bijl aan
don wortel leggen, don grond onzea harten
zuiveren van alle ongeregelde driften, om
daardoor den waren ziclenvredo ie vinden
Thomas A Kempis.
Als gij de ijdelheden des levens met voe
ten weet te treden, ja, dan geeft gij waarlijk
biijk van gezond verstand
indien de schepselen u niet lot mij op
voeren, waartoo dienen zij u dan?
Gabriel Palnu S. J
De Christen moet vóór alles hot geloof
bewaren; want zoolang het geloof vourtbe-
staat zullen de andere deugden gemakke
lijk behouden of hersteld worden.
St. Ambrosius.
Het is moeilijk aan te nemen, dat iemand
die werkelijk geloofd, slecht leeft.
St. Augustinus.
Groote deugden liggen niet altijd op on
zen weg; maar we kunnen er ieder oogen
blik kleine beoefenen met groote liefde.
St. Franciscus van Sales.
Go klaagt over beproevingen; wat zoudt
go zijn of worden zonder deze?
Wees tevreden met alles, behalvo met u