De koopman.
Ongeduldig huisheer, tot marskramer:
Keen, man, ik heb niets noodig En! als je
nou nog niet weg gaat, dan fluit ik mijn
hond.
Marskramer: Neem daü dit keurige
hondenfluitje, meneer; mooi en niet duur.
Goede raad.
Mary: Hoe staat het eigenlijk tus-
schen jou en Harry?
Willy: O, hij noemt me sinds gisteren
bij mijn voornaam.
Mary: Dat betoekènt niets. Ik zou in
jouw plaats niet gerust zijn voordat hij je
mot zijn achternaam noemt 1
Wèl willen.
Vriendelijke winkelier, tot klein jongetje:
Wel, vriendje, jij wou zeker een stuk
chocolade halen, niet waar?
Jongetje: Ik wou graag, meneer, maar
ik moet een pond zeep halen.
Zoo te verklaren.
Mevrouw X, had pas een nieuwe keuken
meid.
En dit moet je nu vooral goed begrij
pen, Mina: géén vrijers in de keuken,
hoor! Ik heb de vorige keukenmeid juist
weg moeten doen omdat ze altijd een sol
daat in de keuken had. Daar wil ik niets
meer van zien, hoor!
Maar twee dagen la-ter, toen mevrouw
X, des avonds evenin de keuken moest
zijn en een groote kast opende, zag zij tot
haar verbazing en verontwaardiging een
soldaat daarin staan.
Wat beteekent dat, Mina? vroeg zij
hevig verontwaardigd.
Ik weet het niet, mevrouw. Mijn voor
gangster heeft hem zeker vergeten en daar
opgesloten gehouden.
Flegmaticus.
Klein broertje: Hoe heette 't station,
moeder, waar wij het laatst stilstonden?
met een hemelsche blijdschap op hun ge
laat, en gek, die geleken veel op haar Va
der en Moeder. O, en ai de Engelen zweef
den door de lucht en zongen het mooie
lied van „Eere zij God, Vrede op de aarde"
en Rietje zong ook dapper mee en toen zag
zij dat het mooie kleine Kindje in de krib
be, tegen haar lachte en zijn handjes naar
naar uitstrekte en Rietje wilde dat kleine
wichtje aanvatten. Toen werd zij plotseling
wakker en wreef zich de oogen uit en toen
lag zij voor het raam op zolder. O. wat was
zij stijf en ko.ud; zij kon zich maar met
begrijpen, dat zij gedroomd had. 't Was
alles zoo duidelijk geweest en o zoo mooi!
Zou zij het aan haar moeder vertellen?
Neen, die zou al lang slapen en zij zou
ook maar naar bed gaan, maar stil! Wat
M het toch rumoerig in huis? Anders is
het toch zoo doodstil! Zou zij heel stil de
trap afgaan en eens gaan zien, wat dat is.
Maar Pietje durfde niet. Toch zou zij zoo
graag Moeder eens vertellen,' wat zii ge
zien- had. 't Was zoo schoon en geweest!
Zij kon toch niet slapen en Rietje ging stil
de trap af. Wel ver-yvonderde zij zich, dat
zij noch licht zag branden in de huiska
mer Heel stil opende zij de deur en wat
zii toen zag, was een en al verrukking. Dit
was geen droom maar werkelijkheid en 't
was zoöals zij in haar droom gezien had.
Fen heerlijke geur vervulde het vertrek.
De kamer was versierd met donnegroen en
roode tulpen, een mooie kerstboom stond
in den boek van de kamer. Bliidschap lag
op het gplaat van Vader en Moeder en
daar sPmd haar eigen kleine wiecrie en lag
daar ook niet een kerstkindje in? Ja waar
achtig en daar stond haar zuster T.ena en
keek haar lachend aan. O, 't was alles zoo
mnni en R:etie kon geen woord uiefbren-
gen. Ferst toen T.ena sprak, mijn lieve klei
ne Rie wa* zijt gij groot geworden. Ik
ben en bliif hier weer en ik bob een lief
mooi kerstengeltje voor je meegebracht,
daar mac jij nu mee sueleu Teen brak de
schoone betoovering en luid jubplend vloog
zii naar liet wie^ie en zie waremnel het
lieve kleine kindie, lachte tecen Rietje en
strekte haar armpjes naar haar uit, -net
als zo' in haar droom cezien had. Maar
cu bleef alles zooals het was en Bietie
zonw danste en lachte van heerlijke blijd
schap. Neen zulk een mooien kerstavond-
l.ad zii nooit kunnen droomen, er kwam
geen einde aan haar vreugde. Er kwam
r.:«p hecht nïef veel van slanen en 's mor
gens dankte het gezin van Boor H«rmsen
vurig God Het gezin hlcef in vrede ver
eend en het kerstfeest werd. evenals vroe
ger weer schoon gevierd, maar niemand
was zoo «elukkig als Rietje met haar echt
kerstkindje.
Zijn Kerstgeschenk.
Een diepe stilte lag over de velden; de
sneeuw had over de aarde haar onbevlekt
lijkkleed gespreid. Voor den haard, waarin
een takkebos brandde, zat de grijze, groot
moeder te breien, terwijl achter in het
ruime vertrek, een jongen sliep van onge
veer vier jaar. Het voorhoofd der oude
vrouw was nadenkenr en in hare oogèn
parelden' tranen.
Zij dacht eraan, hoe zij verleden jaar
rnet baar zoon en diens vrouw naar de
Nachtmis gegaan was O. hoe gelukkig
waren zij toen! Fn rm? Weg is alles, voor
eeuwig weg, en dat enkel door den oorlog.
De oorlog, was hij bef niet. die haar zoon
uit dit leven had weggerukt.
In deze en dergelijke gedachten bracht
de vrouw den avond door: totdat zij plotse
ling uit haar mijmeringen werd opge
schrikt door een zwakke stem die riep:
,.Doe open, bid ik u, ik sterf".
Zij doet open en ziet daar een arme man
staan, in lompen gehuld, 't Is een Prui
sisch soldaat. Hij was in een gevecht ge
wond en na den slag had men hem voor
dood laten liggen Na langen tijd bewuste-4
loos gelegen te hebben, had hij zich naar
een hoeve gesleept, waar men zijn wonden
verbonden had Daarna had hij in de.bos-
schcn rondgedwaald als een wild dier,
want hij wilde Yerugkeeren naar zijn huis,
waar hij zijn vrouw en zijn kinderen had
achtergelaten.
Dit alles vertelde de Pruis aan de oude
groolmoeder, nadat deze hem een warme
drank had gegeven, die hem het leven te
rugschonk, want de man had sedert dr:f
dagen niets gebruikt dan een beetje koud
water.
Toen de soldaat tegen den morgen zijn
weg wilde vervolgen zeide hij: „Goede
vrouw, hoeveel dankbaarheid ben ik u
schuldig, gij hebt mijn leven gered. Geld
bezit ik niet, maar toch zou ik u graag een
bewijs van dankbaarheid geven, ,'t Is een
voorwerp, dat ik sedert den slag van ver
leden maand in mijn bezit heb. Maar kom,
laat ik u die geschiedenis eens in het kort
vertellen. Wij vochten als duivels. In het
heetst van het gevecht valt er een fransche
soldaat aan mijn zijde neder. Hij was
slechts licht gewond. Met smeekende stem
vroeg hij mij: „Geef mij drinken, ik sterf
van dorst." Wat moest ik nu doen?
Streed het niet tegen de weten van mijn
vaderland? Ja, ik werd laf°en schoot den
gewonde dood. Nu doorzocht ik de kleede
ren van den soldaat, ik vond niets dan
deze medaille."
De grootmoeder staat stom van schrik.
Was dat niet de medaille, die zij aan haar
zoon gaf op den dag zijner eerste H. Com
munie. Wat moet zij doen, de ongelukkige
is thans in haar bereik. Als zij met hem
naar buiten gaat en tot de buren zegt:
„Deze heeft Stephanus gedood!" Ja dan
zullen ze haar. de arme moeder wreken.
Weer kijkt zij op bet medaille en ziet daar
de woorden staan die de H. Stephanus het
laatst gesproken heeft: „Heer vergeef het
hun en reken hun deze zonde niet toe". O,
welk een schoon voorbeeld ligt daarin voor
Moeder: Dat weet ik niet jongen, tye&
nu stil. Ik ben een kruiswoordraadsel
het uitwerken.
Broertje: Dat is jammer, den naan
Jantje is daar uit den trein gesprongen
Een goed horloge.
U heeft me een mooi horloge verkocht
Eerst moet ik het schudden, wil het gaai
loopen en dan loopt het vijf minuten i!
een uur voor!
Dan schudt u zeker te hard, mijnhcfiH
baar, de ongelukkige moeder. Zij Wna
naar de deur en zegt tot den Pruis: Ti
dank u, ga in vrede"
Daarna kuste zij de medaille, waaroi
een traan van smart viel, legde ze in J
klompje en mompelde: „Mijn Frans zal
zijn Kerstgeschenk hebben".
Jo van Ree.
Het Zigeunerkind,
door Entile Duym.
II
Zijn vrouw echter ging vertrouwebAei
met hen om. Op zekeren mooien zomei- I
avond, kwam zoo'n Zigeunerin bedelen
Mevrouw had wat gekocht, en moest kleit 1
geld halen Mevrouw liet haar in de ka- 1
nier komen, terwijl zij naar de keuU
ging? Maar wat doet nu die vrouw? Op j,
binnenzijde van haar hand was was i
streken. Zij sloop naar de brandkast waai
zij de was op het sleutelgat duwde, zoodü i
de vorm in de was- stond. Dit was natuur
lijk te doen om zoodoende de sleutel vat
de brandkast te kunnen namaken. Daarin i
spiedde zij met haar scherpen blik de b
mer rond de sloten der deuren, de sluitini
der ramen en alles wat voor het inbreb
makkelijk is, als men het weet. De nieh
vermoedende vrouw kwam weer terug, tosi
die valsche Zigeunerin weer op hay
plaats stond. Mevrouw betaalde en m; C
een grijnslach op het gelaat ging de bede
lares weg. Moeder ging met het huishou
den door, terwijl Elsje met de kleine Tl»
resia in den tuin speelde. Toen Mijnhei
's avonds thuis kwam vertelde mevroiii
het geheele gevalletje aan haar man D»
bleef kalm, maar toen hij van het alle®
laten der Zigeunerin hoorde, werd bija!
wisselend rood en bleek, het zweet nareli
hem van zijn voorhoofd en hij viel be\n*
teloos in zijn zetel neer. Mevrouw snrot-
met een gil van angst op. Elsje zette
kleine op de stoel en haalde vlug een nat
ton doek, die mevrouw op mijnheer's vo»
hoofd legde. Toen mijnheer weer een bee1}
cp zijn verhaal gekemer. was, wankeldel
naar de brandkast, ging met zijn vim;
langs het sleutelgat en keek toen naar z$
vinger en vervolgens naar de brandkas
Qm ten tweede male in zwijm te vallen-II
vrouw wist niet waar ze 't had. terwijl I
goed Els altijd maar natte doeken haaü
en de kleine op een- stoel zat te huilen. Ei:
delijk kwam hij weer hij en wierp ca
zachtverwüt-'endp blik ou zijn vrouw, was
werkelijk hoos kon hij niet on haar zii
Nii vertelde mijnheer zijn gedachte, zii
bewijs dat er vet aan het sleutelgat vani
brandkast was, dat de schroeven, -waai
mede de ramen dicht gedaan werden, wa
ren losgedraaid en het vermoedelijke
volg, den overval.,..
Den volgenden morgen stuurde hij «s
telegram naar de stad, dat hij de volgends
twee dagen wel niet zou kunnen kom®
Het eerst ging hij zi.in trouwen Ivan sprt
ken. Toen deze hoorde wat er gebeurd wa
zag hij vol schrik den kant uit van het ds
waar de zigeuners zich bevonden
„Ja", zei mijnheer treurig, „zeker zulli
ze weer wel wat in het schild voéren",!
ook hij keek dien kant uit, waar alles a
rustig scheen. Hij had er een soort voci
gevoel van. dat de overval vanavond w
riet zou plaats hebben, maar den voles
den.-
Toen 's avonds alle bedienden vef
thuis zaten en met vrouw en kind gezel!
hit den haard zaten te keuvelen, bezoc
Wörter ze een voor een, om het droevii
nieuws te vertellen en hun hulp in te re
nen Niemand durfde ratuhrlük weigert!
maar hadden zij het gedurfd dan zoud?
zij het. toch niet gedaan hebben, daar al
ondergeschikten hun meester beminden'
mede in zijn smart deelden.
("Wordt vervolgd).
Enge'enwacht.
Als het kind sluimert
Komto zoo zacht,
Een van Godes engelen
En houdt de wacht!
Knielt den nachf neer
Voor het bedje en waakt,
Dat er geen leed of smarte
Dit kindje genaakt j
En vroeg in den morgen,
Als het slaapt nog gerust,
Wordt eerst nog door d'engel
Het mondje gekust
Dan zachtkens onhoorbaar,
Verdwijnt ie, bij 't lied van d'n haas
En vangt dan de reis
Naar den hemel weer aan.
(Warmond) Gadis
Hel Weesje.
Droevig dwaalt het arme weesje,
Langs d© sneeuwbedekte straat,
Zingend om pen kleine aalmoes,
Waarvor zij brood dan koopen gaal-
Eerst verloor zij haren vader,
Toen haar lieve moeder-zoet,
Die haar eeu'gen troost op aard was
En haar lief had. Zij was zoo goed.
Broer noch zus bezit liet weesje,
Ze is alleen nog op deez' aard'.
Zij, het meisje, was de een'ge
Die uit huis nog werd gespaard.
Droevig zingt zij nu een liedje,
Terwijl zij peinzend voor zich staart:
Ze geeft niets meer om het leven
Wat is haar de wereld waard?
Alleen vraagt zij den goeden God ooi
Of Hij nog niet nederdaalt;
Haar meeneemt, om dan spoedig fflel
haar oud*
Te zingen, waar niets "hij haalt.
Adr. Cornelissen, Leiden
VOOR
VRAGENBUS.
Vraag 108. Hoe groot is de zon en
hoeveel K.M. staat ze van de aarde verwij
derd?
Antwoord: De zon is zoo geweldig
groot en slaat zóó ver van ons af, dat we
ons zoo'n gróótte en zoo'n afstand niet
kunnen voorstellen. Ik zal eens eenige
getallen noemen. De zon is 1.300.000 maal
zoo groot als onze aarde en is 148 mil-
lioen K.M. van het kleine aardbolletje,
waar wij op wonen, verwijderd.
Konden we naar de zon vliegen en in
zoo'n vliegtuig. 28 M. per seconde afleggen,
dan zoudon we in 17000 jaar op de zon
aanlanden.
Van de warmte der zon hebben wc even
min oen voorstelling.
Het licht der zon heeft 8.5 minuut noo
dt" t om do aarde te hereiken.
Do lichtvlammen der zon bereiken een
hoogte van 352.000 Engelsche mijlen
(Hoeveel M. is dat? 1 Engelsche mijl is
1852 MMeer zal ik je van dezen groot
sten aller vuurbollen maar niet vertellen,
want ge begrijpt van dergelijke getallen en
verhoudingen net zoo weinig als ik We
kunnen alleen gelooven, wat ons do geleerde
menschen voor waar te bestudeeren geven.
Vraag 109: Hoo beveilig ik mij tegen
Kiksemgevaar? Ik rij veel op den fiets en
hen dikwijls buitenshuis?
Antwoord: Ik kan je hierop niet
beter antwoorden, dan met het woord van
den „Gezondheidsraad".
„Schuil bij onweer zoo min mogelijk
onder hoornen; leun in geen geval tegen
den boom, want het menschelijk lichaam
geleidt electriciteit heter dan hout en de
bliksemontlading zal daarom geheel of
gedeeltelijk van den boom op den persoon
overgaan
Zijn rijwiel plaatse men bij het staan
onder een boom tijdens onweer eventueel
wél teeen den hoorn aan de zijde zoover
mogelijk van zich af. Het goed geleidend
ijzer bevordert aldus, dat de bliksem bij
treffen van den boom op eenicren afstand
van den schuilenden persoon blijft."
Leg je dezen raad goed achter een oor
Jan en doe er je voordeel mee!
Vraag 110. Hoe komen we aan het
woord „Ansichtskaart"? Kunnen we niet
beter prentbriefkaart zeggen?
Antwoord Zeker kan men prent
briefkaart evengoed zeggen en dat doen we
immers ook. Zachtjes aan zal dit woord
algemeen ingeburgerd zijn en zal „An-
sichtskaaA" niet meer gehoord worden.
Het is ook een vreemde combinatie. Het
was oen kaart met „Ansichten", die voor
heen een kleurig beeld gaven van een reis
je langs den Rijn of van het Hoogland van
Duitschland. Wie de uitvinder is?
De Engelschen beweren „William Tuck"
de Duitschers zeggen, dat liet de boekhan
delaar „Schwartz" in Oldenburg is ge
weest, die het eerst zoo'n kaart met An
sichten de wereld in stuurde. Schwartz
kwam, kort na den oorlog van 1870, op
het idéé, om een geillustreerde kaart te
vervaardigen met een artillerist er op. Dat
sloeg in. Die kaarten werden hij tientallen
gevraagd maar de belangstelling vermin
derde langzamerhand.... totdat de En-
gelschman William Tuck begon met ge
ïllustreerde kaarten van hadplaatsen' en
toeristenoorden uit te geven in 1894 ©n
van nu af aan. werd de wereld over
stroomd met „Ansichtskaarten" veler aard
en model, en vooral toen die banale
plaatjes van weleer gingen plaats maken
voor fraaie foto's en artistieke afbeeldin
gen. En wat het mooiste is, terwijl Enge
land en Duitschland om de eer twisten,
jkomt Frankrijk op zijn beurt en wijst als
'den uitvinder een zekere T.eon Bcsnardeau,
die in 1870 de troepen bij gebrek aan
briefpapier en couverts, geillustreerde
.cartonnetjes verschafte met postformulie-
ren erop. En zoo zien we, dat niet zeker
heid de uitvinder niet is aan to wijzen van
fcet „ideaal correspondentie middel, vooral
KINDEREN.
van hen', die niet van schrijven houden, en
toch iets willen van zich laten hooren."
Oom W i m.
CORRESPONDENTIE.
G a d i e r, Leiden. Dank voor do
mij toegezonden bijdragen. Zooals je ziet,
maak ik er een goed gebruik van en ik
ben er overtuigd van, dat ze nu zoo uit
gewerkt, in den smaak onzer kleine lezers
zuRen vallen. Tof ziens! Ik blijf mij aanbe
volen houden. En dan?.... je plannen
zijn niet slecht; dit is de juiste weg. Met
groet en hand! Het sprookje komt de
volgende week aan de beurt.
J a c. v. Dam, Leiden. Ja, dat
vind ik ook oen leuk versje en ïk laat
net de volgende week plaatsen ook! Kijk
dan eens! Vader mag gerust een liandi©
helpen. Als het maar eigen werk ia! Ik
houd niet van „afschrijven". Wie zelf niets
lan verzinnen, moet niets insturen. Dag
Jaccfues!
Marie v. Haaster, Voorscho
len. Het doet me pleizier te hooren,
dat je zoo'n schik hebt mo' d«n gewonnen
prijs en ook, dat je onze rubriek met zoo
veel pleizier iederen Zaterdag leest. Is
dat niet een prikkel, om ook eens wat te
maken. Toe Marie! Proheer en. 't lukt.
Wederkeerig veel groeten aan alle huisge-
noofen! Met' hand en groet!
Willy Brand, P a p e n s t r„ Lei
den. Of ik dat goed vind. Willv! Hoe
meer versjes en verhaaltjes je instuurt
hoe liever ik het heb en met den volgenden
wedstrijd zie ik je vast met hroerfie in 'de
eerste gelederen strijden,niet? Begin al
vast iets te maken en.... als het een
plaatsje waard is, kom jij dadelijk aan de
beurt. Dag Willy! Groef vader en moeder
en opa van me en.... broertje niet verge
ten! Wil je?
T r u u s Molenaar, Groningen
Ik was ook Mij, dat in het Noorden een
prijs viel en dat je me' het portemonnaieH«
schik heb, doet me pleizier te hnoren Ik
reken den volgenden keer on lui lie allen
Tot ziens dan? Dag Truusje! Veel groetjes
aan allehuisgeuooten.
Piet v. d. Voort, Leiden. Zoo-
dra ik een beetje door een berg copy heen
hen, die vóór is. zal ik dat verhaaltje van
dien braven, studpnf laten plaatsen. Dus
nng even geduld, Piet! Ik vind het eehf
Rink van je. In welke klas hen jij? Veel
groetjes aan je ouders, Piet!
Adr ia an Cornelissen, Nico
la a s B e e t s s t r. 3 fi. Leiden. Zoo
dra ik wat meer ruimte heb, laaf ik „Als
vader drinkt"! ook plaatsen. Het Weesje
krijgt vandaag al oen beurt, all«on is het
alleen maar om jou een pleizier te doen en
de anderon, die nog nooit iets instuurden
een voorbeeld te geven. Dag Adriaanl
Croet je ouders van me!
Jan v d. Kwartel, A lexan der
straat 2 7. Leiden. Waar heb je
dat leuke „Zwabenslreekie" van gehoed?
Hpoft dat Miinhper in school-verteld? Hoe
hét ook zij, jij hebt het goed naverteld en
bet is voor ons Hoekje geschikt, daarom
iaat ik het do volgende week plaatsen. Kijk
dan eens Jan!
Tonny Duindam, L ej d o n. Zoo
Tonny, was jij zoo blij met je prijs! Dat
vind ik heel aardig. Fn als het nu eens de
eerste prijg was? Dan.... sprong jo ze
ker als een veulentje in het rond. O^oet
wederke°rig Pa en Moe van me! Pag
Tonny! Tot.Mei, dan zie ik jullie allen
weer!
De volgende week ga ik door met het
beantwoorden der brieven.
Oom W i m.
OUD VROUWTJE
door Oom Wim.
VIII.
Geen familie? Wij zijn allemaal fami
lie van elkaar, al is het dan ook van
Adarriswege, maar wat zou dat? Wie weet.
wat dat goeie, lieve, beste menschje voor
jullie tweetjes in d'r schild voert. Laten we
maar eens afwachten.
Pa lacht: moeder lacht, Anny lacht en
zelfs de kanarie in do kooi zou gelachen
hebben, wam hij in staat geweest te ver
staan, wat die stoute pa zoo losjes weg te
beweren had.
Fn nu wordt het zachtjes aan tijd.
dat mijn groote meid d'r mandje opzoekt
Het is zootjes-aan al negen uur geworden
en morgan vroeg moet mijn dochter vroeg
uit de veeren, wil ze zooals gewoon voor de
H. Mis van negenen, nog ter communie
gaan.
Dat vond moeder ook en Anny ging
naar bed. En zij droomde en ook Toos
droomde en bet was niet te verwonderen,
dat dezelfde gedachten ook in den slaap
haar bezig hielden.
Ze droomden beiden van speelgoed;
kasten vol en torens hoog; spellen en din
gen van zoo'n verscheidenheid in vreemde
modellen en ouderwetscho kleederdrachten,
dat ze bij het ontwaken den volgenden
morgen, verbaasd opkeken, dat er al dat
moois, waarmee ze in den droom gespeeld
hadden, nu niets Ie zien was.
En oud vrouwtjq leèrt en wijst en ver-
genden Zondag elkaar ontmoetten, hadden
ze elkander zooveel te vertellen en zooveel
mooie plannetjes te ontwikkelen, dat ze
haast tijd cn uur en plaats vergaten en de
moeders zich reeds bezorgd maakten over
het lange uitblijven harer dochters.
Het spreekt vanzelf, dat Anny zoowel
als Toos sedert dien middag nooit oud
vrouwtjes huis voorbijgingen, zonder even
in te gluren, of ze soms ook dat vriende
lijke vrouwtje zagen, dat beider hart ge
stolen had.
En dat ze dien volgenden Zaterdag op
het bestelde uur weer present waren, be
hoeft geen betoog zou ik denken. Het
vooruitzicht oud vrouwtje misschien wat
te kunnen helpen en met een ander spel
een paar uurtjes te kunnen zoek brengen,
werkte als een zweepje, dat tot spoed aan
zet.
Ze liepen dan ook meer, dan ze gingen
en helden dezen keer zoo luid, dat ze er
zelf van schrikten.
Zoo kindertjes, kernen jullie weer
eens een uurtje gezellig praten? Dat is
flink! Zoo wil ik,het zien. Ik begon al te
denken, dat ik jullie aardige toetjes niet
te zien zou krijgen.
Neen, neen, hier zijn we, en.... U
hebt veel groeten van moeder en U moest
ons maar niet verwennen, heeft moeder
gezegd?
Zoo, zoo heeft dat jouw moedertje ge
zegd kind! Dat kan ik haast niet gelooven,
maar kom aan; ga gauw zitten en kijk
eens wat speelgoed ik reeds klaar gezet
heb De-keuze wae zoo groot en daarom
nam ik zelf maar een spel. waarmee Annv
ook altijd zoo graag speelde, toen ze nog
niet bij onzen lieven Heer was. En wat
zeg je me daarvan?
Heerlijk! Hoe gaat dat spel, Juf
frouw?
En oud vrouwtje leert en wijs en ver
klaart en de kleintjes, slim als zij zijn.
zitten dra in het spel verdiept en spelen,
spelen het eene spelletje na het andere en
weer is het laat voor ze hef weten en voor
ze naar huis tne eaan. dachten.
Komt kinderties nu wordt hef tijd om
ie vertrekken, anrlers vrees ik. dat-jullie
een volgenden keer niet meer komen mag
Hó, is hef dan ai zoo laat? Wat jam
mer! Hef is hier laat voor we het weten,
wat jii Anny?
Ja Toos. de tijd heeft vleugels als
men hef gezellig heeft, waar men is. Als
ik zit te breien, duurt, de tijd altijd zoo
lang.
Ja kinderen, dat gaat nu eenmaal in
l.ef leven zoo. .Heeft men pleizier, dan
lijkt een uur zoo kort, maar heeft men
verdriet of pijn of voelt men zieh zwV. dan
schijnt aan een-uur geen émd fe komen en
dan voor ons rouds menschen onaf het al
tijd te vlug. Maar waf zeg ik? Dat feenfni-
T en mijn kleine vriendinnetjes nn" niet
Komen jullie weer spoedig eens kijken?
Heel 'graag Juffrouw! Wanneer kunt
u ons hebben?
Wa' zal ik zeggen? Jullm bent me.,
altijd welkom Ts hef zoo goed?
Dat zullen we onthouden Juffrouw
en nu moeten we ons haasten thuis te ko
men, want ik heb niet graag dat moeder
zuur kijkt of mij een standje maakt
Een handdruk, een groet, een dank en
daar gaan de twee vriendinnetjes weer
heen, verheugd als ze zijn oud vrouwHe een
pleizier te hebften gedaan en.... zelf een
heerlijk middagje gehad te behhen, terwijl
er nog heel veel dergelijke middagjes in 't
verschiet lagen.
Van dien middag af worden de bezoeken
hij oud vrouwtje vaker herhaald. Hebben
de vriendinnetjes e«n paar uurtjes vrij, dan
kan men ze ..daar" vinden. „Daar" in het
bekende huisje van het bekende oude
vrouwtje.
Anny is „daar" zegt de moeder en dan
weet vader het wel. Ga Tnos eens roeoen,
zeet haar moeder tegen de meid: zij is
„daar" en de meid gaat en helt aan het
bescheiden huisje van oud vrouwtje
De vriendinnetjes waren daar-of kwa
men er En het oud moedertje vond het
maar wat prettig. Er was van lieverlede
üisschen dat drietal «en hand gesmeed
van liefde en aanhankelijkheid Oud moe
dertje telde de uren, dat de twee. komen
moesten en de twee wprkten dubbel zoo
hard om maar zoo gauw mogelijk klaar te
zijn mpt huiswerk of andere noodzakelijke
bezigheden, om het oude vrouwtje te kun
nen gaan bezoeken.
Het was ook inderdaad een leuk groepje,
die drie saampjes bijeen te zien. Fn hetzii
zi.' samen een spelletje deden of «en hand
werkte maakten of dat het oude vrouw
tje vertelde, want vertéllen kon ze, o zoo
mooi! 'al'ijd was het een groepje, waard
door den fotograaf „gekiekt" te worden.
(Wordt veïvolgd).
Het Kerstfeest van kleine Rietje
door Theodora.
V. (Slot)
En toen zij hij de groote ster waren aan
gekomen, zagen zij twee kleine engeltjes
bij de ster staan, die hielden een gouden
deurtje vast en toon zij Rietj« met den hce
len stoet engeltjes zagen naderen, openden
zij hun gouden deurtje en allen traden in
d>'e groote ster. O, wal Rietje toen zag, was
zoo mooi, dat zij van verbazing geen woord
kon uitbrengen, 't Was een en al goud
en zilver', een zee van licht en de lucht vol
van de heerlijkste muziek en zoete geu
ren en steeds schreden zij voort en Schoo
ner, werd nog de muziek en zoeter de geur,
die zii inademde en voort schreden zij, tot
dat zij hij een stoet grootere engelen kwa
men, die ook al mooie kerstboomen droe
gen en weer gingen zij verder. Toen kwa
men zij hij, neen maar, dat was zoo mooi,
daar zag zii een stalken precies zooals zij
zelf had en daar lag een beeldschoon kind
je in met blonde krulletjes en hij dat he-
melsch mooie kind stond Maria, maar het
was net of dat haar zusje Lena was en
verder zag zij een man en een vrouw staan,