VOOR ONZE KINDEREN.
CORRESPONDENTIE.
lieve Neefjes en Nichtjes!
Laat ik jullie vooreerst bedanken voor
de stapels bijdragen, die ik van U mocht
ontvangen voor ons Kerstnummer. Het is
me dan ook onmogelijk al deze stukken te
plaatsen, temeer daar er bij zijn, van tweo
of zelfs drie cn vier vervolgen en welke
stukken ik liefst niet op zij wil leg
gen. Ik heb dan ook getracht de mooiste
versjes en bijdragen nu te plaatsen cn dan
zoo af en toe nog eens eentje over
„Kerstmis" er tusschendoor in onze Ru
briek De verschillende stukken die
ik niet opnemen kan zal ik bewaren voor
een volgende gelegenheid, zoo krijgt ieder
een een benrt cd zoo zal ik ook doen met
de andere verhaaltjes, die tor plaatsing of
bedoeld onder G worden ingestuurd.
Jullie begrijpt nu wel, dat ik liefst voor
C (zie onze prijsraadsels) geen Kerstver-
baaltjes of Kerstversjes meer ontvang. Jul
lie hebt vrije keuzo. Er blijven dus nog
zooveel onderwerpen' over, waarvan men
iets moois kan maken, dat niemand uwer
verlogen hoeft te zitten, nu ik deze onder
werpen geschrapt heb:
Er zijn er al heel veel met hun oplos-
e'ngen binnen Ook kreög ik reeds alleraar
digste bijdragen, die allemaal geplaatst
zullen worden. Als het zoo daargaat, zul
len we nog een krantje erbij moeten aan
leggen: de berg copy hoopt zich al maar
op. Voor 1 Jan. a. s. moet alles
binnen z ij u. De brieven worden beant
woord. Voor vandaag zal ik er reeds eeni-
ge bespreken.
En nu wenscb ik jullie allen een heerlijk
en zalig Kerstfeest en.... daar jullie nu
vacantio hebt, wenscb ik U tevens veel
pleizicr. Met hand cn groet voor U allen,
Jullie liefhebbende
Oom Wim.
r
Mijn antwoord op ingekomen brieven.
Jan v. d. We ij don, Lei don.
Welkom Neefjel Dat heb jij d'r keurig af
gebracht Jan. En dat voor een jongetje
van de tweede klas? Nou maar! als ik
plaats had, gaf ik jouw versje .vast een
mooi plaatsje! Kijk de volgende week eens!
Lag Jan! En zijn de raadsels al klaar?
Enis dit versje eigen werk? Ik wed
jo durft niet „ja" zeggen.
Jaantje Henneken, Zegwaar t
Heel aardig is dat verhaaltje van jou,
maart het is een beetje te kort. Lees maar
eens goed, wat andere Neefjes en Nichtjes
gedacht hebben en voor ons uitgewerkt.
En vond je do raadseltjes gemakkelijk?
Lag Jaantje! Prettigo" vacantie boor!
Do klei neRabo uier, Leiden.
Wel kleino Kabouter, die eerste proef van
je dichtkunst is welgelukl hoor, en als ik
plaats genoeg heb, kom jij aan de beurt
B ijk vandaag eens of a.s. Zaterdag! En de
raadsels vielen zeker mee? Dag Kabouter
tje! Veel groetjes cn veel succes met den
wedstrijd!
Sacob v. Dam, Leiden. Hoe zou ik je
de baud drukken, mijn jongen, als jij dat
mooie versje nu eens zelf „bedacht" hadl
Als je „ja" zegt, laat ik het a.s. Zaterdag
direct plaatsen. Hoor ik dat eens even?
Ik zal liet zoolang bewaren! Dag Jacob! Ik
ben eens benieuwd, of je ook tot do geluk
kigen behoort, dezen keer! En do „Kerst
vertelling" komt ook aan de beurt, maar
nog wat geduldl
•Teannic van Bonten, Bodegra
ven. Het vreemde Kind vind ik beel
mooi en laat ik de volgende week plaatsen
Voor vandaag is lot mijn spijt geen Tuimfel
Toi Zaterdag Jeannie! Veel groetjes aan
alle huisgenoolen en zalig Kerstfeest!
Jo van Ree, Leiden Ook jouw
verhaaltje zal ik nog eens bewaren tot de
volgende week, als dan ruimte is. En hoe
vond jij de raadsels mijn jongen? En nu
dc uitslag? Dag Jo!
Jan v. d. Voort. Leiden. Dank
Voor de bijdrage voor ons Kerstnummer!
»cze vertelling is al tiecl aardig mijn Neef
je en zoodra ik wat meer plaats heb, kom
jij en ook je broertje Piet aan de beurt
Maar nog een beetje geduld. Er is nog
veel voor!
J a n v. d. K w a r t e 1, Leiden
Dank je wel Jan voor de mooie bijdrage,
maar nog even geduld mijn Neefje Voor
deze week is alles bezet. En hoe vind jc
de raadsels? Jo bent toch zeker ook van
de partij? Dag Jan! Veel pleizier in do
vacantie!
Adriaan Cornelissen, Leiden.
Jouw bijdrage vind ik heel mooi en als
je dit zelf verzonnen hebt en dat hoor
ik wel van je niet waar? dan laat ik
het de volgende week aan 't hoofd van
onze rubriek plaatsen. Le' maar eens on!
Heb je de raadsels ook al opgestuurd?
Pas op ik kiik goed toe, of ik jouw
riendelijk gezicht tusschen de deelnemers
in zie!
Ziezoo! Nu ben ik voor vandaag met bet
beantwoorden der brieven klaar. Daar ik
zooveel mogelijk de bijdragen van mijn
kleine medewerkers pn medewerksters wil
laten plaatsen, bob ik „Oud Vrouwtje" ep
„De Avonturen van Mic-s en Max" tot Za
terdag laten liggen.
Oom "Wim
Van een droevige Kerstmis.
.Vertelling door Qadier.
Het is Kerstmis. Buiten is het vinnig
koud. Sneeuwvlokken dwarrelen wild en
woest heen en weer door den ruwen wind
opgejaagd en vallen dan neer, een kleed
makend over de velden en wegen.
In de huiskamer staat do kachel rond
om gloeiend „Leg nog eens een slofje in
mijn stoof, Lientje. en gooi dan wat kolen
cp 't vuur", zei Grootmoeder. „Als jc er
mee klaar ben» zal ik jullie een verhaal
vertellen", 't Was schemerachtig in de ka
mer. Het petroleumstel, dat naast de
kachel stond, wierp haar lichtstralen over
den vloer.
Toen Lien klaar was schoof zij haar stoel
wat dichter bij do kachel, vlak tegen de
stoel aan waarop baar jongste zusje Toni
zat.
„In een klein dorpje", begon Grootmoe,
„hier heel ver vandaan woonde een vrouw
met twee dochtertjes eu een zoontje, baar
map was al jaren dood. Ze hadden bet
erg arm.
Van borstels en bezems, die liet jongetje
van de hei maakte eD welke ziin zusjes in
de stad verkochten, moesten zij leven Het
was op 'n middag den Iaatsfen voor Kerst
mis. Hoe jammer dacht Jan, zoo heette
hét jongofio, dat wij nu geen kerstboom
hebben. Wat naar toch, dat wij zoo arm"
zijn! Hij liep langs do villa's in de stqd
In elk huis zag hij er een voor de ramen
staan Terwijl hij op den terugweg naar
huis was, de boomenmarkt overkwam zag
hij er een, mooie boom bij staan ,.'k Wou
dat ik deze had", dacht hij. „Wat kost d
boompje?" vroeg bij het aanwijzende?
..Drie kwart ie,§.", au (woord do de koopman.
Jan trok oen 'bedenkelijk gezicht. Drie
kwartjes was wel wat veel voor hem. Hij
haalde zijn beursje te voorschijn en bcori
z'n geld te tellen. Zeven en zestig centen
TTij telde nog eens over maar het wr»s en
het bleef zoo. „Nu zoo precies zal ik non
maar niet kijken. Neem hem maar mee",
sprak do man vriendelijk. Jan nam ver
heugd liet boompje on en lien er vlug mee
raar huis. Toen hij bij hot schuurt »e kwam
zette hij ar hem haastig in ondaf zijn
zusjes hem niet zouden zien Morgen, als
zijn zusjes naar de kerk waren, zou bij hem
versieren cn dan de zusjes en zijn moeder er
mee verrassen. Ziin moeder was ziek en
lag nu al twee weken op- bed. Ze bad lie
vige pijn irt haar beenen rheumathiek
en kon daardoor geen been verzotten.
Den gclieclen wacht sliep Jan onrustig
en droomde aldoor over prachtig versier
de kerstboomen, kerstkransen en over O.
L Heer, die in zoo'n kouden nacht op aarde
kwam on in oen stal op slroo had geslapen.
(Slot volgt).
Kerstnacht.
Uit do loodgrijze lucht dwai-reien de
sneeuwvlokkon nu zacht dan weer in vla-
gen, boomen en paaltjes bedekkend met
eet zachte kleed der neervallende vlekken-
luoze sneeuw. Het is Kerstnacht. Kerst
nacht fluisteren de hoornen mee. Kerst
nacht roepen de mensehen elkander toe,
terwijl zij haastig aankleeden om zich naar
de- nachtmis te begeven. Kerstnacht rinke
len do bellen der arreslcdcn, terwijl de
paarden zich in lusligen draf naar den
stal bij de kerk spoeden om daar bun
meesters af te geven
In de pastorie maakt de dorpsherder zich
reeds klaar voor do nachtmis. Ook in de
kerk is het Kerstnacht. Dat is tc zien
reeds bij het binnenkomen aan de kribbe,
waarin het Jezuskind rustte. Kerstnacht
is vredenacht. Want Christus kwam op
aarde als vredesverkondiger, als het beeld
der liefde cn der barmhartigheid, maar toen
hij geboren werd lag hij daar als het beeld
der armoede. Want op een schamele krib
be, waarop een handvol stroo was hoeft bet
Jezuskind gelegen. Terwijl de wind door
de reten der stal speelde. Het arme Kin-
deke was bijna onbedekt. Alleen bet hoog-
r oodige wat de moeder had om Hem te
dekken. Het lag daar mot oen vreugdevol
gezichtje als begreep liet de liefdevolle en
leedere blikken die Maria en Jozef op Hem
wierpen, als begreep het dc aanbidding
der herders die daar voor hem lagen met
hun lammeren het evenbeeld van Hem.
Plechtig verliep de H. Mis. Een telkens
weer verhief het orgel zijn machtige stem,
om luide te verkondigen de geboorte van
Christus, den Verlosser dor menschlicid.
En na do n. Mis keeren do kerkgangers
terug naar huis om daar het Kerstfeest
met dezelfde luister voort te zetten. Gloria
in excolsis Deo!
Leo Zandwijk, Leiden
HsJen is da nachi verschenen.
Heden is do nacht verschenen
Die ons redding, uükunst bracht.
Gods zoon kwam op de aarde dalen
Voor het zondig nageslacht.
Heden is de Heer geboren
In de stal van Bethlehem.
Gaai en bi Tl er voor do kribbe
Offert wierook, royrrhc Hem.
Heden zullen wij vol vreugde,.
Voor Hom, die aan or.s, stervelingen.
In kouden nacht kwam liefde schenken,
Een driewerf .„Hosanna" zingen.
Cadier.
In 1 Stalletje.
Een sta'ken kond, van leem en hout,
T>n dak van rie' er boven:
Waar bleek en fijn, wat sterrenschijn
Door henen komt gestoven.
Geen andeT licht! een tenger wicht
Ti"t in een krib te schreien
Van oün on kon. Een jonge vrouw
Knielt h'ddende bezijen.
Aan d' and'ren kant. met ruwe hand
langs vocht o-o oneen vegend,
Een oud're man. stil 't wonder van
Den heil nacht overwegend.
Eon osh» doe* voorzie!»tig-zoet,
7?in wt"»" adem zweven
Door 'a haar- zijn oogenpaar
Blinkt hef donker even.
En aan *-ün zij staat stom en blij
Eon ezolkon t0 staren.
En aimt "odwee met 't osje moe
Door 's Kindjes zachte baren.
En rondom nacht! Onhoorbaar zacht
Do rnstelnoze «ren glijen,
En góón hovroedt, dat tot ons goed
Een God hier ligt te schreien.
Fn niemand weet. waf oiniTIoos leed
Hom fpfpnTimt van verre,
Dan hier d»o tromre „Man cn Vrouw",
En hoog, Gods stille sterren!
Jacob.
Kerstmis.
Lieflijk Kindje: Koningskindjo,
Waarom Ii"f Gij in deez' nacht,
Niet ter neder in een wiegje
Op een bedje warm cn zacht?
Waarom ligt Gij, in deez* sialic
Blootgesteld aan ivoor en wind?
Waarom lijdt Gij nu reeds koude
Meer nog dan het armste kind?
Waarom ziin Uw kleino oogjes
Nu reeds van het scliTeien.rood?
Waarom' li"! Gij in wat windsels.
Neder op Maria's schóót.
O. mij dunkt van uit Uw kribje
Uit Uw mond, o GodMijk Kind.
Klinkt ecu stem, zno ^aehf en tceder:
,,'t Is, omdat mijn Ilart U mint.
,,'t Is, omdat mijn smachtend Harte
„Naar Uw aller liefde dorst.
„Dat ik voor TT allen zijn wil
„Een Verlosser, Vredevorst.
„Doch in ruil voor Mijne liefde,
„Die 'k TT reeds in 'I krib-o loon.,
„Vraag ik U, schenk mij Uw harte,
„Overgroot is dan Uw loon.
•f
„Dan zal al dat bitter lijden,
„Niet vergeefsch ook ziin geweest.
„En hierboven in den Hemel:
„Vieren wij dan eeuwig feest!"
Galo Breedeveldl.
Kerstnacht.
De schaduwen verdwijnen,
Hoog aan den hemeltrans
Zie ik een ster verschijnen
Met schitterende glans.
Ik hoor de Eneelen zingen:
..Do Zoon van God, de» Heer
Daalt op de aarde neder.
Aan God zij lof en oer!"
Zie in dit ned'rig stalken,
In 't eenzaam Befhïchcm,
Daar lief een goddelijk Kindje,
Dc engelen groeten Hem.
Dc sterretjes aanschouwen
In deez' kouden winternacht
Het mooie scboone wonder,
Hoe 't kind in 't stalleken lacht
Laat ons met de engelen zingen:
„Eere zij aan God,
Vrede aan de menschen
Die houden zijn gebod!"
Laat ons met de herders spoeden,
Naar 't stalken in den nacht,
En daar nu Jezus groeten.
Die 's menschen komst verwacht.
Ik wil dan Jezus groeten.
En zeggen: „O kindie teer en schoon,
Moet gij nu zooveel boeten?
Voor des zondaars spot en hoon?"
O. ik wil U nu dan geven
Mijn harte schoon o» rein.
En ik zal geheel mijn leven.
Van U houden, Kindje klein.
Jan Rübrey, Gelderland.
Kerstnacht.
Daar gaan cr twee menschen
Over het veld.
Zij hebben geen dak.
Zij hebben geen geld.
Zij worden versloolcn
Ja overal.
Toen zijn zij gevlucht
In een armen stal.
Tusschen een os cn een ezel
Zijn zij gegaan,
Toen brak er een groot,
Groot wonder arm.
Toen is daar geboren
In den kouden nacht,
Een kindje heel klein,
Dat ons redding bracht.
Een wonder zoo schoon
Als nooit is gehoord;
En velen gingen opwaarts
Naar dit gezegende oord.
Ik ben U zoo dankbaar
Voor dit wonder, zoo schoon,.
Wees -welkom, o Kindje,
In Uw nederige woon.
Dina Rëfercy, Leiden.
Kerstnacht.
Mijn ziele gewekt door de Eng'len slem,
Spoedt zich, verheugd -naar Bethlehem,
Om daar te aanschouwen, in hemels
vertrouwen,
Eon kindje zoo teer, waarop do Engelen
bouwen.
Maria en Jozef, die houden de wacht
Bij de kribbe, waarin bet Wonder-kind
lacht.
Och ziet, wal een geschitter, wat een
geflonker.
Daar hoog in dc lucht, zoo schoon in
het donker!
't Is er de slerre, zoo stralend cn schoon,
T)ie 6fraalf in dc kribbe van Jezus' Troon.
En zendt er zijn glans in den donkeren
nacht,
En roept u (er kribbe, waar Jezus U
wacht!
Ziet, hoe vol lof ziin de bemellingen!
Ziel, hoe de Engeltjes liet stalken omringen
En zingen nu luid: „Gods woord is
volbracht:
Hij bracht u den vrede in deez'
donkeren nacht,
Eere zij God!" En dc herders gaan heen,
Om te aanbidden liet kindje alleen!
Mijn ziel gaat nu ook met de bemellingen,
Eu met do herders, die de boodschap
ontvingen:
Komt spoedt u ter kribbe in deez'
donkeren nacht,
En ziet hier bel wonder door Jezus
gebracht.
Ik wil kind zijn met velen cn kniel voor
U neer,
En aanbid U als dc redder dor
menschen, o Heer!
Theodora.
Wcndere Nacht!
Avond daalt! Duizenden sterren
Flikkeren hoog in blauwe lucht.
Door bladerloozc hoornen
Ruischt de wind een stille zucht!
Vrome herders op de velden;
Honden, stil en trouw do walchl,
Bij hun toevertrouwde kudde,
Heel den kouden winternacht.
Vol van angst en vrome vrooze
Zien zij aan den hemeltrans,
Stralend schoon, een groole sforre,
Vol van goud en zilverglans.
,Eu door do kalme avond-stilte
Ruischt een goud-accoorden lied:
..Vrees niet, zong de hemel engel.,.
God verlaat de menschen niet!"
Vol van vrome diepe vreugde,
Spoeden zich de herders voort,
Om te zoeken hun Verlosser,
Van den Engel pas gehoord.
Een nederig stalken is de woning
Van den God van groot Cu klein.
Wondere nacht, vol scboone droomen,
Hoe kondet gij zoo lieflijk zijn?
Ziet, de lucht vol zoet verlangen,
De Engelen vullen bet heelal.
Vrome herders brengen hulde,
Aan den Koning in den stal.
Kindje-Koning hemel, aard»-.
Jubelt luidt, brengt lofgezang!
Om uw kribbe wil ik scharen
Al do zondaars, droef en hang!
Wond're God, TJ to aanschouwen,
In den stal van Bethlehem,
In één zalig zielsvcrlrouwen!
't Is zoo schoon! O, ga tol hem!
Theodora.
Bij het Kribje.
O, Onze Lieve Heertje,
O Kindje Jezus-mijn,
Doot U dat bouten kribje.
Dat harde slroo geen pijn?
Gij hebt niet eens een wiegje.
Met dekentjes zoo warm,
En 't is zoo koud en gunr nu,
Mijn Jezus, zijt gij arm?
En zie ik traantjes glimmen,
Hebt gij nu al verdriet,
Acb, Ouzo Lieve Heertje,
Mijn Jezus, schrei toch niet!
Doen slechts do boozc menschen
U pijn, zeg Lieve Heer,
Doen zij U zoo veel lijden.
Ach schrei nu maar niet meer!
Ik zal uw traantjes drogen,
Ik zal niet stout meer zijn,
Dan moogt gij niet meer schreien,
Gij zijt toch nog zoo klein.
Lief Kindje, bij hel kribje,
Kniel ik eerbiedig neer,
En geef U om tc troosten
Mijn hartje gansch, o Hoor!
Kerstlied.
Gloria, God in den hoogc:
Zoo, over Bethlehem's velden Pu-n
De engelen, in witte kleed ij.
Met citer en schalmei.
En zongen in paren,
Van groole scharen,
Het loflied van eer,
Aan God den Schepper en Heer.
Langzaam zwevend,
In stille vrede,
Zoo streken zij op 'do velden neer,
Om herders te verheugen,
Met engelen vreugden.
„De geboorte van Christus onzen Heer"!
De Herders die dat hoorden.
Wat hun rust verstoorde,
Gingen ijliug op weg,
Naar do glorie, die heerscble
In een arm stalleko, zog!
Waar Hij werd geboren,
Als do Schepper van het heelal,
En als do Verlosser des zondaars vooral
„De kleine Kabouter".
ANECDOTEN.
Vergissing.
In dc kompagnie zijn drie verschillen
de Meiers. Bij do rekruten-inspectie
vraagt de kapitein: „Ben jij nic' de J&eicr
met oi?"
„Neen, kapitein."
„Dus met ccn Hnge ij?"
„Ook li iet, kapitein!"
„O zoo, zoo, dus ben jij -dc Moij-- —et
eij V'
„Neen, kapitein, die ben ik ook iet."
„Maar voor den drommel, upcl jij
jo naam dan?"
„J-a-n-s-c-n, kapitein!"
"tt
Ook 'n antwoord.
Iemand, die kippen hield, kreeg tc kam
pen niet ccn zonderlinge ziekt*» onder zijn
pluimvee, waarvan hij dc oorzaak niet kon
vaststellen. Hij wendde zich tot- dc roda-
tic van het dagblad waarop hij was ge
abonneerd met de vraag:
Er is iets niet orde met «oijn kip
pen. lederen mar"" vuu ik cr twee of
drie koud cn stijf in liet hok liggen, met
dc poolen in do hoogte. Kunt ti mij zeg
gen wat cr aan schort?
Een paar dagen let- r had bij dc voldoe
ning in do rubriek correspondentie ho'
volgende antwoord to lezen:
Er schort niets meer aan; do dieven zijn
dood.
Lief.
Hij: „Ik heb jo 1W! Wil jo cuct mc
trouwen?"
Zii (snikkend): „Ja!"
Hij: ..Maar kind, waarom moei jc zoo
huilen?"
Zij: „Gisteren zei moeder nog: ik zou
wel oons willen «n, welke ezel ooit.
met jou zou willen trouwen... -nu
kan ik haar al antwoord gevoal"
Ook Hij.
„Kerel kun jo jo eigen huis r'et in?
Wn-rom lieb jc peen kIoit^T Hij
„Die draect mijn 'vrouw altijd hij zich".
„Zoo... Heeft zi» s«:ms ook den sleutel
van do brandkastX"
„Jn."
„Draag jij dan hcclcmaal geen slgutels
bij jo?"
„Jawel, het slputcltju van den auto!"
Schirp.
Hij: „Ik wil met een vrouw trouwen,
die zin voor humor beeft."
Zij: „Die kan zij r 1 bewijzen, door mot
jou to trouwen."
Voorzie! tig.
„Kun jij fietsen, jongetje?"
„Neen meneer."
„Pas dan ccn oogen Jikje op mijn fiets,
tot ik terug kom uit het postkantoor."
Te geleerd.
Jonge huisvrouw: „Er is geen vlccscii
genoog voor ons beiden, lieveling."
Echtgenoot: „Hoe komt dat, kindje?"
Huisvrouw; „Ik heb altijd geleerd, dat
warmte ccn lichaam doet uitzetten, maar
hoe langer ik het vleesch op bet vuur liet,
des te kleiner werd bet!"
Kort en krachtig.
Zoon (tclcgraphccrl): Waar blijft?
geld?
Vader (antwoordt): In mijn znlc.
Nog iets vrouwelijks.
Moeder: „Jongenskop, sigaretten, auf-
monocle mijn dochter heeft niet', meer,
wat, een vrouw kenmerkt."
Schoonzoon„Jawel, moeder, zij beeft
een man."
Bij het costuum.
Alpcngids: „Jongedame, op die lage
schoentjes kunt u geen tocht maken."
Touristc: „Ik denk cr ook niet aan on
een toer tc maken."
Gids: „Waarom heeft u dan een ijahaak
bij u?"
Touristc: „Dat ding? Omdat het bij
mijn costuum boort!"
Een ktcur.
„Wat heeft dio zalm een prachtige
kleur!" zei do vischvcrkoopcr. terwijl hij
ccn zalm opensneed.
„Ja," antwoordde dc klant, „hij ziet cr
uit, alsof hij een kleur krijgt over den
prijs, dien jo er voor vraagt."
In den trein.
„Hemeltjelief! Ik heb het gas in *lo
voorkamer laten branden!"
„Maak nou geen jolles!" zegt vader
Mozcs kalm, „ik heb do sleutel op do voor
deur laten zitten, misschien gaat iemand
naar binnen cn draait 't uit!"
Dan kon het geen kwaad.
Jan: „Moeder, ik baalde zoo juist, oe
splinter uit mijn hand met een speld."
Moeder: „Met ccn speld? Weet jc da,,
niet dat dat zoo gevaarlijk is?"
Jan: „O neen, Moeder, ik gebruikte ecu
„veiliglieids"-spcld". ^..si