Langzaam aan.
In een gemeenleraad is discussie over
de aanvrage van liet schoolbestuur voor
do aanschaffing van een wereldg'obe.
De moeste vroede vaderen vonden zoo'n
woroldglobe nog al kostbaar.
Eindelijk vond er een de goede oplos
sing en meende: men kon eerst wel eens
beginnen met een globe van.... Neder
land.
Kan verkeerd begrepen worden.
Do groothandelaar Salomonaon woont
in een prachtig huis aan een kwalijk rie
kende gracht. Onlangs kwam hij thuis
mot. een zakenvriend met wien hij gewich
tige besprekingen te houden had. Tn zijn
bureau waar de vensters open stonden,
stonk het verschrikke'.jk. Hij belde. Do
knecht kwam. „Zeg Jan, doe de vensters
es dicht. Er moet hier neodig gelucht wor
den!"
Verzuchting.
Jonge vrouw, in een gezelschap de moei
te ziende, die een oude jonge juffrouw
zich geeft, om de heeren te boeien:
Lieve deugd, wat ben ik toch blij, dat
ik mijn schaapje op het droge heb.
Een lastige wensch.
Het was waschdag en Jantje was uit
school gehouden, om op broertje to pas
sen. Moeder stuurde de kinderen in den
tuin om daar te spelen, maar het duurde
niet lang of zij hoorde verontrustende ge
luiden.
„Jantje, wat is er nu weer met broer
tje?" riep de moeder van haar waschtobbe.
„Ik weet niet wat ik met hem doen
moet, moeder", antwoordde Jantje. „Broer
heeft een gat in den grond gegraven en
nou wil-ie dat ik dat in huis breng."
Kinderlijk.
In tegenwoordigheid van den schoolop
ziener, ondervraagt de onderwijzeres haar
leerlingen: „Marietje! Zeg me 'ns hoeveel
tien min negen is?"
Marietje zwijgt., kijkt verlegen naar den
schoolopziener die goedig een vinger op
steekt.
Marietje: „Juffrouw! Meneer vraagt om
even naar buiten te gaan."
Enfant terrible.
Mama: „Neen kind, ik zeg je nu voor
de dorde maal: je krijgt geen chocolade
meer."
Kind (nadenkend): „Ik begrijp er niets
van dat paap beweert dat u 7.00 altijd
maar van mconing verandert."
„Arme man"!
Hij: „Heb je gehoord dat Muller z'n
vrouw er van door is?"
Zij: „Nee, is 't waar! Arme man! Hoe
heeft ie 't opgenomen?"
Hij: „Hij is nu wat kalmer geworden,
maar den eersten tijd was hij gowoonweg
stapel gek van vreugde!"
Toch niet hetzelfde?
Een boer kwam te 's Hertogenbosch aan
het station met eou kilometerbockje on
moesf naar Amsterdam.
Mijnheer, vroe0 hij, hoeveel kilome
ters is het van den Bosch naar Amster
dam?"
„Vier en tachtig", antwoordde de
heer.
„Zoo, zei de boer. En van Amsterdam
naar den Bosch?"
„Domme kerel, antwoordde de heer,
dat is natuurlijk ook vier en tachtig."
„Zoo, zeide de boer, is dat zoo natuur
lijk? Antwoordt n nou eens. Hoeveel da
gen zijn er tusschen Paschen en Pinkste
ren?"
„Veertig", antwoordde de heer.
„En van Pinksteren tot Paschen?"
hernam de boer.
Toen smeet de heer nijdig het loket
dicht.
Niet zoo erg.
In den dierentuin voor de apenkooi.
„Mammie, vindt u ook niet dat die aap
d&&r op oom Willem lijkt?"
„Foei kind! Zoo iets mag je niet zeg
gen
„Waarom niet? Die aap verstaat 'fc toch
niet."
Koopmans-eer.
Jaapie staat met n mand vol veters bij
den ingang van „de Bijenkorf" te Amster
dam en schreeuwt: „Fijf paar feters'voor
fijf en twintig cente! Fijf paar feters voor
fijf en twintig cente!"
Een voorbijganger staat stil: „Geef mij
één paar."
Op onbeschrijfelijk minachtenden toon
zegt 't joggie: „Als u in detail wil koopen,
mot u dè.è.r zijn", en hij wijst naar het
reusachtige warenhuis.
Rembrandt, de dief.
,/t Is toch wat te zegge! Daar is me
nou warempel 't schilderij „Paulus in de
gevangenis" door Rembrandt uit 't museum
gestolen!"
„Den dieë zal er vast niet ver meo weg-
lnopen, als z'n naam nou al in de krant
staat."
Een tegenvaller.
Kapitein (tot rekr-nt): „Kerel, je hebt
hier te gehoorzamen. We zullen eens zien,
of we jou niet klein krijgen. We hebben
wel leeuwen getemd. Wat ben je van je
beroep?"
Rekruut: „Leeuwentemmer, kapitein."
Met de armen over eikaars schouders go-
slagen. Iedereen wist het. Maar op een
keer werd het wel een beetje kwaad. Hoe
dal komt zal ik vertellen.
Op en keer toen ze weer zoo door de
straat liepen uit school, zag Leo ineens
een dubbeltje liggen voor de deur van een
grooten winkel. Leo raapte het geldstuk
op. Henk zei: ga mee wat koopen, maar
Leo wist wel beter, hij zou het in zijn
spaarpot doen want zijn moeder wal haast
jarig en daarom moest bij nog gauw wai
sparen. Daarom zei hij ook zonder aarze
len: Neen, ik gooi het in mijn spaarpot
Dat vond Henk toch wel'cen beetje flauw
En toen ze bij Henk's huis gekomen wa
ren, zei Leo: Bonjour, maar Henk zei niet3
en ging in huis. Hij hoorde zijn zusje hui
len en vroeg wat er aan de hand was.
Moeder zei dat zusje een dubbeltje verlo
ren had. Henk schrok wel een beetje want
't was toevallig denzelfden winkel waar
Leo het dubbeltje gevonden had. Henk
vroeg aan moeder of hij nog even weg
mocht. Moeder vond het goed. Henk storm
de naar Leo en vertelde hem alles. Leo
gaf hem direct het dubbeltje over en nu
zie je ze loopem net als anders met de
armen over over eikaars schouders.
J. F. Ouwerkerk, Leiden.
De kleine muzikanten.
't Was Koninginnefeest in ons dorp ge
weest. Heel het dorp was in rep en roer.
De muzikanten brachten een serenade aan
den Burgemeester. Dat was een goed idee
voor ons. Je moet weten, over een week
zou Hein zijn moeder jarig zijn. En dan
zouden Hein zijn vriendjes, een natuurlijk
kleine zus, aan moeder ook eens 'n serena
de brengen. Ze zouden vast wat instru
menten opzoeken en al kwam er niet veel
geluid uit. dat was niet zoo erg. 't Werd
al gauw Woensdag en dus vrij van school.
Om twee uur zouden ze bij elkaar komen
eD om kwart over twee zou de serenade be
ginnen. Precies twee uur waren ze all Jt
present, de eerste had e^en mondharmonica
die hij in 'n vergeten hoekje gevonden
had, de tweede een fluit waar niet veel
klank meer uit kwam, de derde een har
monica die z'n vader in een hoekje van
de kast had gevonden en zus had een trom
meltje waar ze met twee stokjes lustig op
sloeg Om kwart over twee was de optocht
opgesteld en gingen ze luid spelend naar
het raam waar moeder voor zat. Toen moe
der de kleuters zag komen, zette ze het
raam open en luisterde heel aandachtig
Ze schaarden zich in een kringetje en be
gonnen te spelen toen het afgeloopen was
klapten vader en moeder in de handen en
riepen de kleinen bij zich, alle vier kregen
ze een heerlijk koekje en vroolijk knabbe
lend aan hun koekje gingen ze weg en be
spraken dat ze volgend jaar weer een sere
nade zouden brengen, maar dan zouden ze
er meer uitnoodigen, dan was het veel leu
ker Daar waren ze 't allen mee eens En
's nachts droomden vier kleuters van 'n
sc-renade en van heerlijke koekjes.
M. Mathot, Boskoop.
Als de brandweer zich oefent.
't Is vier uur de school is uit, alle kin
deren gaan denzelfden kant uit, naar het
spui thuis. De deuren gaan open en een wa
gentje met opgerolde slangen komt naar
buiten, direct 'n 20-tal jongens er op af.
Bij de dorpspomp wordt halt gehouden, en
de slangen worden aangeschroefd. Tinus is
de spuitgast. Tinus kan niks, Tinus kan
niks, Tinus heeft geen water meer! Doch
daar is de spuitgast niet van gediend. Hij
draait z'n eigendom, en.. schreeuwend
vliegt de troep uiteen Tinus legt een paar
appels neer. Wie zin heeft in 'n appeltje
roept hij! Jan er op af. Doch nauwelijks
wil Jan ze grijpen, of Tinus komt met 'n
flinke straal tegen de appels, en ze rollen
'n paar meter verder. Doch voor de twee
de maal krijgt Jan ze te pakken. Nou Jan,
je hebt je portie wel gehad, zegt 'n mijn
heer die voorhij komt. Hindert niet mijn
heer, ze smaken best. Al was 't spuiten
nog niet afgeloopen, Jan ging toch maar
naar huis, want hij voelde zich wel wat
koud in zijn natte plunje. Toen ie thuis
kwam, gaf hij moeder en Jan ieder een
appel en vroeg aan z'n moeder of hij zoo
lang zijn Zondagsche pak aan mocht heh-
ben. En 'n poosje daarna stond ie in een
droog pak.
Hendrik de Bruyckere.
Het Schooiertje.
Er liep eens een schooiertje langs de
straat. Vunzige kleeTen had hij om zijn
mager lijfje. Hij was op bloote voeten, en
een treurige blik scheen er in zijn fletse
oogen. Zijn vader had hem uit huis ge
jaagd, met de woorden, dat hij niet terug
hoefde te komen als hij geen centen had
Hij was 't gewoon. Telkens werd 't hem
Niet begrepen!
„Een geest", doceert de onderwijzer,
„is dus een wezen dat geen lichaam heef
is een lichaamloos wezen."
De jóngens schijnen zich geen duidelijl
voorstelling daarvan te maken.
Wim tenminste die de definitie herhale
moet, stottert wat van:
„Een geest is iemand, nou zonde
lichaam,bij wie 't hoofd direct op d
bcenen zit."
Poëzie en proza.
„Ik heb m'n bundel liefdes-sonnetten aat
de voeten van mijn liefste gelegd", flujt
tert de dichter in vervoering:
„Leest die liefste van jou dan met d't
oksteroogen?" vraagt z'n prozaisch»
vriend.
Toch nog ongeschoren.
„Maar meheer", zegt de kostjuffrou»
tot haar commensaal die een razende ope.
ra-liefhebber is, „eergisteren bent 11
naar den Barbier van Sevilla, gister na«
dien van Bagdad geweest. En u bent noy
als maar ongschoren!"
„Kan men telwo-rden ook in de trap
pen van vergelijking zetten?"
„Ja zeker."
„Zoo? Doe dat dan eens met 't getal
dertig!"
„Dertig, 'n dertiger, op den dertigsten!'
weer gezegd. En als hij dan niets hal,
was 't maar beter niet naar huis te paan,
maar hier of daar een schuilplaats i»
zoeken, dat was wel tien keer beter dan
de slagen van vader. Vroeger was dat niet
zoo geweest. Hij kon het zich nog herinne
ren, hoe hij op 'n zacht bedje had geslj.
pen, hoe lekkere boterhammen hij kreet
Maar nu zijn moeder gestorven was,
't heel anders. Een handje stroo of hui
was zijn bed. Soms niet eens, de opn
lucht was ook wel eens zijn rustplaats Hj
slenterde reeds verder door bij die gedach
ten, tot hij bij 'n verlicht huis kwam. Daai
bleef hij even staan kijken, maar werf
barsch weggejaagd. Gauw liep hij door k
hij bij 'n bakkerswinkel kwam. Hij druk':
zijn neusje tegen de ruiten, en keek nan
de heerlijke broodjes en gebakjes. Maai'
opeens riep er een stem, broer Hij draaid»
z:ch om en keek in een vriendelijk gczic'al
van een ouden heer. „Wil je even op mij',
fiets letten?" de jongen knikte van ja Ei
bleef er bij staan en keek er naar 0, ab
hij er eens een fiets had, wat zou hij da:
rijden, heel ver weg nooit meer naar huis,
nooit meer schooieren langs den we;
Want al was. hij pas 9 jaar, hij vond liet
toch niet prettig om zijn hand uit te ste
ken om 'n aalmoes. Hij keek weer evea
naar de fiets en zag de bel. Hé, eventjes
bellen, ting tingeling. Wat schrok hij
Zou die mijnheer het gehoord hebbes
Hij keek om en zag hem net den winkel
uitkomen naar hem toe. Hier heb je wal,
omdat je zoo lang hebt moeten wachten,
Dank u.zei 't schooiertje en bleef ver
bluft kijken naar 'n kwartje. Was het een
echt. Hij draaide 't om en om Ja 'n echi
Wat was hij blij. Zou hij 't aan vader ge
ven. Neen, hij had 't eerlijk verdiend
Wacht hij zou er brood voor koopen, sedert
den morgen had hij niets gegeten. Toen hij
bij den bakkerswinkel kwam zat daar 'n
klein meisje met 'n mandje bloemen Hij
keek haar in 't gezicht en zag dat ze buil
de. Medelijdend bleef hij staan, en vroej
wat er was. Ze zei niets maar sniktj
door. Hij sloeg de armen om haar been en
of ze uitgestuurd was om centen te vc-
dienen. Maar toen zij zei, dat baar moeder
ziek was en dat ze bloemen moest verkoo-
pen, maar dat 't nu al avond was en nny
niks had verkocht.
Stil luisterde hij en 't kwartje brandde
hem in z'n vingers. Toen zei hij opeens
hier, dat is voor jou en holde weg alsnl
hen 'n misdaad gedaan had. Dien nacht
sliep hij nïeFthuis, maar de steenen dien
den hem voor bed. Maar geen jongen sliep
dien nacht zoo heerlijk als de arme bedel-
knaap.
Nelly Heijne.
Twee Zusjes.
Kleine Fie, een goudblond meisje,
Van nog lang geen drie jaar oud,
Heeft een alleraardigst zusje
Waar zij, 0, zooveel, van houdt.
Als zij 's morgens na 't ontwaken,
In de kamer kómt met Moe.
Loopt zij altijd 't allereerste
Op haar zusjes wiegje toe.
En dan heeft die kleine Annie
In haar wieg de grootste schik,
Grijpt al met haar kleine handjes
Naar Sophietjes groo'e strik
Neen. dat mag niet, zegt Soo'-ietjei
Als jij bent zoo groot als ik
Krijg ook jij een „bobbed" kopje
Met zoo'n mooien grooten strik.
Ga to.
Regentijd.
In een plasje vallen
Regendruppels neer,
Zonder op te houden
Al door druppels mee.
Het plasje wordt een meertje.
Het meertje wordt een zee:
En de wolken brengen.
Steeds nog druppels mee
Maar eindelijk valt de laatste,
En houdt de regen op.
En het kleine plasje,
Is nu 'n heel groot sop.
Maar als de warme zonne
Met kracht weer schijnen komt.
Is het of rij uit de zee,
Heel veel wafer .pompt
En vele dampen stijgon
Van uit die groote zee,
En het zonnetje neemt
Maar steeds méér water mee.
En van die groote, groote zee.
Komt weer héél ras,
Door het warme zonnetje.
Een hééle kleine plas.
Emile Duvm Jr, Koopark 10. Lolde»
VOOR
CORRESPONDENTIE.
Johnny. Langeveld, Leiden.
Maar Johnny, wat heb jij me daar verrast
met dat aardige versje over December. Dat
laat ik plaatsen hoor! En ik wed, dat moe
dertje ook een handje geholpen heeft!
Wat zou dat leuk zijn als de goeie Sint
een Hollander bracht met gummibanden
rog wel, eentje waar ook Mamie op kon
zitten! Dag Johnny, ik kom eens kijken.
Veel groetjes aan Mama!
Cato Breedeveldt, Leiden.
Zeker is dit versje geschikt. Ik vind hel
heel mooi en laat het dadelijk plaatsen, in
de hoop dat er na dit versje, nog mooiers
zullen volgen. Met hand en groet! Dag
Cato!
Jacobus Ouwerkerk, Leiden.
Zoo Jacob, zie ik je ook weer eens! Zoo
dra ik wat meer ruimte heb, laat ik „De
H Vincentius" volgen. Je moet de ver
baaltjes wat langer maken Jacob. Het is
zoo klein als het gedrukt staat. Kijk later
eens. Voor den wedstrijd moet je eens pro-
beeren aan een stuk van minstens vier
bladzijden kleine druk. Zul je? Dag Ja
cob! Wederkeerig de groetjes aan Pa en
Moe.
Do onbekende uit Boskoop!
Zoodra ik door de copy heen ben, dio
vóór is, geef ik het commando over aan
,,Jan Ba rends" die van schoenlapper het
bracht tot commandeur van een groot
schip! Hoe is je naam Neefje? Ik weet al
tijd graag met wien ik omga. Daag!
Jan Kemperman, Leiden.
Heel aardig vind ik jouw bijdrage voor
Kerstmis. Ik heb al verscheidene stukjes
in petto, zoo kunnen we best een apart
Kerstnummer geven. Dag Jan! Zie ik jullie
ook bij den a.s. wedstrijd. Groeten aan alle
huisgenooten
Koos ten Hoope, Leiden.
Zoowel bet versje, als de „Studentengrap"
laat ik plaatsen, zoodra we wat meer ruim
te nebben. Met Kerstmis zie ik jullie beid
jes toch ook, is 't niet? De raadsels zullen
meevallen en de prijzen nog meer. Let
maar eens op, Koos! Veel groetjes aan
allo huisgenooten!
Piet Sn ij der s, Leiden. .Klei
ne Broer en St. Nicolaas" laat ik de vol
gende week al plaatsen. Begin al vast aan
iets nieuws Iemand, die dit verhaaltje kan
maken, heeft nog meer pijlen op z'n boog,
zou ik meenen. Dag Piet. Wil je mijn
groetjes ook aan je ouders overbrengen?
Joannie van Benten, Bodegra
ven. Of ik dit verhaaltje mooi vind,
zoo mooi, dat ik het in het Kerstnummer
plaatsen zal. Blijf onze rubriek maar
tTOuw lezen Jeannie en zend mij af en toe
een mooi dingetje, waarvan alle Neefje3
en Nichtjes smullen zullèn. Tot Kerstmis!
Groeten aan Pa en Moei
KINDEREN.
Josephieu ij t Schermc r
Voest, Oudenbosch. Dat is nog
zoo kwaad niet bedacht Josephine, om je
vprlanrringslijstie aan Pa en Moe-te stu
ren. Zij weten het adres wel van den goe
den Sint pn zullen zeker dat lijstje door
sturen. zooals ik je dichterlijke ontboeze
ming de volgende week volgen laat Dag
Josephientje! Zie ik je ook weer met Kerst
mis. Por je klasgenooten eens aan, dat ook
zij meedoen Hoe meer zielen, hoe meer
vreugdI
Jan Duindam, Bergen op Zoom
Zie je nu wel Jan. dat het slot aan het
vorige onstel ontbrak Nu is hef compleet
en weten we al een beotie meer. Tech kim
ie nog meer schrijven. Als je met Kerstmis
op vacantie komt, hoop ik pan Kerstver-
baaltie te ontvangen en ie zelf eens I?
sproken. Dan kom ie wel eens aan! De
volgende week wordt jouw stukje ge
plaatst
Louise. N o o r d w ij k. Je vraagt
me of „Oud Vronwtie" nog lang duurt en
dat ie het wil ui*kninpen. Tk denk dat het
achttien vervol "nummers lang zal ziin en
dat ie hef u'tknint. vind ik heel rnonj var
je: hieruit zie ik. dat ie met veel belang
stelling onze rubriek leest. Dag Louise
groet je moedertje en Oma van mei
De volgende week ga ik door met het
beantwoorden der brieven en vragen
Oom Wim.
OUD VROUWTJE,
door Oom Wim.
rri
En nu kindertjes moeten iullie maar
ret doen. alsof ik er niet ben Tk pas op
jullie goed en ik zal voor jullie beidjes
neties een nlaatsje bewaren
Oud moedertje neemt de breikous op en
doet alsof ze breien gaat en geen oog of
oor meer voor de twee meisje heeft.
En de vriendipueties snelen naar harte
lust, maar verwijderpn zich niet ver van
het bankje, waarop Oud Vrouwtje zit Wel
kijken ze af en toe eens naar baar, of zo
nog niet ingoslanen is Maar als ze dan
merken, dat de kleine oogjes van 't vrouw
tje de kleintjes volgen en van ingeslapen
zijn geen sprdke is, dan hebben ze nog
meer schik in het spel; dan klinkt nog lui^
der beider lach; dan reppen zich de vlug
ge beentjes nog gauwer en dan vinden zo
dit plekje nog eeniger. De kleintjes vinden
oud vrouwtje maar waf een vriendeliik
menscbje en het vriondpliik mpnsehje vindt
in Anny en Toos meer dan één karakter
trek terug van haar dochtertje, en volgt
daarom met des ee meer aandacht het sp°l
der kleintjes en vindt beide vriendinnetjes
er des te liever om.
Nu zijn we moe van 't spel juffrouw
en komen u wat gezelschap houden of
hinderen we U?
Dat vind ik lief van u beidjes en gij
hindert me heelema-.il niet. Integendeel, ik
vind het juist prettig wat met u beidjes
te praten, want ik kan toch ook niet altijd
breien, zegt oud vrouwtje lachende zich
bewust nog beelcmaal dien middag niets
gebreid te hebben;
Dan is het goed, juffrouw en blijven
we hier zitten. We hebben toch tijd genoeg
We behoeven om zes uur pas thuis le
zijn, hé Anny!
Ja, juffrouw, tot half zes uur kun
nen we hier blijven, als we vóór zes uur
Ibuis zijn, vindt moeder het best. Vindt y
dat niet fijn?
Zeker kindje vind ik da» fijn. Dat is
een heele middag Anny! Zoolang vrij heb
je zeker ook niet iederPn middag is wel/
Neen, hé Toos! Vanmiddag is hel
Woensdag en in huis was het zoo- warm
en niet uit te houden. Daarom zei moeder:
ga Toos halen en ga in 't park zitten kind
Daar is schaduw; daar is het frisch. In
huis is het om te bezwijken. Vindt U ook
niet?
Ja kind, zoo dacht ik er ook over. Ik
kom hier iederen dag. Ik sluit de deur en
ga naar 't park. Dit bankje is mijna al
tijd vrij. Hier komt zelden iemand zitten,
of het moet erg druk zijn, dan komt wel
eens een kindermeisje met de kleine baby
bierheen rijden en dan heb ik wel eens ge
zelschap, maar anders zit ik alleen.
Vindt u dat niét naar alleen te zitten,
bier in dit groote park.
Neen Toos! Ik ben gewend alleen to
zijn.
Woont u dan ook alleen?
Ja kind.
In een huis alleen? Wat zou ik dat
naar vinden! Dat zou ik niet durven. Jij
Anny?
Ik ook niet.
!o»n°T We' lan» ju«roim/
ziin? Win waarv°or zou ik bang
Wie zou mu wat doen? g
Dieven!
Die komen bü mij niet. Die enen
waar veel te vinden ia. g
Dat moet u niet zeeeen! Ik 1.. j„
krant van een dief. die ineebroken bü
n YoT'V" h,7' a""u «op
"at hü draven l° """'""nomen had,
vrouwtje hfdn a
dltVo;%ez°UgVnien d" "Uren haa"
hnn «Sfu*® ze5fr £riezeÜg kind! Maar ik
en met bang Wij wonen hier in oen stad
k itr niem"„rd 1?' "cht d"
nen wil hebben h"1"011' d'0 ,k bi""
irïïafni mnrVCn dief koml 's oaohte, als
bond"J slo.debVT' HU hwf' wpl
uwdenrS ;ndTn?"Van
ei,,-» 'iiln is nW no" D1"et in huis' Tk
niet d or* de" TT
te nauw schoors«»"i binnen, die is
er«plaats vnn wat mee te nemen Dat
is noe wel zoo rood
S™"», V vSinterklaas ook wal/
™°i oadeautie voor groot moe 'bijl pt™
jes, dip aankomen. 1
- ïk ben veel ouder dan zestiV
kind en daarom slaat hij mij zeker over
12 U d\n zeventig jaar?
oud"! Raad eens!
Viif-en-zeventig!
Meer!
Tachtig!
Kort bij!
Een en tachfigf
;V.~ •Tu,s' T°os! Een en tachtig jaar ben
*1 en nu woon ik alleen en beb niemand
meer, die op het groote feest van St Nni
co aas „m me hee„ is en met me d, fee
S'd"rvoor^hiini0,biim°''ngaa'
("Wordt vervolgd
DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX
door Oom Wim.
Avontuur XXIX.
Een week later!
Ik weet wal!
reTkomt18' ZiJ"' als hel ™°r
We gaan vliegen!
Je hebt hoore plannen Miesjet
Kom mee en zie!
Daar staat een verhuiswagen die onfl?,-
«ZrTdl een ,akel w°rdt'alles oppo-
b^b6nC "e dcrde
Kijk Max! Daar zie je het vliegmn-
chme. Daar ra ik mee naar boven
Doe zoo!
lürniet°smme kraX"' iÜ bf>grijpl nou
büfr/r'^™ P™ uukowaakt oogen-
'n dpn verhuiswagen en kruip» in pp-.
pak opgerolde bedden en dato?
is "en'Tnl1!1 rent' dal Mips ra" d° vrouw
10, en doel haar mets. Mies springt je
kamer rond; gaal in de vensterbank"zitten
ZT' °m 10 waarschuwen en aan
te moedigen om ook- de reis te waren en
Max volgt hetzelfde spoor en wordt da'-
drluk naar boven rcheschen in een mand
fceigem heCf' gezit,n zich t0 ver'
d»trbij^rzünd0,-ka--
Van vreugde zetten ze elkaar na en bre
ken cenige flesschen die in den hoek
met een" S i70rden ze door den k™cn:
met een eind hout nagezeten en vluchten
naar h"' stui,,en de straat op on
vervolg" m ee° aIS0' sP°ok kun
Dagen lang hadden Mies en Ma* nor
pleizier, als ze van deze luchtreis spraken"
De Twee Vrienden.
de? nw,vkICinTd°rpl0,,WOOIlde ,wec Tien
den, Henk en Leo. Eiken dag zag je ze
door de Dorpsstraat loopen naar school