VOOR ONZE KINDEREN.
CORRESPONDENTIE.
Adriana Hennoken, Zegwaart
Dat opslel vind ik heel aardig. Ik zou
de volgende week maar eens goed toekijken
Ik wed, dan dat „Haastige spoed is zelden
goed" met jouw naam ondorteekend in
ons Hoekje is opgenomen. Begin al vasi
aan iets nieuws! Je moet voor onzen a.s.
wedstrijd eens een mooi verhaaltje maken
Zul je? Ik zal eens goed opletten, of ik
Adriana ook op 't appèl vind. Veel groetjes
thuis!
Truus Droog, Oud-Ad o. Ik
ben blij voor jou en voor vader dat het
versje niet is overgeschreven. En om
jou oen pleizior te doen en vader te toonen,
dat bij ons niets verloren gaat en iedereen
zijn beurt krijgt, zal ik mijn braaf Nichtje
uit Oud-Ade nu reeds aan 't woord laten.
Zie eens, of nergens iets staat. Dag Truus-
je! Zio ik jo met Kerstmis ook weer? En
maak weer eens zoo'n mooi versje. Vader
mag gerust een handje helpen.
Hein Verheugd, Leimuiden.
Om jou eens een groot pleizier te doen,
laat ik het grroote Avontuurtje van Mies
en Max plaatsen. Het is anders nogal geen
stuk! Jij bent lang van stof, mijn vriend!
Dat mag ik wel! Begin eens aan een ander
verhaaltje, dan ben je voor den volgenden
wedstrijd zoo klaar Dag Hein! Tot ziens
hoor!
Johannos Hondriks, Leiden.
Waar heb jij dat verhaaltje gelezen
klein vriendje! Ik herinner me ook zoo iets
in lang vervlogen jaren gelezen te hebben,
maar weet niet meer waar? En dan.jij
hebt er heel wat uitgelaten. Dat is jam
mer! Als het compleet was. liet ik hei
plaatsen Maar zelf eens wat Vader of
moeder mogen gerust een handje helpen.
Dag Johan!
Jacob van Schie, Leiden. Jij
hebt het niet zoo gelukkig getroffen als met
de prijzen hé, Jacob, Ik vind jouw brief
he» laatst en. als wat fo verdienen is.
sta jij in het eerste gelid bij Vrouwe For-
tuna. Jouw verhaaltje is erg klein en
met heel veel zorg is het niet gemaakt.
Maak eens voor den volgenden wedstrijd
wat moois. Jij kunt als je wilt Zul je?
Maak veel groetjes aan je ouders. Mis
schien laat ik toch Tiilseinde plaatsen.
Ziezoo! nu beu ik door den stapel cor
respondentie hccngeworsteld en hebben SA
jjeefies en nichtjes een briefjo van me ge
had. T.k zio jvllie zeker met Kerstmis allen
terug. Ik zov jullie een goeion raad wil
len geven. Begin nu al aan 't verhaal.
Schrijf mooi en danzorg voor min
stens drie kantjes vol.
De volgende week beginnen we aan een
nieuw verhaaltje. Ik heb voor dezen keer
geen sprookie gemaakt, maar een gewoon
verhaaltje. Tiet heet „O u d Vrouwtje"
Twee vriendinnetjes zijn vriendelijk, voor
komend en behulpzaam voor het Oude
Moedertje en uit dankbaarheid vermaakt
deze aan beide kinderen alles wat zij be
zit. Meer zeg ik er voorloopig niet van. Tot
Zaterdag!
De volgende week ga ik door met het be
antwoorden der vragen. Wie wat te vra
gen heeft, vrage.
Oom W i m.
DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX
door Oom Wim.
Avontuur XXVI.
Een week later!
Mies is ziek. Zo eet en drinkt niet; voelt
zich hongerig en naar en heeft geen lust
in een malseli muizeboutje.
Max zal de dokter zijn.
Wat scheelt or aan Miesje?
Ik ben ziek.
Zoo! Steek do tong uit! Laat me do
pols voelen! Sla met don staart! Zeg eens
miauw! 3 maal achter elkaar.
(Miesjo doet alles en gehoorzaamd als
een kind).
Zoo! de zaak is in orde Ik weet, wal
er aan scheelt Kom mee! Er gaat niets
boven een heerlijk bad; eerst in het heldere
water; dan in d3 warme zon.
Donk je dat Max? Jij kunt het weten;
6en dokter weot alles.
Kom dan!
En ze gaan! En Max dompelt Mies drie
maal onder in de heldere beek en legt zo
daarna in het warme zonnetje te stoven en
ie braden. Daarna rolt hij ze eenige keereu
door het zachte gras en toen?.
Toen voelde zich Mies opeens beter.
Schei uit Max, schei uit! Ik voel me veel
heter. Jij bent een knappe dokter En van
blijdschap springt Mies, Max op den rug,
die met den patiënt ervandoor rent; tot ze
weer in huis zijn.
Dank ie wel Max!
Niets te danken Mies! Jou te genezen
was mijn plicht en een waar feest voor
mij.
Avontuurtje van Mies en Max, dat niet
best afliep.
Mies en Mex waren trouwe vrienden van
elkaar. Ze hadden nog nooit zoolang hun
vriendschap bestond een ruzie gehad
Dat kwam zoo: Als Mies iets wist, werd
het volbracht, wist Max wat, dan werd hel
ook volbracht.
Maar Mies was altijd voor en wist altijd
grappen en malligheden. Max wist ze ook
wel, maar die moest er altijd een poosje
over denken en zoo was Mies hem voor,
Zoo was het ook eens op een keer dat
Mies iels wist dal ook nog wel aardig was,
Max zei tegen Mies, jij bent een leelijke
grapneus, jij bent mij altijd voor.
En weet je, wat dat was? Ik zal het je
eens vertellen
Ze zouden Hector, den hond van buur
man eens te pakken nemen.
Maar die grap liep verkeerd af want het
was net of Hector het wist, want zoo gauw
loen Max bij zijn hok was en Max zijn
kluif te pakken had, zei Hector hap cn beel
Max in zijn linkerachterpoot, zoodat hij
bijna niet meer loopen kon.
Max was zoo geschrokken dat ie van
do schrik de kluif liet vallen.
Toon Mies Max aan zag komen, moest
zg eerst lachen maar dat duurde niet lang
want zoo gauw toen de hond hij haar was
begon hij een beetje te janken dat Mies
naar hem toeliep en hem troostte, maar
dat hielp niet veel.
Toen Mies vroeg wat er gebeurd was. zei
Max, laten wo naar huis toe loopen dan
vertel ik het wel.
Mies gaf Max een arm en zoo liepen ze
samen babbelend en keuvelc-nrl naar huis
Onderweg begon Max te vertellen, wat ©r
voorgevallen was.
Hij zei dat ie dat nooit meer deed, zoo'n
gevaarlijke grap uit te halen. Als Mie3
weer eens iets wisf moest ze het zelf maar
doen.
Ik zou je lekker danken. Verbeeld je
eens dat ik het eens gedaan had. hij had
mij heelomaal opgevreten, dat leelijk mor
eler, Want het is me een beest, vooral als
die eroote muil van hem open gaat, en die
leoliike groote tanden van hem te voor
schijn komen.
Tk ril er van als ik er aan denk.
Met dat Mies uitgepraat was. gaf Max
een gil: Wat is dat riep Mies, wol ik stoot
mijn heen zoo hard aan een steen, dat ie er
nu bijna heelemaal af is. Kom, kom niet
zoo somber een beetje minder kan ook
wel. Je praat goed. maar jij voelt de niin
niet, die ik heb. Kiik maar eens Max tilde
zijn poot op. hij hing er heelemaal hij te
slingeren. Mies schrok er van, de rillingen
gingen over d'r lijf heen. Ja. nu geloofde
zo foeh wel dat het pijn deed
Ondpr al dat Praten en babbelen waren
ze eindelijk bij Max zijn hok gekomen, no"
even gepraat en het duurde niet lang of
de voordeur van het huis ging open Do
meid bleef even kijken en opeens b^gon ze
te lachen. Want ze zag M'es en Max ge
armd voor de deur zitten. Toen ze uitge
lachen was, ging ze naar binnen om den
baas en de vtouw dat schouwtooneel mede
te deelen. Zoo gauw toen ze de deur van
de kamer ooendeed, vroeg ze on ze even
kwamen kijken hoe mooi of het buiten
voor de stoep was. Ze stonden gauw op om
eens te zien wat er gaande was.
Intnsschen dnf ie bij den deur gekomen
was hadden Mies en Max afscheid van
elkaar genomen. Dus het moois was al
weer weg voor dat ze er bij waren. Dus da'
viel tegen. Maar nu erg teeen ook want
zoo gauw, toen ze zagen dat Max zijn
poot zoo bezeerd had. De meid werd intus-
schen geroepen om een mand met hooi
klaar te zetten en oen bakje drinken erbij
Intusschen had mijnheer den hond opge
pakt en mee naar binnen genomen En
hem bij zijn bakje melk neergezet.
Maar Max had geen dorst, hij lei liever
m zijn mandje met hooi.
Toen ze zagen dat Max geen dorst had.
pakten ze hem op en legden hem heel voor
zichtig in zijn mand, deden toen de deui
dicht en gingen toen weer naar de kamer
tf-rug, om daar samen te overleggen wat ze
met Max doen zouden.
Mevrouw vond het heter, dat de honden
dokter morgen maar kwam om er een»
naar t0 kijken. Want het zou zonde wezen
als do lieve, beste, brave, trouwe en goedo
hond dood ging.
Toen ze dat allemaal bepraat hadden en
een kopje koffie uitgedronken hadden
raadde do baas haar aan om maar gauw
poor bed te gaan en er voor Dinsdag maar
niet meer over te denken. Toen gingen ze
samen naar bed en dachten nergens meer
over. totdat zij 's morgens opstonden
Zio nu. dit is nu het avontuur van Mies
en Max dat slecht afliep.
Nu ga ik er het volgende van vertellen
wat met Max gebeurde.
's Morgens bij het ontwaken, was hun
eerste werk even gauw naar Max te kijken
hoe die liet maakte.
Toen do meid gegeten had, deed ze een
beetje brood en een beetje melk in een
bakio en bracht dat naar Max.
Maar Max was ziek en at of dronk nief
Toen 's morgens de dokter voorbijging, zit
mijnheer voor het raam te schrijven, hij
tikte en ja hoor, de dokter stapte af, zette
zijn fiets togen het hek aan en ging toen
naar de deur toe. Mijnheer stond al bij
den ingang te waclitpn en vroeg of de dok
ter even binnen wilde komen Dat deed de
Vikter toon maar. Hij bleef niet lang,
want hij moest nog vorder en had nog
meer klanten te bedienen.
Intusschen was de meid gekomen die
de mand, met Max er in, in huis zette. De
dokter ging er bij zitten en tilde hem eens
uit de mand en kneep eens in zijn zeeren
poot en lei hem toen weer in de mand.
De dokter vertelde, dat net nog al goed
zou afloopen, de poot was enkel maar een
beetje gekneusd Hij zei, dat i© over een
uur of drie wel terug zou komen en de
noodige middelen mee zou brengen, hij
deed meteen de deur dicht en ging heen
raar zijn andere patiënten Toen er een
paar uur vcrloopen waren stond de dokter
met de faseh voor de deur. Mijnheer ging
er zelf heen cn deed open. De dokter
slapte binnen, ging zitten 011 zette de
hiscli naast zijn steel.
Toen aan het 'praten over het weer en
zooiets en ioen op het eind een lekker
bakje koffie. Toen dat er in zat, haalde ie
zijn taseh voor den dag en nam er eenige
gereedschappen uit en ging daarmee mar
Max.
Topt* de dokter klaar was en netjes alles
opgeruimd had. ging hij weer zitten, praat
te hoe of het met hem ging en hoe lang of
het duren zou. He| duurde niet lang: een
dag of twee en het was weer genezen.
Dat viel mijnheer nog al erg mee want
die dacht dat het nog al een paar weken
duren zou,
Toen dat alles verteld was, ging de dok
ter weer naar huis.
Toen de dokter weg was werd er den
"ohoolop middag over gesproken.
Maar Mies had het nu niet best. war.t
haar vriend kon wel dood gaan, zonder
dat ie het wist. Hij kon er den eersten dag
niet van eten
Maar dat niet alleen, toen zij buitpn
kwam en do kaf van huw-man zakrec
ze zoo'n groote ruzie dat Mies on het ©ind
in de sloot terecht kwam en maar zien
moest hoe ze er weer uit kwam.
Ze dacht zij d'r pi^en, was Max nu maar
hier. dan zou die hom wel eens te grazen
nemen.
Hein Verheugd, Leimuiden.
Jantjes eerste H. Communie.
Jantje was een vroolijke jongen en leer
de uitstekend op de voorbereidingslessen
van zijn eerste H. Communie Hij was pas
zes jaar. Op zekeren dag ging hij met zijn
makkerfies naar huis. Toen ze de straal
over wilden steken, kwam een wagen Jan
tje kon er nog wel langs. Maar opeens
struikelde hij, en viel voor de voeten van
het schichtige paard. Het paard sprong
over Jantje heen. Do voerman kon de wa
gen zoo gauw niet stoppen en Jantje kreeg
liet wiel over zijn borst. En zoo ligt hij nu
ziek te bed. De pastoor komt Jantje eiken
dag bezoeken om hem voor te bereiden
Eindelijk was de dag genaderd. Jgnljes ka
mer word van onder tot boven versierd met
slingers en bloemen. Op een eikenhouten
tafeltje prijkte een H. Hartbeeld met twee
groote waskaarsen. Vader en Moeder wa
ren druk in de weer Eindelijk waren ze
klaar. Ze zaten even te praten, toen er ge
beld werd en werkelijk kwam de pastoor
met twee misdienaars. Eerst ging de pas
toor alleen bij hem in de kamer om biecht
te hooren. Weldra was alles klaar en de
stoet zou naar de kamer van Jantje gaan.
Jantje wachte verheugd. De misdienaars
gingen voorop, daarachter gingen T iesje
en Cato en strooiden papiertjes. Toen
kwam de pastoor met het Allerheiligste en
daarachter Vader en Moeder.
Plechtig trokken ze de kamer binnen en
schaarden zich om het bed van Jantje. De
priester en misdienaars namen eveneens
plaats. De misdienaars baden het confitior
en Jantje ontving plechtig de H Commu
nie. Denzelfden dag nog tegen den avond
kreeg Jantje ijlende koortsen. Het werd
met den dag erger en Jantje begon er
slecht uit te zien Moeder waakte dag in,
dag uit, bij hem. zonder zijn bed te veria-
en. De dokter vreesde het ergste. Een week
fater ging een reine kinderziel ten hemel
on Een blijde glimlach speelde over zijn
vermagerde wangen. Nu kwam ook de
pastoor maar niet, zooals eerst Ze baden
nu samen den Rozenkrans voor kleine
Jantje en drie dagen later werd hij plech
tig na de H. Mis aan de aarde toevor-
trouwd,
Johan Bergsma, Leiden
Hel ondeugende Prinsesje.
Er loefden honderden jaren geleden een
koning, een koningin, en een prinsesje, dat
Elsje heette. Het prinsesje was pas G jaar,
maar was erg stout. Op zekeren dag kwam
er een reus op visite. De kok had groote.
dikke pannekoeken gebakken, wel honderd
De koningin had gezorgd voor een grooten
pot met suiker. Toen alles klaar stond ging
de koning en de koningin eens kijken: alles
was goed, de reus kon ontvangen worden
Nu gingen de koning en de koningin dan
reus tegemoet. Zoo gauw Elsje gezien had
aat pa en moe weg warpn sprong' ze gauw
den eetzaal in, pakte don suikerpot en
gooide hem door het open raam leeg en
deed er zout in. Toen de reus kwam, had
hij verschrikkelijken honger Hij pakte de
eerste de beste pannekoek en stopte hem
heelemaal in den mond.
„Bi, wat smaak! dat vies. 't is zout",
brulde hij Op dat geschreeuw kwam de
koning en de koningin en 'I prinsesje, die
natuurlijk welen wou hoe 't af zou iooper
verschrikt toegeloopen.
„Jullie hebben me bedrogen", zei hij ,,'t
is zout, proef maar eens."
Hij had nog niet uitgesproken, toen Els
je opeens begon ie lacher..
„Jij hebt 'l gedaan, jij gaat met me moe*'
De reus pakte ze op, en nam ze mee het
bosch in, ver, heel ver. Eindelijk waren ze
aan het uis van den reus. Hij zette zo neer
en ging naar de kast. „Ziezoo," zei hij
„ik breng je weer hij je vader en je moe
der als je drie goede werken gedaan hebt",
en meteen zette hij ze builen de deur
Elsje stond vreemd rond t© kijkon en
dacht: vooruit maar. Ze had een eindje
geloopen toen ze een zacht krijschen hoor
de, als van een jonge kraai „Tk zal het
baestje weer in het nestje brengen", dacht
zo Ze pakte het beestje op, klom in den
hooeen boom en legde het kraaitje er in.
Opeens schrok ze. Ze hoorde een zware
slem die zei: „Goed Elsje dat is één goed
werk. Elsje keek om en zag den reus staan
Ze was erg blij, dat de reus het gezien had.
Toen liep Elsje weer verder.
't Was in Maart toen Elsje weer in hot
bosch was. Ze was naar het dorp gewees;
en had een hoop spiegeltjes verkocht voor
2 cent per stuk. Daar zag ze een huisje
staan, 't Meisje liep er naar toe en klopte
aan. Een vroolijke stem riep: binnen. Elsje
haalde den klink over en stond in een
vriendelijk klein vertrekje waar een vrouw
en een klein meisje bij den kachel zaten.
„Kom eens hier meisje", sprak de vrouw
goedig, „zeg mij eens hoe je heet."
„Ik heet Elsje".
„Heb je 't koud."
„Ja."
„Wil je dan even op Mientje passen, dan
zal ik hout gaan halen."
„Dat is goed", sprak Elsje. De vrouw
sloeg haar mantel om en ging weg. Elsje
ging met Mientje sDelen. Na een goed
kwartiertje kwam ie vtouw terug, maakte
vuur aan eu zei: „Je hebt goed opgepast
Elsje". Plotseling ging de deur open en de
reus stond er in. „Dat is je tweede goede
werk Elsje", sprak hij lachend en meteen
ging hij weer weg ook Elsje ging ook weg
c-n ging het boach weer in om het huis vau
den reus op tb zoeken.
't Was zomer geworden.
Ze slenterde weer door het bosch toen
ze om hulp hoorde roepen. Ze liep er naar
toe en zag een klein meisje in het water
liggen. Dadelijk brak ze een tak van een
boom en stak-die het meisje toe. Het meis-
,t pakte 'ra en stond weldra op den weg en
liep hard naar huis Daar stond de reus
naast hem en zei: „Nu breng ik je weer
thuis Elsje, als je me belooft braaf te zijn
„Dat beloof ik u", zei Elsje blij. Ze gin
gen naar het huis van den reus. Elsje
kreeg d'r mooie kleertjes weer aan en ze
gingen gauw op stap. Maar toen zo bij
huis waren vroeg Elsje verschrikt. Hoe
komt die rivier hier? die was er eerst toch
niet?"
„Dat zal ik je zeggen Elsje, dat zijn de
tranen van je vader en je moeder die ze
c-m jou gestort hebben. En raadt nu eens
hoe die rivier heet?"
„Die rivier heet nu.... de Gouwe.
Adriaan Straver, Boskoop.
Het eerlijke Meisje.
't Was Woensdagmiddag. Lies en Belsie
twee buurvriendinnetjes wandelden samen
door het park. Zij wilden net e©u pleintje
oversteken, toen Lies iets in bet graskantje
zag glinsteren. Ze giing er naar toe, bukiw
en.... raapte een gulden op Lies en Bet-
sie bekeken den blanken gulden eens goed
loen ze daar zoo stonden te kijken, kwam
er een opgeschoten meisje aangeloopen,
die in het graskantje gezeten had. Lies stak
den gulden vlug weg en zij liepen door
Maar het opgeschoten meisje, Agnes ge-
keeten, kwam haar achterna en zei, wat
raapten jullie daar op? O niets, zei Lies!
Ja, dat is wel waar, ik zag dat jullie daar
wat opraapten. Nou, zei Betsie, je mag het
wel weten ook 't was een gulden. Zie je
wel, ik zag het goed hoor. Zog Lies, zei Ag
nes, laten wij het geldstuk deelen. „Geen
denken aan, zei Lies, ik geef het aan mijn
moeder die zal wel zeggen wat er er mee
doen moet." En ze liepen weer door
Op het eind van 't plein waarover zij nu
wandelden, kwamen zij Marietje Vermeu
len tegen, dat meisje kenden ze wel. Ze
was armoedig gekleed. Haar vader was
sinds eenige jaren gestorven en nu moes»
haar moeder voor haar en de andere z»is-
jes en broertjes den kost verdienen. Marie
haar moeder werd langzamerhand il
zwakker en zwakker, tot op het laatst haar
moeder niet meer kan en ze moest in bed
blijven liggen. Dit vond Marietje treurig,
r.u moest ZÜ de boodschappen doen, zooals
nu Marietje schreide. Lies die medelijdeu
met haar had vroeg wat er aan scheelde
Ach, zei ze onder het huilen door, ik, moest
een boodschap doen voor mijn moeder eu
nu heb ik mijn gulden verloren, 't Was
juist de laatste, die moeder had Liesje
was inwendig blij, dat zij Marietje helpeu
kon. Die heb ik daar gevonden; huil nu
maar niet, en ze gaf den gulden aan Ma
rietje. Deze was zeer dankbaar en ze gaf
heiden een hand. Toen gingen ze naar huis
terug en vertelden alles aan moeder, die
echt blij was over het gedrag van haar
dochter.
Gonda Tedderoo,
Zoetermeer-Zegwaart.
De Herfst.
De herfst was eindelijk aangekomen. Met
een barsch cn stuursch gezicht en een
grijnslach, spelenle om den mond, kwam
hij in het slormland aan. Hij joeg de bla
deren meters hoog de lucht in; met ztjn
vervaarlijke mond blies hij de fruitbooraen
kaal en al het fruit viel kletterend ter aar
de. Als de boomen kwaad van hem spra
ken, dan nam hij zijn zweep en sloeg er
700 erbarmelijk op los, dat ze bogen cn
zwiepten van angst. Zelfs de menschen
waren bang voor den herfs' en vreesden
hem. Soms kwam hij de menschen plagen
en sarren, met regenbuien en onweer
Zoo ook eens op een goeden dag in den
herfst, scheen de zon op zijn best. om dei
menschen te toonen dat zij er ook nog wso
p-xi de stnwrsche herfst niet alles te beve
len had Maar weldra ontstok de plunde
raar in hevige woede en drift. Hij riep vee!
wolken te zamen en beval hen: „zich voor
de zon te plaatsec".
De zon, dteptreurig, ga-f haar laatste
krachten op en bedekte haar bedroefd ge
zicht met een ondoordringbaren sluioT en
het werd duister en triest alom. Daarna
vertoonde zich een hertg schouwspel in de
lucht De plunderaar nam rijn wapen»:
Donderslagen en bliksemflitsen volgden
elkaar op en daarna kletterde den regen
neer en al wat niet steTtg en rast stond,
werd meegesleurd In de vaart, verwoest ©n
vernield. Daarna echter nam hij zijn ge
weer en schoot hagelbuien van kleine
witte kogeltjes op den grond neder De
menschen namen nu hun paraplu's en sta
ken deze op. De veroveraar zag dat en ver
dubbelde zijn kracht en weiara was ge*,
paraplu meer te zien. tegen zulke ruW
den en stormvlagen, was niets bestand
Doch strenge heeren regeeren niet |an.
Daags daarna scheen de zon weer en lach*
haar vijand uit Deze zag dat het niets
daan was en koos voor eenige dagen bs
hazenpad om later met vernieuwde krat*
weerom te komen tot de Wintervorsi
troon besteeg. Deze werd met vee!
juich door de schooljeugd ontvangen, ma»
dat was voor de armen, die m den wiml
gebrek en koude lijden, volstrekt niet
geval.
J. Kemperman, Leiden.
Twee Moeders.
Behalve mijn moeder
Mijn moeder op aard,
Bezit ik een moeder
Die het meeste is waard.
Zij woont in den hemel
Bij Jezus, haar Zoon.
In 'n kleed van goudene sterren
Op heur hoofd een goudene kroon
Zij is als de bloemen
Zoo schoon en zoo rein.
Haar lach is als stralen
Vol gouden zonneschijn
Maria, o Moeder
Van God en van mij,
Hoe lieflijk, hoe zalig,
Hoe vlek'loos zijt gij!
Cadier
Avondwandeling.
Eens ging
Bij schemering
Ik wat wandelen.
Langzaam daalde
De zon die straalde
En ging onder rood als bloed
Kleurend de weide
Bosch en heide
Rosig door zijn stralengloed.
En van verre
Zag 'k een sterre
Aan den held'ren hemel staan
Als 'n vredige stond
Kwam kalm in 't rond
Do avond <>n plots.de maan
Toen kwam de nacht.
Rustig en zacht,
Als 'n vogel op vleugelen zwei
En toen bewustte ik mij -
Hoe oneindig groot Hij is,
Die alles geschapen heeft.
Nog lang keek m'n oog
Starend omhoog,
Naar schitt'rende sterrenpracht
Ik wou dat ik een vn^el was!
Ik wou dat ik een vogel was!
Dan was ik altijd buiten.
Ik kon dan in dien hoogen boom
Mijn liedje zitten fluiten.
Ik wou dat ik een vogel was!
Dan was het uit met leeren.
De boeken zou ik aan mijn zus.
Of aan mijn broer vereeren.
Ik wou dat ik een vno-ol wasi
Ik ging naar zee of beid,
Ik vloog naar verre bnsschen toe
Of naar de groene weide
A Diebeis, T.eidea
De maand van 't H. Hart.
Het is thans de maand van 't H Hart,
De maand die alom gekend, bemind,
En geëerd wordt dat H. Hart.
Ja thans bidt ieder Katholiek kind:
Geëerd zij 't H. Hart.
Thans prijkt in bloemenpracht
De beelf'nis van Hem die op aard'
De vrede des harten heeft gebracht.
En na negentien eeuwen klinkt hei n«
op art
Eere zij aan 't Godd'liik Hart.
Hij schoDk op aard' zijn milde zegen
Aan allen die Hij toen beminde.
Maar thans ook geeft Hij allerweee
Pezen nog aan allen, goed gezinde
Eere zij aan Jezus H Hart
Dit is een kreet die wordt gehoord
Door heel de wereld henen,
Van Oost tot West, van Zuid tot Noord,
Ts Jezus wensch verschonen:
Gegroet o H. Hart van Jezus.
Dat op het kruishout werd doorboord,
Doorboord voor onze zonden.
Deen zondaar hliift thans onverhnrrd,
Fen genadestroom wordt gezonden
Door Jezus H. Hart.
Fn toen Hij door Margaretha
Zijn belofte deed aan alle mpnschen
TTem te beminnpn steeds gpsta.
Toen gaf zij aan alle menschen
Den raad: te eeren Jezus H Hart.
Fn thans wordt aan Jezus H Hart
Alomme 't Koningschap gegeven.
Tn hnis en hof en kerk wordt 't H. Hit!
Weer eer en lof gegeven
Aan Jezus H. Hart.
Onk voor Jezus liefde in 'f H SacW®®1
Buigt jone en oud zich neder.
Pony ieder dip Jezus liefde kent
Klinkt thans dan ook weder:
Geëerd zij 't Eucharistisch Hnrll
Fti als dan eenmaal komt de stond®
Dat do dood ons zal verslaan.
Al waren wij belaan met zonden
Dan zal ons Jezus wel verstaan.
O, redt ons dan o TT TTart van Jezw
Truus Droog, OndJj
Dit aardlw versje van Trans W"
oii pas te plaalspn Tk vond hel
andore paperassen en fk vind het t«
om het niet te plaatsen, al zijn
juist piet in de maand van H 1"*^