VOOR ONZE KINDEREN. CORRESPONDENTIE. Adriana Hennoken, Zegwaart Dat opslel vind ik heel aardig. Ik zou de volgende week maar eens goed toekijken Ik wed, dan dat „Haastige spoed is zelden goed" met jouw naam ondorteekend in ons Hoekje is opgenomen. Begin al vasi aan iets nieuws! Je moet voor onzen a.s. wedstrijd eens een mooi verhaaltje maken Zul je? Ik zal eens goed opletten, of ik Adriana ook op 't appèl vind. Veel groetjes thuis! Truus Droog, Oud-Ad o. Ik ben blij voor jou en voor vader dat het versje niet is overgeschreven. En om jou oen pleizior te doen en vader te toonen, dat bij ons niets verloren gaat en iedereen zijn beurt krijgt, zal ik mijn braaf Nichtje uit Oud-Ade nu reeds aan 't woord laten. Zie eens, of nergens iets staat. Dag Truus- je! Zio ik jo met Kerstmis ook weer? En maak weer eens zoo'n mooi versje. Vader mag gerust een handje helpen. Hein Verheugd, Leimuiden. Om jou eens een groot pleizier te doen, laat ik het grroote Avontuurtje van Mies en Max plaatsen. Het is anders nogal geen stuk! Jij bent lang van stof, mijn vriend! Dat mag ik wel! Begin eens aan een ander verhaaltje, dan ben je voor den volgenden wedstrijd zoo klaar Dag Hein! Tot ziens hoor! Johannos Hondriks, Leiden. Waar heb jij dat verhaaltje gelezen klein vriendje! Ik herinner me ook zoo iets in lang vervlogen jaren gelezen te hebben, maar weet niet meer waar? En dan.jij hebt er heel wat uitgelaten. Dat is jam mer! Als het compleet was. liet ik hei plaatsen Maar zelf eens wat Vader of moeder mogen gerust een handje helpen. Dag Johan! Jacob van Schie, Leiden. Jij hebt het niet zoo gelukkig getroffen als met de prijzen hé, Jacob, Ik vind jouw brief he» laatst en. als wat fo verdienen is. sta jij in het eerste gelid bij Vrouwe For- tuna. Jouw verhaaltje is erg klein en met heel veel zorg is het niet gemaakt. Maak eens voor den volgenden wedstrijd wat moois. Jij kunt als je wilt Zul je? Maak veel groetjes aan je ouders. Mis schien laat ik toch Tiilseinde plaatsen. Ziezoo! nu beu ik door den stapel cor respondentie hccngeworsteld en hebben SA jjeefies en nichtjes een briefjo van me ge had. T.k zio jvllie zeker met Kerstmis allen terug. Ik zov jullie een goeion raad wil len geven. Begin nu al aan 't verhaal. Schrijf mooi en danzorg voor min stens drie kantjes vol. De volgende week beginnen we aan een nieuw verhaaltje. Ik heb voor dezen keer geen sprookie gemaakt, maar een gewoon verhaaltje. Tiet heet „O u d Vrouwtje" Twee vriendinnetjes zijn vriendelijk, voor komend en behulpzaam voor het Oude Moedertje en uit dankbaarheid vermaakt deze aan beide kinderen alles wat zij be zit. Meer zeg ik er voorloopig niet van. Tot Zaterdag! De volgende week ga ik door met het be antwoorden der vragen. Wie wat te vra gen heeft, vrage. Oom W i m. DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX door Oom Wim. Avontuur XXVI. Een week later! Mies is ziek. Zo eet en drinkt niet; voelt zich hongerig en naar en heeft geen lust in een malseli muizeboutje. Max zal de dokter zijn. Wat scheelt or aan Miesje? Ik ben ziek. Zoo! Steek do tong uit! Laat me do pols voelen! Sla met don staart! Zeg eens miauw! 3 maal achter elkaar. (Miesjo doet alles en gehoorzaamd als een kind). Zoo! de zaak is in orde Ik weet, wal er aan scheelt Kom mee! Er gaat niets boven een heerlijk bad; eerst in het heldere water; dan in d3 warme zon. Donk je dat Max? Jij kunt het weten; 6en dokter weot alles. Kom dan! En ze gaan! En Max dompelt Mies drie maal onder in de heldere beek en legt zo daarna in het warme zonnetje te stoven en ie braden. Daarna rolt hij ze eenige keereu door het zachte gras en toen?. Toen voelde zich Mies opeens beter. Schei uit Max, schei uit! Ik voel me veel heter. Jij bent een knappe dokter En van blijdschap springt Mies, Max op den rug, die met den patiënt ervandoor rent; tot ze weer in huis zijn. Dank ie wel Max! Niets te danken Mies! Jou te genezen was mijn plicht en een waar feest voor mij. Avontuurtje van Mies en Max, dat niet best afliep. Mies en Mex waren trouwe vrienden van elkaar. Ze hadden nog nooit zoolang hun vriendschap bestond een ruzie gehad Dat kwam zoo: Als Mies iets wist, werd het volbracht, wist Max wat, dan werd hel ook volbracht. Maar Mies was altijd voor en wist altijd grappen en malligheden. Max wist ze ook wel, maar die moest er altijd een poosje over denken en zoo was Mies hem voor, Zoo was het ook eens op een keer dat Mies iels wist dal ook nog wel aardig was, Max zei tegen Mies, jij bent een leelijke grapneus, jij bent mij altijd voor. En weet je, wat dat was? Ik zal het je eens vertellen Ze zouden Hector, den hond van buur man eens te pakken nemen. Maar die grap liep verkeerd af want het was net of Hector het wist, want zoo gauw loen Max bij zijn hok was en Max zijn kluif te pakken had, zei Hector hap cn beel Max in zijn linkerachterpoot, zoodat hij bijna niet meer loopen kon. Max was zoo geschrokken dat ie van do schrik de kluif liet vallen. Toon Mies Max aan zag komen, moest zg eerst lachen maar dat duurde niet lang want zoo gauw toen de hond hij haar was begon hij een beetje te janken dat Mies naar hem toeliep en hem troostte, maar dat hielp niet veel. Toen Mies vroeg wat er gebeurd was. zei Max, laten wo naar huis toe loopen dan vertel ik het wel. Mies gaf Max een arm en zoo liepen ze samen babbelend en keuvelc-nrl naar huis Onderweg begon Max te vertellen, wat ©r voorgevallen was. Hij zei dat ie dat nooit meer deed, zoo'n gevaarlijke grap uit te halen. Als Mie3 weer eens iets wisf moest ze het zelf maar doen. Ik zou je lekker danken. Verbeeld je eens dat ik het eens gedaan had. hij had mij heelomaal opgevreten, dat leelijk mor eler, Want het is me een beest, vooral als die eroote muil van hem open gaat, en die leoliike groote tanden van hem te voor schijn komen. Tk ril er van als ik er aan denk. Met dat Mies uitgepraat was. gaf Max een gil: Wat is dat riep Mies, wol ik stoot mijn heen zoo hard aan een steen, dat ie er nu bijna heelemaal af is. Kom, kom niet zoo somber een beetje minder kan ook wel. Je praat goed. maar jij voelt de niin niet, die ik heb. Kiik maar eens Max tilde zijn poot op. hij hing er heelemaal hij te slingeren. Mies schrok er van, de rillingen gingen over d'r lijf heen. Ja. nu geloofde zo foeh wel dat het pijn deed Ondpr al dat Praten en babbelen waren ze eindelijk bij Max zijn hok gekomen, no" even gepraat en het duurde niet lang of de voordeur van het huis ging open Do meid bleef even kijken en opeens b^gon ze te lachen. Want ze zag M'es en Max ge armd voor de deur zitten. Toen ze uitge lachen was, ging ze naar binnen om den baas en de vtouw dat schouwtooneel mede te deelen. Zoo gauw toen ze de deur van de kamer ooendeed, vroeg ze on ze even kwamen kijken hoe mooi of het buiten voor de stoep was. Ze stonden gauw op om eens te zien wat er gaande was. Intnsschen dnf ie bij den deur gekomen was hadden Mies en Max afscheid van elkaar genomen. Dus het moois was al weer weg voor dat ze er bij waren. Dus da' viel tegen. Maar nu erg teeen ook want zoo gauw, toen ze zagen dat Max zijn poot zoo bezeerd had. De meid werd intus- schen geroepen om een mand met hooi klaar te zetten en oen bakje drinken erbij Intusschen had mijnheer den hond opge pakt en mee naar binnen genomen En hem bij zijn bakje melk neergezet. Maar Max had geen dorst, hij lei liever m zijn mandje met hooi. Toen ze zagen dat Max geen dorst had. pakten ze hem op en legden hem heel voor zichtig in zijn mand, deden toen de deui dicht en gingen toen weer naar de kamer tf-rug, om daar samen te overleggen wat ze met Max doen zouden. Mevrouw vond het heter, dat de honden dokter morgen maar kwam om er een» naar t0 kijken. Want het zou zonde wezen als do lieve, beste, brave, trouwe en goedo hond dood ging. Toen ze dat allemaal bepraat hadden en een kopje koffie uitgedronken hadden raadde do baas haar aan om maar gauw poor bed te gaan en er voor Dinsdag maar niet meer over te denken. Toen gingen ze samen naar bed en dachten nergens meer over. totdat zij 's morgens opstonden Zio nu. dit is nu het avontuur van Mies en Max dat slecht afliep. Nu ga ik er het volgende van vertellen wat met Max gebeurde. 's Morgens bij het ontwaken, was hun eerste werk even gauw naar Max te kijken hoe die liet maakte. Toen do meid gegeten had, deed ze een beetje brood en een beetje melk in een bakio en bracht dat naar Max. Maar Max was ziek en at of dronk nief Toen 's morgens de dokter voorbijging, zit mijnheer voor het raam te schrijven, hij tikte en ja hoor, de dokter stapte af, zette zijn fiets togen het hek aan en ging toen naar de deur toe. Mijnheer stond al bij den ingang te waclitpn en vroeg of de dok ter even binnen wilde komen Dat deed de Vikter toon maar. Hij bleef niet lang, want hij moest nog vorder en had nog meer klanten te bedienen. Intusschen was de meid gekomen die de mand, met Max er in, in huis zette. De dokter ging er bij zitten en tilde hem eens uit de mand en kneep eens in zijn zeeren poot en lei hem toen weer in de mand. De dokter vertelde, dat net nog al goed zou afloopen, de poot was enkel maar een beetje gekneusd Hij zei, dat i© over een uur of drie wel terug zou komen en de noodige middelen mee zou brengen, hij deed meteen de deur dicht en ging heen raar zijn andere patiënten Toen er een paar uur vcrloopen waren stond de dokter met de faseh voor de deur. Mijnheer ging er zelf heen cn deed open. De dokter slapte binnen, ging zitten 011 zette de hiscli naast zijn steel. Toen aan het 'praten over het weer en zooiets en ioen op het eind een lekker bakje koffie. Toen dat er in zat, haalde ie zijn taseh voor den dag en nam er eenige gereedschappen uit en ging daarmee mar Max. Topt* de dokter klaar was en netjes alles opgeruimd had. ging hij weer zitten, praat te hoe of het met hem ging en hoe lang of het duren zou. He| duurde niet lang: een dag of twee en het was weer genezen. Dat viel mijnheer nog al erg mee want die dacht dat het nog al een paar weken duren zou, Toen dat alles verteld was, ging de dok ter weer naar huis. Toen de dokter weg was werd er den "ohoolop middag over gesproken. Maar Mies had het nu niet best. war.t haar vriend kon wel dood gaan, zonder dat ie het wist. Hij kon er den eersten dag niet van eten Maar dat niet alleen, toen zij buitpn kwam en do kaf van huw-man zakrec ze zoo'n groote ruzie dat Mies on het ©ind in de sloot terecht kwam en maar zien moest hoe ze er weer uit kwam. Ze dacht zij d'r pi^en, was Max nu maar hier. dan zou die hom wel eens te grazen nemen. Hein Verheugd, Leimuiden. Jantjes eerste H. Communie. Jantje was een vroolijke jongen en leer de uitstekend op de voorbereidingslessen van zijn eerste H. Communie Hij was pas zes jaar. Op zekeren dag ging hij met zijn makkerfies naar huis. Toen ze de straal over wilden steken, kwam een wagen Jan tje kon er nog wel langs. Maar opeens struikelde hij, en viel voor de voeten van het schichtige paard. Het paard sprong over Jantje heen. Do voerman kon de wa gen zoo gauw niet stoppen en Jantje kreeg liet wiel over zijn borst. En zoo ligt hij nu ziek te bed. De pastoor komt Jantje eiken dag bezoeken om hem voor te bereiden Eindelijk was de dag genaderd. Jgnljes ka mer word van onder tot boven versierd met slingers en bloemen. Op een eikenhouten tafeltje prijkte een H. Hartbeeld met twee groote waskaarsen. Vader en Moeder wa ren druk in de weer Eindelijk waren ze klaar. Ze zaten even te praten, toen er ge beld werd en werkelijk kwam de pastoor met twee misdienaars. Eerst ging de pas toor alleen bij hem in de kamer om biecht te hooren. Weldra was alles klaar en de stoet zou naar de kamer van Jantje gaan. Jantje wachte verheugd. De misdienaars gingen voorop, daarachter gingen T iesje en Cato en strooiden papiertjes. Toen kwam de pastoor met het Allerheiligste en daarachter Vader en Moeder. Plechtig trokken ze de kamer binnen en schaarden zich om het bed van Jantje. De priester en misdienaars namen eveneens plaats. De misdienaars baden het confitior en Jantje ontving plechtig de H Commu nie. Denzelfden dag nog tegen den avond kreeg Jantje ijlende koortsen. Het werd met den dag erger en Jantje begon er slecht uit te zien Moeder waakte dag in, dag uit, bij hem. zonder zijn bed te veria- en. De dokter vreesde het ergste. Een week fater ging een reine kinderziel ten hemel on Een blijde glimlach speelde over zijn vermagerde wangen. Nu kwam ook de pastoor maar niet, zooals eerst Ze baden nu samen den Rozenkrans voor kleine Jantje en drie dagen later werd hij plech tig na de H. Mis aan de aarde toevor- trouwd, Johan Bergsma, Leiden Hel ondeugende Prinsesje. Er loefden honderden jaren geleden een koning, een koningin, en een prinsesje, dat Elsje heette. Het prinsesje was pas G jaar, maar was erg stout. Op zekeren dag kwam er een reus op visite. De kok had groote. dikke pannekoeken gebakken, wel honderd De koningin had gezorgd voor een grooten pot met suiker. Toen alles klaar stond ging de koning en de koningin eens kijken: alles was goed, de reus kon ontvangen worden Nu gingen de koning en de koningin dan reus tegemoet. Zoo gauw Elsje gezien had aat pa en moe weg warpn sprong' ze gauw den eetzaal in, pakte don suikerpot en gooide hem door het open raam leeg en deed er zout in. Toen de reus kwam, had hij verschrikkelijken honger Hij pakte de eerste de beste pannekoek en stopte hem heelemaal in den mond. „Bi, wat smaak! dat vies. 't is zout", brulde hij Op dat geschreeuw kwam de koning en de koningin en 'I prinsesje, die natuurlijk welen wou hoe 't af zou iooper verschrikt toegeloopen. „Jullie hebben me bedrogen", zei hij ,,'t is zout, proef maar eens." Hij had nog niet uitgesproken, toen Els je opeens begon ie lacher.. „Jij hebt 'l gedaan, jij gaat met me moe*' De reus pakte ze op, en nam ze mee het bosch in, ver, heel ver. Eindelijk waren ze aan het uis van den reus. Hij zette zo neer en ging naar de kast. „Ziezoo," zei hij „ik breng je weer hij je vader en je moe der als je drie goede werken gedaan hebt", en meteen zette hij ze builen de deur Elsje stond vreemd rond t© kijkon en dacht: vooruit maar. Ze had een eindje geloopen toen ze een zacht krijschen hoor de, als van een jonge kraai „Tk zal het baestje weer in het nestje brengen", dacht zo Ze pakte het beestje op, klom in den hooeen boom en legde het kraaitje er in. Opeens schrok ze. Ze hoorde een zware slem die zei: „Goed Elsje dat is één goed werk. Elsje keek om en zag den reus staan Ze was erg blij, dat de reus het gezien had. Toen liep Elsje weer verder. 't Was in Maart toen Elsje weer in hot bosch was. Ze was naar het dorp gewees; en had een hoop spiegeltjes verkocht voor 2 cent per stuk. Daar zag ze een huisje staan, 't Meisje liep er naar toe en klopte aan. Een vroolijke stem riep: binnen. Elsje haalde den klink over en stond in een vriendelijk klein vertrekje waar een vrouw en een klein meisje bij den kachel zaten. „Kom eens hier meisje", sprak de vrouw goedig, „zeg mij eens hoe je heet." „Ik heet Elsje". „Heb je 't koud." „Ja." „Wil je dan even op Mientje passen, dan zal ik hout gaan halen." „Dat is goed", sprak Elsje. De vrouw sloeg haar mantel om en ging weg. Elsje ging met Mientje sDelen. Na een goed kwartiertje kwam ie vtouw terug, maakte vuur aan eu zei: „Je hebt goed opgepast Elsje". Plotseling ging de deur open en de reus stond er in. „Dat is je tweede goede werk Elsje", sprak hij lachend en meteen ging hij weer weg ook Elsje ging ook weg c-n ging het boach weer in om het huis vau den reus op tb zoeken. 't Was zomer geworden. Ze slenterde weer door het bosch toen ze om hulp hoorde roepen. Ze liep er naar toe en zag een klein meisje in het water liggen. Dadelijk brak ze een tak van een boom en stak-die het meisje toe. Het meis- ,t pakte 'ra en stond weldra op den weg en liep hard naar huis Daar stond de reus naast hem en zei: „Nu breng ik je weer thuis Elsje, als je me belooft braaf te zijn „Dat beloof ik u", zei Elsje blij. Ze gin gen naar het huis van den reus. Elsje kreeg d'r mooie kleertjes weer aan en ze gingen gauw op stap. Maar toen zo bij huis waren vroeg Elsje verschrikt. Hoe komt die rivier hier? die was er eerst toch niet?" „Dat zal ik je zeggen Elsje, dat zijn de tranen van je vader en je moeder die ze c-m jou gestort hebben. En raadt nu eens hoe die rivier heet?" „Die rivier heet nu.... de Gouwe. Adriaan Straver, Boskoop. Het eerlijke Meisje. 't Was Woensdagmiddag. Lies en Belsie twee buurvriendinnetjes wandelden samen door het park. Zij wilden net e©u pleintje oversteken, toen Lies iets in bet graskantje zag glinsteren. Ze giing er naar toe, bukiw en.... raapte een gulden op Lies en Bet- sie bekeken den blanken gulden eens goed loen ze daar zoo stonden te kijken, kwam er een opgeschoten meisje aangeloopen, die in het graskantje gezeten had. Lies stak den gulden vlug weg en zij liepen door Maar het opgeschoten meisje, Agnes ge- keeten, kwam haar achterna en zei, wat raapten jullie daar op? O niets, zei Lies! Ja, dat is wel waar, ik zag dat jullie daar wat opraapten. Nou, zei Betsie, je mag het wel weten ook 't was een gulden. Zie je wel, ik zag het goed hoor. Zog Lies, zei Ag nes, laten wij het geldstuk deelen. „Geen denken aan, zei Lies, ik geef het aan mijn moeder die zal wel zeggen wat er er mee doen moet." En ze liepen weer door Op het eind van 't plein waarover zij nu wandelden, kwamen zij Marietje Vermeu len tegen, dat meisje kenden ze wel. Ze was armoedig gekleed. Haar vader was sinds eenige jaren gestorven en nu moes» haar moeder voor haar en de andere z»is- jes en broertjes den kost verdienen. Marie haar moeder werd langzamerhand il zwakker en zwakker, tot op het laatst haar moeder niet meer kan en ze moest in bed blijven liggen. Dit vond Marietje treurig, r.u moest ZÜ de boodschappen doen, zooals nu Marietje schreide. Lies die medelijdeu met haar had vroeg wat er aan scheelde Ach, zei ze onder het huilen door, ik, moest een boodschap doen voor mijn moeder eu nu heb ik mijn gulden verloren, 't Was juist de laatste, die moeder had Liesje was inwendig blij, dat zij Marietje helpeu kon. Die heb ik daar gevonden; huil nu maar niet, en ze gaf den gulden aan Ma rietje. Deze was zeer dankbaar en ze gaf heiden een hand. Toen gingen ze naar huis terug en vertelden alles aan moeder, die echt blij was over het gedrag van haar dochter. Gonda Tedderoo, Zoetermeer-Zegwaart. De Herfst. De herfst was eindelijk aangekomen. Met een barsch cn stuursch gezicht en een grijnslach, spelenle om den mond, kwam hij in het slormland aan. Hij joeg de bla deren meters hoog de lucht in; met ztjn vervaarlijke mond blies hij de fruitbooraen kaal en al het fruit viel kletterend ter aar de. Als de boomen kwaad van hem spra ken, dan nam hij zijn zweep en sloeg er 700 erbarmelijk op los, dat ze bogen cn zwiepten van angst. Zelfs de menschen waren bang voor den herfs' en vreesden hem. Soms kwam hij de menschen plagen en sarren, met regenbuien en onweer Zoo ook eens op een goeden dag in den herfst, scheen de zon op zijn best. om dei menschen te toonen dat zij er ook nog wso p-xi de stnwrsche herfst niet alles te beve len had Maar weldra ontstok de plunde raar in hevige woede en drift. Hij riep vee! wolken te zamen en beval hen: „zich voor de zon te plaatsec". De zon, dteptreurig, ga-f haar laatste krachten op en bedekte haar bedroefd ge zicht met een ondoordringbaren sluioT en het werd duister en triest alom. Daarna vertoonde zich een hertg schouwspel in de lucht De plunderaar nam rijn wapen»: Donderslagen en bliksemflitsen volgden elkaar op en daarna kletterde den regen neer en al wat niet steTtg en rast stond, werd meegesleurd In de vaart, verwoest ©n vernield. Daarna echter nam hij zijn ge weer en schoot hagelbuien van kleine witte kogeltjes op den grond neder De menschen namen nu hun paraplu's en sta ken deze op. De veroveraar zag dat en ver dubbelde zijn kracht en weiara was ge*, paraplu meer te zien. tegen zulke ruW den en stormvlagen, was niets bestand Doch strenge heeren regeeren niet |an. Daags daarna scheen de zon weer en lach* haar vijand uit Deze zag dat het niets daan was en koos voor eenige dagen bs hazenpad om later met vernieuwde krat* weerom te komen tot de Wintervorsi troon besteeg. Deze werd met vee! juich door de schooljeugd ontvangen, ma» dat was voor de armen, die m den wiml gebrek en koude lijden, volstrekt niet geval. J. Kemperman, Leiden. Twee Moeders. Behalve mijn moeder Mijn moeder op aard, Bezit ik een moeder Die het meeste is waard. Zij woont in den hemel Bij Jezus, haar Zoon. In 'n kleed van goudene sterren Op heur hoofd een goudene kroon Zij is als de bloemen Zoo schoon en zoo rein. Haar lach is als stralen Vol gouden zonneschijn Maria, o Moeder Van God en van mij, Hoe lieflijk, hoe zalig, Hoe vlek'loos zijt gij! Cadier Avondwandeling. Eens ging Bij schemering Ik wat wandelen. Langzaam daalde De zon die straalde En ging onder rood als bloed Kleurend de weide Bosch en heide Rosig door zijn stralengloed. En van verre Zag 'k een sterre Aan den held'ren hemel staan Als 'n vredige stond Kwam kalm in 't rond Do avond <>n plots.de maan Toen kwam de nacht. Rustig en zacht, Als 'n vogel op vleugelen zwei En toen bewustte ik mij - Hoe oneindig groot Hij is, Die alles geschapen heeft. Nog lang keek m'n oog Starend omhoog, Naar schitt'rende sterrenpracht Ik wou dat ik een vn^el was! Ik wou dat ik een vogel was! Dan was ik altijd buiten. Ik kon dan in dien hoogen boom Mijn liedje zitten fluiten. Ik wou dat ik een vogel was! Dan was het uit met leeren. De boeken zou ik aan mijn zus. Of aan mijn broer vereeren. Ik wou dat ik een vno-ol wasi Ik ging naar zee of beid, Ik vloog naar verre bnsschen toe Of naar de groene weide A Diebeis, T.eidea De maand van 't H. Hart. Het is thans de maand van 't H Hart, De maand die alom gekend, bemind, En geëerd wordt dat H. Hart. Ja thans bidt ieder Katholiek kind: Geëerd zij 't H. Hart. Thans prijkt in bloemenpracht De beelf'nis van Hem die op aard' De vrede des harten heeft gebracht. En na negentien eeuwen klinkt hei n« op art Eere zij aan 't Godd'liik Hart. Hij schoDk op aard' zijn milde zegen Aan allen die Hij toen beminde. Maar thans ook geeft Hij allerweee Pezen nog aan allen, goed gezinde Eere zij aan Jezus H Hart Dit is een kreet die wordt gehoord Door heel de wereld henen, Van Oost tot West, van Zuid tot Noord, Ts Jezus wensch verschonen: Gegroet o H. Hart van Jezus. Dat op het kruishout werd doorboord, Doorboord voor onze zonden. Deen zondaar hliift thans onverhnrrd, Fen genadestroom wordt gezonden Door Jezus H. Hart. Fn toen Hij door Margaretha Zijn belofte deed aan alle mpnschen TTem te beminnpn steeds gpsta. Toen gaf zij aan alle menschen Den raad: te eeren Jezus H Hart. Fn thans wordt aan Jezus H Hart Alomme 't Koningschap gegeven. Tn hnis en hof en kerk wordt 't H. Hit! Weer eer en lof gegeven Aan Jezus H. Hart. Onk voor Jezus liefde in 'f H SacW®®1 Buigt jone en oud zich neder. Pony ieder dip Jezus liefde kent Klinkt thans dan ook weder: Geëerd zij 't Eucharistisch Hnrll Fti als dan eenmaal komt de stond® Dat do dood ons zal verslaan. Al waren wij belaan met zonden Dan zal ons Jezus wel verstaan. O, redt ons dan o TT TTart van Jezw Truus Droog, OndJj Dit aardlw versje van Trans W" oii pas te plaalspn Tk vond hel andore paperassen en fk vind het t« om het niet te plaatsen, al zijn juist piet in de maand van H 1"*^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 16