ONS MODEBLAD. beweegt nauw merkbaar een ader en blijft uc hoop koesteren van den wakenden pries ter. Reeds verneemt men het eerste hanen gekraai, oen nieuwen dag. aankondigend, dc wind wordt koud en scherp'; warmer en heeler stroomt bel bloed in des pric-slers aderen, koortsrillingen overvallen hem Nog eenmaal verzamelt hij allo krachten en spreekt van alles, dat de verstoktheid van een armen zondaar breken kau. Dan zegent hij hem nog eenmaal en gaat naar huis, altijd en altijd weer om barmharlig- beid smeekend voor den afgedwaalde. Wederom knarsen de hartelooze kiezel- 6 teen en cn giechelen spottend tol den pries- I Ier, als had hij een vergecfschen' tocht ge maakt, maar 'W .de palmen langs den weg, i i'uiscben zachte stemmen een melodieus lied: „Looft en prijst den Heer, want Hij is goed en Zijn barmhartigheid duurt eeu wig". Met vragende blikken ziel de pastoor naar den sterrenhemel opwaarts: Zult Gij hem niet verloren laten gaan en den man redden, waarvoor ik zoo lang heb ge waakt?" .,N. D. Crl." DE TYPHUS. TI. I Ocrzaak Verspreiding Voorbehoedmiddelen. In ons vorig artikel hebben wij gezien van hoe groot gewicht, hij dc verspreiding e'er Typhus, de bacillendragers zijn en hoe door deze, de enkele, op zich zelf staande gevallen der ziekte, de z. g. sporadi sche gevallen veroorzaakt worden. Dc grootste rol echter speelt ongetwij feld het water hij do verspreiding dei- Typ h us. In den laatslen tijd heeft men bij talrij ke epidemiën duidelijk kunnen aantoonen, dat uitbreiding der ziekte wordt veroor zaakt door water hesmet met typhusbacil- len. Pompwater afkomstig uit welputten en regenputten kan verontreinigd zijn door defecte riolen en beerputten. Ook sfroomend water d. i. het water in de rivieren kan natuurlijk door uitloozing der riolen of door uitwerpselen van typhus- paliënten aan boord van schepen besmet zijn. In sommige rivieren vindt men bijna constant lyphusbacillen. Een bijzondere heteekenis hebben -Ie Typhusepidemiën, die veroorzaakt worden door besmet water uil do waterleidingen. De oorzaak dier besmetting is gewoonlijk verontreiniging der bron of niet voldoende filtereering. Zoo kwamen in Hamburg, München en Petersburg jarenlang talrijke typhusgevallen voorr die plotseling sterk verminderden bij hetere watervoorziening. Ook op indirecte wijze kan water typhus overbrengen bijv. door ijs, door kunst matig bereid mineraal water, door rauwe groenten (salade, ra dijs, etc.) afgespoeld in hesmei. water en vooral door melk. Dc melk wordt nl. besmet door bijgevoegd verontreinigd water of door bewaren in melkbussen of emmers uitgespoeld in be smet water. Op di|. laatste wil ik vooral hier dc aan dacht vestigen in verband met, de thans hier en daar voorkomende typhusgevallen. Nog maar al te dikwijls ziet men hoe melk gerei soms in vaarten cn slooten worclt „schoon gemaakt". Dqzo wijze van reinigen is al af te keu ren in tijden, dat geen besmettelijke ziek ten dreigen, omdat .slootwater meestal ver ontreinigd is door allerlei afval en door rioobstoffen en daarom is deze reinigings methode dus op zijn minst genomen al zeer onsmakelijk. Bij dreigende Typhus echter, en nu toch een ieder kan weten dat aldus de besmet ting zeer in den hand gewerkt wordt, is deze methode onveranwoordelijk en gevaar lijk. Leerzaam in dit opzicht is wel bet vol gende geval. In een der grpoto sleden van ons land kwamen in een groot gemeenteziekenhuis plotseling talrijke typhusgevallen voor en wel alleen onder het verplegend personeel Alhoewel voorgeschreven was dat zoowel patiënten als personeel slechts gekookte melk mochten gebruiken en dc patiënten die dan ook steeds gekookt kregen, warén or toch onder het persoueel velen, die mol 't oog op den sniaak van gekookte molk deze ongekookt gebruikten. Nu was het merkwaardig, dat alleen die gene waren aangetast, die de melk onge-/ kookt hadden gebruikt. Het was dus duidelijk dat zeer waar schijnlijk de melk hesraet was en men (oog op onderzoek uit. De melkleverancier woon de op een hofstede in oen dorp nabij do stad. Het onderzok bracht liet volgende aan het licht. In het gezin van den melkleve rancier kwam geen geval van Typhus vcv, wel echter op een der hofsteden aldaar in den omtrek op tamelijk grooten afstand gelegen. Men bad daar de uitwerpselen van den lijder in den sloot, geworpen en aldus het water besmet. Het bleek dat de slooten van de beide hofsteden met elkan der in verbinding stonden en dat op die manier ook bet water, waarin tot dusverre cc melkleverancier zijn melkgerei schoon maakte, waarschijnlijk besmet was gewor den, hetgeen bet bacteriologisch onderzoek dan ook later bewees. Dit feit.bewijst opnieuw hoe noodzakelijk bel is om toch steeds de melk gekookt <o gebruiken, doch levens welke ernstige ge volgen kunnen ontstaan, indien, voor hel materiaal dat voor bewaren cn vervoeren van melk wordt gebruikt niet zuiver water wordt gebruikt, De beste reinigingsmethode is daarom gebruik te maken vnn kokend water of zooals aan vele melkfabrieken geschiedt, waar melkbussen terstond na lediging door stoom gereinigd worden. Waar deze ideale reiniging in het parti culiere bedrijf niet te bereiken is, daar gebruike men dan toch nog veel liever wei- of regenwater dat in ieder geval toch nog verre te verkiezen is boven liet vieze en ge vaarlijke slootwater. Wij zagen hierboven hoe bij typhus de besmetting mogelijk is door bacillendra gers, water, melk, rauwe groenten, enz. en men kan dit noemen een indirecte wij ze van besmetting. Het spreekt echten van zelf, dat iedere tvphuspatiënt altijd, in zekere male een direct gevaar oplevert voor i. g. contact- infectie. Want, alhoewel besmetting door de lucht, is uitgesloten, is toch de omgeving van den lijder blootgesteld aan direct ge vaar van infectie, door den stoelgang, urine, badwater, ldeeren etc, van den pa tiënt. Van gewicht is ten slotte ook nog te vermelden, dat vliegen het typhusgifl. kunnen verspreiden, doordat zij de Typhus bacillen op dc spijzen kunnen overbrengen Isoleering van den patiënt is dus altijd, waar zulks mogelijk is, gewenscht. Uil al hetgeen wat wij over Typhus in dit en in bet vorig artikel hebben ver meld ziet men dus door welke oorzaken do infectie van de typhus ontstaat en op welke wijze zij zich verspreidt. Zijn deze uon akon voor besmetting aan wezig dan is 't gevaar voor infectie inder daad zeer groot. Toch ziet men bij iedere epidemie, niet alleen van typhus doch ook bij cholera, pokken, dipblherilis, kortom bij alle be smettelijke ziekten, dat er personen zijn, die niettegenstaande zij, zelfs meer dan anderen, aan dc besmetting zijn blootge steld, toch niet door de ziekte worden aan getast, op wie de ziekte als 'l ware geen vat beeft, die dus wat men 1 noemt i m- m u u n zijD Wat is hiervan de oorzaak? Dit komt, orr.dat het lot stand komen van de infectie, niet alleen afhangt van uitwendige oorzaken, d. w. z. het opnemen van het Typhusgifl, maar ook van een i n- dividueele. dispositie. Men bedoelt hiermede dit: sommige men- schen hebben in sterke male een natuur lijk verweermiddel waardoor zij als 't ware gewapend zijn tegen de in 't lichaam inge drongen infeclieslof en waardoor deze als 't ware verlamd cn krachteloos wordt ge maakt. Anderen hebboi die eigenschap in min dere mate. Weer anderen in 't geheel niet, dus individueel verschillend. Zeker is vast gesteld, dat die eigenschap zeer sterk op den voorgrond treedt bij diegenen, die vroe ger een typhusziekte bobben doorgemaakt Zij krijgen niet licht voor de tweede maal de ziekte, en zoo toch, dan in lichten graad. Dit merkwaardige feit was door do on dervinding reeds lang bekend (ook bij an dere infectieziekten) en is het uitgangspunt geworden voor de hoogst interessante on derzoekingen omtrent nr. luurlijke cn kunstmatige immuniteit. Deze laatste bereikt men door inspuiting van een kleine hoeveelheid vloeistof waarin gedoode typhusbacillen voorkomen. Deze metbode heeft vooral schitterende practisclio resultaten opgeleverd in den l&alsten grooten oorlog, waarbij dc inen ting tegen llphus bijna algemeen werd toe gepast in de verschillende legers. Want terwijl in vroeger oorlogen duizenden en duizenden soldaten aan typhus stierven zijn ernstige lyphus-epidemiën in den Wo- reldkrijg niet voorgekomen. W. WERKSTAKING. Zij was zeer boos op hem, en toch had zij hem zoo lief! Kan zoo iets beslaan? O ja, heel goed, wanneer hijvoorbeeld de heer des huizes zijn vrouwtje beknort wegens het vele romannetjes lezen, zoo als Eduard vandaag heeft, gedaan. Die arme Ella! Van exgenis had zij bij het ontbijt geen stukje kunnen gebruiken, en toch smaakten de beschuitjes zoo heer lijk. Nu had ze wel is waar een paar koeren, terwijl zij in de romans verdiept was, het vleesch geheel laten verbranden maar mocht zij dan niets voor baar genoegen doen, terwijl de heeren der schepping urenlang in koffiehuizen met elkander babbelden of zich met het afschuwelijk biljartspel vermaakten. Ja, zij moest bet maar verdragen dat haar man van huis bleef door zijn koffiehuis en zij mocht niet eens romannetjes lezen! Het was verschrikkelijk,'heen, belachelijk. Maar zij wilde hein toonen snikkend heel zij woedend in haar zakdoek ja, wat eigen lijk? I)at zij nu ,eo^st goed begon met le zen! Zij had ongelijk gehad, hem zoo te verwennen. Zij had nooit alleen moéten koken, zonder hulp van de schoonmaak ster, die zij slechts voor een paar" uren noodig had, nooit alleen het vuur in de haard moeten aanmaken! Wat was de uitslag van al haar best doen! Dat bij nu deed alsof hij slechts een keukenmeid ge trouwd bad! Maar zij zou er op aandrin gen, dat zij een dienstbode moest houden, dan kon zij immers lezen, zooveel zij maar verkoos. In opgewonden stemming liep zij naar de boekenkast, haalde er eeh roman in drie doelen uit en logde dien vastbesloten voor zich. Zij zou het boek nu eens van a lot z uitlezen, cn. als hij te huis kwam de tiran om te eten, kou bij naar een of ander koffiehuis gaan! Zij zou Well dan wel tevreden stellen met een kop chocolade, immers vrouwen hebben veel minder behoeften. Zij begon te lezen, zij begreep wel niet veel van wat zij las, want het klonk haar onophoudelijk in de ooren: „vuur aan maken soep vleesch opbrengen aardappelen" maar zij las onophoude lijk door. Haar wangen gloeiden al meer en meer, maar niet uit belangstelling in den gang der handeling, en toen zij ein delijk het tweede deel uit de hand legde, zonder dat zij er over had nagedacht, of zij elkander zouden krijgen, werd er ge held. Haar echtgenoot kwam thuis. Nu zou liet eerst goed worden! Zij deed open. Wel kind, zei hij, haar welgevallig aanziende, zoo'n kleurtje van het koken? Hebt ge niets bijzonders? Ik heb zitten lezen anwoordde zij koel. Maar wees zoo goed, te beginnen met morgen een keukenmeid te nemen. En wat krijg ik vandaag te eten vroeg hij met zulk een lang gezicht, dal zij bijna in lachen was uitgebarsten. Wat gij wilt, luidde het <koude ant woord. Er is in de restauratie keuze ge noeg. Hij keek haar strak aan. Toen kwam er echter leven in zijn trekken. Hij trok met den mond, alsof hij wilde lachen. Ja, er was eigenlijk niets te lachen, want er was vandaag te huis niet voor eten ge zorgd! Dan moest ik wel gek zijn! zeide hij eindelijk. Men heeft zijn eigen huishouden en wordt genoodzaakt slecht en duur in een restauratie te gaan eten. Wilt gij nu nog wat koken of niet? Juist, hij had gedacht dat hij een keu kenmeid trouwde? schandelijk. Neen, antwoorde zij 'beslist. 1 Niet? Welnu, dan zal ik u bewijzen dat mannen ook kunnen koken zeido Eduard koelbloedig, 't heefl ook eigenlijk niets te beteekenen. Hij hing zijn hoed en jas op en voegde er bij: Laat u toch vooral niet in uw lec tuur storen. Met deze woorden ging hij naar de keuken. Neen, zij liet zich niet storen. Zoo spoe dig mogelijk keerde zij naar de canapé terug; en begon hardop te lezen: Dierbaar wezen, riep Egbert, voor haar op de knieën liggende, in uwe han den berust mijn geluk. In de mijne uw porselein, mompelde haar man boos. Maar zij hoorde bet niet, want een eigenaardig verschijnsel deed zich aan haar oogen voor. Het kwam haar voor alsof tusschen het dierbaar wezen en den voor haar geknielden Egbert de volgende woorden heen en weer dansten. „Hij zal zich een vinger afhakken vinger af hakken zijn goed verbranden, oh!.... Inmiddels begon de wanhopige echtge noot in de keuken rond te scharrelen Het. klonk, alsof alles wat zich daar bevond een waren heksendans uitvoerde. Daar speelden do vlammen. Hij had in derdaad vuur kunnen aanmaken! Waar om ergerde zij zich toch, wat ging liet haar aan! Nu hoorde zij hem iets mom pelen.. Aha, bet vuur was weer uitge gaan! Haar vingers jeukten, om hem in de keuken te gaan wijzen, hoe het vuur moest aangemaakt worden. Maar zij hield zich in en bleef bet derde deel zit ten lezen. Zij -bekommerde zich niet ver der om Egbert, bij knielde nu reeds zoo lang voor Thunelda, dat hij wel pijn in de knieën zal gekregen hebben. Zij bad wel wat anders te doen. Over bet boek luen luisterde zij met alle aandacht naar wat in de keuken gebeurde. Daar zag zij dat haar echtgenoot vóór het fornuis ge knield lag en er met alle macht in blies, zou Egbert er ook zoo lief hebben uitge zien? i' (IÉ teri Nu begon hij te fluiten, bet vuur de dus weer, en scheen hij water on zetten. Zij begon nieuwsgierig te woi welk buitengewoon gerecht hij t0ch zou gereed maken. Daar begon hij ),a" tig heen en weer te loopen. Het aard werk rammelde weer geweldig, een selinge stilte als vóór het onweder. Bom! er viel iets op den grond Lieve Hemel, dat is och niet V groote vleeschschotel geweest? Eduard wat was dat toch? Maak u locli niet ongerust, kindJjV klonk het bedaard uit de keuken, Üetu, maar een porselein vijzel. De jonge vrouw beet zich op de lip^ Wees toch wat voorzichtiger 1 jl zij gestreng en keek toen weer naar d» knielenden Egbert, zonder ook maar L *"Ya. minst belang te stellen in dc ongemak 33' lijke houding waarin de held van het 13 vn-Yal haal zich bevond, of zelfs den -wenscli koesteren hem in Thunelda's armen zien rusten, die zij toch reeds lang s hem geopend had. De gebroken vijzel zemde haar veel meer belang in. Daar klonk weer „bom!" en nog „bom!" Houdt hina bil' Het is beo-Yat sjiug K ii K# hang en ;iiiiia hei té (indigo i mrailist orizeke Soms n den Maar, man, wat voert gij nu uit! Gij breekt bet geheele Het gelieele niet, lieve kind, y ca woordde hij vroolijk, bet was maar i, r»r half dozijn porseleinen borden, gij v ft. 1 wel, met dip lieve ruikertjes vergèjaj rottig is ilietjes! Haar mooie borden! Hoe had zij zoo dwaas kunnen zijn, dien ruwen in baar "heiligdom, haar goed vooro» keuken den baas tc laten spelen! Dat nu reeds haar straf! „Bom!" taut Zo roonlij lijze. Zoc rhrcvei id, ma Égespi ede Ie d indnan erzekerdi oofd. Een zei rtikelen Het is niets; een flacon mei klonk het geruststellend. Nu hield zij het niet langer uit, slingerde Egbert en Thunelda in hoek! zij moest nu oppassen, dat er meer gebroken werd. Zij stond zaci*h"pa0> op, sloop op de teenen naar de ken! KriHseei ging voorzichtig achter Eduard staai volgde met angstige blikken al zijn k gingen. Goddank, het scheen dat hij bedat gei"pub! was geworden Zij zag dat bij stilstond |e]j dat met onverdeelde aandacht iets hekeek, hij in den arm had. En nu hield bi dwepend in de hoogte, groote goedl n voort' haar mooie vleeschschotel! Zij Eduard in de armen vallen, o jam Daar lag de schotel, waarop zij trctsch was, op den grond, in du'ul|ei stukken, bij al de andere! Zij bad j, té oe! een voorgevoel gehad, dat zij daaraan ideeren. moeten gelooven. Als verlamd schrik bleef zij staan. En wat zoide vreeselijke man nog bij zichzel Nu is bet nog maar gelukkig dal geen vleesch meer op lag! Vervolgens hoorde zij hem mompcla Dran 1 Wat ontbreekt er nu nog aan? 0 twee dozijn eieren. Hij had do eiermand reeds te pal Met een ernsligen gil vloog Ella, op™ af,teneinde l'.em de mancl af to lie ^,5 De eieren waren juist verbazend duur, „Pats" daar lag de mand met haar houd op den grond en leek wel of een gele' zee stonden. Indelijk men e het u die Sn dan 'emelscl irnalish liger in endum 1.heeft 7 dorr oofs g( nzen, h rgens k: Mijn eieren! Mijn mooie, vrees duro eieren! riep Ella snikkend en denwringend. Noemt gij dat koken? Ja maar lieve kind, waarom liebl mij ook zoo doen schrikken, door optf jr op mij toe te vliegen doodkalm. antwoordde Edia En hij wreef zich vergenoegd in handen, alsof het geheele voorval grap ware, terwijl hij glimlachend den gelen stroom voor zijn voeten koti wrsche Ga maar weg, zeide Ella en weea ?I| en r bitter, voordat gij nog meer ongelull h bevriji veroorzaakt, want ik wilde graag temt fusilleer een ki: in zijn ioeng I oeij Jih ip. En die ii Mier de rdt, ooi pec om Enfinr k van d deze 7 jen? Hel m BESCHRIJVING DER PLAAT. No. 478. Eenvoudige middagjapon van muisgrijs fluweel. Het rugpand is glad en zonder garnoering. De beide voorpanden daarentegen hebben een flinke ruimte van onderen, terwijl een breed zilvergalon dc zoomen markeert cn als omlijsting rondom do beide zakken geplaatst is. Om do heupen komt een leeren ceintuur, ver zilverd, rood of blauw j.-'akt. Jlet onder liggende middenpand is een smalle strook, die aan weerszijden met een goedkoopo dunne stof verbreed is en in de zijnaden opgenomen wordt. Aan bet lijfje zijn dc drio panden, op een kleine overslag na, aan elkaar bevestigd, doch bij den rok hangen zc los ovor elkaar. Dc mouwen nauw en recht met twee strooken galon vanonderen. Kousen rose cn schoenen grijs. No. 470. Wintermantel van bleu velours dc laine met als garneering grijze vos cn een driekleurig ripslini. Het laatste is aan gebracht langs do vooizoomen der beide voorpanden cn rondom de mouwen vlak bovan het bont. De zakken ziju kloploos. Voor de voering kicze men een bijpassen- do blauw gebloemde zijde. Hoed blauw of rood, kousen rose-grijs en schoenen zwart. No. 480. Elegante wintermantel van don ker bois de rose zijden velvet. De onder kant is samengesteld uit smalle, over elkaar vallende fitrookon, die dc gebogen lijn van den zoom volgen. Dc mouwen, naar onderen verwijderd, zijn op dezelfde wijze van dergelijke strooken voorzien. Dc slui- ling beeft plaats op twee knoopen: één aan den bals en één op de taille. Voor do bontgarnecring kiezo men bet zwarte seal of bever. De voering is een rijkgebloemde zijde waarin tinten bois de rose voorko men. Hoed in zwart, aubergine of bois oe rosc-fluweel: kousen roso en schoenen beige of zwart, No. 481. „Aubergine" velours de laine PATRONEN NAAR MAAI fl 1.00 per stuk. Kindermaten tot 12 jaar fl O.Ii ra voor, Papieren patronen op roaatl KWf'° i maakt, kunnen onder loezeni jncieele van het bedrag (vergeet niet 1 tem nummer van het model op le ?eü 'opdook besteld worden aan Paper Pat! Aom^Ei Service, Parkstraat 79, Den H: 'P™ >n Dc maten op te geven volj ®mc™p' onderstaande teekening kan al6 stof dienen voor dezen soberen wintermantel. Dc voorkant* is recht, met een gewone 'brecdo revers en een 'overslag welke sluit op een groote stofovertrokken knoop. Midden van achteren en in dc beide zijnaden het ondergedeelte stolpplooien, terwijl een vaste ceintuur van zijnaad tot zijnaad loopt. De mouwen hebben oen kleine verwijding in bcnedenwaartschc richting en een strookje met knoop als garneering. Het bont van den kraag is opossum. Hoed in bijpassend vilt, kousen rose en schoenen zwart. No. 4S2. Japon van beige crêpe de chine. Het lijfje is rondom glad en recht, het rokje rijk geplooid. Tusschen beide is een ceintuurband geplaatst: hij beeft rondom in 't geheel zes bogen cn is samengesteld uit drie rijen fronsjes. Kousen, beige cn schoenen eveneens beige of goudleer. ONDERHOUD BRONZEN VOORWERPEN. Om te zorgen, dat de eigenaardige tint van bronzen voorwerpen behouden blijft, neemt men ec heel voorzichtig met een zachte doek af. Glimmende bronzen kan men flink afborstelen en daarna afwrijven. Zijn de voorwerpen heel vuil, dan neemt men ze eerst met zeepsop af als ze het tenminste verdragen kunnen; zijn zc wei nig vuil, dan lean men ze met een waarop wat witte was, heelemaal JCl wrijven. u Boodscbappenmandjes die er vuil c"1 j^. tegelijk uitzien, kan men weer netjes1' keil, door zo tc besmeren met een k^!>' gedoopt in kopal-spiritus en bruine k">' Inktvlekken verwijdert men heel kelijk door de vlekken met het snp rijpe tomaten in te wrijven. j.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 6