ij'
h
perde Blad.
I
Vrijdag 15 October 1926
UST DE PERS
M
(OOF!
and
a it
8 an
asset
(KEI®
HET VERDRAG MET BELGIË.
D e T ij d herinnert er aan, dat D e
Nieuwe Rott. Grt. fel bestrijder
van het Nederlandsch-Belgisch verdrag
in 1920, toen de inhoud van het verdrag
bekend werd, er voor was.
En eerstgenoemd blad vervolgt dan:
,In 1920 ging het dus niet aan „over de
uitkomst te mokken". Zelfs het kanaal
AntwerpenMoerdijk werd den handel in
Antwerpen „gegund"; van de Belgische
kanalen over ons land behoefden wij „wei
nig meer te vreozen dan eenigen overlast,
dien wij echter ten genoege van goede na
buurschap gaarne bereid zijn te dragen."
Wij vragen nu: wat is er sedert 1920
veranderd?
Moet nu worden verworpen wat toen
zonder geestdrift, maar toch met alge-
meene instemming werd aanvaard?
Op deze vragen zal men in de uitvoe
rige litteratuur omtrent het verdrag te
vergeefs een antwoord zoeken.
Als onze fractie morgen het verdrag
even bezadigd en rustig beoordeelt als
de „N. F. Crt." dit in 1920 heeft gedaan,
zal haar de beslissing, die zij nemen moet,
niet moeilijk vallen."
ZIJ KWAMEN, ZAGEN EN WISTEN.
Het Huisgezin schrijft:
Als men u opdrong, een onderzoek in te
stellen naar den maatschappelijken en
economischen toestand van de plaats uwer
inwoning een „middelmatige" stad, la
ten we maar eens zeggen naar de fac
toren die daar het leven beheerschen,
naar den geest der bevolking, haar inzich
ten, wenschen, verwachtingen, dan zoudt
ge daaraan, indien ge althans niet voor
de opdracht bedanktet, de handen vol heb
ben.
Kreegt go zulk een opdracht voor een
lieele provincie, dan zoudt ge vermoedelijk
met de handen in het haar zitten.
Werd heel Nederland u als arbeidsveld
aangewezen, dan waart ge stellig de wan
hoop nabij.
En werd u gezegd, dat ge een onder
zoek hadt in te stellen naar de toestan
den in een land honderd maal en meer zoo
groot als Nederland, met honderd mil-
lioen en meer inwoners Rusland
dan zoudt ge als eerlijk man zeggen: dat
gaat de krachten van een sterveling te
boven.
Welnu, wat ieder mensch met gezond
versland onmogelijk zou achten, dat heb
ben zeven leden van de „Hollandsche Ar
beidersjeugd" niet alleen aangedurfd
beproefd, maar volbracht.
Deze zeven jonge menschen, die de taal
van het land niet kenden, die in hun voor
bereidende studie van staathuishoudkun
de, staatsrecht, land- en volkenkunde enz.
enz. wel niet boven de middelmaat zullen
hebben uitgeblonken, weten er na een ver
blijf van vier weken in Rusland alles af.
Benijdenswaardig voorrecht van de f
ciaal-democratische en communistische
jeugd.
Vergrijsde geleerden, in de vereischte
wetenschappen doorkneed, toegerust met
de kennis van taal en volk, gerijpt door
ervaring en wereldwijsheid, durven,
een verblijf van maanden, slechts voor
zichtige indrukken meedeelen, die zij nog
met de noodige reserves omgeven.
Een zevental jongelui, wildvreemd
een wildvreemde omgeving, zijn na een
snoepreisje van ettelijke weken van alles
op de hoogte.
Is het niet de wereld op haar kop?
Waartoo dient nog studie gedurende
een menschenleven, scherp waarnemen,
voorzichtig wikken en wegen, nauwgezet
vergelijken, als in een ommezien aan kna
pen wordt geopenbaard wat voor geleer
den nog een ingewikkeld probleem is?
Waarom heeft men het zevental, een
maal toch op weg, niet doorgezonden naar
bet Uiterste Oosten, om ons op dezelfde
Parate wijze in te lichten omtrent het
groote mysterie van het Ghineesche vraag
stuk?
Want de kwestie van sovjet-Rusland is
thans definitief opgelost.
We vernemen, dat do industrieele toe
stand van Rusland voortreffelijk is, dat de
arbeiders er als in een paradijs leven, dat
het roode leger tweemaal door de jon
gelui „bezocht" een weermacht zonder
weerga van de arbeiders en boeren is, dat,
in één woord, de dictatuur van het pro
letariaat een groot perspectief voor de ar
beiders heeft geopend.
We weten nu van Rusland genoeg en
kunnen de voorlichting van geleerden,
staatslieden en economisten verder wel
missen.
De zeven Nederlandsche jongelui van
sociaal-dcmocratischen en communisti-
schen bloede hebben de onsterfelijkheid
verdiend.
BINNENLjlltëD
DE SCHOONHEID VAN NEDERLAND.
Een voordracht van Henri Polak.
In de grooto gehoorzaal van het Kolo
niaal Instituut te Amsterdam heeft de
heer Henri Polak een voordracht gehouden
over: „De schoonheid van Nederland".
Bij het bepalen van de schoonheid van
een land, zijn. er zeidc spr. twee ele
menten in het spel. In de eerste plaats dat
wat de Natuur het land geschonken heeft,
in de tweede plaats wat de menschen met
het land hebben ged,aan.
De Natuur is met haar gaven zeer kwis
tig geweest, geen enkel land heeft zij zon
der eenige schoonheid gelaten. Twee uiter
sten vormen Zwitserland en ons land. In
Zwitserland beheerscht de natuurschoon
heid alles. Daarmede is niet gezegd dat de
Natuur ons land misdeeld heeft. Wat de
Natuur Nederland geschonken heeft, is
van een zeer bijzondere, innige en intieme
schoonheid. Wij hebben onze duinen met
het goudgele breed strand daarvoor, waar
op de zee haar golven Werpt. Wij hebben
de heide, onze breede riviermonden en
stroomen; wij hebben onze bosschen, onze
grachten, onze molens en onze weilanden
en dat alles overhuifd door prachtige al
tijd wisselende luchten. Bij en tusschen
deze schoonheid hebben de menschen tal
van dingen geschapen, die de schoonheid
van dit land verhoogden; vaak is daarme
de een sfeer gewekt als in geen enkel land
kan worden waargenomen. Veel van die
schoonheid, die in het abstrakte niet be
hoeft onder te doen voor die der Alpen,
is met de natuur vergroeid.
Waar vraagt spr. ziet men in de
wereld stadjes als Delft, Hattem, Amers
foort, Hoorn, Enkhuizen en Edam, de „doo-
de" steden, die echter leven met een
eeuwigdurende schoonheid. Waar heeft
men dorpen als Laren, Garderen en Ber
gen en waar heeft men een stad als Am
sterdam? Ons land met zijn intieme
schoonheid staat alleen op de wereld en
wordt nergens geëvenaard.
Wij zijn helaas slechte wachters geweest
van de door vroegere geslachten gescha
pen schoonheid. Menvmoet zich verwonde
ren over het gebrek aan schoonheidsgevoel,
dat het ons onmiddellijk voorafgegane ge
slacht heeft gekenmerkt.
Dit geslacht heeft veel vernield en men
kan zich terecht verbazen, dat er nog iets
is overgebleven. Wat is er gebleven van
onze vestinggrachten, van onze torens? Het
ergste wat men onze stad heeft misdaan
was het aanleggen van de spoorwegeilan
den in het IJ waardoor men Amsterdam
heeft gemaakt tot een blinde stad. In bij
na alle steden van ons land heeft men zoo
gehandeld. Overal greep en grijpt men
met ruwe hand in in de schoonheid van
vroeger geslachten. Dit geschiedt meestal
door gebrek aan overleg en door onver
schilligheid der betrokken autoriteiten.
Ook voor het land is er een dreigend ge
vaar, dat ons aangrijnst. Het gevaar van
bijna volledige verdwijning van wat de na
tuur ons heeft geschonken. Men ziet met
afgrijzen, dat, waar vroeger een prachtig
landgoed stond, thans het banale villa
park verrijst. Voortdurend worden plassen
enz. bedreigd met droogmaking; prachtige
bosschen vernield. Gelukkig wordt er door
nuttige vereeüigingen reeds strijd gevoerd
tegen dit vandalisme.
Het besef moet toenemen dat het een
nationaal belang is, do schoonheid te red
den. Er moet verandering komen in de be
lastingwetgeving zoodat het bezit van
landgoederen niet langer als een ondrage
lijke last wordt gevoeld; wij moeten heb
ben een nieuwe boschwet en een monumen
tenwet. Er moeten natuur-reservaten ge
sticht worden waar niet gebouwd mag wor
den. De geheel Veluwe b.v. moet zulk een
reservaat worden.
Wij moeten, aldus besloot spreker zijn
belangwekkende en door een reeks van
lichtbeelden toegelichte voordracht, allo
krachten inspannen tot het behoud van ons
natuurschoon.
EMIR FEISAL.
Prins Faisal bin Abdal-Aziez Al-Sa'oed.
Het bezoek van don drager van den
hierboven prijkonden naam, den tweeden
zoon van Abdal-Aziez bin Faisal Al-
Sa'oed, Sultan van Nedjd (de provincie
der heilige steden van Arabië), gisteren
aan onze Koningin gebracht, heeft een
bijzondere beteekonis.
Tot dusver heeft, meenen wij, nog nooit
een beheerscher van Mekka en Medina
aanleiding gevonden tot het zenden van
een gezantschap naar Nederland.
Thans heeft de Vorst van bijna geheel
Aarabië, Bin Sa'oed, zooals men hem ge
woonlijk noemt, geheel spontaan aan dien
gene zijner zonen, die in zijn naam het
bestuur over Mekka voert, opgedragen,
de hoofdsteden van die Europeesche sta
ten, die hem in zijn dubbele vorstelijke
waardigheid erkend hebben, namens hem
te gaan begroeten en van zijne vriend
schappelijke gezindheid te verzekeren.
Gistermiddag te 1 u. 12 min. na hun
bezoek aan Leiden, zijn per gewonen
Staatsspoortrein, waarin een der
salonrijtuigen van den trein van H. M. de
Koningin, door Hare Majesteit ter be
schikking van den Prins uit den Hedjaz
gesteld, Emir Feisal, veTgezeld door den
Minister van Buitenlandsche Zaken van
dat koninkrijk, den heer Damluji, en door
den consul to Djcddah, den héér van der
Meulen, uit Den Haag naar Apeldoorn
vertrokken voor de aangekondigde audi
ëntie bij H. M. de Koningin.
Op het perron waren zeer velen getui
gen van het vertrek. De Emir en zijn ge
volg hadden don Koninklijken wachtsalon
ter beschikking gekregen en begaven zich
van daaruit naar don gereedstaan den
trein.
Emir Feisal en do minister Damluji
droegen fraaie Arabische plechtgewaden.
Ditmaal had ook Emir een met kostbare
juweelen bezette sabel, geborgen in gou
den schoede, in de hand.
Bij aankomst aan het Paleis werd de
Emir ontvangen door den Hofmaarschalk
der Koningin den Emir en zijn gevolg
naar den salon, waar Koningin en Prins
zich voor de audiëntie bevonden.
De Opperceremoniomcoslor Graaf Du
Monceau kondigde Hare Majesteit de bin
nenkomst van den Eemir aan.
Daarna begeleidden t\v kamerheeren
der Koningin, F. F. Baron de Smeth, die
hem naar de voor hem bestemde vertrek
ken geleidde.
Emir Feisal hield lot de Koningin een
toespraak, waarin hij zich kweet van de
hem door zijn vader verstrekte opdracht
om dank te betuigen voor do erkenning
van zijn vader als Koning van den Hed
jaz. De toespraak, die in de Arabische
taal werd gehouden, werd vertolkt door
minister Damlugi, die de Fransche taal
machtig is.
Na do ontvangst werd oen thee aange
boden, waarbij mede aanwezig waren de
dames en heeren der Hofhouding, die op
het Loo aanwezig zijn.
Per extra-trein, den Emir aangeboden
door H. M. de Koningin, vertrok de Emir
met zijn gevolg ten 6.05 minuten. Zij zou
den te 8 uur 31 te 's-Gravenhage aan
komen.
De Koningin heeft Emir Feisal het
grootkruis van de Oranje Nassau-orde
verleend.
UIT HET MIJNBEDRIJF.
Do Zaterdagsche zes-urendienst.
Het antwoord der directies.
Do directies hebben het volgend schrij
ven gericht aan do contactcommissie voor
het mijnbedrijf:
Wij namen kennis van het schryvgp.
der samenwerkende mijnwerkersbonden
cLd. 14 Ootober 1926, waarin deze mede-
deelen onze bereidverklaring tot weder
invoering van den zee-urendienst op Za
terdagen, te aanvaarden en eenige daar
mede verband houdende wenschen ken
baar maken.
Naar aanleiding van de opmerking der
vakbonden, dat dezo do nadere toelich
ting der directies niet voor hun rekening
kunnen nemen, moeten wij modedeelen,
dat wij de juistheid dor door ons aange
voerde argumenten handhaven.
Aan den wensch om den verkorten
dienst reeds op 1 December te laten in
gaan, zullen wij in zooverre tegemoet ko
men, dat het in ons voornemen ligt de
nieuwe regeling in te voeren op 24 De
cember, zoodat daags voor Kerstmis 6
uur zal worden gewerkt en de nachtploeg
dien dag om 12 uur 's avonds haar werk
kan beëindigen.
Uit den aard der zaak zal deze dienst
regeling dan ook gelden op Oudejaarsdag.
De bezwaren door de bonden aange
voerd tegen het denkbeeld om op de mij
nen, wanneer daartoe do mogelijkheid be
staal, een nachtdienst v dos Zaterdags te
laten vervallen en do arbeiders van de
zen dienst in andere ploegen te plaatsen,
hebben ons niet kunnen overtuigen, dat
een dergelijke regeling ongewenschl zou
zijn. Inzonderheid uit een oogpunt van
Zondagsheiliging zou oen zoodanige op
lossing, waardoor do arbeid reeds op Za
terdagavond 10 uur eiddigt, aanbeveling
verdienen.
Waar evenwel de bonden tot zoodanige
regeling niet wenschen mede te werken,
zullen wij deze kwestie thans laten rus
ten.
Tegen den aan het slot van den brief
uitgesproken wensch, om omtrent de uit
voering van den zes-urendienst een be
spreking in de Contactcommissie te hou
den, beslaat dezerzijds geen bezwaar.
Het ligt in het voornemen de bonden
tijdig tot zoodanige bespreking uit te noo-
digen
Naar wij verder vernemen, is liet zeer
waarschijnlijk, dal do bonden op de ge
stelde voorwaarden zullen ingaan, zoo
dat een conflict zal zijn voor
kom e n.
Vragen van den heer Wibaut.
Do heer Wibaut heeft den minister van
Waterstaat er op gewezen, dat voor een
aantal industrieele bedrijven in Nederland,
en daaronder voor het leven der bevolking
essentieele bedrijven, do stoonkolenvoor-
ziening voor de eerstvolgende maanden
niet de waarborgen biedt voor een onge
stoorde bedrijfsvoering en de Limburg-
sche steenkolenmijnen, met name ook de
Staatsmijnen, een deel barer productie
over de eerstvolgende maanden verkoent
hebben voor uitvoer naar het buitenland.
Is dit deel der productie, voor uitvoer
bestemd, grooter dan in voorafgaande ja
ren, wat de Staatsmijnen betreft en wat do
andere mijnen berteft, en wil de minister
mededeelen, welk percentage der produc
tie in de eerstvolgende maanden van de
Staatsmijnen en van de andere mijnen in
Limburg beschikbaar is voor voorziening
in do sloenkolenbehoofto van die aange
wezen bedrijven?
Indien deze mededeelingen zouden aan
wijzen, dat een abnormaal percentage van
de productie der Nederlandsche mijnen,
Staatsmijnen en andere mijnen verkocht
is voor uitvoer, kan dan dezo verkooppo
li liek van de Nederlandsche Staatsmijnen
en andere steenkolenmijnen worden voort
gezel of blijven gehandhaafd en wil de
minister bij een ontkennend antwoord
mededeelen, welke maatregelen hij voor
nemens is te nemen in 's lands belang,
ter verzekering van een zooveel mogelijk
voldoende steenkolenvoorziening geduren-
do de eerstvolgende maanden, met name
UIT DE RADIO-WERELD.
Programma's voor Zaterdag 16 October.
Hilversym, 1050 M.
12.00 Polifcieber. i
3.005.00 Concert door hot H.D.O.-
orkest.
5.005.30 Duitschc les voor beginners.
5.306.00 Fransche les voor beginners.
6.007.00 Solisten-concert. Boris Lenslcy,
viool. Egbert Veen, piano.
7.008.00 Cursus voor Boekhouden en
Handelskennis, door don heer J. Pelser Jr.
8.10 Politieber.
8.20 V.A.R.A.-avond.
10.00 Persbcr.
Daventry, 1600 M.
3.20 Concert door hot Victor Olof sex
tet. E. Draconi,piano. K. McCormack, mez
zo sopraan. A. Burch, bariton.
4.50. Engelscho muziek door do strijk-
band van de Royal Air Force.
5.20 Causerie: Some English characters
in French novels.
5.35 Kinderuurtje.
6.20 Concert door de strijkband van do
Royal Force.
6.50. rPaatjc over het muziekprogramma
van de volgende week.
7.20. Tijdsein Big Ben, woerber., nieuws
7.30. Causerie: Pekin, the fun of the
fair.
7.48. Muziek.
8.00 Muziek of lezing.
8.20 „Never again", revue van vacantic-
gebcuren.
9.20 Imitatie van een Amcrikr.nnsch pro-
gramma.
9.50 Cuasorie: Sport.
10.05 Lcs adieux op. 81a, Boctbovea. M.
Cole, piano.
10.20 Tijdsein, woerber., nieuws.
10.35 Layton en Johnstcnc, liunmvV.1 -n.
a. d. piano.
10.5012.20 Dansmuziek van hot Savoy
hotel door de Savoy Havana band.
R a rl i n-Pn ris 1750 M
12.502.10 Concert door liet orkest Ra
dio-Paris.
5.055.55 Concert door tie Radio .T~zz
symphonie.
8.5010.30 Galaconccrt. Orkest en vocale
solisten.
Königswusterhauscn, 1300 M.
7.50 Vroolijke avond. Orkest, koro en so
listen.
9.5011.50 Dansmuziek.
Brussel 487 T' en A n t w e r p e n
5.206.20 Concert. Orkest on 1STFn^el
tenor.
8.20 Concert. Mme. Kuffor-"tli-TT"i'i>oilf
zang.
8.50 Lezing: Les musées Rpyaux du tin-
quantenaire.
9.00 Concert.
9.3010.20 Dansmuziek
M ii n f r
410 M.
12.501.50 Orkestconeert.
3.05—3.20 Kindervertellircren.
3.354.50 Muziek u. d. Renaissance-tn i.
4.505.20 Gedichten voorlezing.
5.30—5.50, 5.50—6.20, 6.40—7.20, 7.50 7 "0
Lezingen.
7.50 Concert. Orkest en O. Krupka-T.ut z,
sopraan.
9.5010.20 Vroolijk orkestconeert.
voor de voor liet leven der bevolking es
sentieele bedrijven?
Moet bij die maatregelen ook worden
gedacht aan een uitvoerverbod van steen
kolen, voor zoolang als do slecnlcolen-
voorzicning van voor het loven der be
volking essentieele bedrijven in de e r.st-
volgende maanden gevaar loopt?
Bestaat ook ten opzichte van een vol
doende voorziening voor huisbrand (eior-
brikelten en anlhraciet) in den aanstaan
den winter in eenige gemeenten aanlei
ding voor bezorgdheid?
En wil de minister, gesteld, dat de f(,i-
ten hiertoe aanleiding geven, ook ten
opzichte van dozo soorten brandstof maat-
1NGEZ0N0F3 f ED'D^EÜWG
VERHAGEN's PAR0JSCHE WAFELS, zijn niet te vervangen, evenmin als Natuurboter!!!
FEUILLETON.
£8)
Oorspronkelijk Detectieve-Roman
door WILLIAM HOLT.
2f0O3
Waarom gelooft u dat?"
«Wel als ik het u zeggen mag, ik heb
ton indruk gekregen, dat als juffrouw Bur-
°n iets bereiken wil, zij inderdaad door
zettingsvermogen toont en niet gemakke-
van baar voornemen is af te krijgen".
9ora glimlachte.
«0 zeide zij, „heb ik dien indruk op u
Smaakt? Omdat ik nogal beslist ben op-
Ee reden na den dood van mijn ocm? Ja,
aar zoo ben ik altijd niet, en als u mijn
lenden vraagt, die mij langer kennen
ïtn'j iZ1^ u ze£8en> dat ik maar een onbe-
udend meisjo ben, dat ik veel van uit-
aan hield, mij met weinig ernstige dingen
z>g hield, en heel erg verwend werd door
Jn oom en tante".
..Nu, dc-
iten dan
zm niemand zeker spreken. Trouwens het
.onnatuurlijk zijn als u niet van een
«em 6aan had gehouden. Over het al-
die meer in jonge dames,
met al te ernstig zijn, dan in dezulken,
z°o yselijk serieus studeeren".
00^ zneer in onbeduidende jonge
J?es antwoordde Dora.
advocaat protesteerde.
Üoe]inl\ n®en"> zei hij. „dat is mijn bc-
Üuffm "B emaal niet, dat moet u weten
Uw burton. Ik wilde alleen dit maar
zeggen: ik geloof niet, dat u werkelijk heel
ernstig gewild hebt aan de universiteit te
studeeren, want dan zou u het gedaan heb
ben ook. En ik geloof ook niet dat een
meisje per sé gewichtiger wordt of nutti
ger of aangenamer, wat u maar wilt, om
dat. zij gestudeerd heeft."
„Een modern advocaat met een ouder-
wetsche opvatting omtrent het vrouwen
vraagstuk", merkte Dora met een flainv
glimlachje op, „ik ben het heelemaal niet
met u eens."
„Dat spijt mc, maar
„Maar waar praten we over, wilt u zeg
gen. Wij zitten hier nu waarlijk- al weer
langer dan een uur en mijnheer Hosch
komt nog altijd niet. terug".
„Al bijna twee uur", zeide Roger, die dit
mer verwondering op zijn horloge consta
teerde. De tijd was hem omgevlogen. En
.in zijn hart was hij den detective dank
baar, want door diens wegblijven had hij
de gelegenheid gevonden tot gedachten-
wisseling, die altijd een soort van intimi
teit doet ontstaan, een zekeren band van
wederzijdsch vertrouwen. Maar hij vond
nu toch ook, dat Rosch wel heel lang uit
bleef.
„Ik weet niet", zei Dora, „of u nog langer
op hem wachten wilt, maar in ieder geval
moet u mij verontschuldigen, want ik moet
naar mijn tante die ongesteld- is. Ik heb
haar waarlijk al te lang alleen gelaten".
„Oh, ik vraag u wel excuus, dat ik u
zoolang heb opgehouden, het is werkelijk
al te onbeleefd van me", verontschuldigde
Roger zich, „en ik wil er toch op uit gaan
om te zien of ik Rosch vinden kan. Want
natuurlijk heeft er zich weer wat nieuws
voorgedaan. Weet u, ik heb zoo het voor
gevoel, dat de zaak nog niet geheel ten
einde is. Rosch sprak van <lie telegram
men, die hij ontvangen moest. Welnii er
zijn er maar twee gekomen.
„Dat andere kon die man hebben, met
wien hij meegegaan is".
„Het is mogelijk, maar...."
Do advocaat kon zijn zin niet voltooien.
Het dienstmeisje diende mand aan. Het
was de burgemeester van Schillcrhorst.
„De burgemeester, wat moet hij hier",
vroeg Dora.
„Hij wenschte zeer dringend den heer
Rosch te spreken".
„Maar je had hem toch kunne zeggen,
dat deze was uitgegaan".
„Ik heb het hem gezegd, doch hij wilde
dan graag u spreken of mijnheer bier. ITij
schiint te weten, dat mijnheer ook bier is".
„Goed", zei Dora, „laat hem dan hier ko
men".
De burgemeester trad dn dol i ïk daarop
binnen. Hij grccltc beleefd. Het scheen
Roger toe, dat de man enigszins geagi
teerd was.
„Wel burgemeester", vroeg Dora Burton,
„wat voert u bierheen?"
„Ja dat is een heel onaangename ge
schiedenis. De meid zal u gezegd hebben,
dat ik eigeoli'k miinheer Rcsch zeek, nv>ar
hij is niet hier en ik weet hem nergens
anders te vinden. Tic ben bier burgemees
ter en hoofd van de politie cn ik stel heel
veel vertrouwen in mijnheer ResMi, van
wien ik vroeger al gehoord heb. Maar nu
geloof ik toch, dat hij lij een domheid
heeft laten begaan".
„Zoo en welke dan, burgemeester?"
„Ja ziet u, ik heb op zijn aanraden, on
zijn aandringen mag ik wel zeggen, iemand
laten arresteeren^ een bediende van den
Eikenhof".
„Een bediende van den Eikenhof?"
„Ja, mijnheer Rosch achtte dit zeer be
slist nooc'ig cm ic voorkom o, dat do m~o
vluchtte. Hij zei. dat hii de meest er^sti-e
aanwijzingen tegen hem bad als Ie zi;o
bctrok'-on in den moord op uw ocm, juf
frouw Burton".
„Een bediende van den baron", vroeg
de advocaat.
„Ja, nu toen heb ik mij laten verleiden
om zonder dat ik zelf feitelijk iets tegen
den man wist hem in verzekerde bewaring
te stellen. Maar de detective beloofde mij
dat bij binnen <^en uur mii allo verlangde
ophelderingen zou geven. En het zou voor
mij een prachtig succes zijn, zei bij, den
moordenaar, want volgens hem is die man
de dader, te hebben laten arrcstecren. Nu
zijn er evenwel al eenige uren verloopen,
maar ik heb nog altijd niet do verlangde
opheldering en mijnbeer Rosch komt maar
niet opdagen. Dat is voor mij een hoogst
onaangename geschiedenis, want. u be
grijpt. ik snijd liever niet in do vingers. Ik
ben bii die arrestatie afgegaan op de meer
dere ervaring in die zaken van den detec
tive. En als het nu nog een boorcnlummel
betrof, och dan zou een vergissing zoo erg
niet ziin, maar baron Wijdeveld bemoeit
er zidi mee en hij kan me nog vel last
bc7^-gen".
„Baron Wijdeveld", vroeg de advocaat.
„En zegt dat de man dien ge gearres
teerd b^bt een knecht van hem is?"
„Ja. Maar hoe kan ik nu een bevel tot
inhechtenisneming uitvardigen, do justitie
wprVs^huwen als ik heel niets van dien
man weet. Tk ziij me genoodzaakt hem weer
los te laten. Mijnheer Rosch heeft me er
leolijk mee laten inloopcn. Ik begrijp niet,
hoe hij die heeft kunnen doen. In ieder ge
val, nu ik hem hier niet tref cn u me ook
geen inlichtingen schijnt te kunnen geven
moet ik hem' vrij laten. En moet ik trach
ten, dat er geen moeilijkheden gemsekt
worden. Of kunt u nog een beteren rand
geven", vroeg hij aan den advocaat.
Deze haalde de schouders op.
„Neen", antwoordde hij, „ik weet niet
wat dit alles beduidt, er schijnt hier een
vergissing in het spel te zijn. Maar nis
ik u van dienst kan zijn, dan gaarne. Ik
ken baron Wijdeveld als ik voor uw ge
noegen hem bewerken kan, dat hij geen
moeilijkheden maakt".
„O ja, als u dat zoudt willen doen.?" zei
de de burgemeester grolig, „dat zou ik heel
graag willen".
„Goed", antwoordde Roger. „Ik beloof
het. ii, ik zal naar hem toe gaan en trachten
het in orde te maken".
„Prachtig. Maar dan doet u misschien
beter mot mij mee te gaan. De baron zal
ever een half uur ten mijnont kornen en
misschien kunt u hom overrodon alles als
een vergissing te beschouwen. Hij is heel
boes na liet geval".
„Over een half uur of eerder ben ik
cok bij u".
„Prachtig, daar reken ik dan op. En als
de detective in dien Lijd terugkomen
morht, dan brengt u hem zeker mee?"
„Dan breng ik hem mee".
Do burgemeester nam afsthcid, Dora
Burton on Athiir Roger bleven allcer. Zij
zagen elkaar aan.
(Wordt vervolgd).