(Tweede Blad. De pers over de Troonrede. Woensdag 22 Sept. 1926 GEEN PARTIJ-ZAAK. et Centrum schrijft: sociaal-democraten maken van de der ontwapening een partij-zaak. brengen ze daardoor op een lager en op een plan, waar ze niet hoort, weten zeer goed, dat het vraagstuk o is van internationalen aard en dat de oplossing ervan niet eenzijdig for- eren kan. jj weten bovendien, dat de sociaal-de- raten lang niet overal voor ontwape- zijn en zelfs niet voor een inkrimping diensttijd en dienstplicht, als wij te lande kennen, weten ten slotte, dat socialisme en a pening geen woorden zijn van de- ]de beteekenis, dat het prediken van volutie en klassen-strijd in flagrante te- jnstrijd is met de vredes-gedachte en dat Kerk meer heeft gedaan voor den vrede svchen volken en individuen, dan alle aal-democraten ter wereld ooit hebben daan, of ooit zullen kunnen doen. Het is eenvoudig ongerijmd op de ont- ipenings-gedachte als op een monopolie n liet socialisme te willen beslag leggen. Door haar opgeschroefde en onbe- lokto partij-actie en agiatie bewijs' de A.P. aan de zaak der ontwapening dienst. En hetzelfde kan worden gezegd van de jze. waarop zij meent voor de medezeg- nschap propaganda te moeten maken, ifiefc de triomf van het socialisme, maar ilgemeen welzijn moet doel en inzet UIT DE PERS BINNENLAND Colijn In Hongarije. Men schrijft uit Boedapest aan de „N. Crt.": bestaat hier sedert eenige jaren een oep die tot stichting van een politieke rtij op calvinistischen grondslag naar xlerlandsch model wil overgaan. Deze oep heeft de gelegenheid aangegrepen, de gewezen Nederlandscho premier H. dijn hier vertoefde, om propaganda voor denkbeelden te maken. Resultaat was, dat oud-premier Colijn j.l. Zaterdag in het oude parlement in Èoherszeg SAndorutca een voordracht ild over „calvinisme en politiek", waarin zeer nadrukkelijk stelling nam tegen opvatting als zouden godsdienst en. po- iel: niets met elkander te maken hebben met verwijzing naar het voorbeeld van oen van Prinsterer in Nederland de vor- ng eener specifiek calvinistische partij k voor Hongarije bepleitte, ij deze lezing waren de kopstukken anti-revolutionaire richting in Boeda- st, om het zoo eenB te noemen, tegen- lordig. Op het podium zaten de minister staatIstvén de BcrnAt, die presideer- prof. Sebestyén, de Boedapestsche cal- listische bisschop Ldszlo Ravasz en do ede in Nederland opgeleide predikant irenc Szabo, terwijl-in de zaal nog de oeger afgevaardigde, dominee Istvan •vacs zat. iettcgenstaande men van te voren had ngekondigd, dat de heer Colijn in het •llandsch zou spreken en zijn rede zou rden vertaald, was niet alleen in de al en op de tribunes geen enkele zit- lats onbezet, maar bovendien waren er, ar mijn schatting, nog wel twee hon- ird personen aanwezig, die zich met -een •anplaats vergenoegden. Naar de bladen berichten zal de heer •lijn zijn rede in Debreczen, het Hon- arscho calvinistische centrum, waar ook calvinistische universiteit ziclr bevindt, rhalen. De Maasbode die anderhalve ko lom over de Troonrede weet te „beschou wen" zegt aan het eind daarvan: „Voor het overige draagt de Troonrede zoozeer het karakter van een onschuldig opstel dat zij voor staatkundige beschou wingen zoo goed als geen houvast biedt." Aan de voorafgaande beschouwingen ontleenen we: „Naar allen schijn stelt zich deze Re geering tot taak, langs effen baan de staats karos in beweging te houden, omzichtig sturende en wel wetend bovendien, dat niet licht eenige verantwoordelijke groep haar iets in den weg zal leggen. Hier en daar weet de Troonrede, die over het algemeen in sympathieken toon is gesteld, een vriendelijke, maar vooral niet ingrijpende, wijziging aan le kondigen. Allermeest trekt ons aan, wat ter be houd van natuurschoon, eindelijk, nadat reeds onnoemelijk veel aan landgoederen is verkaveld en aan bosschen geveld, ons te wachten staat. Inmiddels schijnt ons, hetgeen men beraamt, niet voldoende om een schandstuk als de afgraving van den Pietersberg te stuiten." D e T ij d is heel welwillend in haar be schouwingen en besluit: „Aan de voorbereiding van het regee- ringsprogram is tijd en zorg genoeg be steed. Met de verwezenlijking ervan kan thans worden begonnen. Moge het ko mende parlementaire tijdperk vruchtdra gend zijn!" Het Gentrum had meer verwacht in de Troonrede: ,,Dë Regeering heeft volkomen gelijk met niet te veel hooi op de vork te nemen en geen beloften te doen, op de vervulling waarvan weinig uitzicht bestaat. Maar er is sinds de Regeeringsverklaring verscheen alweer een half jaar verloopen en nu zwijgt de Troonrede over onderwerpen, waarom trent een nadere aankondiging preciseering of detailleering zeker niet onwelkom noch overbodig zou zijn geweest. Zij staat daar door te veel in het teeken van algemeen heid en spreekt van voorbereiding, waar een positiever woord op zijn plaats zou zijn geweest. Hebben wij de oorzaak daar van te zoeken in onzekerheid, in een ze kere aarzeling en weifeling, omtrent de te treffen maatregelen, of zijn er andere mo- tieve? In elk^geval blijft tegenover deze Troon rede afwachten de boodschap en hebben wij dus ons oordeel over haar inhoud en beteekenis voorloopig op te schorten." Het Huisgezin noemt het Staats stuk „Een Troonrede uit den liberalen tijd". Wij ontleenen aan een beschouwing van dit blad: „Wat in het Staatsstuk het meest te leurstelt, is, dat als weerklank op hetgeen in het hart van tienduizenden aan bekom mering leeft vanwege den nood in onze industrie-arbeiders, niets anders vernomen wordt dan deze zin: „De onstandvastige waarde der munteenheid in verschillende landen vertraagt de gezondmaking van het internationaal ruilverkeer," een zin, die van wijlen den heer Pierson of van den heer Van Gijn of, nu pas, van dr. Hage afkomstig had kunnen zijn." De N. H a a r 1. Crt. verwondert het niet, dat de Troonrede weinig zegt: „Slechts zes maanden geleden heeft de eerste minister Yan de aan het bewind zijnde regeering een uitvoerige verklaring afgelegd omtrent de plannen van het ka- binet. Wijzigingen in den politieken toe stand zijn sinds dien dag van 11 Maart 1920 einde van een vier maanden lange crisis niet gekomen, zoodat de Troon rede van vandaag met weinig spanning te gemoet werd gezien. Wie nieuwsgierig was vroeg zich af: wat kan de regeering na de preciese omschrijving van de plan nen van dit kabinet door Jhr. de Geer op 11 Maart j.l. gegeven, nu nog voor nieuws te vertellen hebben?" De Standaard (A.-R.) concludeert: „Als geheel opent de Troonrede het vooruitzicht op eene zitting zonder schok kende gebeurtenissen; eene zitting die, al is zij rustig, toch niet onvruchtbaar behoeft te zijn." De Nederlander (G-H.) zegt, dat de inhoud van de Troonrede en de beloften waarmede zij tot ons komt tot gerustheid en hoop stemt. Na dan een overzicht van den inhoud te hebbéh gegeven merkt het G.-H. hoofdorgaan op: „Het trof ons dat in de veelszins uitvoo- rige Troonrede geheel over de belangen van nationale defensie, zoowel wat oorlog als marine betreft en dat daarmede sa menhangt, geheel wordt gezwegen." De N. Leidsche Crt. (A.-R.) con cludeert: „In het geheel genomen is onze in druk, dat deze troonrede, meer dan eenig tot heden gezien gegeven, aantoont, dat het kabinet zich van niets zoo vast over tuigd weet dat Yan eigen zwakheid." Het Handelsblad (Lib.) zegt haar mcening heel duidelijk: „De eerste Troonrede, die onder het mi nisterie-De Geer aan de vereenigde verga dering der beide Kamrs voorgelezen, is een stuk zonder stijl. De rede verraadt door haar bouw en door haar inhoud, hoezeer de oplossing der regeeringscrisis in klaart 1.1. een verlegenheidsoplossing was". (Waartoe mede de Vrijheidsbond heeft go- dwongen! Red. „L, Crt."). De Nieuwe Rott. Crt. (Lib.) is al niet veel milder in haar critlek: „Dit is nu met recht eene Troonrede, om niet veel van te zeggen. Zij geeft geen aan leiding tot ernstige critiek, noch ook tot vroolijken lof. Het is meer een keuveltje, een Troonpraatje, dan eene Troonrede, en men mag vragen, of de Regeering niet, in zonderheid van het jaar, nu de Koningin nog als gevolg van eene gelukkig genezen ziekte moeite heeft met Haar stem, een wat bondiger en pittiger stuk had kunnen ontwerpen." Het Vaderland (Lib.) is daarente gen heel sympathiek gestemd over de Troonrede: „In de Troonrede is zeer gelukkig die toon gevonden, die een intermezzo mini sterie past; ze is niet in majeur, maar ook allerminst in mineur gesteld. Maar ze herinnert er slechts aan, dat het Kabinet „naast de in den loop van dit jaar aange kondigde maatregelen" nog andere dingen ter hand zal nemen, pourvu (jue Dteu lui prête vie, la vie ministerielle, wel te ver staan." „Summa summarum, de Troonrede is oen bescheiden stuk, dat van zelfkennis getuigt van het intermezzo-Kabinet wat zijne positie betreft, en ze zal bij velen het verlangen versterken dat de Kamer dit mi nisterie voorshands rustig zijn gang zal la ten gaan." Het Volk (S.D.A.P.) schrijft o.m.: „In overeenstemming met het politiek kleurloos karakter van hot kabinet is ook dezo Troonrede tamelijk kleurloos. Groote hervormingen worden er niet in aange kondigd, noch in achterwaartsche, noch in voorwaartsche richting. Kleurloos is het stuk echter ook in dien zin, dat zelfs omtrent de punten van wet geving, die de regeering toezegt aan te snijden, men uit de bewoordingen waarin dat geschiedt, weinig wijzer wordt. Er wordt, zoo vernemon wij bijvoorbeeld, naar „gestreefd" de belemmeringen in den bui- tenlandschen afzet van productei» „een einde te doen nemen." In welke maatrege len dat stroven zal bestaan, daarnaar moet men echter raden. Beoogt men retorsie, weerwraak? Of heeft men slechts onder handelingen met het buitenland op hot oog? Het is uit troonrede niet te lezen. Er zal „een particcle herziening van de wette lijke bepalingen op de forensen" voorge steld worden. Wat zal zij inhouden? De re geering laat ons in het duister. Aange kondigd wordt ratificatie van „sommige" internationale arbeidsverdragen. Van welke? Van do overeenkomst op den acht- urendag? Het wordt ons verzwegen." Het spoorwegongeluk bij de Vink. Over do door den Minister van Waterstaat benoemde Com missie van Onderzoek. De Minister van Waterstaat heeft aan het bestuur van de Ned. Yoreeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel geschreven dat er zijns inziens alleen reeds wegens den vereischten spoed geen aanleiding be stond om over de samenstelling der krach tens artikel lOGbis A.R.D. 'benoemde com missie nopens het ongeval met trein 218 overleg te plegen met de vakbonden van spoorwegpersoneel, evenmin als, uit den aard der zaak, met dc spoorwegdirectie. Ook bestaat bij den Minister bezwaar om over te gaan tot do gevraagde uitbreiding van de commissie, welke met voordracht zoo klein mogelijk is gehouden en waarin evenmin iemand als vertrouwsman der spoorwegdirectie is opgenomen. De aandacht zij evenwel gevestigd op do gelegenheid, welke krachtens het vierde lid van genoemd reglemontaartikel ook voor do vakbonden openstaat, om alle ge- wonachte inlichting of voorlichting aan de commissie te geven. In het schrijven aan de Ned. Ver. van Spoor- en Tramwegpersoneel heeft de Minister aanleiding gevonden om de com missie in ovorweging te geven de vakbon den van het spoorwegpersoneel op ruime schaal in de gelegenheid te stellen alle gewen8chte mededeelingen aan haar te verstrekken. Spoorwegballast. Prof. J. A. v. d. Kloes te Delft schrijft aan „Het Vaderland": Mijn opstel over dit onderwerp in uw no. van 14 dezer heeft in ruime mate weer klank gevonden. Onder de vele geschriften over de spoorwegramp bij de Vink, die mij bereikt hebben, heeft er een in 't bijzonder mijn aandacht getrokken. Het betreft, een onderhoud van „De Telegraaf" met den Hoofdingenieur, chef van Weg en Wer ken, Maas Geesteranus. Ik las in het ver slat' daarvan het volgende: „Hij (v. d. K.) heeft gezegd dat grof grind minder aanrakingsoppervlakte heeft, zoodat er ruimte tusschen het kiezel ont staat. Doch dat was ons ook bekend. Van daar dat we fijn en grof door elkaar stor ten; het fijne kiezel vult de openingen tus schen het grove. Dit is prof. v. d. Kloes blijkbaar ontgaan. Alléén grof en alléén fijn wordt niet gebruikt. De professor heeft waargenomon, dat de steentjes opspringen; dat kan bij nieuwen ballast heel goed ge beuren, door de dreuning van een voorbij rijdenden trein." Mij is niets ontgaan. Ik heb wel dege lijk fijn grind tusschen grover opge merkt. Doch, daar ik meer kijk op grind heb dan de genoemde Hoofdingenieur, heb ik tevens waargenomen, dat de verhouding tusschen grof en fijn over het algemeen zeer ongunstig is. Het is zooals ik in mijn vorig opstel zoido natuurgrind, on- gehord, en er zit over het algemeen veel te veel grof en zeer grof in. Ik kwam dezer dagen met verscheiden personen, vaklieden on leekon, mondeling en schriftelijk in aanraking. Geen hunner heeft mij tegengesproken. Een leek vroeg mij, hoe het komt, dat zulke ongelukken al niet eerder plaats vonden en niet veel vuldiger plaats hebben. Ik verwees hem naar mijn vorig stuk: „Te gevaarlijker wordt do toestand naarmate hij den tevoren beschreven denkbeeldigen meer nabij komt, zoo nabij, dat de ballast onder hot gewicht en het dreunen van don trein uitschiet". Tot nadere verklaring diene, dat in na tuurgrind de verhouding tusschen grof en fijn, rond en plat, in Bterke mate kun afwisselen, zoodat, wanneer men op schillende punten een mudiak vobchept en deze naast elkaar uitstort, do beide hoo- pen in gecnen decle op elkaar gelijken. Zoo kan ergens in den ballast ondor do spoorbaan zoo veel grof en rond grind, met weinig of geen fijn en plat, bijeenge bracht zijn, dat de toestand door te gerin ge wrijving gevaarlijk wordt. Dezo toe stand moge zich betrekkelijk zelden voor doen, het gevaar blijft ten alle tijde be staan. De ingenieurs van den aanleg der Staatsspoorwegen wisten dat en Btelden daarom voorschriften op betreffende het ballastgrind, als in mijn vorig Btuk nan gehaald. Bij hun tegenwoordige nazaten UIT DE RADIO-WERELO Programma's voer Donderdag 23 Se;»!. Hilvcrspm 1 0 5 0 M 12.— Poliliobcr. 3.304.30 Uurtje voor de woos- en zie kenhuizen, door Mevr. Ant. v. Dijk. 7.Politieber. 7.157.45 Exposé van de a.s. taallessen, door Fred Fry. 7.45 en 10.Porsber. 8.10 Concert door het HJ).O.-orkest. Adolphe Poth, viool. Da ven try 1G00 M 11.20;1.20 Hot radiokwartet en solisten (humorist, banjo, sopraan). I.202.20 Gramofoonmuziek. 2.503.20 Lozing: Geographical disco veries, Phoenicians and Pythcas. 4.20 Causerie: Books to read. 4.35 Trocadero, theemuziok. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Dads muziek. 7.10 Landbouwberichlen. 7.20 Tijdsein Big Bon, weerber. on nieuws. 7 45 Muziek. 8.Lezing: A song in the night. 8.20 Pianokwartet op. 47 in E-, Schu mann, door W. Reeves, viool. A. Hobday, viola. A. Gauntlett, cello. G. Dixon, piano. 8.25 Voorlezing: Tennyson's „Recengc". 8.40 Septet op. 20 in E, voor viool, viola, cello, bos, clarinet, bazuin en hoorn Beet hoven. 9.15 „Riverside nights". „In Queen Vic toria's Ampler Days". „Tho policeman's so- renado". 9.50 Causerie. 10.50 Zesde Fransche suito in E. Bach, door J. Ansel!. 10.20 Tijdsein, weerber., nieuws. 10.35 Vocaal concert door A. Cranmor. 10.5012.20 Dansmuziek van het Savoy- hotel. „R a d i o-P a r i s", 1750 M. 12.50 Concert Lucien Paris. 5.50 Concert door het orkest G. Smet. 8.50 Concert. Königswustorha uson. 1.700 ,M. 8.50 Over Leo Tolstoi on zijn werken. 0.50 Volksliederen uit Scandinavië, door orkest en A. Wilde, tenor. 10.50—12.50 Dansmuziek door orkest Etle Brtis3ol 487 M. en Antwerpen 2G5 M. 6.206.20 Kindermatinee. 8.20 OrkestconcerL 9.3010.20 Dansmuziek jazzband. Munster, 410 M II.5012.50 Morgenconcert. 1.352.50 Werken van Cluck, Grctf, Lully, Rameau. 4.5.20 Kinderuurtje. 5.356.35 Orkestconcort. Werken van Dvorak. 0.35—7.—, 7.05—7.25, 7.30—8— le zingen. 8.20—8.50 Scha&kles. 9.5010.35 Concert door het Guancri- kwarlet. ontbreekt blijkbaar dezo wetenschap. Doch mij dunkt-, wanneer bekwame voorlieden onder het personeel voor het onderhoud der baan vrij, en zonder gevaar voor hun toekomst mot hun ondorvinding voor don dag mochto/i komon, dan zou blijken, dat zij het geheel mot. mii eens zijn. Hot is mij bekend dat bij „Weg cn Werkon" ook dio vrijheid ontbreekt. Ik bezit deze niot genoeg te wanrdccren vrijheid wel en maak daarvan in 's Lands belang onbeperkt gebruik. Tk meen hier lo mogen zeggen, dat het beheer van v eg en werken gebrekkig en liet Rijkstoezieht op do Spoorwegen onvoldoende is, beide als gevolg van gebrek aan kennis van bouw stoffen. Van een staking, die niet dcanpng. Theorie en practijk. Het orgaan vnn den Chr. Melaalbewer- kersbond meldt: - Door den Alg. Bond werd sedert eoniget lijd actie gevoerd bij de firma Gebr. de Boer te Lemmer. De firma gaf echter een niet thuis! Een ultimatum word gesteld. Ook wij hebben aan die werf enkele le den en eerst na het stellen van het ultima- FEUILLETON. Oorspronkelijk Detectieve-Roman door WILLIAM HOLT. *Hoezoo?" vroeg Athur Roger. .Wel, zij is heel anders dan anderen. En t eigenaardige is, dat zij vroeger een ei3ï® leek wel als anderen. Lief, zacht, n levenslustig aardig kind, voor wie een japonnetje en een prettig uitstapje heel voorname dingen in haar leven wa- k Nu is ze absoluut veranderd, bovon- vastberaden en zelfbewust, maar nog en schoon, als te voren. Ja, je behoeft too eigenaardig niet aan te zien, ik d- heuseh niet verliefd op haar. Je weet, hart- is nog al tamelijk onkwetsbaar". Athur Roger had werkelijk zijn vriend onderzoekend aangezien. Een oogen- was werkelijk de gedachte bij hem op- nbwl dat de detective zijn hart aan n nieuwe, schoone cliënte verloren had. ook deze zijn mededinger worden? Hij 0 de schouders op, het ware inder- &1 te dwaas dat te veronderstellen. ^ar on(Iertu8schen voelde hij wel dege- "j's als jaloezie jegens hem. En voor Jaloezie was meer reden dan tegen- l'rans. Want de dood van haar oom i,ri e°n onoverbrugbare klove gemaakt, n C^CQ ^.rans van Beelcum en Dora Bur- ^Ü1 do detective juist in de gele- ^"as met. haar samen te werken en dankbaarheid te verdienen. n Ui beide mannen zwegen eenige oogen- loen vroeg Roaer „Juffrouw Burton wil jo dus als het ware pressen de bewijzen te leveren, dat haar oom vermoord is?" „Ja, en ik geloof ook, dat mij dit lukken" zal. Als hier van een moord sprako is, zal de dader mij niet ontsnappen". „Maar waarom wil zij dat met geweld? En ge hebt nog wel gemeend, dat zij en Frans van Beekum heel dicht bij een ver loving gestaan hebben. Of ben je sinds dien van die meening teruggekomen?" „Neen, integendeel. De zoon van van Beelcum bemint dit meisje en hij zou haar, als alles gewoon gegaan was, haar hand gevraagd hebben. Ik geloof ook wel, dat zij hem gaarne lijden mocht en hem haar toestemming niet zou hebben geweigerd". „In dat geval zou men eerder veronder stellen mogen, dat zij do zaak thans niet zoo op de spits zou willen drijven. Als die twee elkaar lief hadden zou zij, dunkt me, er niet alles op zetten om zijn vader ver oordeeld te zien als moordenaar van haar oom". „Dat heb ik ook al gedacht, maar een vrouwenhart is een raadsel. In elk geval, ik weet wat mij te doen staat. Maar hoor eons", voegde de detective er lachend bij, „als juffrouw Burton mij hier zag, zou zij misschien de verdenking opvatten, dat ik met den vijand heul". „Zij beschouwt mij dan ala den vijand", vroeg R oger. „Nu ja, een beetje wel. Jij verdedigt de belangen van van Beekum. Dat hebt ge haar zelf gezegd. En ze gunt je geen suc ces". „Maar haat zij die familie dan?" vroeg de advocaat, „het komt mij voor, dat die jonge dame, hoe lief en schoon zij er ook moge uitzien, bijzonder wraakzuchtig is. De familie van Beekum is waarlijk ook wel te beklagen". Do detective haalde de schouders op. „Zo is me ook een raadsel", zei hij, „maar ik ben niet hier om een vrouwenge moed te ontraadselen, maar wel om het ge heim van dit drama te ontdekken". „En vertel me dan eens, hoe ver ben je gevorderd? Want je hebt toch zeker al en kele bijzonderheden ontdekt". „Oho", antwoordde de ander, „wij zijn vrienden en ik weet van vroeger, dat jij in die dingen belang stelt, maar daarover zal ik nu toch niet uitweiden, want dan zou juffrouw Burton in zekeren zin van verraad kunnen spreken. Want jo bent toch werkelijk de advocaat van do tegen partij". Dit antwoord trof Athur Roger onaan genaam, juist omdat hij erkennen moest, dat 't waarheid bevatte. Hij had niet naar bijzonderheden gevraagd, om daarvan ge bruik te maken, hij had daaraan niet eens gedacht. Maar inderdaad hij was de advo caat van de tegenpartij en, waar dit zijn vriend reods tot een zekere resorvo tegen over hem verplichtte, begreep hij, dat Dora Burton zelf hem wel degelijk als een te gen stander moest beschouwen. Dat stem de hem verdrietig, want hij mocht al te gen zich zeiven zeggen, dat Dora toch niets voor hem was, dat zijn oude vriend schap voor Frans van Beekum veel zwaar der wegen moeBt dan dc sympathie, die hij voor dat meisje voelde, deze zêer verstan dige redeneering hielp hem niet. Hij voel de, döit zijn hart hem trok naar Dora Bur ton en dat hij heel gelukkig zou zijn voor haar te mogen werken. En het deod hem pijn te weten, dat zij hem bijna als een vijand scheen te beschouwen. Zwijgend liep de advocaat eenige oogon- blikken naast zijn vriend den detective voort, die even naar hem keek en teen nau welijks merkbaar glimlachte. Juist wilde hij een plagende opmerking maken ,toen een jongen op een ieta hem achterop reed. De jongen sprong van zijn fiets, tikte even aan do pet en gaf den advocaat een briefje. „Of U dat dadelijk wilt lozen", zei hij. Roger vouwde het briefje open, maar nauwelijks had hij er een blik in gesla gen of hij maakte een beweging van schrik, wat zijn metgezel niet ontging. Haastig las Roger de weinige regels door. Toen zei hij tot den jongen die hem den brief gebracht had: „Jij kunt wel terugloopon, geef mij de fiets". Do jongen maakte geen bezwaar. „Je neemt me niet kwalijk, dat ik je al leen terug laat wandelen?" „Weineen, is er iets ernstigs gebeurd". „Ja neen, iets ernstigs niet, maar ze moeten mo nog noodzakelijk spreken voor m'n trein gaat en dan heb ik iedere nynuut noodig". Hij drukte don detective vluchtig de hand en reed dadelijk op de fiets weg. Do boerenjongen wilde toen te voet den terugtocht aannemen, maar de detective zei „Wacht vriond, dan gaan we samen. Dat was wel een haastige bdodschap". „Ja", antwoorddo de jongen, „ze zeiden dat ik mijnheer vast en zeker moest vin den, zoo gauw mogelijk. Juffrouw Lize was erg zenuwachtig. Enfin, dat is geen wonder in deze dagen", voegde hij er met een wijs gezicht bij. „Juffrouw Lize van Beekum, bedoel je, ja dat is treurig voor die familie. Maar het loopt misschien toch nog beter af, dan men nu durft hopen. En in elk gevul heeft de familie een heolen steun, aan mijn vriend den advocaat". „Een advocaat", zei do boerenjongen mo' oen bedenkelijk gezicht, „als je dien noodig hebt, dan 1b het meestal niet best. Weef je, toen ik zoo holderdebolder mijnheer moest ophalen, toen had ik net zoo'n go- voel, alsof men in groote haast een dokter ging zoeken, alsof er oen ongeluk gebeurd was". „Och kom, daar is toch niets bijzonders gebeurd?" „Hm, dat weet ik nou juist niet". „Verbeelding vriend. Wat zou er voor bijzonders gebeuren. Movrouw, do meisjes en mijnheer Frans van Beekum zijn thuis. Ze vertooncn zich natuurlijk niet graag, wat volkomen te begrijpen is. En mijnheer van Beekum zelf, die zal al wel ver weg zijn. Of misschien heeft hij een telegram of een brief gestuurd. Ja, dat. zou natuur lijk kunnen, maar daarvoor behoeft men mijnheer Roger niet met zoo'n blijkbare haast op to halen. Mijnheer Roger is een galant cn welwillend man. Ik denk. dat dio dames wat vergeten hebben en hij wil haar natuurlijk graag allo diensten bewij zen, juist nu ze zoo ongelukkig zijn". Do jongen schudde hot hoofd. „Als n gezien hadt, zoudt n ook wel men nen, dat er iets belangrijks gebeurd is. Zo waren zoo zenuwachtig". .Juffrouw Lize?" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 3