(Tweede Blad.
De pers over de Troonrede.
Woensdag 22 Sept. 1926
GEEN PARTIJ-ZAAK.
et Centrum schrijft:
sociaal-democraten maken van de
der ontwapening een partij-zaak.
brengen ze daardoor op een lager
en op een plan, waar ze niet hoort,
weten zeer goed, dat het vraagstuk
o is van internationalen aard en dat
de oplossing ervan niet eenzijdig for-
eren kan.
jj weten bovendien, dat de sociaal-de-
raten lang niet overal voor ontwape-
zijn en zelfs niet voor een inkrimping
diensttijd en dienstplicht, als wij
te lande kennen,
weten ten slotte, dat socialisme en
a pening geen woorden zijn van de-
]de beteekenis, dat het prediken van
volutie en klassen-strijd in flagrante te-
jnstrijd is met de vredes-gedachte en dat
Kerk meer heeft gedaan voor den vrede
svchen volken en individuen, dan alle
aal-democraten ter wereld ooit hebben
daan, of ooit zullen kunnen doen.
Het is eenvoudig ongerijmd op de ont-
ipenings-gedachte als op een monopolie
n liet socialisme te willen beslag leggen.
Door haar opgeschroefde en onbe-
lokto partij-actie en agiatie bewijs' de
A.P. aan de zaak der ontwapening
dienst.
En hetzelfde kan worden gezegd van de
jze. waarop zij meent voor de medezeg-
nschap propaganda te moeten maken,
ifiefc de triomf van het socialisme, maar
ilgemeen welzijn moet doel en inzet
UIT DE PERS
BINNENLAND
Colijn In Hongarije.
Men schrijft uit Boedapest aan de „N.
Crt.":
bestaat hier sedert eenige jaren een
oep die tot stichting van een politieke
rtij op calvinistischen grondslag naar
xlerlandsch model wil overgaan. Deze
oep heeft de gelegenheid aangegrepen,
de gewezen Nederlandscho premier H.
dijn hier vertoefde, om propaganda voor
denkbeelden te maken.
Resultaat was, dat oud-premier Colijn
j.l. Zaterdag in het oude parlement in
Èoherszeg SAndorutca een voordracht
ild over „calvinisme en politiek", waarin
zeer nadrukkelijk stelling nam tegen
opvatting als zouden godsdienst en. po-
iel: niets met elkander te maken hebben
met verwijzing naar het voorbeeld van
oen van Prinsterer in Nederland de vor-
ng eener specifiek calvinistische partij
k voor Hongarije bepleitte,
ij deze lezing waren de kopstukken
anti-revolutionaire richting in Boeda-
st, om het zoo eenB te noemen, tegen-
lordig. Op het podium zaten de minister
staatIstvén de BcrnAt, die presideer-
prof. Sebestyén, de Boedapestsche cal-
listische bisschop Ldszlo Ravasz en do
ede in Nederland opgeleide predikant
irenc Szabo, terwijl-in de zaal nog de
oeger afgevaardigde, dominee Istvan
•vacs zat.
iettcgenstaande men van te voren had
ngekondigd, dat de heer Colijn in het
•llandsch zou spreken en zijn rede zou
rden vertaald, was niet alleen in de
al en op de tribunes geen enkele zit-
lats onbezet, maar bovendien waren er,
ar mijn schatting, nog wel twee hon-
ird personen aanwezig, die zich met -een
•anplaats vergenoegden.
Naar de bladen berichten zal de heer
•lijn zijn rede in Debreczen, het Hon-
arscho calvinistische centrum, waar ook
calvinistische universiteit ziclr bevindt,
rhalen.
De Maasbode die anderhalve ko
lom over de Troonrede weet te „beschou
wen" zegt aan het eind daarvan:
„Voor het overige draagt de Troonrede
zoozeer het karakter van een onschuldig
opstel dat zij voor staatkundige beschou
wingen zoo goed als geen houvast biedt."
Aan de voorafgaande beschouwingen
ontleenen we:
„Naar allen schijn stelt zich deze Re
geering tot taak, langs effen baan de staats
karos in beweging te houden, omzichtig
sturende en wel wetend bovendien, dat
niet licht eenige verantwoordelijke groep
haar iets in den weg zal leggen.
Hier en daar weet de Troonrede, die
over het algemeen in sympathieken toon is
gesteld, een vriendelijke, maar vooral niet
ingrijpende, wijziging aan le kondigen.
Allermeest trekt ons aan, wat ter be
houd van natuurschoon, eindelijk, nadat
reeds onnoemelijk veel aan landgoederen
is verkaveld en aan bosschen geveld, ons
te wachten staat. Inmiddels schijnt ons,
hetgeen men beraamt, niet voldoende om
een schandstuk als de afgraving van den
Pietersberg te stuiten."
D e T ij d is heel welwillend in haar be
schouwingen en besluit:
„Aan de voorbereiding van het regee-
ringsprogram is tijd en zorg genoeg be
steed. Met de verwezenlijking ervan kan
thans worden begonnen. Moge het ko
mende parlementaire tijdperk vruchtdra
gend zijn!"
Het Gentrum had meer verwacht in
de Troonrede:
,,Dë Regeering heeft volkomen gelijk met
niet te veel hooi op de vork te nemen en
geen beloften te doen, op de vervulling
waarvan weinig uitzicht bestaat. Maar er
is sinds de Regeeringsverklaring verscheen
alweer een half jaar verloopen en nu zwijgt
de Troonrede over onderwerpen, waarom
trent een nadere aankondiging preciseering
of detailleering zeker niet onwelkom noch
overbodig zou zijn geweest. Zij staat daar
door te veel in het teeken van algemeen
heid en spreekt van voorbereiding, waar
een positiever woord op zijn plaats zou
zijn geweest. Hebben wij de oorzaak daar
van te zoeken in onzekerheid, in een ze
kere aarzeling en weifeling, omtrent de te
treffen maatregelen, of zijn er andere mo-
tieve?
In elk^geval blijft tegenover deze Troon
rede afwachten de boodschap en hebben
wij dus ons oordeel over haar inhoud en
beteekenis voorloopig op te schorten."
Het Huisgezin noemt het Staats
stuk „Een Troonrede uit den liberalen
tijd". Wij ontleenen aan een beschouwing
van dit blad:
„Wat in het Staatsstuk het meest te
leurstelt, is, dat als weerklank op hetgeen
in het hart van tienduizenden aan bekom
mering leeft vanwege den nood in onze
industrie-arbeiders, niets anders vernomen
wordt dan deze zin: „De onstandvastige
waarde der munteenheid in verschillende
landen vertraagt de gezondmaking van het
internationaal ruilverkeer," een zin, die
van wijlen den heer Pierson of van den
heer Van Gijn of, nu pas, van dr. Hage
afkomstig had kunnen zijn."
De N. H a a r 1. Crt. verwondert het
niet, dat de Troonrede weinig zegt:
„Slechts zes maanden geleden heeft de
eerste minister Yan de aan het bewind
zijnde regeering een uitvoerige verklaring
afgelegd omtrent de plannen van het ka-
binet. Wijzigingen in den politieken toe
stand zijn sinds dien dag van 11 Maart
1920 einde van een vier maanden lange
crisis niet gekomen, zoodat de Troon
rede van vandaag met weinig spanning te
gemoet werd gezien. Wie nieuwsgierig
was vroeg zich af: wat kan de regeering
na de preciese omschrijving van de plan
nen van dit kabinet door Jhr. de Geer op
11 Maart j.l. gegeven, nu nog voor nieuws
te vertellen hebben?"
De Standaard (A.-R.) concludeert:
„Als geheel opent de Troonrede het
vooruitzicht op eene zitting zonder schok
kende gebeurtenissen; eene zitting die, al is
zij rustig, toch niet onvruchtbaar behoeft
te zijn."
De Nederlander (G-H.) zegt, dat
de inhoud van de Troonrede en de beloften
waarmede zij tot ons komt tot gerustheid
en hoop stemt. Na dan een overzicht van
den inhoud te hebbéh gegeven merkt het
G.-H. hoofdorgaan op:
„Het trof ons dat in de veelszins uitvoo-
rige Troonrede geheel over de belangen
van nationale defensie, zoowel wat oorlog
als marine betreft en dat daarmede sa
menhangt, geheel wordt gezwegen."
De N. Leidsche Crt. (A.-R.) con
cludeert:
„In het geheel genomen is onze in
druk, dat deze troonrede, meer dan eenig
tot heden gezien gegeven, aantoont, dat
het kabinet zich van niets zoo vast over
tuigd weet dat Yan eigen zwakheid."
Het Handelsblad (Lib.) zegt haar
mcening heel duidelijk:
„De eerste Troonrede, die onder het mi
nisterie-De Geer aan de vereenigde verga
dering der beide Kamrs voorgelezen, is een
stuk zonder stijl. De rede verraadt door
haar bouw en door haar inhoud, hoezeer
de oplossing der regeeringscrisis in klaart
1.1. een verlegenheidsoplossing was".
(Waartoe mede de Vrijheidsbond heeft go-
dwongen! Red. „L, Crt.").
De Nieuwe Rott. Crt. (Lib.) is al
niet veel milder in haar critlek:
„Dit is nu met recht eene Troonrede, om
niet veel van te zeggen. Zij geeft geen aan
leiding tot ernstige critiek, noch ook tot
vroolijken lof. Het is meer een keuveltje,
een Troonpraatje, dan eene Troonrede, en
men mag vragen, of de Regeering niet, in
zonderheid van het jaar, nu de Koningin
nog als gevolg van eene gelukkig genezen
ziekte moeite heeft met Haar stem, een
wat bondiger en pittiger stuk had kunnen
ontwerpen."
Het Vaderland (Lib.) is daarente
gen heel sympathiek gestemd over de
Troonrede:
„In de Troonrede is zeer gelukkig die
toon gevonden, die een intermezzo mini
sterie past; ze is niet in majeur, maar ook
allerminst in mineur gesteld. Maar ze
herinnert er slechts aan, dat het Kabinet
„naast de in den loop van dit jaar aange
kondigde maatregelen" nog andere dingen
ter hand zal nemen, pourvu (jue Dteu lui
prête vie, la vie ministerielle, wel te ver
staan."
„Summa summarum, de Troonrede is
oen bescheiden stuk, dat van zelfkennis
getuigt van het intermezzo-Kabinet wat
zijne positie betreft, en ze zal bij velen het
verlangen versterken dat de Kamer dit mi
nisterie voorshands rustig zijn gang zal la
ten gaan."
Het Volk (S.D.A.P.) schrijft o.m.:
„In overeenstemming met het politiek
kleurloos karakter van hot kabinet is ook
dezo Troonrede tamelijk kleurloos. Groote
hervormingen worden er niet in aange
kondigd, noch in achterwaartsche, noch
in voorwaartsche richting.
Kleurloos is het stuk echter ook in dien
zin, dat zelfs omtrent de punten van wet
geving, die de regeering toezegt aan te
snijden, men uit de bewoordingen waarin
dat geschiedt, weinig wijzer wordt. Er
wordt, zoo vernemon wij bijvoorbeeld, naar
„gestreefd" de belemmeringen in den bui-
tenlandschen afzet van productei» „een
einde te doen nemen." In welke maatrege
len dat stroven zal bestaan, daarnaar moet
men echter raden. Beoogt men retorsie,
weerwraak? Of heeft men slechts onder
handelingen met het buitenland op hot
oog? Het is uit troonrede niet te lezen. Er
zal „een particcle herziening van de wette
lijke bepalingen op de forensen" voorge
steld worden. Wat zal zij inhouden? De re
geering laat ons in het duister. Aange
kondigd wordt ratificatie van „sommige"
internationale arbeidsverdragen. Van
welke? Van do overeenkomst op den acht-
urendag? Het wordt ons verzwegen."
Het spoorwegongeluk bij de Vink.
Over do door den Minister van
Waterstaat benoemde Com
missie van Onderzoek.
De Minister van Waterstaat heeft aan
het bestuur van de Ned. Yoreeniging van
Spoor- en Tramwegpersoneel geschreven
dat er zijns inziens alleen reeds wegens
den vereischten spoed geen aanleiding be
stond om over de samenstelling der krach
tens artikel lOGbis A.R.D. 'benoemde com
missie nopens het ongeval met trein 218
overleg te plegen met de vakbonden van
spoorwegpersoneel, evenmin als, uit den
aard der zaak, met dc spoorwegdirectie.
Ook bestaat bij den Minister bezwaar om
over te gaan tot do gevraagde uitbreiding
van de commissie, welke met voordracht
zoo klein mogelijk is gehouden en waarin
evenmin iemand als vertrouwsman der
spoorwegdirectie is opgenomen.
De aandacht zij evenwel gevestigd op do
gelegenheid, welke krachtens het vierde
lid van genoemd reglemontaartikel ook
voor do vakbonden openstaat, om alle ge-
wonachte inlichting of voorlichting aan de
commissie te geven.
In het schrijven aan de Ned. Ver. van
Spoor- en Tramwegpersoneel heeft de
Minister aanleiding gevonden om de com
missie in ovorweging te geven de vakbon
den van het spoorwegpersoneel op ruime
schaal in de gelegenheid te stellen alle
gewen8chte mededeelingen aan haar te
verstrekken.
Spoorwegballast.
Prof. J. A. v. d. Kloes te Delft schrijft
aan „Het Vaderland":
Mijn opstel over dit onderwerp in uw
no. van 14 dezer heeft in ruime mate weer
klank gevonden. Onder de vele geschriften
over de spoorwegramp bij de Vink, die mij
bereikt hebben, heeft er een in 't bijzonder
mijn aandacht getrokken. Het betreft, een
onderhoud van „De Telegraaf" met den
Hoofdingenieur, chef van Weg en Wer
ken, Maas Geesteranus. Ik las in het ver
slat' daarvan het volgende:
„Hij (v. d. K.) heeft gezegd dat grof
grind minder aanrakingsoppervlakte heeft,
zoodat er ruimte tusschen het kiezel ont
staat. Doch dat was ons ook bekend. Van
daar dat we fijn en grof door elkaar stor
ten; het fijne kiezel vult de openingen tus
schen het grove. Dit is prof. v. d. Kloes
blijkbaar ontgaan. Alléén grof en alléén
fijn wordt niet gebruikt. De professor heeft
waargenomon, dat de steentjes opspringen;
dat kan bij nieuwen ballast heel goed ge
beuren, door de dreuning van een voorbij
rijdenden trein."
Mij is niets ontgaan. Ik heb wel dege
lijk fijn grind tusschen grover opge
merkt. Doch, daar ik meer kijk op grind
heb dan de genoemde Hoofdingenieur, heb
ik tevens waargenomen, dat de verhouding
tusschen grof en fijn over het algemeen
zeer ongunstig is. Het is zooals ik in
mijn vorig opstel zoido natuurgrind, on-
gehord, en er zit over het algemeen veel
te veel grof en zeer grof in.
Ik kwam dezer dagen met verscheiden
personen, vaklieden on leekon, mondeling
en schriftelijk in aanraking. Geen hunner
heeft mij tegengesproken. Een leek vroeg
mij, hoe het komt, dat zulke ongelukken
al niet eerder plaats vonden en niet veel
vuldiger plaats hebben. Ik verwees hem
naar mijn vorig stuk:
„Te gevaarlijker wordt do toestand
naarmate hij den tevoren beschreven
denkbeeldigen meer nabij komt, zoo nabij,
dat de ballast onder hot gewicht en het
dreunen van don trein uitschiet".
Tot nadere verklaring diene, dat in na
tuurgrind de verhouding tusschen grof en
fijn, rond en plat, in Bterke mate kun
afwisselen, zoodat, wanneer men op
schillende punten een mudiak vobchept en
deze naast elkaar uitstort, do beide hoo-
pen in gecnen decle op elkaar gelijken.
Zoo kan ergens in den ballast ondor do
spoorbaan zoo veel grof en rond grind,
met weinig of geen fijn en plat, bijeenge
bracht zijn, dat de toestand door te gerin
ge wrijving gevaarlijk wordt. Dezo toe
stand moge zich betrekkelijk zelden voor
doen, het gevaar blijft ten alle tijde be
staan.
De ingenieurs van den aanleg der
Staatsspoorwegen wisten dat en Btelden
daarom voorschriften op betreffende het
ballastgrind, als in mijn vorig Btuk nan
gehaald. Bij hun tegenwoordige nazaten
UIT DE RADIO-WERELO
Programma's voer Donderdag 23 Se;»!.
Hilvcrspm 1 0 5 0 M
12.— Poliliobcr.
3.304.30 Uurtje voor de woos- en zie
kenhuizen, door Mevr. Ant. v. Dijk.
7.Politieber.
7.157.45 Exposé van de a.s. taallessen,
door Fred Fry.
7.45 en 10.Porsber.
8.10 Concert door het HJ).O.-orkest.
Adolphe Poth, viool.
Da ven try 1G00 M
11.20;1.20 Hot radiokwartet en solisten
(humorist, banjo, sopraan).
I.202.20 Gramofoonmuziek.
2.503.20 Lozing: Geographical disco
veries, Phoenicians and Pythcas.
4.20 Causerie: Books to read.
4.35 Trocadero, theemuziok.
5.35 Kinderuurtje.
6.20 Dads muziek.
7.10 Landbouwberichlen.
7.20 Tijdsein Big Bon, weerber. on
nieuws.
7 45 Muziek.
8.Lezing: A song in the night.
8.20 Pianokwartet op. 47 in E-, Schu
mann, door W. Reeves, viool. A. Hobday,
viola. A. Gauntlett, cello. G. Dixon, piano.
8.25 Voorlezing: Tennyson's „Recengc".
8.40 Septet op. 20 in E, voor viool, viola,
cello, bos, clarinet, bazuin en hoorn Beet
hoven.
9.15 „Riverside nights". „In Queen Vic
toria's Ampler Days". „Tho policeman's so-
renado".
9.50 Causerie.
10.50 Zesde Fransche suito in E. Bach,
door J. Ansel!.
10.20 Tijdsein, weerber., nieuws.
10.35 Vocaal concert door A. Cranmor.
10.5012.20 Dansmuziek van het Savoy-
hotel.
„R a d i o-P a r i s", 1750 M.
12.50 Concert Lucien Paris.
5.50 Concert door het orkest G. Smet.
8.50 Concert.
Königswustorha uson. 1.700 ,M.
8.50 Over Leo Tolstoi on zijn werken.
0.50 Volksliederen uit Scandinavië, door
orkest en A. Wilde, tenor.
10.50—12.50 Dansmuziek door orkest
Etle
Brtis3ol 487 M. en Antwerpen 2G5 M.
6.206.20 Kindermatinee.
8.20 OrkestconcerL
9.3010.20 Dansmuziek jazzband.
Munster, 410 M
II.5012.50 Morgenconcert.
1.352.50 Werken van Cluck, Grctf,
Lully, Rameau.
4.5.20 Kinderuurtje.
5.356.35 Orkestconcort. Werken van
Dvorak.
0.35—7.—, 7.05—7.25, 7.30—8— le
zingen.
8.20—8.50 Scha&kles.
9.5010.35 Concert door het Guancri-
kwarlet.
ontbreekt blijkbaar dezo wetenschap. Doch
mij dunkt-, wanneer bekwame voorlieden
onder het personeel voor het onderhoud
der baan vrij, en zonder gevaar voor
hun toekomst mot hun ondorvinding
voor don dag mochto/i komon, dan zou
blijken, dat zij het geheel mot. mii eens
zijn. Hot is mij bekend dat bij „Weg cn
Werkon" ook dio vrijheid ontbreekt.
Ik bezit deze niot genoeg te wanrdccren
vrijheid wel en maak daarvan in 's Lands
belang onbeperkt gebruik. Tk meen hier lo
mogen zeggen, dat het beheer van v eg en
werken gebrekkig en liet Rijkstoezieht op
do Spoorwegen onvoldoende is, beide als
gevolg van gebrek aan kennis van bouw
stoffen.
Van een staking, die niet dcanpng.
Theorie en practijk.
Het orgaan vnn den Chr. Melaalbewer-
kersbond meldt: -
Door den Alg. Bond werd sedert eoniget
lijd actie gevoerd bij de firma Gebr. de
Boer te Lemmer.
De firma gaf echter een niet thuis!
Een ultimatum word gesteld.
Ook wij hebben aan die werf enkele le
den en eerst na het stellen van het ultima-
FEUILLETON.
Oorspronkelijk Detectieve-Roman
door WILLIAM HOLT.
*Hoezoo?" vroeg Athur Roger.
.Wel, zij is heel anders dan anderen. En
t eigenaardige is, dat zij vroeger een
ei3ï® leek wel als anderen. Lief, zacht,
n levenslustig aardig kind, voor wie een
japonnetje en een prettig uitstapje
heel voorname dingen in haar leven wa-
k Nu is ze absoluut veranderd, bovon-
vastberaden en zelfbewust, maar nog
en schoon, als te voren. Ja, je behoeft
too eigenaardig niet aan te zien, ik
d- heuseh niet verliefd op haar. Je weet,
hart- is nog al tamelijk onkwetsbaar".
Athur Roger had werkelijk zijn vriend
onderzoekend aangezien. Een oogen-
was werkelijk de gedachte bij hem op-
nbwl dat de detective zijn hart aan
n nieuwe, schoone cliënte verloren had.
ook deze zijn mededinger worden? Hij
0 de schouders op, het ware inder-
&1 te dwaas dat te veronderstellen.
^ar on(Iertu8schen voelde hij wel dege-
"j's als jaloezie jegens hem. En voor
Jaloezie was meer reden dan tegen-
l'rans. Want de dood van haar oom
i,ri e°n onoverbrugbare klove gemaakt,
n C^CQ ^.rans van Beelcum en Dora Bur-
^Ü1 do detective juist in de gele-
^"as met. haar samen te werken en
dankbaarheid te verdienen.
n Ui
beide
mannen zwegen eenige oogen-
loen vroeg Roaer
„Juffrouw Burton wil jo dus als het ware
pressen de bewijzen te leveren, dat haar
oom vermoord is?"
„Ja, en ik geloof ook, dat mij dit lukken"
zal. Als hier van een moord sprako is, zal
de dader mij niet ontsnappen".
„Maar waarom wil zij dat met geweld?
En ge hebt nog wel gemeend, dat zij en
Frans van Beekum heel dicht bij een ver
loving gestaan hebben. Of ben je sinds
dien van die meening teruggekomen?"
„Neen, integendeel. De zoon van van
Beelcum bemint dit meisje en hij zou haar,
als alles gewoon gegaan was, haar hand
gevraagd hebben. Ik geloof ook wel, dat
zij hem gaarne lijden mocht en hem haar
toestemming niet zou hebben geweigerd".
„In dat geval zou men eerder veronder
stellen mogen, dat zij do zaak thans niet
zoo op de spits zou willen drijven. Als die
twee elkaar lief hadden zou zij, dunkt me,
er niet alles op zetten om zijn vader ver
oordeeld te zien als moordenaar van haar
oom".
„Dat heb ik ook al gedacht, maar een
vrouwenhart is een raadsel. In elk geval,
ik weet wat mij te doen staat. Maar hoor
eons", voegde de detective er lachend bij,
„als juffrouw Burton mij hier zag, zou zij
misschien de verdenking opvatten, dat ik
met den vijand heul".
„Zij beschouwt mij dan ala den vijand",
vroeg R oger.
„Nu ja, een beetje wel. Jij verdedigt de
belangen van van Beekum. Dat hebt ge
haar zelf gezegd. En ze gunt je geen suc
ces".
„Maar haat zij die familie dan?" vroeg
de advocaat, „het komt mij voor, dat die
jonge dame, hoe lief en schoon zij er ook
moge uitzien, bijzonder wraakzuchtig is.
De familie van Beekum is waarlijk ook
wel te beklagen".
Do detective haalde de schouders op.
„Zo is me ook een raadsel", zei hij,
„maar ik ben niet hier om een vrouwenge
moed te ontraadselen, maar wel om het ge
heim van dit drama te ontdekken".
„En vertel me dan eens, hoe ver ben je
gevorderd? Want je hebt toch zeker al en
kele bijzonderheden ontdekt".
„Oho", antwoordde de ander, „wij zijn
vrienden en ik weet van vroeger, dat jij
in die dingen belang stelt, maar daarover
zal ik nu toch niet uitweiden, want dan
zou juffrouw Burton in zekeren zin van
verraad kunnen spreken. Want jo bent
toch werkelijk de advocaat van do tegen
partij".
Dit antwoord trof Athur Roger onaan
genaam, juist omdat hij erkennen moest,
dat 't waarheid bevatte. Hij had niet naar
bijzonderheden gevraagd, om daarvan ge
bruik te maken, hij had daaraan niet eens
gedacht. Maar inderdaad hij was de advo
caat van de tegenpartij en, waar dit zijn
vriend reods tot een zekere resorvo tegen
over hem verplichtte, begreep hij, dat Dora
Burton zelf hem wel degelijk als een te
gen stander moest beschouwen. Dat stem
de hem verdrietig, want hij mocht al te
gen zich zeiven zeggen, dat Dora toch
niets voor hem was, dat zijn oude vriend
schap voor Frans van Beekum veel zwaar
der wegen moeBt dan dc sympathie, die hij
voor dat meisje voelde, deze zêer verstan
dige redeneering hielp hem niet. Hij voel
de, döit zijn hart hem trok naar Dora Bur
ton en dat hij heel gelukkig zou zijn voor
haar te mogen werken. En het deod hem
pijn te weten, dat zij hem bijna als een
vijand scheen te beschouwen.
Zwijgend liep de advocaat eenige oogon-
blikken naast zijn vriend den detective
voort, die even naar hem keek en teen nau
welijks merkbaar glimlachte.
Juist wilde hij een plagende opmerking
maken ,toen een jongen op een ieta hem
achterop reed. De jongen sprong van zijn
fiets, tikte even aan do pet en gaf den
advocaat een briefje.
„Of U dat dadelijk wilt lozen", zei hij.
Roger vouwde het briefje open, maar
nauwelijks had hij er een blik in gesla
gen of hij maakte een beweging van
schrik, wat zijn metgezel niet ontging.
Haastig las Roger de weinige regels door.
Toen zei hij tot den jongen die hem den
brief gebracht had:
„Jij kunt wel terugloopon, geef mij de
fiets".
Do jongen maakte geen bezwaar.
„Je neemt me niet kwalijk, dat ik je al
leen terug laat wandelen?"
„Weineen, is er iets ernstigs gebeurd".
„Ja neen, iets ernstigs niet, maar ze
moeten mo nog noodzakelijk spreken voor
m'n trein gaat en dan heb ik iedere nynuut
noodig".
Hij drukte don detective vluchtig de
hand en reed dadelijk op de fiets weg.
Do boerenjongen wilde toen te voet den
terugtocht aannemen, maar de detective
zei
„Wacht vriond, dan gaan we samen. Dat
was wel een haastige bdodschap".
„Ja", antwoorddo de jongen, „ze zeiden
dat ik mijnheer vast en zeker moest vin
den, zoo gauw mogelijk. Juffrouw Lize was
erg zenuwachtig. Enfin, dat is geen wonder
in deze dagen", voegde hij er met een wijs
gezicht bij.
„Juffrouw Lize van Beekum, bedoel je,
ja dat is treurig voor die familie. Maar
het loopt misschien toch nog beter af, dan
men nu durft hopen. En in elk gevul heeft
de familie een heolen steun, aan mijn
vriend den advocaat".
„Een advocaat", zei do boerenjongen mo'
oen bedenkelijk gezicht, „als je dien noodig
hebt, dan 1b het meestal niet best. Weef
je, toen ik zoo holderdebolder mijnheer
moest ophalen, toen had ik net zoo'n go-
voel, alsof men in groote haast een dokter
ging zoeken, alsof er oen ongeluk gebeurd
was".
„Och kom, daar is toch niets bijzonders
gebeurd?"
„Hm, dat weet ik nou juist niet".
„Verbeelding vriend. Wat zou er voor
bijzonders gebeuren. Movrouw, do meisjes
en mijnheer Frans van Beekum zijn thuis.
Ze vertooncn zich natuurlijk niet graag,
wat volkomen te begrijpen is. En mijnheer
van Beekum zelf, die zal al wel ver weg
zijn. Of misschien heeft hij een telegram
of een brief gestuurd. Ja, dat. zou natuur
lijk kunnen, maar daarvoor behoeft men
mijnheer Roger niet met zoo'n blijkbare
haast op to halen. Mijnheer Roger is een
galant cn welwillend man. Ik denk. dat
dio dames wat vergeten hebben en hij wil
haar natuurlijk graag allo diensten bewij
zen, juist nu ze zoo ongelukkig zijn".
Do jongen schudde hot hoofd.
„Als n gezien hadt, zoudt n ook wel men
nen, dat er iets belangrijks gebeurd is. Zo
waren zoo zenuwachtig".
.Juffrouw Lize?"
(Wordt vervolgd).