Vierde Blad. aterdag 18 September 1926 St. Franciscus en het H. Evangelie. Als we nu na zeven eeuwen sinds Vader Yanciscus sterven 'ns zouden nagaan, wat zooal over hem geschreven en gewreven dan zouden we 'n heelo litanie kunnen [menstellen uit al die epitkea, hem gege- L], waarvan er velen zijn, die hem zelf celemaal niet aan zouden staan. Laat (cm mcl al z'n zonen groote verdiensten ebben voor wetenschap en kunst, och, dat jles is tenslotte maar bijzaak, en dik- rijls hoeft hij 't zeker zelf niet bedoeld vera) rop van invloed te zijn. ,,Zijn voornaam- ie bedoeling", zegt zijn levensbeschrijver iionias van Celano, „zijn vurigst vcrlan- 'n cr, zn' hoogste voornemen was 't: het H. ziet rangeüe in alles en door alles te onder- ric'1' ouden, en op volmaakte wijze met alle aakzaamheid en ijver, met heel 't verlan- en van zijn geest, en met al de vurig- e(lor rid van zijn hart de leer van O. H. Jesus iristus te volgen en zijn voetstappen te 0 rukken". Terecht schreef daarom onze Demrijk-regeerende Paus in zijn Francis- »oo 1S> eBCycliek: dat „het den schijn heeft at er niemand geweest is, in_ wien het 'rl- eld van Christus, den Heer, en de evan- vra' ïteche levenswijze meer gelijkend en dui- dijker heeft uitgeschenen dan in Fran- 9 sous. Mooie legenden verhalen reeds in 't be- f a van zijn leven gelijke trekken met ]e isas, doch we laten deze voor wat ze n. Wel is 't kenmerkend, dat we vóór jn openlijke bckeering nergens bij >lano en bij St. Bonaventura slechts óéns I irmcld zien, dat hij het Evangelie voor pjT n, »gen had bij zijn daden en dus 't Evan- lie als motief ervoor beschouwde, aar als de genade Gods tenvolle bezit van p V( »m genomen he«ft, dan zijn er Evangelie- pi, isten te-over, die hem leidden bij zijn yQI ndelen, of die Thomas van Celano en St. maventura aanhalen om ons zijn geest iAT doen kennen. Als 'n andere Saulus werd hij door God 0.75. roepen tot beleving van Christus leven, getuigenis te geven van de waarheid. Vant toen de leer van het Evangelie, of- cj. hoon niet in "*t private, maar wel in 't frcve blielce leven, overal verslapt was, werd Yittr: i d°or ^od gezonden om naar 't voor- ]jaa eld der apostelen door geheel do wereld 0],T|v luigenis te geven van de waarheid", clano). Zijn levensbeschrijvers noemen roeping zelfs do „evangelische roe- j en zeggen, dat hij de „dienaar" van Evangelie zal zijn. Hij voelde, dat hij de frborgen schat' van 't Evangelie gevon- had, en als 'n naarstig zakenman ver eek hij „de gevonden edelsteen" „met al geen, wat hem verschenen was, kon hij v it nalaten te weenen en anderen te doen enen, als hij eraan terugdacht. Hij be- ïep dat hierdoor tot hem 't Evangel ie- lord gezegd werd: „Als gij na Mij wilt men, verlot^hen u zelf, neem uw kruis en volg Mij". 9Uitgejouwd en bespot trok hij mot zijn roidschat" door de stralen van. Assisi, 6 dat zelfs zijn eigen vader hem niet tzac: maar t' ontmoedigde hem niet. ,,'t lakte hem vaardiger om te voleinden ll hij begonnen vras, 't maakte hem ster- r, gedachtig 't woord: „Zalig die vervol- ig lijden om de rechtvaardigheid, want nner is het rijk der hemelen". Ten aan- ïouwe van zijn vader ontdeed hij zich n 't laatste wat hij had, zijn kleeding, pdat hij naakt den naakten Gekruisten u volgen." Wat de wereld versmaadde, wilde God tenenI Hij wekte de roeping en zou.de [voering ervan niet verijdelen. Francis- s was nu in 't tijdperk, waaTvan hij later zijn Testament zou schrijven: „Nadat de ir mij broeders gaf, toonde mij niemand uU at ik moest doen, maar de Allerhoogste If openmbaarde me, dat ik volgens den gel van het Evangelie moest leven". Ge- N tweeen, Franciscus en Bernardus van Quintavalle, waren ze naar de kérk van St. Nicolaas gegaan en daar vonden ze 't „leven in den regel", die ze volgen moes ten n.l. bet Evangelische leven van alge» beele onthechting en spontane liefde. „Van toen af aan", zegt Celé no, „begon hij met vurigen geest en vreugde in 't hart aan allen boetvaardigheid te preeken". Wat werden ze evangelisch gevormd, die eerste broeders door Vader Franciscus: „Gaat", zei hij dan, „en kondigt den vrede aan de menschen, predikt boetvaardigheid tot ver geving van zonden. Wecsl geduldig in de verdrukking, vast overtuigd dat de Heer zijn belofte vervullen zal. Antwoordt in alls nederigheid aan hen, die u ondervragen, 20gent, flie u vervolgen, dankt, die u be- leodigen en belasleren; want daarvoor wordt ons 'n rijk, dat eeuwig duren zal, toebereid", En de eenvoudige broeders, vol moed in 't hart, knielden neer om Vaders' zegen, terwijl hij als laatste woord, zooals gewoonlijk nog sprak: „Werpt maar al uw zorgen op den Heer, want Hij zal u voe den". Dat had Jezus zelf óók gedaan. Voortdurend bijna komen zijn levensbe schrijvers terug op zijn „vornaamste be doeling", het H. Evangelie dat hij „deed en leerde", ze noemen hem zelfs vaak de „Evangelista" en de „heraut van 't Evan gelie". Hij voelde zich net als zijn broeder zoo echt kind van God, Die in Zijn vader lijke Voorzienigheid in do zorgen eenige bekommernis wachtten ze den dag van morgen af, en ofschoon ze dikwijls op hun reizen in groot gevaar verkeerden, maak ten ze zich niet béahgst voor het onder komen des nachts." Breed als 't Evangelie zelf, dat voor alle menschen" en tijden is, was ook Francis cus in z'n opvattingen. Geen halfheid, maar heelheid geen schipperen, maar door voeren; ook van 't Evangelie. Daarom wilde hij zelf slechts één habijt hebben, en huiverde voor zachte kleeding. maar hield van de harde „zeggende, dat Joannes do Dooper juist hierom geprezen wordt in 't Evangelie.en dat in de hutten van ar men geen verweekelijking van kleeding moet gevonden worden, maar wel in de paleizen der grooten, juxta verbum Vcri- tatis, volgens 't Woord der Waarheid" (Mt. 11, 8; Luc. 7, 25). Doch consequent zijn was bij Vader Franciscus geen halstar- rigkeid! De geest, die er sprak uit 't Evan gelie, was heel anders. Vandaar dan ook, dat, ofschoon hij ontzaggelijk streng was voor zichzelf in de versterving hij zich toch wist aan te passen „om het woord van 't .Evangelie", als hij buiten bij de; menschen was, en at van wat men voor zette, Dat was geen zelfvoldoening, geen oigenliefde, want juist dit kostte hem dik- wijlt veel meer moeite en opoffering dan vasthoudendheid, en daarenboven 't droeg bij tot stichting van den evenmensch: „Zoo was hij streng voor zichzelf", zegt St. Bonaventura, en goed voor n' ander, on derwierp zich in alles aan 't Evangelie, en was 'n voorbeeld van stichting, „niet al leen wanneer hij zich verstierf, maar ook als hij at." 'n Anderen keer toen hij ter tafel genoodigd was, deed hij juist of hij at, opdat 't den schijn niet zou hebben, dat hij niet at, wat hem was voorgezet, gelijk het Evangelie verlangt. „De Heer Jezus", zei Vader Franciscus, „heeft me geroepen langs* den weg der nederigheid." Z'n broeders moesten dien weg ook vol gen. Daarom leerde hij, dat de Zoon Gods van de verheven hoogte uit den schoot zijns Vaders tot onzen verachtelijken staat was nedergedaald, juist om door voorbeeld en woord als Heer en Meester de nederig heid te leeren. Daarom liet hij niets ach terwege om als 'n waar leerling van Christus in eigen oogen en die van ande ren verachtelijk te zijn en bracht in her innering, dat door den hoogsten Meester gezegd was: „Wat geacht is bij do men schen, is verachtelijk bij God." Daarom noemde hij z'n broeders ook „minderen" en de oversten heette hij „dienaars", „om de woorden te gebruiken van 't Evangelie, dat hij beloofd had te onderhouden", n.l. „Wie onder u groot wil worden, zal uw dienaar zijn; en wie onder u eerste wil zijn, zal uw knecht zijn." (Mt. 20, 26). Het motief van zijn armoede ook was 't voorbeeld van Jezus, dat hij vond in 't Evangelie. Haar noemde hij zelf de „evan gelische parel". En wanneer hij sprak over de armoede „die aller deugden funda ment en herderin is, onder alle deugden des evangelies de eerste plaats en den hoogsten roem verdient1* („Sacrum com- mercium"), dan zei hij: „Zij is immer de schat, die in den akker van 't Evangelie verborgen is, en om die to koopen moet men alles verkoopen". Hij noemt ze de „evangelische armoede". Toen op zekeren dag de moeder van twee broeders om een aalmoes kwam vragen en Franciscus niets had, dan 'n Nieuw Testament, sprak hij tot Broeder Petrus Gatani: „Geef onze moeder *t Nieuwe Testament, dan kan ze 't verkoopen om in haar behoefte te voor zien, want hierin worden we vermaand om de armen te helpen." Het voorbeeld van Jezus had hij altijd voor oogen, zijn voorbeeld wilde hij volgen, niet 't minst in de armoede. Ze mochten zich niet schamen, de minderbroeders, om to gaan bedelen: en Vader Franciscus gaf hun 't voorbeeld. Want toen hij eens op Paasch- dag niet kon gaan bedelen in den omtrek, deed hij 't bij z'n broeders en vroeg als 'n „vreemdo" om 'n aalmoes. En 't motief? „Gedachtig", zegt St. Bonaventura, „dat Jezus op dien dag als 'n vreemdeling zich voordeed ann de Emmaüsgangers." De liefde vooral, die hem in vlam zette, vond voeding in 't Evangelie. De liefde tot God, en ook de liefde lot al wat God schiep. Wat moet hij ontzettend dikwijls het Evangelie bemediteerd hebben! Daar bij kwam nog, dat als hij 't eens gelezen had, hij 't nooit meer vergat. „Steeds was hij door zijn voortdurende overweging de woorden des Hoeren indachtig", zegt Ce lano, „en met een diepdoordringende be schouwing overdacht hij Zijn werken." En elders zegt hij: „Zij, die dagelijks met hem omgingen, weten hoe hij voortdurend sprak over Jezus, hoe zoet en aangenaam zijn laai, hoe welwillend en liefdevol zijn woord was. Waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over, en de bron der lichtende liefde, die geheel zijn bin nenste vulde, stroomde naar buiten. Voor al was hij veel met Jezus; Jezus droeg hij in z'n hart, in z'n mond en z'n ooTen, Jezus droeg hij in z'n oogen en handen, ja, Jezus droeg hij in al z'n andere lede maten. O, hoe dikwijls, wanneer hij aan tafel zat, vergat hij te eten, wanneer hij den naam van Jezus hoorde, noemde of or aan dacht; zoodat ook van hem kan gezegd worden: „Ziende zag hij niet en hoorende hoordo hij niet." Do gekruiste Jezus vooral stond hem 't meest nog voor oogen. En kon hij vroeger al velen doen weenen, om Jezus nu, als Vader van veel zonen weende hij dikwijls om zooveel lief delijden, en ontstak van de liefde vlam in anderen. Zijn eenigste verlangen was de gelijkvormigheid met Jezus. Daarnaar streefde hij in zijn prediking, z'n verster ving, nederigheid en armoede, maar ook in zijn niets ontziende liefde voor de zie len, in z'n liefde voor de andere schep selen. Evenals Jezus den berg zoo dikwijls besteeg om te bidden, zoo deed 't ook Franciscus; evenals Jezus wordt hij de „goede herder" genoemd, 'en wordt van honi gezegd „dat er geen enkel lid van zijn "lichaam was, dat niet leed". (Celano). Evenals Jezus mocht hij de stigmata dra gen, „otndat hij met 'n wonderbare liefde Jezus altijd in zijn hart droeg en bewaar de", zegt z'n levensbeschrijver. Zoo was Franciscus' leven gelijkvormig aan 't leven van Jezus, dat hij las in 't Evangelie. Z'n geschriften, hoe weinig zo ook zijn, staan eveneens vol van 't Evan gelie. Do eerste Regel van 1209 bestond volgens Celano's woord uit 't Evangelie: ..voornamelijk gebruikte bij er voor de be woordingen van het Evangelie, welke na leving zijn cenig doel was." Juist omdat de levenswijze er in vervat niets anders beoogde dan de nauwgezette naleving van het H. Evangelie, kon de Paus zijn goed keuring niet onthouden. En St. Bona ventura komt bevestigen, dat de „formula vilae", de Regel, die St. Franciscus toen schreef, als onverbreekbaar fundament do onderhouding van het H. Evangelie had". Praktischo voorschriften werden in den loop der jaren erbij gevoegd, zoodat in 1221 'n nieuwe Regel ontstond, waarin Cesarius van Spiers, in opdracht van Vader Franciscus, zorgde voor de Evan gelieteksten. Reeds heel in 'n begin had hij gezegd, dat de apostolische levenswijze z'n groote opzet was, en nu legt hij 't vast in de volgende woorden: „De Regel en het leven dezer broeders is dit, n.L le ven in gehoorzaamheid, in zuiverheid, zonder eigendom, &i de leer en de voet stappen van O. H. J. Christus volgen, Die zegt:"en dan komen de drie teksten, welke het opengeslagen Missaal hem vroe ger reeds toonde. Doch ze waren allen niet zoo vurig ale St. Franciscus, men meende reeds toen de persoonlijke meening van Vader Franciscus naar eigen good- dunken opzij te kunnen zetten, en hij'was wel zoo deomoedig dat hij afdaalde tot do broeders, ofschoon niet gaarne, en hij verontschuldigde zit!f bij den Heer" (Br. Ix»). Zoo kw 't dan ook, dat in den Regel van J±_.. enkele evangelietek sten wegbleven, die Franciscus er zelf wel graag in had gehad. Eu dat is teeke nend voor zijn „Evangeliebeleving". De „Spiegel der Volmaaktheid" zegt ons hiervan: „Ofschoon do Ministers wisten, dal volgens don Regel de brooders "gehou den waren het H. Evangelie te beleven, lieten ze toch uit den Regel wegnemen het stuk: „Ge zult niots medenemen op den weg, enz., denkende, dat ze daarom niet gebonden zouden zijn tot de onderhouding van de Evangelischo volmaaktheid." Toch was de Regel van 1223 „de hostie, ge maakt uit, do kruimels van 't Evangelie", toch hoette Franciscus hem do „medulla evangolii", het „merg van 't Evangelie". In 't begin en op 't einde goeft hij nog 'ns aan, dat hot loven der broeders niots an ders is dat het H. Evangelie, waaraan zo steeds vast moeten houden.- Behalve de Regels, staan ook de „Ver maningen", en „Brioven" van Vader Franciscus vol Evangelie-teksten, wel 'n bewijs voor hetgeen we boven herhaalde lijk naar voren brachten. Terecht mocht hij zelf daarom schrijven aan Moeder Clara, dat hij zelf hel gehee- le Evangelie onderhield, van hot begin af, dat hij broeders kreeg, tot aan zijn dood." Ja, wie stierf ex meer „Evangelisch", dan Vader Franciscus. Die laatste dagen van zijn leven waren niets- anders dan 'n let terlijke beleving van hetgeen het H. Evan gelie verhaalt van Jezus' laatste dagen. Hierop ingaan, lijkt ons overbodig, daar 't elders allicht behandeld is of zal wor- don bij gelegenheid van dit eeuwfeest. Mochten de duizenden kinderen van den Evangelischen Franciscus van Assisi bij dit eeuwfeest hierin 'n aansporing vindon om dien geest van 't Evangelie steeds meer in zich op te nemen tot heil van zichzelf en vele anderen! Fr. GERLACHÜS, O.M.Cap. Buitenl. Weekoverzicht Het is vreemd, dal do menschen de din gen geheel anders bekijken naarmalo zij er al of niet bij betrokken zijn. Zoo behoort het tot de menschelijke zwakheden om te lachen als iemand over een bananenschil uitglijdt en met een plof komt te zitten op een lichaamsdeel dat zich wel op een stoel maar niet op dc steenen thuis voelt. Maar wanneer het u zelf overkomt, lacht u heelemaal niet. Dan pruttelt u heel on vriendelijke woorden, welke niet passen bij een glimlach. Mussolini ondervond precies hetzelfde. „De aanslagen vormen het beroepsge vaar van do koningen, evenals het bezwij ken van den steiger hot beroepsgevaar van de metselaars is. Indien er tranon gestori moeten worden, laten we dan tranen over den metselaar storten", aldus Mussolini, den 13en Juli 1912, in zijn rodevoering op het socialistisch congres van Reggio Einilia, na den aanslag van Alba op Vic tor-Emmanuel. „Do Nemesis van liet recht heeft hem met den dood getroffen Dat is zeer juist Stolvpin louche, sinister bloeddorstig heer, heeft zijn lot verdiend. Het Rusland van de proletariërs is in feestdos en ver wacht, dat het dynamiet de beenderen van het Vadertje met de roodo handen tot stof zal verbrijzelen. Het tragisch einde van den minister van Nicolaas II is wel licht dc aanvang van oen nieuwe periode van revolutionaire actie. Wij hopen het. In afwachting: heil den man die do gewijde daad van den Wreker verricht heeft", al dus Mussolini in een artikel in do „Lolta di Glasse" van den 10cn Juli 1910 na den aauslag op Stolypin. Hooren we dezen zelfden Mussolini vo rige week Zaterdag van liet balron van het palazzo Chigi hot volk toesprekend, enkele minuten na een op hemzelf gopleeg- den aanslag: „Ik wil", zeido hij, „onkole ernstige woor den zeggen, dio door dogenen, tot wie zij FEUSLUETOaS. «H dM Oorspronkelijk Detectieve-Roman door WILLIAM HOLT. •kkii •h-zé s me roei dot h «Ik zeg dit", vervolgde zij rustig, „om- in 1X1 at; ik wenschte, dat deze zaak u zoo mo on ii m geheel in beslag zou kunnen nemen 1 gij er andere tijdroovende zaken voor s, be cet laten schieten. Want dit is geen ge er i* ono zaak. Het gaat opi meer dan om de ieves gedachtenis van mijn oom. Het gaat ook n <le eer van zijn vrouw". ,fs i zegtl" vroeg de advocaat verwon- ■kb' 9r']- zit «Om de eer van zijn vrouw. Ik zal u dat Lc ''eggenMijn tapte heeft het hare er rgö "ijged a gen om van Beokiun te redden, leve» 1 °nze auto kon hij wegkomen, gek'~ >rbo.'' boed en jas van mijn armen oom. Mijn nheeft hem gewaarschuwd, dat de ju- 1 110 het punt stond hem te arrestee- 2|J heeft hem overgehaald te vluchten. n et fatale is, dat de artno vrouw daar- een vreesclijke verdenking op zich on heeft. Want het is een oude ge- r- 'pn!s, maar er zijn nog lieden, die jn pe,tn' lange jaren geleden heeft !i e "!T1 naar de hand van mijn tante n' ,^aar familie heeft dat legenge- I* wilde dat zij met oom Burton zou hfat is ook gebeurd. Begrijp nu L. ot de wereld Z3l zeggen: dit, dat Lt i'1, die werkelijk veel van haar zelfmoord heeft uit wanhoop »r w !-r cr het gedrag van zijn vrouw, dio nog altijd van Beekum lief zou hebben". Roger dacht even na. „Maar", zeide hij, „hebt u wel bedacht, j'uffrouw Burton, dat de laster nog veel erger afmetingen aannemen zou, indien be wezen werd, dat uw oom geen zelfmoord ploogde, doch door van Beekum werd neer geschoten. Dan zal men zich misschien veroorloven te insinueeren, dat die moord gepleegd werd met medeweten van de on gelukkige vrouw". Dora Burton bedekte het gelaat met haar handen. „Ja, dat zal men dan zeggen", zeide zij, „ik geloof ook dat men dat dan zeggen zal. Maar ik ben er zeker van, dat dit niet waar is, en dat, als de volle waarheid aan hot licht komt, mijn tante volkomen on schuldig blijken zal". „Goed, dat neem ik direct aan. Maar is het niet voor de wereld alleen een veel aannemelijker verklaring, dat uw oom de hand aan zich zeiven geslagen heeft uit wanhoop over zijn mislukte speculaties, zijn groote verliezen". „U bedoelt voor ons ook aannemelijker?" „Ja". „Maar als ik dan zeg, mijnheer Roger, dat voor mijn oom die reden absoluut niet bestond. Het is een praatje, dat hij ook ge ruïneerd zou zijn. Als hij op de beurs wat verloren heeft, zijn het in ieder geval .voor hem geen belangrijke sommen, kon hij zijn verplichtingen zeker geheel nakomen. En zelfs, indien hij veel verloren had, wist hij, dat miin vermogen hem nog ten dienste stond. Neen. even vast als ik overtuigd ben van de onschuld van mijn tante, even ze ker weet ik, dat mijn oom geen reden had om zelfmoordenaar te worden. En daar was hij ook do man niet voor, van Beekum zou zoo iets veel eerder hebben kunnen doen. Ik ben overtuigd, dat mijn oom ver moord is, en ik wil dat de moordenaar ont dekt wordt en zijn schuld ontwijfelbaar komt vast te staan. De waarheid moet aan het licht komen. Hot zou en tegenover do nagodachtenis van mijn oom en ook om verkeerde vermoedens tegenover mijn tan te te voorkomen, misdadig zijn, indien de zaak in het duister bleef. Dat mag niet en dat zal niet gebeuren ook niet om iemand anders te redden. Daarom heb ik dien de tective in den arm genomen en wend ik mij nog tot u als een bekwam rechtsge leerde". „Maar wat zou ik kunnen doen. Als u de waarheid omtrent do misdaad die er ge- plegd is wilt vinden, ja dan hebt u een detective wellicht noodig, maar niet mij. Eno advocaat is er, om een beschuldigde to verdedigen, niet om een misdadiger to zoeken". „Mijnheer Roger, als de justitie na boe kenonderzoek en zoo meer ontdekt, dat mijn oom werkelijk geen reden had om zich zelf t© dooden, welk praatje nu loopt, dan zal de justitie ook aan moord gaan denken. En do omstandigheden zijn zoo, dat zij verdenking opvatten zal tegen mijn tante als medeplichtige. Er valt voor u dus wel ter dege een onschuldige te verdedi gen. Ik vraag u of gij dat wilt doen". Athur Roger zou geen oogenblik geaar zeld hebben, van ganschcr harte een toe stemmend antwoord te geven, als Frans van Beekum niet een half uur te voren daar in dienzelfden stoel gezeten had. Vanzelf zou hij al gaarne pleiter geweest zijn in een gerechtszaak, die zeker veel op zien zou baren. Maar bovendien, hoe gaar ne zou hij do dankbaarheid verdienen van het Bchoono meisje tegenover hem,, wier vriendschap hij zich gaarne veroveren wil de. Zij had oon groote indruk op hem go- mankt, hij moende nooit lieftalliger ver schijning gezien te hebben, hij zou or al- los voor over gehad hebben, om haar van dienst te kunnen zijn. Maar hij had al .zijn diensten aan zijn vriend Frans van Bee kum aangeboden, hij had zich dus in ze keren zin al aan haar tegenpartij verbon den. Zijn vriend on dit schoone meisje, beiden verzochten zij hem do waarheid to zoekon, klaarheid te brengen in het duistere dra ma. Maar ze stonden toch tegenover elkaar en hij kon niet beide partijen die nen. Een oogenblik verkeerde hij in eon moeilijke tweestrijd en zijn bezoekster zag hoe hij aarzelde, maar begreep daarvan niet do reden, kon die ook niet begrijpen, wijl zij niet wist wat aan haar verzoek was voorafgegaan. Daarom verwonderde zij zich over zijn aarteling. „U wilt niet, mijnheer Roger", vroeg zij. „Och juffrouw Burton, ik zou zoo heel gaarne u van dienst willen zijn, maar ik mag het niet aannemen". „Waarom niet? Meent u, dat het voor mijn tante zoo hopeloos zou staan, dat u met haar venlediging toch geen succes zoudt hebben?" „Volstrekt niet. Maar voor u, was hier iemand anders, laat ik het maar zeggen, van de tegenpartij en ik heb mij verbon den hem ter zijde te staan". „Zoo? Met andere voorden, u zult dien voortvluchtigen bankroetier moeten ver dedigen. U zult moeten bewijzen, dat mijn gericht zijn, op de juiste wijze uitgelegd moeten worden: Kr moet een einde komen aan zekere schuldige en ongehoorde to leranties aan de andere zijde der grenzen, indien men werkelijk waarde hecht aan de vriendschap van het Italiaansche volk, oon vriendschap, welke door gebeurtenis sen, als dio zoo juist plaats hadden, on vermijdelijk gecompromitteerd wordt." Dal klinkt heol anders, evenals het in stellen van den doodstraf voor allen, dio een aanslag plegen op de fascistische re- gecring of op de fascistischo regeerings- personen. Zoo gaat het, wanneer anderen vallen deert het ons weinig, maar als wij zelf val len, is het minder aangenaam. De viordo aanslag. Mussolini is thans niets to sproken. Hij begint dio aanslagen moe to worden; de doodstraf maar voor die revolver- en bommenhclden. Het is dau ook al do vierdo maal dat do „duce" aan een gewelddadigon dood ont snapt Is. Men herinnert zich misschien nog, dat op 31 Aug. 1924 een aanslag werd beproefd op zijn auto tusschen Aqua Pen dente en Rome. Do kogels troffen toen een volgauto. In November van het vorige jaar werd een samenzwering verijdeld, dio beraamd was om hem op Wupenstilstands- dag uit oon hotelkamer neer te schieten. Met dezen beraamden aanslag hebben do buitenlandscho bladen een weinig den spot gedreven, omdat hot er allen schijn van had, dat men hier met een geweer te doen had, dat om een hoek moest kunnen schie ten, ora Mussolini te raken. In April van dit jaar schoot, een En- gelsche dame, die niet goed snik was, Mussolini in zijn neus. Men herinnert zich nog wel dn portretten van Mussolini, die in allo geïllustreerde bladen verschenen waar do „duce" met oen groote pleister op zijn nous te zien was. En thans was het een jonge anarchist, die een bom nnftr Mussolini's auto wierp, welke bom echter slechts een naar voor bijgangers licht kwetste. Het bleek, dat de dader een vroeger uit geweken Italiaan was, die den laatstcn tijd in Marseille woonde. En daarom stak er oen storm van verontwaardiging op in de fascistischo pers tegen Frankrijk, dat gastvrijheid verlcendo aan anti-fascisti- sclio Italianen en toeliet, dat er daar com plotten werden gesmeed tegen Mussolini on het fascisme. Mussolini zelf had deze be schuldiging hot eerst gelanccord in zijn re devoering vlak na den aanslag. Want dat met de „ongehoorde tolerantie aan de an dere zijde der grenzen de gastvrijheid van Frankrijk werd bedoeld, is maar al to duidelijk. Bij heftige artikelen in de fasei.-;- ilflOhe pers bleef het niet, in Livorno cn Triest kwam liet zelfs tot relletjes voor do Fransche consulalen. Frankrijk protesteerde cn de Italiaan- sche regeering bood haar excuses aan, maar de agitatie in de pers is nog steeds niet stilgelegd en do verhouding van Ita lië tot Frankrijk is cr niet beter op gewor den. De vraag wordt wel eens geopperd: Wat zou er gebeuren, als Mussolini eens wer kelijk viel als slachtoffer van een aanslag# Zou men een opvolger voor hem vinden? Waarschijnlijk niet, althans zeker niet zoo gemakkelijk. Zonder strijd en herrie zou zulk een opvolging niet verloopcn. Dat het fascisme met den val van Musso lini opeens zou verdwijnen, is evenmin aan lc nemen, daar hel fascisme thans reeds te diep geworteld is in het I ven dor Italianen. Mussolini's val zou waarschijnlijk ecu flinke aardbeving in Italië veroorzaken en daarom kunnen we niet alleen Mussolini, maar ook Italië geluk wenschen. dat de aanslag mislukt is Nog afgezien van liet feit, dat een aanslag nu juist niet het meest geschikte midde] is om je politieke tegenstanders te bestrijden. P e n i e u w o Raad - Deze week zijn wij verblijd met het tot stand komen van een nieuwen, gereorganisoerden Volken- bondsraad. En in dien spiksplinternieuwen Raad zijn wij thans ook vertegenwoordigdI Wij zitten er op een zetel voor 2 jaar naast Ghina, die ook voor 2 jaar zitting heeft gekregen. Men zegt wel eens, dat do Hol landers do Chincezon van Europa zijn. Zouden do Volkenbondsstalon dal mis schien ook gedacht hebben? Zooals men weet is het aantal Volken- bondsraadsleden vermeerderd van 10 tot oom con zelfmoordenaar is. Ja, mijnheer Roger, dan kunt u mij niot hol pen". Dora Burl on was onder hot spreken op gestaan. „Hot spijt, mo meer dan ik u zeggen kan", zeido Athur Roger, „ik zou niet wil len, dat u in mij een legonstandor of vijand zoudt gaan zien, ik...." „Och, ik ontzeg u natuurlijk het rocht niet voor uw cliënt te doen wat u kunt", aldus viol Dora horn in do rede, „maar verder overleg kan hier geen nut heb ben". Zij sneed het gosprek kort en beslist af. Do advocaat, dio anders om zijn woorden waarlijk niet verlegen was. stamelde nog conigo zinnen, maar twee minuten later was zijn schoone bezoekster vertrokken.. En hij liop met nijdige passen in zijn kan toor op en neer. „Wat ben ik toch ook ecu vcrvloekto ezel", mompelde hij. „Tk had haar nog hier moeten houden, misschien ware er toch een uitweg tc vin den geweest". Hij bedacht wat hij haar had moeten zeggen, in ieder geval had zij zoo niet mo gen heengaan. Athur Roge.r was over zich zelf volst rokt niet tevrc '-m, maar er was can het gebeurde nu niets meer te veran deren. Dora Burton had op hem dieper in druk gemaakt, dan ooit nog mol een jonge dame het geval geweest was. Indien hij nu als advocaat voor haar laulo had mogen optreden, zon hij haar dikwijls ontmoet hebben, hij zou haar door zijn ijver tot dankbaarheid hebben verplicht. En na zou hij juist haar bedoelingen in den weg moeten slaan. O, het was wel ora boos te worden. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 11