lijk op hem. „En hoe zóó niet? Deugt (lc
wereld nu nog?"
„Dat zeg ik niet. Ik zeg dees: dat
gijlio enkel éónen kant van de wereld be
ziet, den lee!ijken kant; en dat ge niet
ziet dat er ook oenschoone kant aan is.
Dal zeg ik!"
„Alla, Rogghe, hoe kunt ge zoo iets
toeh zeggen, 't Is allemaal rottigheidl"
„Niet waar!" zei Rogghe. „Ik bond
slaan dat er veel goede menschen zijn.
Veel.... Komaan. Wc hebben op 't lest
van Januari gevlagd en gefeest voor do
gouden bruiloft van Willem De Craen en
zijn vrouw. Dio hebben veertien kinderen
gTOot gebracht, en die hebben daar nogal
voor moeten wroeten, jaren lang. En nu
mogen die menschen sinds lang geen slag
moer werken, de kinderen willen dat niet.
Dio zorgen voor ben. En nu hcEVm de
ouders een leven als prinsen. Is dat niet
schoon? Zijn dat geen mcnechen die el
kaar gaarne zien?"
Dat moesten de anderen toegeven.
„En wat is er gebeurd in de weck van
Allerheiligen, toen de vrouw van Frans
den hovenier gestorven is? Hebben do
buren toen do twee kleinste kinderen niet
ogenomen? En hoe kwaad zij geweest
zijn, als er gesproken werd ze naar 't
Weezenhuis te docnl Dicrf iemand daar
nu nog van spreken, die kreeg slagen!"
Ja, dat was schoon.
„En 's Zondags vóór Kerstmis, als die
drio Missionarissen van Scheut hier ko
men prediken zijn, hebben al do menschen
van de parochie dan niet gegeven, en
dik?.... En waarom? Voor hun eigen
plezier?. Neen, voor do arme schaap-
kens van kinderen uit China en Kongo,
dal die ook wat gelukkiger zouden wor
den op de wereld en later in den Hemel
komen!"
„Ja, Rogghe, dat is waar", zei een pro
leet, „maar ge spreekt alleen over Chris
ten© menschen en over wat die doen als
Christ ene menschen!"
„Hcwcl, ja, dat is 'tl Omdat er veel
Christenc menschen zijn, wordt cr veel
schoonighêid gedaan! Pakt nu al die jon
ge kerels die hier hij slaan, de jongens
van mij en die van u: hebben die met
Vastenavond gedanst en gcwallcbakt met
bel ander jong volk? Neen, die zijn alle
maal thuis gebleven, allemaal.... En
wat zei de Onderpastoor overlijd, toen de
nieuwe soldaten van ons dorp binnen gin
gen? Dat ze moesten doen lijk bun voor
gangers, want dat die overal, in alle ka
zernen, voorbeelden gebleven waren. Go
hebt bom ook die brieven van aalmoeze
niers hooron voorlezen?
„En gaat dan eens zien naar al de hui
zen waar de menschen echt christelijk le
ven en aan elkander houden! Daar kan
wel eens een wolk.sken in de lucht han
gen, maar dat drijft af. Die menschen
zijn goed en gelukkig, omdat ze christelijk
zijn!"
De mannen zwegen en warmden zich
voort. Eindelijk waagde hot er een: „Ge
wilt toch niet zeggen, dat alle Christene
menschen goed zijn?"
„Belange niet! Maar wel, dat er
veel goed zijn, omdat ze Christene men
schen zijn. Dat slaat in de gazetten niet
in, want de gazetten vertellen enkel de
wreede dingen. Maar dat kan iedereen
zien, die zijn oogen open trekt.... Zon
der het geloof zou de wereld dwars-door
slecht zijn; nu beeft zij ook een schooncn
kant.
„Ons geloof op de wereld? Dat is pre
cies Jijk die stoof! Het vriest vandaag.
Is 'l daarom overal koud? Ja, buiten en
in huizen waar niet gestookt wordt. Maar
in huizen waar uc stoof goed brandt, is
't lekker. Er wordt vandaag veel kou ge
leden; doch zet nu al de menschen eens
bijeen die 't warm hebben, dal zal een
groole hoop zijn. Zoo is 't juist eender op
de wereld: Geen geloof? Verkeerd! Veel
geloof? Goed...."
Dien avond zaten vele mannen
zich thuis te warmen bij hun blozende
sloof, en keken dan peinzend naar vrouw
en kinderen.
BESCHRIJVING DER PLAAT.
No. 453. Een zeer bijzonder model voor
«ezen tijd van het jaar. Drie sloffen zijn er
voor noodig: zwart wollen rips voor een
lijfje, wit wollen mousseline voor front eu
mouwen en een rood-zwart op wit bedruk
te wollen mousseline voor den rok. Deze
laatste is rondom geplisseerd (van voormid
den uil) met platte breode plooien. Hei
lijfje, met twee zaksplitjes, heeft hel weg
geknipt front vervangen door een van
wilte mousseline met kraagje, knoopslui-
ting (knoopen stof overtrokken). De mou
wen eindigen op een smal manchetje met
dubbele knoop sluiting. Hoed in rood vil!,
kousen roze en schoenen grijs of zwart.
No. 454. Wandclrube van kaska in de
tint feuillemorle, een der moest bekendo
herfstkleuren. De rok, apart van het lijfj<
gemaakt, wordt aan een onderlijfje van
dunne goedkoope stof bevestigd: hij is va o
achler glad en aan den voorkant geplisseevd
in stolpplooien. De rechte blouse kenmerk!
zich door een ondergevocgd front met op"
gezette sluiting-strook over het midden. Bij
passende galalith-knoopjes, worden :i
groepen van drie geplaatst. Men neme een
hoed van vilt in bijpassende kleur, kousen
lose en schoen zwart of bruin.
Gemakkelijke Batikmethode.
ITct maniertje om doeken op schilder
achtige wijze to kleuren, zoodat ze voor al
lerlei versieringsdoeleinden geschikt wor
den, zal door de rasechte batiker met een
minachtend schouderophalen genegeerd
worden, weliswaar, maar is daarom niet
minder geschikt voor hen die met geringe
middelen gaarne eigenhandig eens iets
aardigs willen maken. Ik bedoel hier die
soorten batiks welke geen vaste, vooraf be
paalde en getcckende teekening vertoonen,
maar meer een stervormig uitstralend gam_
ma van fraaie bonte kleuren.
Om Ie beginnen heeft men noodig een
doek, laten we zeggen van crêpe de chine
en con meter in het vierkant. Verder een
kluwen raffia en enkele kleuren anilineverf
ir. water of wel spiritus oplosbaar.
Hol gemakkelijkst zijn de in spiritus oplos
bare kleurstoffen. In enkele fleschjes lost
men de verf op; men bedenke hierbij dat
aniline uiterst krachtig kleurt en reeds ge-
ringe hoeveelheden,voldoende zijn om in 'i
modicijnflcseh van 100 gram een donkere,
voor 't gebruik reeds veel te sterke verf te
geven. Van deze fleschjes giet men in
kommen of hakken, waarin vooraf vol
doende spiritus is gegoten om er de doek-
geheel in te kunnen onderdompelen, een
klein beetje verf over, tol men de ge-
wensehtc kleursterkte gekregen heeft. Als
dan is het zoogenaamde „had" gereed.
Nu neemt men den doek precies in zijn
middelpunt, zoo. dat dus de vier hoeken
gelijk naar beneden hangen, verdeelt de
plooien regelmatig en windt dan een flinke
hoeveelheid raffia stevig om het bovenste
gedeelte als aangegeven op fig. I. Hierop
volgt een gehcele onderdompeling in dc
kom met het „bad", dat we, laten we zeg
gen lichtblauw hebben gemaakt. Na zich
overtuigd to hebben dat de verf overal goed
in de slof gedrongen is kan men den donk
er uit halen, laten uitlekken (desnoods
voorzichtig uitknijpen) en te drogen han
DE SAMARITAANSCHE VROUW.
EERSTE BEDRIJF.
Een middag van Ooslerscli felle hitte.
In liet midden-plan brokken steen,
wier donkcr-bemoste flanken doen ver
moeden, dat ze een druk-gcbruikle wel
put omsluiten.
Links een verschiet van gerst- en tarwe
zcecn, die opslaan uit de valleien en aan-
golvcn tegen bellingen wit voor don oogst.
Rechts een weggetje, dat lusschen de
struiken hcenschict naar een kai*avaaJi-
weg, welks aanwezigheid hoorbaar is
door hel getingel der belletjes van de last-
ezels.
Er is ook een stad vlak bij.
En dit zou men hcclcmaal niet vermoe
den op bet zien van het ongerepte van
dit stille plekje; want lusschen bet hooge
gras groeien de bloemen volop, en die
bloemen zijn niet geknakt, hangen er niet
half-afgeslagen bij: ook glinsteren er geen
scherven van gebroken flesscben, blin
ken er geen leege bussen tusschen prop
pen papier; en er nirpen kapellen en sche
ren zwermen vogels neer uit dc slanke
populieren, de forsche ceders van bet mid
denplau.
Dit geboomte vormt de uilloopers van
een eeuwenoud landgoed, dat evenmin de
nabijheid van een stad verraadt, want er
is geen belemmerend prikkeldraad ge
spannen en het hout prijkt niet gemerkt
met wille strepen of cijfers om te worden
gerooid wegens proef-ontginning, of villa
parkaanleg, wegens verkeersverbetering,
of industrie-uitbreiding, wegens vermo
gens- of successie of forensen-belasting.
Op een steen-blok naast de put zit een
Man te rusten.
Hij is vermoeid, maar zijn vermoeid
heid heeft Hem niet gebroken; rechtop
zit hij zonder een zweem van gemak
zucht.
Zijn klccren hebben het mooie en met
een met-opvallende van de beschermende
kleuren der vogel?, ze hangen in rustig-
reclite plooien omlaag.
Zijn baar is lang, maar daardoor heeft
zijn figuur niets vrouwelijks integendeel,
zo omseherpen het gelaat en helpen zoo
mee, om over geheel zijn verschijning een
sfeer te spreiden van edele en krachtige
mannelijkheid van zich zelf meester zijn,
en in die beteekenis heet Hij: de schoon
ste onder dc mcnschcnkinderen.
Eenzelfde meesterschap ligt er ook in
zijn blik; Hij kijkt niet vaag, verstrooid,
Hij kijkf waarheen Hij kijken wil, Hij kijkt
naar bloemen en vogels op een manier
als. Ik ben Meester van dit al.
Op het oogenblik denkt Hijmis
schien aan Jacob, die deze welput aan
legde en dit landgoed aan zijn zoon Jozef
gaf: en een voorspel van Gods voorzie
nigheid heeft altijd hel winnen van een
ziel tot besluit.... in ieder geval denkt
hij aan dingen die niet van deze wereld
alleen zijn.
Plots klinkt er gezang van een vrouw
op het weggetje lusschen de struiken.
De Man ziel wol op, maar niet met
zoo'n ruk van nieuwsgierigheid; zelfs zijn
kleinste spontane handelingen ontglip
pen niet aan zijn toezicht van zelfbedwang
Als de vrouw den Man ontwaart houdt
zij met zingen op.
Zij bad getracht haar misnoegen weg
te zingen over hot geval van daareven
toen zij ecnige mannen ontmoette, die
haar niet hadden opgemerkt; dat was een
klap tegen =haar zelfzucht, want behagen
is haar levensdoel, vandaar haar be
rekende kleeding.en haar berekende
loop.... en haar berekende oogopslag.,
alles van iemand, die gebcel van deze
wereld is.
Zij vraagt zich af, of die mannen soms
vrienden zijn van Deze bier.die man
nen waren Joden.... en behaagziek-lang
zaam naar den put gaande, voelt zij al
gauw bij bet uitblijven van het minste
succes: ook Hij is een Jood.
Zij voelt nog meer; zij voelt dat er nu
iets in haar omgeving is wat zij niet kent
iets onlroerend-zuivers; aangezien
zij echter dat niet kent, smaakt zij het
ook niet; en haar misnoegen van daar
straks keert terug en zingend wil zij zich
bukken over den put.
Maar weer houdt zij met zingen op en
een triomf licht in haar oogen: voor den
Man bleef zij niet onopgemerkt; de Man
heeft haar toegesproken.
De Man: Geef mij te drinken.
De Vrouw: Hoe komt het, dat Gij 'n
Jood, van mij, 'n Samaritaansche vrouw
te drinken vraagt?
Do Man: Indien ge de gave Gods bc-
greepf en wie het is die u zegt geef mij
te drinken dan zoudt gij hem gevraagd
en Hij zou u levend water hebben ge
geven.
De stem van den Man klinkt baar won-
dcr-zoet, of zij hoort de diep-eerlijke, de
ongekunstelde uitingen van 'n onschuldig
kind, maar om het verhevene der bedoe
lingen te begrijpen is zij te veel mensch
van de zinnen. En zij kijkt de gouden
ringen aan haar vingers en de gouden
banden om haar armen; dat zijn de din
gen die zij begrijpt; en daarom antwoordt
zij dood-nuchtcr, gewoon aan tastbaar
profijt.
De Vrouw: Heer, Ge bobt niet eens 'n
putemmer en de put is diep; van waar
hebt ge dan levend water?
TWEEDE BEDRIJF.
Een broeierige zomermiddag in een
winkel van garen en band.
Rechts een uitstalkast met stapels hem
den en borstrokken: tegen scherp concur-
reerende prijzen.
Op het midden-plan een toonbank.
Voor die toonbank wacht een Man; bij
staat er rustig bij, ofschoon bet lijstje dat
hij raadpleegt zwart ziet van de nog af
te werken adressen.
"Wanneer hij bedaard bet boekje weer'
in zijn binnenzak steekt, valt het op, datj
zijn viDgers van geen ringen voorzien!
zijn; en bij draagt geen das, en geen
souspieds en ondanks do afwezigheid van]
dezo en verdere absoluut door do mode'
goëischte parade-dingen ziet bij cr keurig
ui».
Links bevindt zich een deur met ge
kleurde ruitjes en daar do winkelbel is'
overgegaan, opent zich die deur, wel ver
genoeg om er een bedrijvigo vrouw doom
te laten.
Do vrouw glimlacht, maar bet is een
glimlach zonder gevoel, een dio is inge-,'
oef end bij den beleefden omgang met'
mensehen, aan wie wat verdiend moet
worden.
Als de vrouw ziel, wie de man eigenlijk
is, wordt haar gezicht een oogenblik ef-'
len, maar, als zij achter de toonbank gaat' J
staan, overwint de macht der gewoonte'
en doet zij vriendelijk.
De Vrouw: Wat is van Uw Eerwaardes
believen?
De Man: Ik kom op huisbezoek: U slaat
opgegeven, dat u uw Paschen houdt en i
zoo; maar ik moet u toch eens vragCD, wij
zien u zoo goed als nooit in de kerk.
De Vrouw: O, eenvaarde, wij gaan al-
lijd naar een andere parochie.
De Man: Naar een andere parochie? j
En waarom?
De man legt in zijn vraag geen hard. I
verwijt, al weet bij, wat zoo'n uitvlucht 'l
maar al te dikwijls beteekent voor do
venvaarloozing van een ziel, hij vraagt'
belangstellend, niet voor zichzelf, maar;
voor een ander, en daarom is hij zacht cn'^
geduldig, zooals de Goede Herder moet i
geweest zijn in Wiens plaats hij bezoekt.
Aan de vrouw echter ontgaan dezo
uitingen van booger leven, zij weet slechtsI
van inkoop en verkoop en in haar hart is
er slechts plaats voor de nuchtere opvat-;
ting: voor iets hoort iets wat duidelijk
blijkt uit baar snibbig antwoord.
De Vrouw: Ach, Eerwaarde, ik zou wel
meer bij u in de kerk komen, maar mijn J
zaak heeft nog nooit de klandizie gehad
van uw pastorie....
J. VAN DINTER S.J.
PATRONEN NAAR fêAAT
fl 1.00 pee stuk.
Kindermaten tot 12 jaar fl 0.75.
Papieren patronen op maat ge
maakt, kunnen onder toezending
van het bedrag (vergeet niet het
nummer van het model op te geven)
besteld worden aan Paper Pattern
Service, Parkstraat 79, Den Haag.
Dc maten op te geven volgens
onderstaande teekening.
gen (niet bij een kachel!!). Hij is in eca
kwartier doorgaans volkomen droog en men
kan dan beginnen er de raffia weer af te
winden, waarna zal blijken dat bij op de
omwonden plaats wit gebleven is en daar
e<?n stervormige uitstraling vertoont.
Hot boven beschrevene is de meest een
voudige vorm van bewerking eu men kan
er al aardige dingen mee maken. Wil mor.
echter meer kleuren of tintpn blauw loe
passen, dan late men de raffia na hot ver
ven nog op haar plaats en omwikkele bo
vendien nog do vier hoekon Ier plaatse als
bijvoorbeeld aangegeven in fig. II. Na in
middels een tweede „bad" van een donker
der tint blauw of wel geel of rood ge
maakt Ie hebben, dompelt men daarin den
doek en laat bom vervolgens weer uitlek
ken en drogen. Zoo kan men door steeds
weer andere plaatsen mot raffia te omwin
den ook «leeds moor klourschakcorïngen
maken on dosgowonsoht ook bol allereerst
omwonden gedeelte (wat dus wit is) een
kleur geven, door het afwindende de gcheele
verdere rest te ontwikkelen en dan het ge
heel nog oens in een verfbad te doen.
Hel eindresultaat zal iets zijn wat in
groote trokken overeenkomt met fig. ITT.
Voor hen die de grondbeginselen der
klcuron-theorie niet kennen, moeten wo
nog opmerken, dat mon nooit lichte finten
over donkore kan verven: het resultaat zou
een nog donkerder tint zijn. verve men
over groou geen rood of oranje, over paars
geen geel, over oranje goen blauw of om-
gekoerd, een waarschijnlijk loolijke, grauw
bruine tint zou het gevolg zijn.
En ten slofte nog dezo raad: gebruik bij
het verven zoo mogelijk gummi-vingers of
handschoenen
Dc tijd die vliegt ofeindeloos schijnt.
Zijn wij in dagen van vreugde, die o,
zoo spoedig aan het eind zijn, dan vinden
wij, dat dc tijd veel, veel te snel gaat, dat
ons leven henen glipt. Maar zijn wij in da
gen van smart, waarin angsten of zorgen
ons drukken, dan schijnt ons dit lijden ein
deloos.
Hoe komt het toch, dat dc tijd, dc on
veranderlijke tijd, al naar onze gemoeds
gesteldheid is langer of korter lijkt? Men
beweert wel eens, dat in uren van vreugde
do tijd voorbij gaat, zonder dat men er op
let, maar die bewering kan ik niet juist
vinden. Immers wij zijn evengoed geneigd
den duur van den tijd te onderschatten in
uren van verdriet als in uren van vreugde?
Waarom gaan naar mate men veroudert,
de jaren sneller voorbij dan in dc jaren
der jeugd?
Ouder wordpn is toch niet een van onze
prettigste bezigheden en toch, met het stij
gen der jaren schijnen de uren korter te
zijn. Als in een kort tijdsverloop onze
geest een aaneenschakeling van gebeurte
nissen meemaakt, als er telkens andere ge
dachten en indrukken op onze ziel inwer
ken, dan gaat de lijd zoo snol, zoo snel,
dat we geen gelegenheid hebben ons re
kenschap te geven van den duur des tijds.
Soms zijn er slechts enkele dagen of weken
vcrloopeu, die ons jaren gelijken, rekenend
naar al hetgeen er gebeurd is!
Kinderen, die him vreugde vinden in het
spel en onbezorgd het leven doorlachen,
vinden dat bet o zoo lang duurt voordat ze
„groot" ziju en dit mogen doen of dat mo
gen meemaken! Hun verlangens, bun
grootste wenschcn gaan naar later en het
verlangde wachten doet juist den tijd lan
ger schijnen.
Dat in tijden van angst en smart de tijd
zoo tergend langzaam gaat, komt, omdat
wij onzen geest in zulk een toestand niet
behcerschen. Wij kunnen onze gedachten
niet dwingen tot stilstaan bij éën onder
werp. Onze fantasie loopt de gebeurtenis
sen vooruit en speelt ons parten. Of bet
prettige of droevige gedachten zijn, ze zijn
talrijk en als de lijd van spanning voorbij
is, dan zal het ons heel lang schijnen,
daar onze geest zooveel beeft verwerkt.
'ERICA.
De mode in de laatste 50 jaar.
De mode van beden is ondanks haar
groote verscheidenheid en haar veellallige
gedaante-verwisseling, zeer eenvoudig bij
vroeger vergeleken. Dc verschillende voor
schriften die vroeger als onmisbaar op het
mode-repertoire stonden, hebben afge
daan. De mode van heden mag dan dwin
gen om de aandacht, die van vroeger deed
dat niet minder.
Hoe luidruchtig was de mode der schoe
nen in de zestiende eeuw! De dames droe
gen toen trippen; dat waren klepperende
blokjes onder de schoenen. Sommige hec-
ren deden eveneens aan dezo mode mee.
Het oor werd in die dagen aangenaam
getroffen door het zachte geritsel van zij
de, hetwelk aankondigde dat do elegante
dame met sleepjapon in aantocht was. Dc
lange kettingen waar men in vroeger dagen
mee placht te spelen, zijn wel weer in de
mode gekomen, maar de-met-zorg aange
leerde pose heeft men laten varen.
Wij zijn geen menschen meer, die ons
een bepaalde manier later voorschrijven.
Originaliteit is onze leuze, ook al volgen
wij slaafsch de mode!
Do stijve, uitstaande rokken onder de
nauwe keurslijfjes, die bij de minste bewe
ging een piepend geluid maakten, zijn ver
dwenen.
De korte japonnetjes van soepele slof
belemmeren in het minst niet onze bewe
gingen. Onze vingers zijn ook niet meer
stijf van de schitterende ringen en de da
mes behangen zich niet meer zwaar mot
kettingen. Een 45 jaar geleden werd de
queue en bet gebaleineerde lijfje nog ge
dragen. Men behoeft dus heusch niet zoo
oud te zijn om zich dat te herinneren. En
wie het zich herinnert, weet dat zoo'n lijfjo
compleet een corset was.
Een avondcostuum van witte kant b.v.
uit het jaar 1880 was een compleet cos-
tuum. Niet maar zoo'n kleedje dat tegen
woordig in onze handschoenendoos kan
worden opgeborgen, maar het was een
zwaar, bewerkelijk en zeer gecompliceerd
cosfuum, waaraan arbeid noch kosten ge
spaard waren.
In 1903 ongeveer werd er ernstig ge
tracht de zeer onpractischo mode te verbe
teren. Het vrouwencostuum was onprac-
tisch en eindelijk namen vele vrouwen de
veranderingen, welke verbeteringen wa
ren, zelf krachtig ter hand.
De japonnen waren lang, veelal slepend
en veroorzaakten opwerpen van stof bij de
minste beweging. Er ontstond een sterke
strooming om vooral van deze last bevrijd
te worden. Zoo kwam in 1905 de voet-
vrije japon waaraan smockwerk was aan
gebracht. Hals en pofmouwen waren van
^piockwerk voorzien. Het keurslijf was
eveneens gesmockt en de rok was ruim en
vloeiend. Later werd de rok wat smaller
en langzaam aan ook iets korter. Veel gar
neering werd gebruikt. Soutache en tres,
galon en kant-blokken waren aangewezen
rokversieringen. Ingezette vesten van lich
te kant waren zeer in gebruik en ook paste
men dikwijls kant-manchetten toe.
Hoe de mode zich allengskens gewijzigd
heeft, weten wij allen. En als wij aandach
tig vergelijken gaan komen wij tot de con
clusie dat de mode een gelieele evolutie in
den lijd van 50 jaren heeft doorgemaakt.
Vijftig jaar, een halve eeuw is een betrek
kelijk korten tijd, vandaar dat zij, die deze
evolutie hebben kunnen volgen, zoo dikwijls
met eenig heimwee spreken over „dio
elegante mode" van vroeger dagen.