Ie Lette Courant"
Derde Blad.
mmma
msmm
1
Zaterdag 21 Augustus 1926
DE H. GEEST IN DE DRIEËENH-ID.
Langzamerhand geraakt de teekenin^
van het plan Gods' met ons haar voltooi
ing. Doch nog over een allervoornaamsto
'detail moet worden gesproken, een detail
zonder hetwelk het onmogelijk zal zijn te
hegrijpen hoe God zijn plan in ons vol
voeren wil. Wij zullen al wel hebben inge
zien, dal wij uit eigen kracht niets kunnen
ter volvoering van Gods plannen; en dat
'do genade feitelijk alles in ons doen moet.
Nu is het juist over den uitdeeler der ge
nade, dat wij iets gaan zeggen, over den
Heiligen Geest. Hieraan onze aandacht te
schenken is niet alleen van het hoogste
hut, maar ook absoluut noodzakelijk.
Ons levensplan is: één te zijn mei Gliris-
tus, maar die eeftheid is niet te bereiken
zonder het hebberi van den Geest. Pauius
wederom zegt het ons: „Zoo iemand den
Geest van Ghjintus niet heeft, dio hoort
niet toe aan Clmatus." (Rom. 8, 9). Eu op
een andere plaats: „Alleen z ij zijn kinde
ren Gods, die door den H. Geest geleid
worden."
En was de Goddelijke Zaligmaker er
niet ten hoogste voor bezorgd, dat de
zijnen den H. Geest zouden bezitten?
Heeft Hij er niet zelf om gebeden op het
Laatste Avondmaal? En heeft Hij niet ge
zegd, dat die Geest zijn plaats zal ver-
Vangen, wanneer Hij zelf zal zijn heenge
gaan van deze aarde?
Ouzo kennis omtrent den H. Geest ver
meerderen is dus van het grootste ge
wicht, willen we althans eenigszius be
grijpen, en dan ook mede helpen volvoe
ren het plan Gods in ons.
De H. Geest, zoo leerden wij rgeds op de
schoolbanken, ii de Derde Persoon van de
'Allerheiligste Drieëenheid, waarlijk God ge
lijk de Vader en de Zoon; ja, wij leerden
zoo kennen hetgeen de Kerk weet uit de
Openbaring, welke God haar gaf.
Een God in drie Personen, die van el
kander onderscheiden zijn door do wor-
kingen in God, en door de betrokkingen,
welke daardoor ontstaan.
In een eeuwig zichzelf begrijpen en ken
nen brengt de Vader van eeuwigheid den
Zoon voort, die Hem gelijk is, wimt Hij is
met den Vader één in wezen, en één van
natuur.
In een eeuwig elkander bemiunen bren
gen Vader en Zoon voort den H. Geest, die
genoemde kan worden alzoo de verper
soonlijkte Liefde van den Vader en den
Zoon, en die wederom aan hen gelijk is,
omdat hij één is in wezen met hen en één
van natuur.
Deze Geest wordt genoemd: de Heilige
de heiligmaking wordt aan hem toege
schreven.
En nu komt er een moeilijk punt: dat
wij nl. iets toeschrijven aan één Persoon
terwijl we weten, dat in God alles één is,
één verstand, één wil, één macht, één na
tuur. Maar naast die éénheid is er een
onderscheiding van Personen: het Vader-
zijn is alleen eigen aan den eersten Per-
isoon, het Zoon-zijn alleen aan den twee-
iden, het voortkomen va» Vader en Zodn
is alleen eigen aan den derden Persoon.
Daarin Is juist de onderscheiding van Per
sonen gelegen; maar verder is alles in God
algemeen en aan iedere Persoon eigen.
Is dit zoo, wanneer we God beschouwen
in zijn werkingen in zich, niet anders ia
het in zijn werkingen naar buiten, hetzij
het is de schepping of de heiligmaking.
Wat doet nu echter de Kerk, om ons in
God ook de drie Personen afzónderlijk te
'doen vereeren? Zij schrijft aan ieder van
drie Personen werkingen toe, die het
meest overeenkomen met datgene waar
door de drie Personen van elkander on
derscheiden zijn.
Zoo ligt in het begrip Vader opgesloten
het begrip oorsprong, en vandaar, dat de
Kerk aan den Vader toeschrijft.de schep
ping; maar het zou een dwaling zijn hier
uit (e besluiten, dat des de Kerk zou leo-
ren, dat de Zoon en de H. Geest in
schepping geen aandeel zou hebben
had. Omdat de Zoon voortgebracht is
door des Vaders kennis van zichzelf, wordt
door de Kerk aan hem toegeschreven do
Wijsheid.
Wat nu is de H. Geest in de H. Drie
eenheid? Hij is de volmaking in de liefde
Zijn bijzondere eigenschap is het: voort te
komen van den Vader en den Zoon. Wij
zouden haast willen zeggen: do H. Geest
maakt de H. Drieeenheid af.
Wanneer er nu sprake komt van wer
kingen Gods, die veronderstellen liefde,
vervolmaking, vereeniging en dus heili
ging, wordt er door de Kerk bijzonder ge
dacht aan den H. Geest. Zoodoende wor
den de werkingen van heiligmaking aan
hem toegeschreven. Maar daarmee wordt
niet geleerd, dat de Vader of de Zoon nlots
of minder aan die heiliging zouden doen
dau de derde Persoon. Het werk der hei
liging van de zielen is nu eenmaal een
werk van volmaking, van voltooiing, van
vereeniging, en vandaar, dat we dan meer
bijzonder denken aan den H. Geest, en
hem alzoo juist vereeren in datgene, waar
door hij van de andere'goddelijke Perso
nen is onderscheiden.
Het is nu eenmaal een onmogelijkheid
mot on9 menscbenverstand de Godheid te
begrijpen, maar toch hoe meer wij trach-
VARIA.
't Is vacantietijd. De courantenschrij
vers hebben voor een deel de beenen ge
nomen, peddelen door Neerlands dreveD,
luieren aan zee, soezen ergens in een Gel-
derscli bosch, of indien zij oprechte sjieke-
lingen zijn vertoeven ze ergens in 't bui
tenland. Frankrijk en België zijn niet
duur; Duitschland en Zwitserland niet
goedkoop. De trek richt zich naar den in
houd der portemonnaie.
Er zijn ook krantenlezers. Maar kran-
tenlczen is in de vacantietijd ook al niet
altijd even belangwekkend, vooral in den
komkommertijd. De journalist weet dat bij
intuitjp; of liever bij analogie.
Hij redeneert zoo: het is vacantia
mijn hersenen werken traag ik ben een
menscli de lezers zijn ook menschen
hun hersenen wei-ken ook traag, want het
is vacantie, of komkommertijd en do at-
mospheer der hondsdagen werkt verslap
pend op de zenuwen en op de energie.
Dit alles dient mij om mijn eigen paadje
schoon te vegen; want ik heb ook vacan
tie, enz.
We waren van plan in deze rubriek een
nieuwe serie artikelen op te zetten over
maar dat doet er niet toe. Eigenlijk wilden
we liever daarmee iets wachten en nu komt
de hoofdredacteur ons te liulp en vraagt
enkele weken: varia.
Goed. Graag!
Dus lichte lectuur.
En daarom schrijf ik af een vers van F.
Laurillard. 't Is geen bijster kunstzinnig
product. Maar jongelieden die van voor
dragen houden, moeten het bewaren, 't Kan
te pas komen.
Men moet letten op de uitspraak en de
personen die br in voorkomen en hun
spreekwijze imiteeren. Daarvoor is 't nu
misschien nog te broeisch en te warm. Maar
't kan toch bij gelegenheid zijn dienst
doen. 't. Is getiteld:
„Een vers, dat als een nachtkaars uitgaat".
Men kan desnoods in den eersten regel
„diligence" veranderen in „groote amo
ve m" dan is 't vers „up tot date".
In een diligence zaten
Negen menschen bij elkaar
't Was een dag van groote hitte
En de lucht was drukkend zwaar.
Alles wat die menschen zeiden,
Kwam zoo wat op 't zelfde neer:
Niemand hunner sprak ten minste
'Anders dan van 't heete weer.
Naast een jongen dwazen dandy
Zat een onderofficier;
Nevens liem een rijzig zeeman;
Over dien een rentenier.
En naast haar een burgerjuffrouw
Mei een Amsterdamseh accent.
't Was een ruwe paardenkooper,
Dio weer achter deze zat,
En gewoon was, zoo te Bpreken,
Of hij liooge ruzie had.
Aan zijn zijde een reizend handTaat
In zijn spreken razend vlug;
En daarnaast een rimplig besje
Bevend en gekromd van rug.
,,'t- Ts fameus!" zoo spreek* de dandy.
En daarbij wordt uiterst net
Met twee vingers en twee duimen
't Knevoltje in krul gezet
,,'t Is fameus vandaag, meneeren!
Etouffant is de atmospheer!
Met gaat waarlijk langouisseeren
Naar wat vocht mijn woord van eer
„Ja", zoo antwoordt hem de zeeman,
En zijn dasknoop zit al laag,
Maar hij trekt dien nog wat lager
Tot zoowat. de streek der maag;
„Erger nog as in Oostinje
Brandt do zon hier op je huid;
't Merg druipt weg uit al je knokkels;
'fc Pek loopt al de naden uit!"
„Ja, 't is warm", zoo zegt de man nu,
Die stil van zijn venten leeft,
En wiens hals een hooge heining
Wit en heldor, om zich heeft;
't Is zeer warm," vervolgt hij keurig,
Of 't zoo naar de drukpers moet;
„Anders is de zon zoo lieflijk,
Maar thans kwelt derzei ver gloed."
„Stel je voor!" zoo zegt de krijger,
Trekkend aan zijn kinnebaard;
Handling, waar een ernstig fronsen
Van het voorhoofd zich mee paart;
ten door te dringen in 'de kennis omtrent
God, hoe beter wij ons voorbereiden op
ons eeuwig geluk, dat juist zal beslaan
in de aanschouwing, dus de kennis van
God, voor Wien en door Wien wij in het
loven zijn geroepen. Daarom is het nuttig
die Godheid van alle kanten (menschelij
ker wijze gesproken) te beschouwen.
Wanneer we dan spreken over de wer
ken van heiligmaking, zouden we kunnen
zeggen, dat we God bespreken, gezien
langs den kant van den H. Geest.
Zonder de kans te loopen, verkeerd
verstaan te worden, kunnen we nu gaan
spreken over het werk der heiligmakiDg
van den H. Geest in ons, een werk van
voltooiing bij de volvoering van Gods
plan. Gr-
„Stel je vpprr, 'fc heb met zpon bette
Eens vijf uurreö gemarreheörfd;
'fc Was wat! Maar in mijn carriers
Üienfc bepaald ge&bedieerrd lA
ï,Nou maar," spreekt de paardenkooper
Op zijn ouden ruzietoon,
En zijn pet, heel schuin gestootep,
Dekt zijn hoofd niet, maar zijn koon;
„Nou maar, wat wou jullie pratenl
'k Leg hier de verklaring af,
Dat ik eens een dag beleefd heb,
Dat een perd geen schaduw gat."
*k Was op weg; ik wou wat sohuilen
Achter 't perd, maar ja toen scheen
't Is zoo waar als ik 'fc je zeg, hoor!
'fc Zonnelicht er dwars doorheen!"
,,'k Weet nog wel. "zegt nu het besje,
En het bruine bovenvlak
Van haar hand loopt langs haar neus
heen,
„Dat de mosschen van het dak
„Zoowaar morsdood kwamen vallen,
Doe ik nog een moiske was;
En het vee kreeg 's zeumers lcoekon
Want er ston geen spiertje gras."
„Ja, enfin!" zoo spreekt de handlaar
Tn een snellen woordenvloed;
^,Zie oen glaasje groc van bessen
Straks in 't Posthuis, dat doet goed."
„Tk ben altijd reizend, zié je?
Nu, enfin, dan kent men dat.
Groc of Beierseh dat. is heerlijk!
Van dat Beierseh, frisch van 't vat!"
„Och!" zucht nu de burgerjuffrouw,
„Liefo mins, 'k ben sou verhit;
'fc Mot wel sijn, sou *k haast geloufe
Da '1c sou an de sonsij sit.
Op uws plaassie is 't noch belter
Maar hier sweit 'n mins sich dout;
Tc Mot u seggc: van mijn hande
Loupt een plassie in mijn schout."
Van de hitte spraken allen;
Maar die ecno stijve nuf?
Wel, die zei daarbij maar telkens,
Met haar zakdoek zwaaiend: pf!
In meer dan cenen zin, maar ook doordat
besluit,
Gaat dit verheven dicht gelijlc een
nachtkaars uit.
S.
Woldaden stil en zacht gegeven
Zijn dooden, die in 't graf nog leven,
Zijn bloemen, die den storm doorstaan,
Zijn sterren, die nooit ondergaan.
Wees moedig, als de stormen woeden,
iviQé&r óófc moeVlig ten allen tijde,
Dan drukt des levens juk u zacht.
Die de aarde een dal van tranen heet
Vergist zich evenzeer.
Als die ze een paradijsveld noemt,
Ze is beide, keer om keer.
Gisteren is geheugenplaag
Morgen maakt do handen traag;
Daarom doet uw werk vandaag.
Wie verwijten den godsdienst, dat hij
bet menschdom verlaagt?
Dezelfden, die gaarno zouden bewijzen,
dat de mensch van een aap afstamt.
Wie beweren, dat alle godsdiensten even
goed zijn?
Zij, die heelemaal geen godsdienst heb
ben.
Wie beschuldigen de Kerk. dat zij de
vijandin der wetenschap is?
Dezelfden, die haar willen beletten de
onwetenden te onderdrukken.
Wie zeggen, dat er geen hel bestaat?
Zij, die bang zijn voor de hel en die door
hun gedrag de noodzakelijkheid der hel be
wijzen.
Wie beloven, dat zij do kwalen dei-
maatschappij zullen genezen?
Zij, die verdeeldheid, haat, afkeer cn on
tevredenheid onder de menschen versprei
den.
Wie beschuldigen de kloosters van over
matige rijkdommen?
Zij, die azen op do goederen die do
kloosters bezitten.
Wie een anders kwaad, maar niet zijn
eigen ziet,
Is voor een ander wijs, maar voor zich
zelvcn niet.
Helaas! de mensch met al zijn pracht
En is maar ijs van eenen nacht.
Tegen den dood en is geen schild,
Dus leef gelijk gij sterven wilt.
't Geweten doel de menschen buigen,
Het houdt de plaats van veel getuigen.
God is tot straffen wonder traag,
En toont zijn liefde ons alledaag.
Wie wél doet met een goed gemoed,
Die vindt ook wel, waar dat hij 't doet.
BRIEVEN VAN EEN n
STEDELANDER
Tegenwoordig kan men tenzij in 't
holletje van den nacht weer overal on
gehinderd met een kinderwagen loopen,
maar een dame vertelde mij, dat zij in
den distributie-tijd, toen zij op 'n avond
wat snel met haar kleine van nog geen
jaar naar huis reed, door een politie
agent staande werd gehouden, die nieuws
gierig was of zij misschien onder dat
vachtje nieteen half varken ver
voerde.
Ja, ja, zoo ging het toen in 1917'13
u ziet: ik haal weer wat herinneringen
op alles gerantsoeneerd werd. Wat
klaarblijkelijk zonder bon bekomen w^s
en nergens kon men voor zoo'n papior-
tje een half varken krijgen heette
contrabande en werd in beslag genomon.
Desniettemin en misschien wel juist daar
door werd er binnenslands veel gesmok
keld. In landbouwstreken was uiteraard
voldoende plantaardig voedsel, in voestre-
ken liepen ondanks ambtelijk toezicht
heel wat ongecontroleerde koeien en
varkens en dut gaf met de steden een lo-
vendigen ruilhandel, waarbij ongekende
prijzen werden besteed. En niet alleen
met levensmiddelen ging het zoo; allerlei
materialen werden schaarsch doordien de
oorlog zooveel verwoestte, zoodat de le
gers steeds nieuwe voorraden behoefden,
on ook doordien menigeen zorgvuldig ver
borgen hield wat hij in voorraad had,
wijl de prijzen bij sprongen opliepen en
iedere dag waditens dus meer winst be-
teokende. Menigeen werd toen handelaar
in van alles en nog wat, want men wist:
morgen raak ik dat goedje wel weer met
een zoet winstje kwijt.
Zoo ontstond het ras der O.-W.-ers, d.
w. z. oorlogs-winstmakers, die echter
thans weer zoo goed ais verdwenen zijn:
zoo gewonnen, zoo geronnen.
Van smokkelen gesproken, aan de gren
zen ging dat natuurlijk in 't groot. Zoo
talrijk waren de aanhoudingen, dat af
zonderlijke gevangenissen noodig waren
om de veroordeelde smokkelaars to ber
gen. Op de binnenplaats der voormaligo
Rijkswerkinrichting voor vrouwen te Lei
den kan men nog een aitbouwtje zien,
waarmede in de oorlogsjaren een dool dei-
zalen geschikt werd gemaakt om sniokke-
laarsters op te bergen. Daar waren meer
dere personen onder, die in normale tij
den nooit met de govangonis zouden heb
ben kennis gemaakt. Do gemakkelijk te
behalen winst verlokte echter, zooals nu
nog aan de Belgische grens met de lage
builenlandscho valuta.
De groote massa der Nederlanders zag
inlusschen geen kans om zich buitenkans
jes to verschaffen en was er dan ook ma
ger aan toe. Er waren Rijkscommissies
voor de kolen, voor het graan, voor het
pluimvee, voor de runderen, voor de var
kens, voor do olie, voor de kaas, voor don.
hel OOK mtn r>r\7 lorwiil
mankeerdo. Eu al die commissies werkten
met kaarten en bonnetjes, welke iedereen
noodig had om vet te kunnen bekomen.
Er was wol papiernood in Nederland,
zoodat *do kranten zich moesten bekrim
pen kom daar tegenwoordig eens om
maar die bergen bonnetjes moesten er
toch af, anders kon de overheid do zaak
niet in banden houden.
Een omslag dat 't allemaal gaf! De
huismoeders werden gewoon tureluursch
van de bonnetjes en de leveranciers niet
minder, want die moesten al die stukjos
papier weer opplakken en inleveren om
nieuwe waren te kunnen bekomeu. Wie
zieken bad, die extra melk, extra rijst of
iets anders behoefden had ook daarvoor
weer een extra papiertjo noodig, slechts
door doktercbeiniddeling te bekomon.
Bij de bonnetjes bohoordo echter ook
geld, terwijl do prijzen almaar opliepen,
wat tengevolge, had, dat menigeen toch
niet voldoende kon bekomen. Dit gaf onte
vredenheid, zoodat hier en daar in de
groote steden vooral -- „hongeroptochlen"
werden gehouden, waarbij de militairen
te pas kwamen om de orde te bewarou.
Te Leiden gingen vrouwen uit 't volk
gaarno manifesteeren voor het huis van
den burgemeester, alsof deze 't helpen
kon!
De bakkerswinkels leken dien tijd wol
in den rouw; 't was alles bruin brood wat
mon zag. En daar kou men dan per hoofd
nog maar een bepaalde hoeveolheid en
per dag van krijgen, voor menigeen be
paald te weinig, zoodat ook in de stedon
de gewoonte in zwang kwam, des avonds
nog eens pap of rijst te eten als er
bonnetjes voor geldig waren en do winke
lier nog griesiueel of rijst had! Ier
aanvulling van het menu. Koffie was hij-
zonder schaarsch en thee heelemaal niet
te hekomen tenzij stiekem tegen 8 a 10
gld. per pond! zoodat men van cacao-
doppen of van lindebloesems „thee" trok
en zich dan wijs maakte, dat 't nog zoo
kwaad niet was. Niemand meende dit
echter.
Dat do overheidszorg zich ver uitstrek
te kan -wol hieruit blijken, dat er ook
„regeeringslecr" werd verstrekt, wat voor
menigeen een uitkomst was, want de zo
len en achterlappen werden duur. Men
verzon allerloi hulpmiddelen höutbe-
slag b.v. om ze tegen slijtage te be
hoeden.
Te Leiden herinnert men zich nog wol
de van overheidswege te koop gestelde
„Amcrikaanschc schoenen", welke aan
veel critiek blootstonden, maar toch niet
kwaad waren voor 't geld, dat ze kostten
Ook werd af en toe in een der lokalen
van do Stadsgehoorzaal van gemeente
wege verkoopiug gehouden van katoen en
flanel, waarbij groote toeloop placht te
wezen, want 't waren buitenkansjes.
Hoewel deze overheidszorg door alle
weidenkenden op prijs werd gesteld,
heersehtc toch ook hier en daar waulrou-
wen tegen die officieele artikelen. Eon
welsprokond bewijs der onrechtmatigheid
van dat wantrouwen leverden te Leiden
de gomeentelijke wollen sokken. Men vond
ze te duur, de gomoente bleef er mee zit
ten. Wat te. doen? De geheele partij werd
van de hand gedaan aan een paar koop
lieden, die or mee op de markt gingen
staan. Zij vroegen er meer voor dan de
Stad, maar ziet: 't was nu geen over-
hoideartikel meer en zo gingen vlot van de
hand. Ongelooflijk, maar heuscb waar!
Wat ook verbazend in de hoogte ging:
do belastingen. Leening op leening moest
worden gesloten we werden aardig ge
woon nau getallen met 0 nullen om do
Staatsuitgaven te bestrijden en dat kostio
allemaal rente met aflossing. Wel kon dit
voor eon deel geput worden uit do oor-
logs winstbelas ling, welke de O.-W.-.-ra
hadden op te brengon, maar heel do nufio
ging er toch ook onder gebukt. Wo zijn
't nóg niet te boven.
Ter leniging der dreigende armoede in
volo gezinnen arbeidde met vrucht 't Kon.
Nationaal Steuncomité; ter bestrijding der
prijsopdrijving worden hier en daar
„Duurte-commissies" gesticht, welke een
even ondankbare als moeilijke taak had
den. Alvorens men do overheid kon advi-
seeren voor een of ander artikel nvlk
on brood b.v. een prijs vast to stollen,
waron heel wat onderzoekingen noodig en
tegen dat zoo'n prijszetting kwam, waren
de betrokkenen do overheid soms weer
voor, zoodat 't look, alsof de commissie
eigenlijk vruchteloos gearbeid had.
De gezinnen der talrijk onder do wape
nen zijnde miliciens en oudero militairen
werden geldelijk gesteund, wat noodzake
lijk was maar bel ook z'n schaduwzijde
bad, want menigeen werd er door verlokt
tot oen te vroog huwelijk om n.l. van die
ondersteuning ook to profiteeren. Bij do
demobilisatie zal deze of geno daar wel
eens spijt van gehad hebben, vooral toen
do langdurige werkloosheid intrad
Hoe 't zij, de vredo deed ten minste do
distributie met al haar narigheid verdwij
nen en niemand hoopt, zoo'n tijdperk nog
eens meo te maken \JO
EEN ROOVERHÜOFDMAN UIT
SWI-JOEAN.
Onder dit opschrift deelt het jongste
nummer van do Annalen van Scheut hot
olgcndo mede:
To Ch^u-la-oo-Boo-ho vorvangl pator
Frans van Dorpen thans pater Do C'lippele.
Hij zendt ons 't volgend sehrijvon:
t Is mij dit voorjaar reeds tweein." "1 ge
beurd, dat ik in afgelegen Ohristenhodon
dc missie aan 'fc geven was en 's nvnnds
laat oen koorior kreeg, die mij mol ton
kwam, dat or soldaten gedeserteerd waren
en waarschijnlijk weer roovor zouden sno-
len en ik 't best vlug weer zou keoren naar
u'9"- O—' J -" TV--. t,,,
mot. pator De C'lippele was gebeurd, spoor
den mij dan telkens aan mij niet nul tol s
aan 't gevaar bloot te stellen. Dieet en e-
volge sprong ik 's nachts to paard e i »od
naar mijn residentie terug. Telkens b
ik daar, dal 't nieuws overdreven wes: van
een tiental soldaten had men er n l
gemaakt. Doch dat toont genoeg/aam
hoe ongerust de menschen hier zijn. Dir
bestaat wel reden toe; luister nr»er. Do
beruchte Tui. de rooverhoofdinuo. 1-
ecr pater De C'lippele gevangen ho f- e-
nomen, is, zooals nr n weet, nu inv fl '>ij
het leger. Na zijuo inlijving bad 1 r'or
gekregen, naar 't Oosten op te trek! m
er te gaan vechten.; maar hii v i
oischte hier te mogen blijven en mot n
volk Tsjang-pao-ze, eon groot dorp in
streek, to bezetten. De overlieden waren
niet bij machte om hem tol geboorz.'. ril
heid te dwingen en stonden hem dan matfr
toe, wat hij gevraagd had. Zoodorn «i
die rooverbaas nu kapitein geworden «-in
de gendarmie. Ziin gendarmen v u "l'en
oud-roovers; dezelfde roovers. die verle
den jaar in October de residentie en k»rk
van pater Schilders geplunderd hebben.
Die mannen moeten nu bier do streek be
veiligen. Ziehier hoe kapitein 'r - i dat
doet: hij maakt, vr.n rijn kapilei v:bip
gebruik, om oude schulden te -ff--"
Immers, toen hij verleden jaar als 'n vul
gaire rnovcr aan 't moor''en en b - nlon
was, heeft, hij vele gijzelaars geven" u
nomen en tegen lesgeld vrij gel al cm. Nu,
voor velen was dat losgeld nog nic! v le
dig gestort.... en thans komt T 1 i-
lein der gendarmen, om liet aeldcrsiall ,f>
Eergisteren trok hij nog voorbii, on r -,
uurtje van liier. 'h Avonds kwam bh ■■•mi
bij de familie Tsjao, een rijke
familie, waar pater De Clipnelo v"
kwam, toon hii in Tai's handen viel. er.
waar hij door Tai weer naar toe ge»"
werd. Daar waren nu nogschulden.
Van 't geld, dat die Christenen hcl 'm
roooten geven om hunne dochter uit de
klauwen van die oumenschcn le verb s-
sen, was er slechts nog maar een gedeelte
afbetaaldEn nu kwam Tai, kapitein
der gendarmen, ee'.is zienGisteren
vertrok hij met het mooie rijtuig van do
familie Tsjao, met twee muilezels, me», een
honderdtal dollars, met nog allerhande
kleingoed, dat hem aanstond, een hij ücfc
nog een lijstje na, waarop tal van voor-
werpon stonden aangeduid o.m. unifor
men voor zijn nieuwe gendarmen die
de familie Tsjao zoo gauw mogelijk naar
het hoofdkwartier brengen moest, of an
ders zou hij zich wel verplicht gevoelen
om nogmaals zelf weer te komen. Be
grijpt men nu, waarom ons volk zoo onge
rust blijft.
Tn bovenstaande brief worden de roo
vers, pardon de gendarme, vermeld die
de kerk van pater Schilders geplunderd
hebben. Wij laten pater Schilders onmid-
delijk aan het- woord. Hij schreef uit
Terisou:
„Weer hebben de roovers huisgehouden