Derde Blad.
I ii i n iTrn
Zaterdag 24 Juli 1926
ARM ZONDER CHRISTUS.
Christus verdiende voor ons do genade;
,n de middelen, waardoor Hij ons cfie ge-
jade wil mededeelen want hij verdiende
dè genade nietvoor zichzelf, niaar voor
ns zijn vooral de H. Sacramenten.
Christus had kunnen volstaan met één
Sacrament voor alle genaden; maar Hij
toeft gewild, dat er verschillende Sacra
menten zouden zijn voor de verschillende
lovensomstandiglieden, waarin de mensch
komt, overeenkomstig ons natuurlijk le
en
Het was wel duidelijk de bedoeling, dat
mensch telkens weer vinden zou een
middel om zich zelf te heiligen. Declen
tiet alle Sacramenten do h e i 1 i g-maken-
genadc mee, of althans een vermcerde-
ig er van? Geven niet alle Sacramen-
i een bijzondere genade van bijstand om
bij liet begin, en tijdens, en bij het einde
nn het leven heilig te zijn?
In do Sacramenten is opgesloten het
goddelijke leven, dat overvloeit in onze zie
len, zoodra wij het Sacrament met onze
nel in aanraking brongen.
En zonder het goddelijke loven is de
miT-Sch niet de mensch, die hij, overeen
komstig Gods wil, wezen moet; zonder de
Sacramenten kan hij die mensch niet
ijn.
Die achting cn hoogschatting der H.
Sacramenten laat bij velen te wenscben
NT.
Zij maken van de Sacramenten slechts
bruik bij lijd en wijle, als het hpn eens
•oeddunkt, of liever op een dag, dat ze er
?ns iels voor voelen.
Natuurlijk: het Doopsel krijgen we al3
'inzelf bij onze geboorte, en evenzoo het
Vormsel in onze kinderjaren; het H. Olie-
»?l wordt niet geweigerd, als ernstige ziek-
Irons aantast; over het priesterschap zeg
niets, het is voor de uitverkorenen,
door God geroepen. Met deze vier Sacra-
menton is er geen moeilijkheid zoozeer.
Maar hoe weinig is bij velen het huwe
lijk ia tel als Heilig Sacrament? Van
waar anders die treurige voorbereiding
cedurendo de jaren van zoogenaamde ver
kering, welke voor menigeen tegenwoor
dig slechts een tijd van hartstochtelijkheid
op hartstochtelijkheid is gelijk bij den we-
reldling, die aan geen heiligheid denkt, en
dus ook geen heiligheid zoekt?
Bergen van zonden rijzen voor mijn
<S vr en in en met het huwelijk be
treven door hen, die zich noemen „kin-
leren van God, broeders en zusters van
Shrislus, en erfgenamen des hemels".
Is dat een overtuiging, die spreekt van
n heilig Sacrament des "huwelijks?
Xog twee i.ndere Sacramenten noemdo
ik niet. Het zijn de Biecht en do H. Com
munie.
Gelukkig nemen velen den tijd er van
tlken dag, zich te voeden met Christus'
lichaam en Bloed; velen komen om zich
fieor cn meer te wasschen in het bad
tan boetvaardigheid, het H. Biechlsacra-
lient; velen streven er aldus naar te le
ien door de genaden van Christus, en al
loc» heilig te zijn.
Maar er zijn er ook die altijd do flauwe
tolvlucht hebben: ik voel er niets voor om
dagelijks te commimiceeren, ik heb zoo'n
liekrl om te gaan biechten.
Misschien kan men het hun niet kwa-
ijk nemen, omdat zo niet heseffen de
froudwaarheid van het Christendom, dat
Je mensch geschapen is door God tot do
heiligheid, en dat hij dio heiligheid on
mogelijk in do gegeven omstandighe
den des levens kan bereiken, zonder het
Veelvuldig ontvangen dor Sacramenten van
Biecht en H. Communie.
Alen zoeke dezulken niet alleon hij do
jiH ontwikkelden bij hen is menigmaal
M geloof zoo groot en sterk maar
Ken zoeke ze, ik zou willen zeggen, meer
tol hen die zich scharen willen onder de
Zogenaamd intellectueelen, dio zijn gaan
,(1rHauwen in het geloof door een mini-
ntalo wetenschappelijke ontwikkeling, wei-
Je hun hoogmoedig genoeg .heeft gemaakt
je gaan denken, dat zo het feitelijk beter
"'•ten dan Kerk en priesters, dat ze hun
t!Sen weg wel kunnen gaan.
Er is -echter maar één weg, en dat is
weg tot de heiligheid, waartoe God on3
'feit geschapen, en dien weg kan men
gaan met eigen krachten, dien weg
•aai men slechts met Gods genade, die
'irkregen wordt door do Sacramenten.
God kan werken en heeft ook wel ge-
*C'M op buitengewone wijze bij sommige
«iciischen, zonder de Sacramenten, maar
r V* p0ds eigen verkiezing, en dat is
buitengewoons. Do gewone, ons allen
Dgewezep weg, is de weg der Sacramen-
fn- ais middelen om genaden en gunsten
lf verwerven.
kan hier niet gaan uilweiden over de
"chton van de dagelijksche H. Commu-
*fi is 'lior P'aats niet. maar het is
j 2.eker, dat durf ik wel zeggen
ni zy» die zichzelf er af maken om maar
*eelvuldig te communiceeren door hot
iün eV'*k roeI er n*e* voor"' menschen
«chf>Z°i °r ^Gp? geloofsovertuiging, men-
kN ,us' die niet met ernst streven naar
beid. t'00r g0steld: de lieilig-
'm^i Cr 200 velen? Helaas, ja, nog veel
Vert, cn wat zoo erg is: hun voorbeeld
ten Z0° s'eck* °P verschillende ande-
?n het is toch zoo dwaas.
u voor, da tge gekweld wordt door
NIEUWE TIJDSCHRIFTEN.
Do jongeren klagen steeds over het ver
starde intellectualisme onzer oudere tijd
schriften. Zij meenen, dat de oudere schrij
vers te veel de oudere vormen van traditie
cn historie navolgen, dat ze to veel essays
geven over het leven van vroeger en dit
te veel aan den verstandelijken kant bekij
ken.
Zij oordeelen, dat to weinig rekening
wordt gehouden met de levendo krachten
der werkelijkheid, dat men een conserva
tieve angst koestert voor nieuwe vormen
en nieuwe gedachten, die ondanks alles
toch komen. De ouderen zoo meenen zij,
gevoelen niet do hamerendo polsslag van
het moderne leven, niet den drang die door
de wereld gaat en die roept ons vernieu
wing en verfrissching, en niet om recon
structie in oude vormen.
De wereld is anders geworden na den
oorlog en do mensch is in zijn diepste
wezen door de ontreddering aangetast. Er
is een zoeken naar synthesis en de Katho
lieke kunstenaar en denker roepen het uit:
Slechts van uit een groot en wijd en diep
beleefd Katholicisme is een moderne re
constructie te verwachten.
De modernen vragen een nieuwe kunst,
waarin allereerst een ijzeren logica
heerscht. Aan allo ware kunst ligt logica
ten grondslag: maar vroeger beschouwde
men die logica als eerste uitvloeisel van
de intuitief-concipiëerende van den kun-
stenaarswil. Techniek was natuurlijk al-
lijd eisch en zelfs heeft die techniek zich
in tal van kunsten geraffineerd verfijnd.
Maar thans zoekt de kunstenaar bewust
de logische conceptie in eenvoud van vor
men, direct aansprekend, op den man af.
En dit beginsel sluit al van zelf alle ver
siering, alle ornamentiek uit die niet ab
soluut noodzakelijk en organisch uit do
conceptie voortvloeit. Mooie dingen, of lie
ver treffende, overrompelende dingen wil
men geven; niet iels dat opzettelijk in
ouderwetschen zin „mooi gemaakt" is.
Eenvoud en klaarheid en soma ter an
dere zijde een voor den gewonen leek
verbluffende en raadselachtige symboliek,
zoodat b.v. menige moderne schilderij of
gravure zonder een uitvoerigo beschrij
vende toelichting niet te begrijpen is.
Alen zoekt eenerzijds in simpelheid van
geest der vroegere middeleeuwen, de arge
loosheid van levensvisie, maar deze door-
huiverd van het moderne smartbewustzijn.
do gebrokenheid, de ellende waaraan de
wereld en zoo menige individueele men-
schenziel ton prooi is.
Altijd hebben de Katholieke dichters en
schrijvers den roep laten hooren om zich
onder schutso der Kerk van dio ellondo en
verbrokenheid te bevrijden. In „Do Katho
liek", do„Beiaard" en het gelukkig nog
krachtig levendo „Studiën" heeft men
voortdurend dien roep kunnen beluisteren.
Maar do modernen laten zo. ik zeg niet
op betere, maar op nieuwe wijze hooren
en het is zeker, dat er velen zijn die naar
den nieuwcren roep liever luisteren dan
naar do oude.
Onder den naam „Roeping" richtte in
1923 Dr. Moller, de hoofdredacteur, een
nieuw tijdschrift op, terwijl Dom Conslan-
tinus Bosschaerts, W. van Kalmlhout,
Pater M Molenaar, Karei van den Oever
en Jer. Wielders mederedacteuren werden.
De naam van het tijdschrift spreekt voor
zich zelf: een roeping om nieuwe kunst en
cultuuridealen to brengen op hel Room-
sche erf. Geroepen werden ook de jongo
Katholieke schrijvers, dichters, musici en
beeldende kunstenaars om zich rond de
redactie te scharen.
Geroepen worden, zonder dat dit mis
schien woordelijk uitgesproken werd,
vooral de Limburgers en Brabanders, de
kunstenaars beneden den Moerdijk, die lot
dusverre nooit als zelfstandige groep zich
hadden geuit in de Nederlandsche litterai
re cultuur om een eigen plaats in te ne
men ccn overgang te vormen tussphen het
Noordelijke nog al formalistische cn stijve
Holland en de mousseerende Vlamingen.
Zij achtten zich geroepen, aan te toonen,
hoe vóór alles de zuivere Katholiciteit her
vonden moet worden als levens- en schep-
pingsatmospheer, de Katholieke gedachte,
het dogma tot in de diepste diepte door
leefd
Met den geestdrift der onstuimige jeugd
wierpen zij zich op dit beginsel en kwa-
een hevige dorst, die uw tong verdrogen
doet. Ge wandelt langs een heldere bron,
waaruit het water springt mot volle stroo
men, en ge blijft er om heen wandelen zon
der te putten, en ge sterft van dorst bij de
waterbron.
Niet anders is het: go verdroogt van
dorst, gij mensch, die telkens in de zonde
valt door uwe hartstocht, door uwe gram
schap. door uwe ongehoorzaamheid aan de
kerkelijko voorschriften, door uwe erger
nis in woordon en kleeding, door uw ver
keerde gehechtheden. De bron der gena
den tegen alle kwaad, ontspringt naast u
in de H. Sacramenten, vooral in de H.
Communie, en ge loopt er om heen, en go
sterft in do zonde.
Gij dwaas, waarom drinkt gij niet?
Ik voel er niet voor, is uw antwoord.
Sterf dan, liet is uw eigen wil, maar
niet de wil van God; want deze wil, dat go
drinken zult en leven in genade.
„Indien iemand dorst heeft, dat hij lot
Mij kome, en drinke". (Joës 7 38)
Want, wie van het water drinkt, dat Ik
geef, zal nooit meer dorsten, en dit wa
ter, dat Ik hem zal geven, zal in hem een
springende bron worden welke hem eeuwig
zal doen leven." (Joës. 4 13).
Wat kan ous Katholieke leven rijk zijn
€n overvloedig van genaden vol, en wat is
het menigmaal arm zonder genaden en dus
zonder Cbrisfusl Gr.
men daardoor tot uitingen, die velen bizar
en bijna piofaneercnd klonken, terwijl an-
derszijils ook weer zachte en vrome stem
men ruischten als weleer van Ruusbroeck
in liet boscli van Groenendaal.
Vooral op het gebied der dichtkunst
hebben zij zich overgegeven aan een moed
willig verwerpen van alle oudo strophen-
en melrumvormon en plaats gegeven aan
stroomen van „vrije verzen." Soms moch
ten deze aandoen als een machtige golf
slag van emotie, een kreet van een gewond
dier, de jubel van een vogel die zich in de
gouden zonnelucht werpt, een sonoro hym
ne: maar soms ook weer zoo strompe
lend onbeholpen, zoo gewild overspan
nen, dat men zijn poëzie niet ernstig kon
nemen.
En toch moest dit verschijnsel komen en
was dit in wezen wat anders, dan wat de
Roomsche dichters sinds '80 geproduceerd
hadden: een poging om de nieuwe na-oor-
logsche geestesgesteldheid te uiten in on-
verblocmdo vormen, een nieuwe mentaliteit
een frissche kracht, een gepassioneerd
godsdienstig leven, dat zich soms bijua
primitief on daardoor overtuigend uitte,
maar dat ook wel eens geleek op over
spannen aanstellerij.
In de tweede plaats noemen wij „De Ge
meenschap", Maandschrift voor Katholie
ke Reconstructie, ouder redactie van Jan
Engelman, Hendrik Kuitenbrouwer, Wil
lem Maas, Lou Lichtveld en C. Vos, en
waarvan het eerste nummer met Januari
'25 verscheen.
- Men heeft van „De Gemeenschap" ge
zegd: 't is eigenijlk zuiver Communisme,
maar dan Katholiek georiënteerd en in
Katholieken zin uitgewerkt. Als het waar
is, dat aan reconstructie eerst onderwer
ping moet voorafgaan, dan zou het, wan
neer men do zaak wat optimistisch be
schouwt, iuderjlaad waar kunnen zijn, dat
dit „Roomsche Communismo" nog oen toe
komst heeft. Maar zooals men weet blijft
het in dergelijke gevallen ook wel eens bij
afbraak en verdwijnt wat hooggestemd be
gonnen wordt in een niets verklappende
stilte.
Wij willen ons aan geen profetieën wa
gen maar schrijven een deel af van het ar
tikel „De Stormbal" dat do tweedo jaar
gang inleidt.
„Tijdschriften dienen de driftige stroom
versnellingen te zijn vau het vlietende wa
ter des tijds.
Zij worden te vaak de breedo binnen
meren, waarop de cano van den avontu
rierenden schipper doelloos verdwaalt.
Wie het vaarplan opstelt behoeft het, des
noods, zelf niet ten uitvoer to leggen, mits
hij aan zijn woorden kracht bijzet door de
daden van vaardige kameraden. Aan ka
meraden heeft het Brom ontbroken, vaak
ook aan de kracht van liefde die het knap
pe steekspel van het intellectualisme, be-
halvo brillauto schittering, inuerlijken
gloed verleent, en in ieder geval aan liet
vermogen van zulk een liefde te juister tijd
voor anderen voelbaar te maken. Vooral
het gebrek aan artistieke vordering, aan
evolutio uit een dikwijls opmerkelijk
Duitsch romantisme evolutie die al ja
ren in den tijd lag wordt hierdoor ver
klaard. Aan den voet van zijn toren heb
ben veel hoopvolle belangstelonden gestaan
maar zij durfden niet te klimmen tot de
transen, zeker niet toen waanwijze klok
kenmakers naar boven strompelden om de
diapason vooral niet te doen stijgen, on de
psalmodieerendo plechtigheid van het lied
te verzekeren. Dit gaat dus over De Bei
aard. S.
Moller laat zijn sterko hart spreken en
zijn mentaal absolutisme, waarvoor geen
persoonlijk offer te groot was, wekte, voor
al in het Zuiden, talrijken uit een langen
slaap. Op het juiste moment heeft „Roe
ping" tal vafl stemmen laten spreken,
maar hier was de fout: aan den oenen
kant, dat een goede selectie ontbrak, het
onmisbaar aesthctisch discrimen, waar
door do oudo verwarring van ethiek en
aesthetiek zich in verhevigde mate deed
gelden en zelfs vijanden van het nieuwe
bewustzijn voor vrienden werden aange
zien, .aan den anderen kant, dat de pro
jectie van een beproefde, anti-individua
listische schoonheidsleer in do praktijk
niet breed genoeg werd uitgewerkt."
Zoo is do „Gemeenschap" nog moderner
dan „Roeping". De mannen van „Do Ge
meenschap" meer.cn verder, dat hun taak
een reuzentaak is bij «die van '80. „Er be
slaat bijna niets zeggen zij, dat wij cri-
tiekloos tegemoet treden." „Kennende den
ernst van onzen taal mogen wij een beroep
doen op do latente reserves, die in ons
volk, bijzonder in het Katholieke volksdeel
liggen verscholen.
Als er een jeugd is: nu zal ze aantreden."
S.
Zelfs de gierigaard is verkwistend met
raadgevingen.
Succes is do gewillige dienstbare van
een oprecht karakter.
De zwakke oogonblikken aan het hoofd
zijn vaak do allerschoonste uren van het
hart.
De beste wijze om de volmaaktheid na
te streven is de gewone dingen op een
volmaakte wijze te doen.
Gij vindt den waren rijkdom niet in wat
gij hebt doch in wat gij zijt.
Het zekerste teeken van wijsheid is de
goede zin van oen gelijkmatig humeur.
Het leven zonder offers is louter vege
tatie.
Tracht boven uwe smarten te staan, en
zij zijn reeds half genezen.
Spreken zonder denken, dat is op reis
gaan zonder de noodige toeb>ceidse!en to
hebben gemaakt.
H BRIEVEN VAN EEN n
STEDELANDER
Vijf en hvintig jaran Raadslid.
Wat zullen do boeren Mulder on Sijtsma
die welhaast een kwarteeuw ten Raad-
huize zetelen, in de Leidsche Vroedschap
al een veranderingen hebben aanschouwdl
Tot het tijdstip, dat zij hun intrede de-
don, bestond de Raad schier uitsluitend
uit professoren, notarissen, advocaten en
soortgelijke notabelen. Het oude kiesstel
sel, dat verband legde tnsschen belasting
biljet cn stembiljet census-kiosrccht
heette dat, geloof ik maakte, dat do
kiezersvereenigingen min of meer hot ka
rakter van onder onsjes hadden, waar
men niet voor oen candidatuur in aan
merking kwam of men moest tot de „eben-
biirtigen" gerekend worden. Het regenton-
tijdperk was lang voorbij, maar do oude
regontongeest hcerschto nog wel. zij 't in
steeds verminderende mate, Het thans
welbekende verschijnsel, dat soms perso
nen candidaat worden gesteld tegen, den
zin der leidende krachten in, was nog on
bekend, terwijl bevondien door het mecr-
derheidsstelscl de vrijzinnigheid do teu
gels in handen had. Oudere Leidcnaara
herinneren zich nog b.'st, welke groole
moeite het gestadig kostte, ook Christelijke
personen gekozen te krijgen; het „mon
sterverbond" moest daarbij te pas komen,
terwijl het evenzeer een struikelblok was,
dat onder de onzen lang niet ieder bereid
was, zich een candidatuur te laten welge
vallen. Zakemnenschen dachten er b.v.
heelcmaal niet aan, zoodat het o.a. in do
heeren Driessen en Timp, beiden zaliger
gedachtenis, indertijd hoogelijk werd ge
waardeerd, dat zij zich moedig beschik
baar stelden. Het latere geslacht heeft dit
wel eens vergeten.
't Ging in dien ouden lijd anders wel
gemoedelijk. Tegeuwoordig wordt het ge
heim der stemming angstvallig bewaard;
in een afgeschoten kamertje maakt men
z'n uitverkoren stipje zwart. Vroeger ech
ter vulde men thuis z'n biljet in; kon va
der of grootvader niet best met do pen
overweg, zoon of kleinzoon schreef er
naam of namen der candidaten wel op,
welke taak ook soms aan propagandisten
werd toevertrouwd, Waarom niet! Zorg
vuldig moest daarbü op voorletters en
spelling der familienamen worden gelet,
want één verkeerde letter maakte het bil
jet ongeldig. Gewapend met zijn aldus ge
reed gemaakt briefje het was natuur
lijk een officieel model, tevoren toegezon
den stapte de kioizer dan gemoedereerd
naar do stembus. liet tellen gebeurde den
volger.don dag pas; do bussen bloven ver
zegeld een nacht ten sladhuize slaan.
Ook de Raadszittingen waren gemoede
lijk. Avondziltingeu had men cr vroeger
slechts één per jaar: bij de begrooting,
welke door. dio buitengewone praestatie iu
één dag werd afgehandeld. Tegenwoordig
gebeurt dit heel wat grondiger...".
Burgemeester De Laat de Kantor moest
nog eens kunnen komen zion. Dit brave
gemeentehoofd vond, dat het 's middags
om 4 uur half 5 hoog tijd was om uit te
scheiden met vergaderen; wat nog niet ge
reed was vaak was men echter op dien
tijd al klaar bleef wachten op do vol
gende zitting. Alle leden waren dit met
don burgervader eens, want zij moesten
toch ook nog even naar de sociëteit kun
nen.
Booze tongen beweerden in dien tijd wel,
dat in die sociëteit de neuzen al geleld
werden, zoodat du uilslag der officieelo
Raadszittingen van te voren placht vast to
staan. Dit zal echter wel heel lang gele
den wezen!
Hoe 't zij, hij de langzame kentering der
tijden, welke bij do invoering der Evenre
dige Vertegenwoorc'iging ettelijke jaren ge
leden haar beslag kreeg, kwamen te mid
den der geijkte notabelen ook meer één
voudige personen de Raadszaal binnen. En
tot dezen behoorden do heeren Muldfr en
Sijtsma.
Eerstgenoemde heeft mü wel eens ge
zegd, den eersten tijd vreemd te bobben
opgezien. Als eenvoudig zakenman "zat hij
daar tnsschen allerlei „hoogo oomes"; hoe
moest dat gaan! Maar al waren die nota-
l)clen goed thuis in rllerlei wetenschap
pon, in de Raadszaal kwam het toch meer
aan op een juist inzicht in de gemeente
lijke belangen en dit bleek „houtkooper
Mulder" even goed to bezitten als profes
sor X, notaris Y of mr. Z. En zoo is hij
zich in dit gezelschap good thuis gaan ge
voelen, wat do kiezers nu al 25 jaar mot
hem eens zijn, terwijl zijn medeleden dit
onderschreven door hem tot wethouder lo
benoemen.
Den heer Sijtsma zal 't wel ongeveer zoo
gegaan zijn. Slechts heeft deze het niet tot
wethouder gebracht. Ja, zat daar nog de
oude Raad, welke onpartijdighcidshalvo
ook wel een rechtsch man in 't college van
B. en W. duldde, wie weet. maar de bord
jes zijn sindsdien verhangen. De oude li
beralen hebben iu splitsing hun kracht
gezocht en.... verloren, zoodat er nu
mede tengevolge der E. V. nog slechts
één linksche wethouder is. En komt er al
een tweedo bij, dan zal 't een roode wezen,
zoodat de heer Sijtsma eenvoudig Raads
lid blijft, tenzij.... Men kan nooit weten;
de politiek maakt soms rare sprongen.
Beide jubilarissen zijn typische figuren.
De grijze heer Mulder met zijn kort boordje
placht als Raadslid steeds rustig te luiste
ren; hij sprak weinig, maar als hij 't
woord voerde dan was dit op kalm-over-
tuigendo wijze, "waarbij zijn ervaring er toe
medewerkte, dat do Raad steeds aandach
tig naar hem luisterde. Hij bemiddelde
graag, behalve wanneer het om princi-
pieele dingen ging; dan stond hij pal, heel
die kwarteeuw door.
Als wethouder is hij gemoedelijk geble
ven. Felle woorden zijn hem vreemd; in
degeÜjko voorbereiding der zaken zoekt hij
zijn kracht en ondanks zijn hooge jaren
werd hij niet onlangs 70 ziet hij te-
'gen do omvangrijke portefeuille van Fa"«
bricage nog geenszins op. Ik sta lmiton
zijn kringen, maar geloof wel. dat hij on
der de zijnon nojf altijd een zeer gezieno
figuur is wat hij ook ruimschoots ver-,
dient.
De heer Sijtsma heeft in den Raad
steeds veel gesproken engcschrovon,
dit laatste echter in zijuo Qualitoit van
journalist. Hij ziet er nog steeds niet tegen
op hoewel het een heelo praestaiio is
omlcrdehand oen paar verslagen van do
zitting te maken. Wijl hij eon politieke te
genstander is, zal ik hier geen oordeel
uitspreken over hetgeen hij zegt. Uiteraard
ben ik 't zelden met hem eens, ondanks z'n
langjarige ervaring, wat wo te dezer ge
legenheid maar op rekening van ons ver
schil in inzicht zullon schuiven. In zijn
fractie hij vormt er eorx met mevrouw
van Itallic samen neemt hü een betpe-
kenendo plaats in en zijn kiezers zijn hem
steeds trouw gebleven.
Notaris Van Hamel is, geloof ik, nog
langer Raadslid. Bij officieelo gelegenhe
den als b.v. oen burgemoesterlijke
spoech moet worden beantwoord is hij
ten minste 's Raads woordvoerder, waaruit
valt af te leiden dat hij de nestoT ia. Ter
wijl do heeren Mulder en Sijtsma zich best
kunnen vereenigen met hot gaandeweg go-
wijzigdo aspect der Vroedschap, heb ik
zoo 't idee, dat de heer Van Hamel er
maar matig mee is ingeuomen. Hij kan
zoo meewarig het hoofd zitten schudden
als er stellingen worden verkondigd on
mccningon verdedigd, welko „In den goe
den ouden tijd" niet vernomen werden. Als
hij even vaak het woord voerde als hoofd-
schudde zouden 's Raads Handelingen nog
bedenkelijk uitvoeriger worden. Hij laat
het meestal bij zoo'n stilzwijgend protest,
misschien gelaten denkend„We moeten
het doormaken." Een enkele maal gaat hij
wel eens in tegen wut lig bedenkelijko
nieuwigheden acht, maar dan denkt me
nig modern Raadslid wedorkeerig: ,,dat
moeten we doormaken."
't ts wel goed, dut er op die wijze on
ook door de afwijkende opinies andcrer le
den nog altijd een veolvoudige „choc des
opinions" beslaat, waaruit iminors do
waarheid heet voort to spruiten. Dat dezo
waarheid sfeetu, in 't voordeel van beiden
moge wezen ls do hartgrondige wonsch
van AJO.
DE KROEGHOUDER VAN DE
000DEN.
(Franscho toestanden),
door Pierre l'E r m i t o
In 'l midden van do straat hobbelt do
begrafenisstoet: een arme wordt naar
't kerkhof gebracht.
Het is een dag als elke andere: drui
lerig weer; de leider van den stoet schijnt
gehaast to zijn; de dragers mopperen.
Achter de familie volgen hortend eu stoo-
tend de kameraden van de fabriek.
Bij den hoek van den Boulevard loopt
iemand do rij uit; hij heeft ecu rood ge
zicht; zijn „hoogo zijden" slaat achter
op zijn hoofd en zijn jas laat hij opeu-
waaien; dat is Lambert.
Lambert zoekt naar een bekend café,
dot zijn filiaal hoeft in elk stadsgedeelte.
Hij bezit een juisten blik cn behoeft niet
lang te zoeken.
Kijk daar. zeide hij. zich naar zijn
kameraden wendend, die 't lijk volgden,
daar moeten we zijn!
Een oude arbeider, (lie pas door do
fabriek was aangeworvcu, keert zich naar
een jongen leerjongen, geel als een ko
pen-u cent, met haren, glimmend van po-
ruade en over zijn slapen gekruld.
Wat heeft die kroeghouder daar
voor iels bijzonders?
Bijzonders? antwoordt de flauwerik,
men een gemaakte stem. Men ziet wel, dat
jo nog maar oon dorpeling bent. Dat is
't „Café van de Doodon"!
Het „Café van de Dooden"?
Zooals jo zegt. En 'l is geenszins in
't lioofd van een dommerik, dat 't idco
daarvan is opgekomen. Zie jo dio daar,
tegenover je?
Die daar zijn pijp schoonmaakt?
Ja juist. Welnu dat is J.amJ>ert, an
ders gezegd do see ret aria van ouzo ver-
cenigiug van Onderlinge Hulpverleening.
En wel zoo. Als een kameraad komt to
sterven, maakt hij alles in orde. op 't
stadhuis en in de kerk; dan gaat hij naar
't cdfé on zegt: Je weet, vadertje Colom-
bain, of Corstrau. of wel Canard, volgens
de wijk, morgen zul je een begrafenis heb
ben van dertig of veertig couverts. En ter
wijl do pastoor dan zijn „Oremus" en zijn
„Per oniniaV' prevelt en zijn „Vobis-
euni's" uitrafel!, gaan de mannen samen
Juin droge keel nat maken, wat veel inte
ressanter is. Ben je er nu, Ghcnu?
Clienu antwoordde niet.
Eenvoudige en rechtschapen ziel, pas
kort uit zijn dorp naar Parijs overgeko
men, en daardoor nog niet op de Jioclo
van al dio luaghartigo Parijsche gebrui
ken
Maar wat to doen. als hij eens alleen
was om de kerkplechtigheid hij to wo
nen?
In groote verlegenheid keerde hij zich
tot oen „dorpsgenoot", dien hij op tlo
fabriek had teruggevonden, maar waar
van hg zich op een afstand hield, omdat
hij had gemerkt, dat 't een dronkaard
was en iemand die een slecht leven leid
de. Jij gaat natuurlijk daarheen? vroeg
hij hem, naar de kerk wijzende.
Neen, geloof me ouwetje.'t is
beter om er niet heen te gaan.
Maar dat is een schandaal!
Schandaal of niet, wil jo dan dat
men jo morgen voor den gek houdt, dat
men overmorgen een hekel aan je krijgt,
en men jo Zaterdag noodzaakt om heen te
gaan?
Dat is me toch ook wat! Jullie fa
brieken.
Kijk eens! twee rijen voor ons loopt
Lebrun, een rooio, dat is de meester
knecht. Als hij van je veronderstelt, dal jo
kerkscli hont, dan ben je verloren, dau be
hoef je niets anders meer to doen dan jo
gereedschap bij elkander Ic pakken en do