Derde Blad. I ii i n iTrn Zaterdag 24 Juli 1926 ARM ZONDER CHRISTUS. Christus verdiende voor ons do genade; ,n de middelen, waardoor Hij ons cfie ge- jade wil mededeelen want hij verdiende dè genade nietvoor zichzelf, niaar voor ns zijn vooral de H. Sacramenten. Christus had kunnen volstaan met één Sacrament voor alle genaden; maar Hij toeft gewild, dat er verschillende Sacra menten zouden zijn voor de verschillende lovensomstandiglieden, waarin de mensch komt, overeenkomstig ons natuurlijk le en Het was wel duidelijk de bedoeling, dat mensch telkens weer vinden zou een middel om zich zelf te heiligen. Declen tiet alle Sacramenten do h e i 1 i g-maken- genadc mee, of althans een vermcerde- ig er van? Geven niet alle Sacramen- i een bijzondere genade van bijstand om bij liet begin, en tijdens, en bij het einde nn het leven heilig te zijn? In do Sacramenten is opgesloten het goddelijke leven, dat overvloeit in onze zie len, zoodra wij het Sacrament met onze nel in aanraking brongen. En zonder het goddelijke loven is de miT-Sch niet de mensch, die hij, overeen komstig Gods wil, wezen moet; zonder de Sacramenten kan hij die mensch niet ijn. Die achting cn hoogschatting der H. Sacramenten laat bij velen te wenscben NT. Zij maken van de Sacramenten slechts bruik bij lijd en wijle, als het hpn eens •oeddunkt, of liever op een dag, dat ze er ?ns iels voor voelen. Natuurlijk: het Doopsel krijgen we al3 'inzelf bij onze geboorte, en evenzoo het Vormsel in onze kinderjaren; het H. Olie- »?l wordt niet geweigerd, als ernstige ziek- Irons aantast; over het priesterschap zeg niets, het is voor de uitverkorenen, door God geroepen. Met deze vier Sacra- menton is er geen moeilijkheid zoozeer. Maar hoe weinig is bij velen het huwe lijk ia tel als Heilig Sacrament? Van waar anders die treurige voorbereiding cedurendo de jaren van zoogenaamde ver kering, welke voor menigeen tegenwoor dig slechts een tijd van hartstochtelijkheid op hartstochtelijkheid is gelijk bij den we- reldling, die aan geen heiligheid denkt, en dus ook geen heiligheid zoekt? Bergen van zonden rijzen voor mijn <S vr en in en met het huwelijk be treven door hen, die zich noemen „kin- leren van God, broeders en zusters van Shrislus, en erfgenamen des hemels". Is dat een overtuiging, die spreekt van n heilig Sacrament des "huwelijks? Xog twee i.ndere Sacramenten noemdo ik niet. Het zijn de Biecht en do H. Com munie. Gelukkig nemen velen den tijd er van tlken dag, zich te voeden met Christus' lichaam en Bloed; velen komen om zich fieor cn meer te wasschen in het bad tan boetvaardigheid, het H. Biechlsacra- lient; velen streven er aldus naar te le ien door de genaden van Christus, en al loc» heilig te zijn. Maar er zijn er ook die altijd do flauwe tolvlucht hebben: ik voel er niets voor om dagelijks te commimiceeren, ik heb zoo'n liekrl om te gaan biechten. Misschien kan men het hun niet kwa- ijk nemen, omdat zo niet heseffen de froudwaarheid van het Christendom, dat Je mensch geschapen is door God tot do heiligheid, en dat hij dio heiligheid on mogelijk in do gegeven omstandighe den des levens kan bereiken, zonder het Veelvuldig ontvangen dor Sacramenten van Biecht en H. Communie. Alen zoeke dezulken niet alleon hij do jiH ontwikkelden bij hen is menigmaal M geloof zoo groot en sterk maar Ken zoeke ze, ik zou willen zeggen, meer tol hen die zich scharen willen onder de Zogenaamd intellectueelen, dio zijn gaan ,(1rHauwen in het geloof door een mini- ntalo wetenschappelijke ontwikkeling, wei- Je hun hoogmoedig genoeg .heeft gemaakt je gaan denken, dat zo het feitelijk beter "'•ten dan Kerk en priesters, dat ze hun t!Sen weg wel kunnen gaan. Er is -echter maar één weg, en dat is weg tot de heiligheid, waartoe God on3 'feit geschapen, en dien weg kan men gaan met eigen krachten, dien weg •aai men slechts met Gods genade, die 'irkregen wordt door do Sacramenten. God kan werken en heeft ook wel ge- *C'M op buitengewone wijze bij sommige «iciischen, zonder de Sacramenten, maar r V* p0ds eigen verkiezing, en dat is buitengewoons. Do gewone, ons allen Dgewezep weg, is de weg der Sacramen- fn- ais middelen om genaden en gunsten lf verwerven. kan hier niet gaan uilweiden over de "chton van de dagelijksche H. Commu- *fi is 'lior P'aats niet. maar het is j 2.eker, dat durf ik wel zeggen ni zy» die zichzelf er af maken om maar *eelvuldig te communiceeren door hot iün eV'*k roeI er n*e* voor"' menschen «chf>Z°i °r ^Gp? geloofsovertuiging, men- kN ,us' die niet met ernst streven naar beid. t'00r g0steld: de lieilig- 'm^i Cr 200 velen? Helaas, ja, nog veel Vert, cn wat zoo erg is: hun voorbeeld ten Z0° s'eck* °P verschillende ande- ?n het is toch zoo dwaas. u voor, da tge gekweld wordt door NIEUWE TIJDSCHRIFTEN. Do jongeren klagen steeds over het ver starde intellectualisme onzer oudere tijd schriften. Zij meenen, dat de oudere schrij vers te veel de oudere vormen van traditie cn historie navolgen, dat ze to veel essays geven over het leven van vroeger en dit te veel aan den verstandelijken kant bekij ken. Zij oordeelen, dat to weinig rekening wordt gehouden met de levendo krachten der werkelijkheid, dat men een conserva tieve angst koestert voor nieuwe vormen en nieuwe gedachten, die ondanks alles toch komen. De ouderen zoo meenen zij, gevoelen niet do hamerendo polsslag van het moderne leven, niet den drang die door de wereld gaat en die roept ons vernieu wing en verfrissching, en niet om recon structie in oude vormen. De wereld is anders geworden na den oorlog en do mensch is in zijn diepste wezen door de ontreddering aangetast. Er is een zoeken naar synthesis en de Katho lieke kunstenaar en denker roepen het uit: Slechts van uit een groot en wijd en diep beleefd Katholicisme is een moderne re constructie te verwachten. De modernen vragen een nieuwe kunst, waarin allereerst een ijzeren logica heerscht. Aan allo ware kunst ligt logica ten grondslag: maar vroeger beschouwde men die logica als eerste uitvloeisel van de intuitief-concipiëerende van den kun- stenaarswil. Techniek was natuurlijk al- lijd eisch en zelfs heeft die techniek zich in tal van kunsten geraffineerd verfijnd. Maar thans zoekt de kunstenaar bewust de logische conceptie in eenvoud van vor men, direct aansprekend, op den man af. En dit beginsel sluit al van zelf alle ver siering, alle ornamentiek uit die niet ab soluut noodzakelijk en organisch uit do conceptie voortvloeit. Mooie dingen, of lie ver treffende, overrompelende dingen wil men geven; niet iels dat opzettelijk in ouderwetschen zin „mooi gemaakt" is. Eenvoud en klaarheid en soma ter an dere zijde een voor den gewonen leek verbluffende en raadselachtige symboliek, zoodat b.v. menige moderne schilderij of gravure zonder een uitvoerigo beschrij vende toelichting niet te begrijpen is. Alen zoekt eenerzijds in simpelheid van geest der vroegere middeleeuwen, de arge loosheid van levensvisie, maar deze door- huiverd van het moderne smartbewustzijn. do gebrokenheid, de ellende waaraan de wereld en zoo menige individueele men- schenziel ton prooi is. Altijd hebben de Katholieke dichters en schrijvers den roep laten hooren om zich onder schutso der Kerk van dio ellondo en verbrokenheid te bevrijden. In „Do Katho liek", do„Beiaard" en het gelukkig nog krachtig levendo „Studiën" heeft men voortdurend dien roep kunnen beluisteren. Maar do modernen laten zo. ik zeg niet op betere, maar op nieuwe wijze hooren en het is zeker, dat er velen zijn die naar den nieuwcren roep liever luisteren dan naar do oude. Onder den naam „Roeping" richtte in 1923 Dr. Moller, de hoofdredacteur, een nieuw tijdschrift op, terwijl Dom Conslan- tinus Bosschaerts, W. van Kalmlhout, Pater M Molenaar, Karei van den Oever en Jer. Wielders mederedacteuren werden. De naam van het tijdschrift spreekt voor zich zelf: een roeping om nieuwe kunst en cultuuridealen to brengen op hel Room- sche erf. Geroepen werden ook de jongo Katholieke schrijvers, dichters, musici en beeldende kunstenaars om zich rond de redactie te scharen. Geroepen worden, zonder dat dit mis schien woordelijk uitgesproken werd, vooral de Limburgers en Brabanders, de kunstenaars beneden den Moerdijk, die lot dusverre nooit als zelfstandige groep zich hadden geuit in de Nederlandsche litterai re cultuur om een eigen plaats in te ne men ccn overgang te vormen tussphen het Noordelijke nog al formalistische cn stijve Holland en de mousseerende Vlamingen. Zij achtten zich geroepen, aan te toonen, hoe vóór alles de zuivere Katholiciteit her vonden moet worden als levens- en schep- pingsatmospheer, de Katholieke gedachte, het dogma tot in de diepste diepte door leefd Met den geestdrift der onstuimige jeugd wierpen zij zich op dit beginsel en kwa- een hevige dorst, die uw tong verdrogen doet. Ge wandelt langs een heldere bron, waaruit het water springt mot volle stroo men, en ge blijft er om heen wandelen zon der te putten, en ge sterft van dorst bij de waterbron. Niet anders is het: go verdroogt van dorst, gij mensch, die telkens in de zonde valt door uwe hartstocht, door uwe gram schap. door uwe ongehoorzaamheid aan de kerkelijko voorschriften, door uwe erger nis in woordon en kleeding, door uw ver keerde gehechtheden. De bron der gena den tegen alle kwaad, ontspringt naast u in de H. Sacramenten, vooral in de H. Communie, en ge loopt er om heen, en go sterft in do zonde. Gij dwaas, waarom drinkt gij niet? Ik voel er niet voor, is uw antwoord. Sterf dan, liet is uw eigen wil, maar niet de wil van God; want deze wil, dat go drinken zult en leven in genade. „Indien iemand dorst heeft, dat hij lot Mij kome, en drinke". (Joës 7 38) Want, wie van het water drinkt, dat Ik geef, zal nooit meer dorsten, en dit wa ter, dat Ik hem zal geven, zal in hem een springende bron worden welke hem eeuwig zal doen leven." (Joës. 4 13). Wat kan ous Katholieke leven rijk zijn €n overvloedig van genaden vol, en wat is het menigmaal arm zonder genaden en dus zonder Cbrisfusl Gr. men daardoor tot uitingen, die velen bizar en bijna piofaneercnd klonken, terwijl an- derszijils ook weer zachte en vrome stem men ruischten als weleer van Ruusbroeck in liet boscli van Groenendaal. Vooral op het gebied der dichtkunst hebben zij zich overgegeven aan een moed willig verwerpen van alle oudo strophen- en melrumvormon en plaats gegeven aan stroomen van „vrije verzen." Soms moch ten deze aandoen als een machtige golf slag van emotie, een kreet van een gewond dier, de jubel van een vogel die zich in de gouden zonnelucht werpt, een sonoro hym ne: maar soms ook weer zoo strompe lend onbeholpen, zoo gewild overspan nen, dat men zijn poëzie niet ernstig kon nemen. En toch moest dit verschijnsel komen en was dit in wezen wat anders, dan wat de Roomsche dichters sinds '80 geproduceerd hadden: een poging om de nieuwe na-oor- logsche geestesgesteldheid te uiten in on- verblocmdo vormen, een nieuwe mentaliteit een frissche kracht, een gepassioneerd godsdienstig leven, dat zich soms bijua primitief on daardoor overtuigend uitte, maar dat ook wel eens geleek op over spannen aanstellerij. In de tweede plaats noemen wij „De Ge meenschap", Maandschrift voor Katholie ke Reconstructie, ouder redactie van Jan Engelman, Hendrik Kuitenbrouwer, Wil lem Maas, Lou Lichtveld en C. Vos, en waarvan het eerste nummer met Januari '25 verscheen. - Men heeft van „De Gemeenschap" ge zegd: 't is eigenijlk zuiver Communisme, maar dan Katholiek georiënteerd en in Katholieken zin uitgewerkt. Als het waar is, dat aan reconstructie eerst onderwer ping moet voorafgaan, dan zou het, wan neer men do zaak wat optimistisch be schouwt, iuderjlaad waar kunnen zijn, dat dit „Roomsche Communismo" nog oen toe komst heeft. Maar zooals men weet blijft het in dergelijke gevallen ook wel eens bij afbraak en verdwijnt wat hooggestemd be gonnen wordt in een niets verklappende stilte. Wij willen ons aan geen profetieën wa gen maar schrijven een deel af van het ar tikel „De Stormbal" dat do tweedo jaar gang inleidt. „Tijdschriften dienen de driftige stroom versnellingen te zijn vau het vlietende wa ter des tijds. Zij worden te vaak de breedo binnen meren, waarop de cano van den avontu rierenden schipper doelloos verdwaalt. Wie het vaarplan opstelt behoeft het, des noods, zelf niet ten uitvoer to leggen, mits hij aan zijn woorden kracht bijzet door de daden van vaardige kameraden. Aan ka meraden heeft het Brom ontbroken, vaak ook aan de kracht van liefde die het knap pe steekspel van het intellectualisme, be- halvo brillauto schittering, inuerlijken gloed verleent, en in ieder geval aan liet vermogen van zulk een liefde te juister tijd voor anderen voelbaar te maken. Vooral het gebrek aan artistieke vordering, aan evolutio uit een dikwijls opmerkelijk Duitsch romantisme evolutie die al ja ren in den tijd lag wordt hierdoor ver klaard. Aan den voet van zijn toren heb ben veel hoopvolle belangstelonden gestaan maar zij durfden niet te klimmen tot de transen, zeker niet toen waanwijze klok kenmakers naar boven strompelden om de diapason vooral niet te doen stijgen, on de psalmodieerendo plechtigheid van het lied te verzekeren. Dit gaat dus over De Bei aard. S. Moller laat zijn sterko hart spreken en zijn mentaal absolutisme, waarvoor geen persoonlijk offer te groot was, wekte, voor al in het Zuiden, talrijken uit een langen slaap. Op het juiste moment heeft „Roe ping" tal vafl stemmen laten spreken, maar hier was de fout: aan den oenen kant, dat een goede selectie ontbrak, het onmisbaar aesthctisch discrimen, waar door do oudo verwarring van ethiek en aesthetiek zich in verhevigde mate deed gelden en zelfs vijanden van het nieuwe bewustzijn voor vrienden werden aange zien, .aan den anderen kant, dat de pro jectie van een beproefde, anti-individua listische schoonheidsleer in do praktijk niet breed genoeg werd uitgewerkt." Zoo is do „Gemeenschap" nog moderner dan „Roeping". De mannen van „Do Ge meenschap" meer.cn verder, dat hun taak een reuzentaak is bij «die van '80. „Er be slaat bijna niets zeggen zij, dat wij cri- tiekloos tegemoet treden." „Kennende den ernst van onzen taal mogen wij een beroep doen op do latente reserves, die in ons volk, bijzonder in het Katholieke volksdeel liggen verscholen. Als er een jeugd is: nu zal ze aantreden." S. Zelfs de gierigaard is verkwistend met raadgevingen. Succes is do gewillige dienstbare van een oprecht karakter. De zwakke oogonblikken aan het hoofd zijn vaak do allerschoonste uren van het hart. De beste wijze om de volmaaktheid na te streven is de gewone dingen op een volmaakte wijze te doen. Gij vindt den waren rijkdom niet in wat gij hebt doch in wat gij zijt. Het zekerste teeken van wijsheid is de goede zin van oen gelijkmatig humeur. Het leven zonder offers is louter vege tatie. Tracht boven uwe smarten te staan, en zij zijn reeds half genezen. Spreken zonder denken, dat is op reis gaan zonder de noodige toeb>ceidse!en to hebben gemaakt. H BRIEVEN VAN EEN n STEDELANDER Vijf en hvintig jaran Raadslid. Wat zullen do boeren Mulder on Sijtsma die welhaast een kwarteeuw ten Raad- huize zetelen, in de Leidsche Vroedschap al een veranderingen hebben aanschouwdl Tot het tijdstip, dat zij hun intrede de- don, bestond de Raad schier uitsluitend uit professoren, notarissen, advocaten en soortgelijke notabelen. Het oude kiesstel sel, dat verband legde tnsschen belasting biljet cn stembiljet census-kiosrccht heette dat, geloof ik maakte, dat do kiezersvereenigingen min of meer hot ka rakter van onder onsjes hadden, waar men niet voor oen candidatuur in aan merking kwam of men moest tot de „eben- biirtigen" gerekend worden. Het regenton- tijdperk was lang voorbij, maar do oude regontongeest hcerschto nog wel. zij 't in steeds verminderende mate, Het thans welbekende verschijnsel, dat soms perso nen candidaat worden gesteld tegen, den zin der leidende krachten in, was nog on bekend, terwijl bevondien door het mecr- derheidsstelscl de vrijzinnigheid do teu gels in handen had. Oudere Leidcnaara herinneren zich nog b.'st, welke groole moeite het gestadig kostte, ook Christelijke personen gekozen te krijgen; het „mon sterverbond" moest daarbij te pas komen, terwijl het evenzeer een struikelblok was, dat onder de onzen lang niet ieder bereid was, zich een candidatuur te laten welge vallen. Zakemnenschen dachten er b.v. heelcmaal niet aan, zoodat het o.a. in do heeren Driessen en Timp, beiden zaliger gedachtenis, indertijd hoogelijk werd ge waardeerd, dat zij zich moedig beschik baar stelden. Het latere geslacht heeft dit wel eens vergeten. 't Ging in dien ouden lijd anders wel gemoedelijk. Tegeuwoordig wordt het ge heim der stemming angstvallig bewaard; in een afgeschoten kamertje maakt men z'n uitverkoren stipje zwart. Vroeger ech ter vulde men thuis z'n biljet in; kon va der of grootvader niet best met do pen overweg, zoon of kleinzoon schreef er naam of namen der candidaten wel op, welke taak ook soms aan propagandisten werd toevertrouwd, Waarom niet! Zorg vuldig moest daarbü op voorletters en spelling der familienamen worden gelet, want één verkeerde letter maakte het bil jet ongeldig. Gewapend met zijn aldus ge reed gemaakt briefje het was natuur lijk een officieel model, tevoren toegezon den stapte de kioizer dan gemoedereerd naar do stembus. liet tellen gebeurde den volger.don dag pas; do bussen bloven ver zegeld een nacht ten sladhuize slaan. Ook de Raadszittingen waren gemoede lijk. Avondziltingeu had men cr vroeger slechts één per jaar: bij de begrooting, welke door. dio buitengewone praestatie iu één dag werd afgehandeld. Tegenwoordig gebeurt dit heel wat grondiger...". Burgemeester De Laat de Kantor moest nog eens kunnen komen zion. Dit brave gemeentehoofd vond, dat het 's middags om 4 uur half 5 hoog tijd was om uit te scheiden met vergaderen; wat nog niet ge reed was vaak was men echter op dien tijd al klaar bleef wachten op do vol gende zitting. Alle leden waren dit met don burgervader eens, want zij moesten toch ook nog even naar de sociëteit kun nen. Booze tongen beweerden in dien tijd wel, dat in die sociëteit de neuzen al geleld werden, zoodat du uilslag der officieelo Raadszittingen van te voren placht vast to staan. Dit zal echter wel heel lang gele den wezen! Hoe 't zij, hij de langzame kentering der tijden, welke bij do invoering der Evenre dige Vertegenwoorc'iging ettelijke jaren ge leden haar beslag kreeg, kwamen te mid den der geijkte notabelen ook meer één voudige personen de Raadszaal binnen. En tot dezen behoorden do heeren Muldfr en Sijtsma. Eerstgenoemde heeft mü wel eens ge zegd, den eersten tijd vreemd te bobben opgezien. Als eenvoudig zakenman "zat hij daar tnsschen allerlei „hoogo oomes"; hoe moest dat gaan! Maar al waren die nota- l)clen goed thuis in rllerlei wetenschap pon, in de Raadszaal kwam het toch meer aan op een juist inzicht in de gemeente lijke belangen en dit bleek „houtkooper Mulder" even goed to bezitten als profes sor X, notaris Y of mr. Z. En zoo is hij zich in dit gezelschap good thuis gaan ge voelen, wat do kiezers nu al 25 jaar mot hem eens zijn, terwijl zijn medeleden dit onderschreven door hem tot wethouder lo benoemen. Den heer Sijtsma zal 't wel ongeveer zoo gegaan zijn. Slechts heeft deze het niet tot wethouder gebracht. Ja, zat daar nog de oude Raad, welke onpartijdighcidshalvo ook wel een rechtsch man in 't college van B. en W. duldde, wie weet. maar de bord jes zijn sindsdien verhangen. De oude li beralen hebben iu splitsing hun kracht gezocht en.... verloren, zoodat er nu mede tengevolge der E. V. nog slechts één linksche wethouder is. En komt er al een tweedo bij, dan zal 't een roode wezen, zoodat de heer Sijtsma eenvoudig Raads lid blijft, tenzij.... Men kan nooit weten; de politiek maakt soms rare sprongen. Beide jubilarissen zijn typische figuren. De grijze heer Mulder met zijn kort boordje placht als Raadslid steeds rustig te luiste ren; hij sprak weinig, maar als hij 't woord voerde dan was dit op kalm-over- tuigendo wijze, "waarbij zijn ervaring er toe medewerkte, dat do Raad steeds aandach tig naar hem luisterde. Hij bemiddelde graag, behalve wanneer het om princi- pieele dingen ging; dan stond hij pal, heel die kwarteeuw door. Als wethouder is hij gemoedelijk geble ven. Felle woorden zijn hem vreemd; in degeÜjko voorbereiding der zaken zoekt hij zijn kracht en ondanks zijn hooge jaren werd hij niet onlangs 70 ziet hij te- 'gen do omvangrijke portefeuille van Fa"« bricage nog geenszins op. Ik sta lmiton zijn kringen, maar geloof wel. dat hij on der de zijnon nojf altijd een zeer gezieno figuur is wat hij ook ruimschoots ver-, dient. De heer Sijtsma heeft in den Raad steeds veel gesproken engcschrovon, dit laatste echter in zijuo Qualitoit van journalist. Hij ziet er nog steeds niet tegen op hoewel het een heelo praestaiio is omlcrdehand oen paar verslagen van do zitting te maken. Wijl hij eon politieke te genstander is, zal ik hier geen oordeel uitspreken over hetgeen hij zegt. Uiteraard ben ik 't zelden met hem eens, ondanks z'n langjarige ervaring, wat wo te dezer ge legenheid maar op rekening van ons ver schil in inzicht zullon schuiven. In zijn fractie hij vormt er eorx met mevrouw van Itallic samen neemt hü een betpe- kenendo plaats in en zijn kiezers zijn hem steeds trouw gebleven. Notaris Van Hamel is, geloof ik, nog langer Raadslid. Bij officieelo gelegenhe den als b.v. oen burgemoesterlijke spoech moet worden beantwoord is hij ten minste 's Raads woordvoerder, waaruit valt af te leiden dat hij de nestoT ia. Ter wijl do heeren Mulder en Sijtsma zich best kunnen vereenigen met hot gaandeweg go- wijzigdo aspect der Vroedschap, heb ik zoo 't idee, dat de heer Van Hamel er maar matig mee is ingeuomen. Hij kan zoo meewarig het hoofd zitten schudden als er stellingen worden verkondigd on mccningon verdedigd, welko „In den goe den ouden tijd" niet vernomen werden. Als hij even vaak het woord voerde als hoofd- schudde zouden 's Raads Handelingen nog bedenkelijk uitvoeriger worden. Hij laat het meestal bij zoo'n stilzwijgend protest, misschien gelaten denkend„We moeten het doormaken." Een enkele maal gaat hij wel eens in tegen wut lig bedenkelijko nieuwigheden acht, maar dan denkt me nig modern Raadslid wedorkeerig: ,,dat moeten we doormaken." 't ts wel goed, dut er op die wijze on ook door de afwijkende opinies andcrer le den nog altijd een veolvoudige „choc des opinions" beslaat, waaruit iminors do waarheid heet voort to spruiten. Dat dezo waarheid sfeetu, in 't voordeel van beiden moge wezen ls do hartgrondige wonsch van AJO. DE KROEGHOUDER VAN DE 000DEN. (Franscho toestanden), door Pierre l'E r m i t o In 'l midden van do straat hobbelt do begrafenisstoet: een arme wordt naar 't kerkhof gebracht. Het is een dag als elke andere: drui lerig weer; de leider van den stoet schijnt gehaast to zijn; de dragers mopperen. Achter de familie volgen hortend eu stoo- tend de kameraden van de fabriek. Bij den hoek van den Boulevard loopt iemand do rij uit; hij heeft ecu rood ge zicht; zijn „hoogo zijden" slaat achter op zijn hoofd en zijn jas laat hij opeu- waaien; dat is Lambert. Lambert zoekt naar een bekend café, dot zijn filiaal hoeft in elk stadsgedeelte. Hij bezit een juisten blik cn behoeft niet lang te zoeken. Kijk daar. zeide hij. zich naar zijn kameraden wendend, die 't lijk volgden, daar moeten we zijn! Een oude arbeider, (lie pas door do fabriek was aangeworvcu, keert zich naar een jongen leerjongen, geel als een ko pen-u cent, met haren, glimmend van po- ruade en over zijn slapen gekruld. Wat heeft die kroeghouder daar voor iels bijzonders? Bijzonders? antwoordt de flauwerik, men een gemaakte stem. Men ziet wel, dat jo nog maar oon dorpeling bent. Dat is 't „Café van de Doodon"! Het „Café van de Dooden"? Zooals jo zegt. En 'l is geenszins in 't lioofd van een dommerik, dat 't idco daarvan is opgekomen. Zie jo dio daar, tegenover je? Die daar zijn pijp schoonmaakt? Ja juist. Welnu dat is J.amJ>ert, an ders gezegd do see ret aria van ouzo ver- cenigiug van Onderlinge Hulpverleening. En wel zoo. Als een kameraad komt to sterven, maakt hij alles in orde. op 't stadhuis en in de kerk; dan gaat hij naar 't cdfé on zegt: Je weet, vadertje Colom- bain, of Corstrau. of wel Canard, volgens de wijk, morgen zul je een begrafenis heb ben van dertig of veertig couverts. En ter wijl do pastoor dan zijn „Oremus" en zijn „Per oniniaV' prevelt en zijn „Vobis- euni's" uitrafel!, gaan de mannen samen Juin droge keel nat maken, wat veel inte ressanter is. Ben je er nu, Ghcnu? Clienu antwoordde niet. Eenvoudige en rechtschapen ziel, pas kort uit zijn dorp naar Parijs overgeko men, en daardoor nog niet op de Jioclo van al dio luaghartigo Parijsche gebrui ken Maar wat to doen. als hij eens alleen was om de kerkplechtigheid hij to wo nen? In groote verlegenheid keerde hij zich tot oen „dorpsgenoot", dien hij op tlo fabriek had teruggevonden, maar waar van hg zich op een afstand hield, omdat hij had gemerkt, dat 't een dronkaard was en iemand die een slecht leven leid de. Jij gaat natuurlijk daarheen? vroeg hij hem, naar de kerk wijzende. Neen, geloof me ouwetje.'t is beter om er niet heen te gaan. Maar dat is een schandaal! Schandaal of niet, wil jo dan dat men jo morgen voor den gek houdt, dat men overmorgen een hekel aan je krijgt, en men jo Zaterdag noodzaakt om heen te gaan? Dat is me toch ook wat! Jullie fa brieken. Kijk eens! twee rijen voor ons loopt Lebrun, een rooio, dat is de meester knecht. Als hij van je veronderstelt, dal jo kerkscli hont, dan ben je verloren, dau be hoef je niets anders meer to doen dan jo gereedschap bij elkander Ic pakken en do

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9